SalvationInGod

Posts tonen met het label Kruis. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Kruis. Alle posts tonen

zaterdag 24 juni 2023

Het kruiswerk van Christus (7) Overwinning

De rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer

De vorige keer hebben we gezien dat Christus, door te sterven aan het kruis, de losprijs heeft betaald voor de verlossing van zondaren. Door Zijn kruiswerk zijn zij bevrijd van de veroordeling door de Wet; de schuld op de zonde is weggenomen. Maar dat is niet alles. Door te sterven heeft Christus de macht van de zonde weggenomen. De gelovige is in Christus bevrijd van een vruchteloos leven, dat werd gekenmerkt door ongerechtigheid.

De realiteit van het koninkrijk der duisternis
Wanneer Reymond het aspect van de verlossing heeft behandeld (het schenken van bevrijding door het betalen van een losprijs) legt hij de verbinding met een ander, cruciaal aspect van het kruiswerk van Christus. Wanneer we op Bijbelse gronden stellen dat Christus de macht van de zonde heeft weggenomen door Zijn offer aan het kruis, benoemen we een overwinnend aspect van dit offer. Reymond slaat een brug van het overwinnen van de zonde naar het overwinnen van het koninkrijk van de duisternis. Hiermee komen we bij de wereld en macht die achter de zonde schuilgaat.
Wederom citeert de theoloog John Murray, die volkomen terecht heeft opgemerkt dat er in onze tijd, vanwege een zogenaamd gesloten wereldbeeld, totaal geen rekening wordt gehouden met bovennatuurlijke machten en krachten, terwijl de Bijbel hier wel degelijk over spreekt. 
Kortom: achter de zichtbare realiteit van het kwaad in deze wereld gaat een koninkrijk van duisternis schuil, waarbij de duivel en demonen actief zijn en meedogenloos te werk gaan. We zijn geneigd dit aspect niet serieus te nemen of om het te verwerpen. Murray merkt hierover op: “In de mate waarin wij dit doen, is ons denken niet christelijk.

De aard en werken van satan
Omdat Reymond de aard van Christus’ overwinning over de zonde ook wil plaatsen – en Bijbels gezien dit ook moet plaatsen  in het licht van de onzichtbare, geestelijke machten, geeft hij een overzicht van de manier waarop de Bijbel satan zelf typeert. Hij wordt “Abaddon” of Apollyon” genoemd (Openbaring 9:11), evenals Beëlzebul” (Mattheüs 12:24; Lucas 11:15). Hij wordt omschreven als “de aanklager van onze broeders” (Openbaring 14:12) en de oude slang” (Openbaring 12:9). De Heere Jezus noemt hem “een mensenmoordenaar van het begin af” en “de vader van de leugen” (Johannes 8:44). Satan is listig; hij verleidt en verzoekt. Hij is de aanvoerder van de macht in de lucht” (Efeze 2:2). Hij gaat tekeer tegen mensen in grote woede (Openbaring 12:12) en gaat rond als een brullende leeuw om te zoeken wie hij zou kunnen verslinden (1 Petrus 5:8) en hij is de aanvoerder van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid (Efeze 2:2). Hij verblindt de gedachten van ongelovigen, zodat zij de heerlijkheid van Christus in het Evangelie niet zien (2 Korinthe 4:4). Hij doet zich voor als een engel van het licht, werkt de Grote Opdracht tegen die Christus Zijn Kerk heeft opgedragen, voert strijd tegen de heiligen en maakt dat christenen worden opgesloten in de gevangenis (zie 1 Thessalonicenzen 2:18; 2 Korinthe 11:14; Openbaring 12:17; Openbaring 2:10). Hij kan mensen kwellen met lichamelijke en mentale ziekten (Handelingen 10:38) en heeft macht over de dood (Hebreeën 2:14). De duivel heeft Adam en Eva aangezet in opstand te komen tegen God (Genesis 3:1-5), heeft Judas aangezet Christus te verraden (Johannes 13:2) en zette Ananias aan om te liegen tegen de Heilige Geest (Handelingen 5:3).
De Bijbel maakt er niet alleen melding van dat satan een concrete aard heeft en concrete werken doet, maar dat hij een bepaalde macht heeft – een macht die door Gods soevereine heerschappij is begrensd. Hij heeft een koninkrijk, van waaruit wordt aangestuurd op valse godsdienst, valse religieuze organisaties en valse aanbidders (zie 1 Korinthe 10:20 en Openbaring 2:9; 3:9).

De vernietigende kracht van het kruis
Als we deze Bijbelse gegevens op ons in laten werken, moeten we tot de conclusie komen dat het kruiswerk van Jezus Christus  in het afrekenen met zonde  ook gevolgen moet hebben op de macht en werken van satan. Dit betekent dat Christus door Zijn sterven niet alleen heeft getriomfeerd over de zonde, maar dat Hij in essentie een einde heeft gemaakt aan de macht en werken van satan. In dit verband is Zijn kruiswerk een vernietigend werk. Het breekt de werken van de duisternis af, het verbreekt de macht ervan. Wie de Schrift kent, weet dat dit aspect van Zijn kruiswerk geen verrassing is. Al direct na de zondeval wordt duidelijk gemaakt dat er een confrontatie zal plaatsvinden het Zaad van de vrouw (Christus) en de slang en zijn zaad (zie Genesis 3:15).
Reymond merkt op dat acht teksten in het Nieuwe Testament spreken over deze confrontatie (Mattheüs 12:29; Lucas 11:21-22; Johannes 12:31; 16:11; 1 Korinthe 15:24-26; Kolossenzen 2:13c-15; Hebreeën 2:14-15; 1 Johannes 3:8c).
Het is belangrijk om de autoriteit en aard van Christus’ kruiswerk met betrekking tot het verbreken van satans macht en werken te zien. Christus is de Zoon van God, Die met goddelijke autoriteit de macht van de duivel heeft verbroken. Door te sterven aan het kruis heeft Hij de banden, die de werken van de duivel met elkaar verbonden, verbroken. Het is aan stukken geslagen! Er is aan het kruis op Golgotha een beslissende klap toegebracht aan de macht van satan. Alle werken die hij na het volbrachte kruiswerk van Christus verricht, doet hij als een verslagen vijand.

De overwinnende kracht van het kruis
Het kruis van Christus heeft de macht van satan tenietgedaan met betrekking tot degenen die met Christus zijn verbonden door het geloof. Dit betekent dat Christus in plaats van zondaren heeft getriomfeerd over de duivel en zijn koninkrijk en dat Hij al Gods kinderen meeneemt in deze overwinning. Gelovigen overwinnen de duivel in Christus! God leidt Zijn kinderen in een overwinningsstoet in Christus. De kracht van deze overwinning kunnen christenen in dit leven ervaren; hoewel de duivel nog steeds actief is en een gelimiteerde macht heeft, hebben gelovigen in Christus, door de verbondenheid met hun Heere een wapenrusting tot hun beschikking. Gelovigen kunnen de duivel weerstaan door het geloof (1 Petrus 5:9), gebed (Mattheüs 9:29) en door het Woord, de Bijbel, te gebruiken (door Paulus in Efeze 6:17 “het zwaard van de Geest” genoemd). Christenen overwinnen satan door het bloed van het Lam, Christus, en door de kracht van Zijn Naam (Openbaring 12:11; Lucas 10:17).

Het overwinnende aspect van Christus
 kruiswerk garandeert toekomstige genade
In een schepping die lijdt aan de gebrokenheid door de zonde en destructieve werken van duivelse machten, wordt de boodschap van Christus
’ kruiswerk bijzonder kostbaar. De enigen die dit niet erkennen en weigeren Christus te aanvaarden, zijn degenen die door satan blind worden gehouden voor de boodschap en schoonheid van het kruis. Dit zou ons niet moeten verbazen: de duivel probeert met alle mogelijke inspanningen de schoonheid van het middel waarmee zijn werken verbroken zijn, te verhullen en verbergen. Er mag van satan een heleboel, maar één ding wil hij voorkomen: dat het kruiswerk van Jezus Christus straalt met de heerlijkheid van Gods genade en verlossing, zodat geestelijk dode zondaren tot leven worden gewekt.
Maar bij degenen die in het hart zijn beschenen met het licht van de heerlijkheid van Jezus Christus door de prediking van het Evangelie, zijn de de ogen opengegaan. Zij realiseren zich dat wat zich aan het kruis op Golgotha afspeelde, een schoonheid en kracht bezit, waar de Kerk van Christus tot in eeuwigheid van zal getuigen en zingen. De genade van God, zichtbaar in het plaatsvervangend lijden en sterven van Christus, heeft een eeuwigdurend effect. En de kracht ervan is nu al te ervaren. Ten dele, dat wel, want de volkomen overwinning ligt nog in de toekomst. Het is Gods belofte: er zál volkomen overwinning over zonde en duivel zijn. Het kruiswerk van Jezus Christus is de garantie. En omdat de gelovige weet dat Christus, plaatsvervangend voor zondaren, aan het kruis de volkomen overwinning heeft behaald, kan hij of zij nu ook volkomen hopen op de genade die gebracht zal worden in de openbaring van Hem (1 Petrus 1:13). Wat er in deze wereld ook gebeurt, hoe duister het hier ook is, de christen leeft tussen twee beslissende en indrukwekkende genade-gebeurtenissen in: de genade van Christus
 kruis en de genade van Christuswederkomst. En in de tussenliggende tijd ontvangt de gelovige, vanuit de overwinning die Christus heeft behaald aan het kruis en door de vereniging met Hem door het geloof, de genade om de duivel te weerstaan. Maranatha! Kom, Heere Jezus!

zaterdag 17 juni 2023

Het kruiswerk van Christus (6) Verlossing

De rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer

In de bezinning over het karakter van Christus
’ kruiswerk hebben we tot nu toe een aantal aspecten gezien die in een juridisch kader staan. Door in opstand te komen tegen God – wat de Bijbel zonde noemt – rust Gods toorn op de mens. Er is daarom genoegdoening nodig. De straf op de zonde moet volledig worden betaald. We hebben gezien dat Jezus Christus deze straf op de zonde, en hiermee Gods toorn over de zonde, heeft gedragen. Tegelijkertijd merkt Robert Reymond in zijn systematische theologie op dat de verzoening, die Christus door Zijn dood en opstanding tot stand heeft gebracht, niet automatisch betekent dat mensen massaal verzoening met God zoeken en de relatie met Hem willen herstellen. Dit roept de vraag op hoe het kruiswerk van Christus zich verhoudt tot de praktijk van het menselijk leven. Heeft het verzoeningswerk van Christus praktische gevolgen voor mensen in het leven van alledag?

Bevrijd door macht of verlost door een losprijs?

Reymond betoogt dat het verlossingswerk van Christus veronderstelt dat mensen van nature gebonden zijn in slavernij. Zij zijn gevangenen van de zonde. Zij zitten er in vast en hebben verlossing nodig. Zij moeten worden bevrijd uit hun slavernij. Hij begint zijn bespreking over dit aspect van Christus
’ kruiswerk met de vraag of er sprake is van verlossing door macht of door het betalen van een prijs. Sommigen stellen dat, wanneer de Bijbel spreekt over verlossing, dit geen betrekking heeft op een losprijs die wordt betaald om mensen te bevrijden. Men stelt dat we niet moeten denken in termen van losprijs, maar macht of kracht. Als voorbeeld wordt de bevrijding van het volk Israël uit Egypte genoemd. Deze bevrijding wordt toegeschreven aan Gods indrukwekkende macht. Het machtsvertoon waarmee God verlost hoeft de aanwezigheid van een losprijs echter niet uit te sluiten. Zo moesten de Israëlieten vóór de uittocht ook een Paaslam slachten en het bloed ervan op de deurpost strijken. Het is dus geen kwestie van of verlossing door macht of verlossing door een losprijs. Nee, juist de losprijs – het bloed – verleent macht aan de bevrijding en verlossing. Paulus maakt in 1 Korinthe 5:7 duidelijk dat Christus ons Paaslam is. Het is Zijn bloed waarmee Hij de verlossing van Zijn Kerk heeft gekocht. De verlossing van Gods kinderen is verzekerd in de prijs die Hij met Zijn bloed heeft betaald.
Reymond laat vervolgens zien aan de hand van Christus
’ eigen onderwijs en het onderwijs van de apostelen zien dat de bevrijding van Gods kinderen is gefundeerd op de losprijs die Christus aan het kruis heeft betaald voor de vergeving van zonden (Marcus 10:45; Lucas 22:19-20; Johannes 10:11, 15; 1 Petrus 1:18-19; Hebreeën 9:12, 15; Openbaring 5:9; 14:3-4). Hij stelt dat het getuigenis van de apostel Paulus ons de grootste uiteenzetting over de verlossing biedt. Net als de Heere Jezus leert Paulus dat Christus “Zichzelf voor ons heeft gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid” (Titus 2:14). In Efeze 1:7 schrijft Paulus dat wij in Hem de verlossing hebben, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade...” Met andere woorden: de gelovige heeft vergeving van zonden ontvangen omdat Christus een losprijs heeft betaald voor zijn of haar verlossing, door Zijn bloed.

Totale verlossing!
De verlossing die Christus heeft gekocht met Zijn bloed, omvat een bevrijding die van eschatologische omvang is. Eschatologie heeft betrekking op de laatste dingen. De kern van eschatologie is de hoop van de christen die ten volle vervuld en geopenbaard zal worden bij de verschijning van de Heere Jezus Christus. Deze bevrijding omvat niet alleen de verlossing van de ziel, maar ook van het lichaam. Reymond stelt dat Paulus in vier gedeelten op een eschatologische manier schrijft over de verlossing (Romeinen 8:23; Efeze 1:14, 4:30; 1 Korinthe 1:30). Het feit dat Paulus kan schrijven over de verlossing van ons lichaam, betekent dat Christus
’ kruiswerk de uiteindelijke verlossing van Gods uitverkorenen verzekert. In 1 Korinthe 1:30 schrijft de apostel over Christus, “Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing.” Door Zijn kruiswerk heeft Christus de rechtvaardiging, heiliging en uiteindelijke verlossing van de christen verzekerd. De christen is veilig, omdat Christus met Zijn bloed de losprijs voor de verlossing van Gods kinderen heeft betaald.

Losprijs betaald 
– maar aan wie?
Verschillende theologen in de kerkgeschiedenis 
– Reymond noemt onder andere Augustinus en Luther  hebben geopperd dat het sterven van Christus een losprijs was die werd betaald aan satan. Met andere woorden: Christus betaalde de prijs van de verlossing van Gods uitverkorenen aan de duivel, omdat hij hen in zijn macht had. Volgens Reymond is deze opvatting gaandeweg de kerkgeschiedenis verdwenen vanwege een gebrek aan Bijbelse onderbouwing. Hij benadrukt opnieuw dat Christus, zoals we hebben gezien bij het aspect van genoegdoening, de losprijs heeft betaald aan God: Zijn rechtvaardigheid eist immers dat de zonde gestraft moet worden. De straf op de zonde moet betaald worden. Niet aan de duivel, maar aan de God Die heilig en rechtvaardig is.

Zekere verlossing!
Zoals aan het begin is genoemd, veronderstelt verlossing een staat van gebondenheid en gevangenschap. Wat betekent het kruiswerk van Christus voor de christen? Reymond noemt, aan de hand van het onderwijs van Paulus, vijf gevolgen van Christus
’ verlossingswerk: drie hebben betrekking op de verhouding tussen de gelovige en de Wet en twee op de verhouding tussen de gelovige en de zonde.
Ten aanzien van de verhouding tussen de christen en de Wet heeft Christus de gelovige bevrijd van de vloek van de Wet. De rechtvaardige veroordeling door de Wet is door Hem weggenomen. Hij heeft Zelf onze veroordeling gedragen, en is zo Zelf een vloek voor ons geworden (Galaten 3:13). Dit betekent dat de christen er zeker van kan zijn dat er nu geen veroordeling meer is voor degenen die in Christus zijn (Romeinen 8:1). Het verzekert de gelovige van zijn rechtvaardiging voor God.
Als tweede heeft Christus de christen bevrijd van de verdere noodzaak van de pedagogische (of: opvoedende) gebondenheid die stilzwijgend aanwezig was in de ceremoniële aspecten van het Oude Verbond. Gods kinderen hebben volledige rechten als 
“volwassen zonen.” Gods kinderen ervaren de volle zegen van het kind-van-God-zijn, zonder dat zij eerst de opvoedende tucht moeten ondergaan, zoals dat in de tijd van het Oude Verbond gold.
Ten derde heeft Christus de gelovige bevrijd van iedere noodzaak om een eigen gerechtigheid te verkrijgen voor God om gered te worden. Christus is de gerechtigheid van de gelovige en Hij is het einde van het verkrijgen van eigen gerechtigheid door de werken van de Wet (Romeinen 10:4; 1 Korinthe 1:30).
Met betrekking tot de verhouding tussen de christen en zonde, heeft Christus de gelovige bevrijd van de schuld van de zonde, door onze straf op onze zonde te dragen. De schuldige zondaar is bevrijd van veroordeling door de verlossing in Christus.
Daarnaast heeft Christus de gelovige verlost van de macht en vruchteloosheid van de zonde. Dit betekent  dat de gelovige met Christus is gestorven aan de macht van de zonde en dat zij nu leven om Degene te dienen Die voor hen gestorven is. De vereniging met Christus door het geloof verzekert de positionele en praktische heiliging van de gelovige.

Nieuw licht op 
“lordship salvation
Tijdens het overdenken van het karakter van Christus
’ kruiswerk, werd ik opnieuw bepaald bij de theologische discussie die ook wel de “lordship salvation-controverse” wordt genoemd. Als je wilt weten wat dit is, verwijs ik je naar deze en deze pagina.
Het lezen van Reymond
’s New Systematic Theology of the Christian Faith heeft voor mij nieuw licht op deze discussie geworpen. Voorheen was de insteek om te laten zien dat het vertrouwen op Christus als Verlosser niet losstaat van het vertrouwen op Christus als Heere. Voor- en tegenstanders van “lordship salvation” geven in deze discussie veel gewicht aan de Persoon van Christus. Hij is Verlosser én Heere. De klassieke vraag in deze discussie luidt: moet een zondaar Christus ontvangen als Verlosser én Heere? Of kan iemand Christus vandaag als Verlosser aannemen en Hem pas – bijvoorbeeld – over tien jaar als Heere aanvaarden? De “lordship salvation-positie” heeft altijd gesteld en verdedigd dat Christus onverdeeld is. Je kunt Hem niet in fasen ontvangen. Je kunt er niet voor kiezen Hem vandaag als Priester te ontvangen, volgende week als Profeet en over een jaar Koning. Toch zie ik een gevaar in deze benadering. Want niet alleen de Persoon van Christus is onverdeeld, maar ook het verlossingswerk dat Hij heeft volbracht is onverdeeld.
Wanneer Reymond het onderwijs van de apostel Paulus met de betrekking tot de verlossing samenvat – nogmaals: het gaat hier om verlossing door het betalen van een losprijs – wordt duidelijk dat het Nieuwe Testament uitdrukkelijk praktische gevolgen verbindt aan Christus’ kruiswerk. De verlossing die Christus heeft gekocht door Zijn bloed, is zo alomvattend, zo compleet, dat de gelovige niet alleen is bevrijd van de schuld van de zonde, maar ook van de macht van de zonde. Met andere woorden: wat ik in de “lordship salvation-controverse” mis, is een grondige bespreking van de aard of het karakter van Christus’ kruiswerk. Er ligt een sterke focus op de ambten van Christus – Hij is zowel Profeet als Priester als Koning. Hoe essentieel is het echter om niet alleen de eenheid van Zijn Persoon te zien, maar ook de eenheid van Zijn kruiswerkHij kocht niet alleen de vergeving, de rechtvaardiging, maar ook de heiliging en de uiteindelijke verheerlijking. Nu is het niet zo dat verdedigers van “lordship salvation hier niets over zeggen. Mijn indruk is echter dat de kern van het betoog zich concentreert rond het Koninklijk ambt van Christus en dat daaraan de eis van gehoorzaamheid en onderwerping wordt gekoppeld, terwijl er geen directe verbinding wordt gelegd met het offer van Christus en er niet wordt ingegaan op de vraag waarom dit offer gehoorzaamheid  in gelovigen voortbrengtDit brengt het risico met zich mee dat iemand de verdiensten van Christus’ uit beeld dreigt te verliezen. De schoonheid van de verlossing wordt zichtbaar wanneer we de totaliteit van Christus’ verdiensten zien. Hij heeft ons, door Zijn goddelijke kracht, alles geschonken wat tot het leven en de godsvrucht behoort” (2 Petrus 1:3). Dat is de rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer: de volmaakte en onverdeelde Christus heeft het perfecte en alomvattende offer gebracht, waardoor Gods kinderen zijn bevrijd van de veroordeling door de Wet en de macht van de zonde, zodat zij niet langer een vruchteloos leven in zonde en ongerechtigheid hoeven te leiden. De prijs is betaald  het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde!

zaterdag 10 juni 2023

Het kruiswerk van Christus (5) Verzoening

De rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer

Het kruiswerk van Christus wordt ook wel het verzoeningswerk van Christus genoemd. Nadat we eerder hebben gekeken naar het belang van Christus
 gehoorzaamheid, het offer en genoegdoening, zullen we ontdekken wat de Bijbelse openbaring ons leert over het aspect van de verzoening.

Wat betekent verzoening?
Zoals eerder is opgemerkt, behandelt Robert Reymond in zijn systematische theologie de aspecten van Christus
’ kruiswerk aan de hand van vooronderstellingen. Het offer veronderstelt menselijke zonde en schuld en genoegdoening veronderstelt Gods toorn over de zonde. Het verzoenende aspect van Christus’ kruiswerk veronderstelt vervreemding van God. Er is sprake van een verstoorde verhouding, vijandschap tussen twee partijen. Wanneer Reymond het verzoenende karakter van Christus’ kruiswerk behandelt, werkt hij een belangrijke vraag uit.
Hij duidelijk dat het niet de vraag is of het kruiswerk van Christus een verzoenend karakter kent, maar dat het de vraag is wiens vervreemding en vijandschap door het kruiswerk van Christus is weggenomen. Het feit dat Christus’ sterven een verzoenend karakter heeft, staat niet ter discussie. Daar is de Bijbel duidelijk in. De vraag is echter of de vijandschap vanuit de mens is weggenomen, of vanuit God. De vier Bijbelgedeelten die Reymond analyseert om deze vraag te beantwoorden (Romeinen 5:10-11; 2 Korinthe 5:17-21; Efeze 2:14-17; Kolossenzen 1:19-22) laten zien dat het kruiswerk van Christus de vijandschap en vervreemding vanuit God weg heeft genomen. Hij stelt dat “zowel de geschiedenis als de christelijke ervaring bevestigen dat mensen niet hun onheilige vijandschap ten opzichte van God hebben opgegeven” (pagina 644-645). Zijn redenering hier is als volgt: als het zo zou zijn, dat Christus door Zijn verzoenend lijden en sterven de vijandschap vanuit de mens weggenomen zou hebben, zou dit zichtbaar moeten worden door bekering en geloof op mondiale schaal. Mensen zouden massaal verzoening zoeken en verlangen naar herstel van de relatie met God. We zien echter dat dit lang niet altijd gebeurt. Eenvoudig verwoord: het verzoeningswerk van Christus heeft geen automatische verandering gebracht in de houding van de mens ten opzichte van God. Bovendien merkt Reymond op dat de hierboven genoemde Bijbelteksten in het Nieuwe Testament de verzoening omschrijven als een eenmalige gebeurtenis die in het verleden heeft plaatsgevonden en niet herhaald zal worden. Met andere woorden: het is een voltooid feit!
En wat betekent dit voltooide feit? Het betekent dat 
“op het moment dat Hij [God] alle reden had om een heilig ongenoegen te ervaren over ons en een heilige vijandschap ten opzichte van ons, Hij ons heeft gered vanuit liefde” (pagina 646). Het is de drastische wending die we vinden in Efeze 2:4, nadat Paulus heeft beschreven wat onze staat buiten Christus is – dood in zonden en overtredingen, beheerst door boze machten – wanneer hij zegt: “Maar God...” Dit contrast zegt alles. Als we dit contrast zien – het contrast tussen Efeze 2:1-3 enerzijds en Efeze 2:4 anderzijds – zien we de kern van verzoening. En niet alleen dat: we zien daarin ook de kern van Gods verlossende genade en liefde.

Het God-gerichte karakter van de verzoening
Net als bij het aspect van genoegdoening heeft ook de verzoening een sterk God-gericht karakter. Het is God Die 
“in Christus Zichzelf met de wereld verzoende (2 Korinthe 5:19). Laten wij nooit de suggestie wekken dat de mens, in zijn geestelijke doodsstaat, een probleem heeft met God, en dat God op Zijn beurt totaal geen probleem heeft met de mens. Dit is een valse voorstelling van zaken, die direct raakt aan de kern van de verzoening en de Bijbelse verlossingsleer. God heeft een heilig ongenoegen over de zonde en dit is een probleem dat hoe dan ook opgelost moet worden; Zijn gerechtigheid eist een rechtvaardig oordeel. In genade en liefde heeft Hij er niet voor gekozen om iedereen voor eeuwig verloren te laten gaan, maar om Zichzelf in Jezus Christus te verzoenen met de wereld. Het initiatief komt vanuit God. Hij heeft verzoening gebracht. Hij heeft verlossing tot stand gebracht. Hij heeft Zijn Zoon gegeven als perfect en smetteloos offer. Hij heeft de wereld een vredesakkoord aangeboden.

De uitnodiging vanuit verzoening
Paulus schrijft in 2 Korinthe 5:20: 
“laat u met God verzoenen.” Dit ligt geheel in lijn met het vredesakkoord dat God aanbiedt. Ja, er is vervreemding tussen God en mens. Ja, er is sprake van vijandschap tussen God en mens. Maar God heeft van Zijn kant deze vervreemding en vijandschap weggenomen door het offer van Jezus Christus. Wanneer Paulus in 2 Korinthe 5:20 een oproep doet aan mensen om zich met God te laten verzoenen, bedoelt hij hiermee: ga akkoord met de voorwaarden van vrede en verzoening die God in Christus aanbiedt.
Het feit dat vanuit God de vrede is getekend op Golgotha, met het bloed Zijn Zoon, betekent dat het kruiswerk van Christus de kern van Gods verlossend handelen is. Als wij met God willen leven, kunnen wij niet om het kruis van Golgotha heen. Hoezeer iemand ook beweert God te ervaren of Hem te voelen en claimt dat God hem of haar leidt, als dit alles gebeurt zonder dat het kruiswerk van Christus een centrale rol speelt in het leven, kan er nooit sprake zijn van geestelijk leven zoals de Bijbel dit omschrijft. Er is geen andere manier om vrede met God te ervaren en om in een goede verhouding met God te komen dan het aanvaarden van het kruiswerk van Jezus Christus. Golgotha is Gods vredesboodschap naar de mens toe en het is het appel dat God doet aan ons om alles wat Christus dáár heeft gedaan te aanvaarden.

woensdag 7 juni 2023

Het kruiswerk van Christus (4) Genoegdoening

De rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer

De betekenis van het offer is duidelijk: Christus heeft aan het kruis de plaats van de zondaar ingenomen en de straf op de zonde op Zich genomen. 
Door het offer aan het kruis op Golgotha heeft Hij alle zonden weggedaan van degenen voor wie Hij is gestorven en degenen die op Hem vertrouwen. De volgende vraag waar we over na moeten denken, heeft te maken met de manier waarop de Bijbel spreekt over Gods toorn.

Ons Godsbeeld en genoegdoening
Wanneer we het hebben over genoegdoening, waar hebben we het dan eigenlijk over? Robert Reymond omschrijft in zijn systematische theologie genoegdoening als 
“het wegnemen van Gods toorn en zonde” (pagina 636). Hij merkt hierbij op dat het aspect van genoegdoening nogal eens sterk in twijfel wordt getrokken of zelfs ontkend. Sommigen stellen – op grond van woorden in het Hebreeuws en Grieks en ook vanuit heidense Griekse literatuur – dat het hier niet gaat om het wegnemen van de toorn van God, maar om het wegnemen van de zonde. Reymond betoogt echter dat in het Oude Testament veelvuldig wordt gesproken over de toorn van God (585 keer). In het Nieuwe Testament is dit niet anders; ook daar wordt over Gods toorn gesproken. Reymond wijst op teksten als Romeinen 3:25, Hebreeën 2:17 en 1 Johannes 2:2. Hij stelt dat Paulus in het Bijbelboek Romeinen beargumenteert dat ieder mens in Adam is gevallen en een zondige natuur heeft en daarbij verwijst naar Gods toorn in Romeinen 1:18. Over 1 Johannes 2:1 schrijft hij dat de verwijzing naar de Heere Jezus als onze Pleitbezorger voor de Vader wanneer we hebben gezondigd, impliceert dat Degene bij Wie Hij voor ons pleit, een heilig ongenoegen ervaart ten opzichte van ons. Reymond bestrijdt de gedachte dat God geen heilig ongenoegen, geen toorn ervaart over de zonde. Hij stelt de vraag: “Stel dat deze woordgroep enkel wegnemen of verzoenen betekent [...] wat zou het resultaat dan zijn voor mensen als er geen sprake is van wegnemen of verzoenen? Wanneer zij sterven in hun zonde, zouden zij dan geen goddelijk ongenoegen ervaren? Zeker wel!” Wat wij moeten leren zien, is dat zonde niet ons enige probleem is. Waar sprake is van zonde, is sprake van Gods toorn. Daarom bestaat ons probleem niet alleen uit zonde, maar ook uit het feit dat God toorn en ongenoegen ervaart over de zonde. Het kan niet bestaan dat iemand meent wel een probleem te hebben met zonde, maar niet met God Zelf.

Het God-gerichte karakter van genoegdoening
Als wij uit het oog verliezen dat niet enkel en alleen de zonde een levensgroot probleem is, maar dat wij ook rekening dienen te houden met Gods toorn over de zonde, heeft dat gevolgen voor de manier waarop wij het Evangelie begrijpen. Wanneer wij Gods heilige ongenoegen over de zonde niet of nauwelijks serieus nemen, bestaat het risico dat wij meer gaan benadrukken dat God liefde is. De bekende slogan 
“God haat de zonde, maar heeft de zondaar lief” is een vrucht van deze houding. De Bijbel maakt duidelijk dat God niet alleen ongenoegen ervaart over de zonde, maar ook over de zondaar.
Daarbij maakt de Bijbel ook duidelijk dat, als de zondaar wil ontsnappen aan het daadwerkelijke oordeel over de zonde, Gods heilige boosheid over de zonde moet worden gestild. Daarom concludeert Reymond: 
“Wanneer wij kijken naar Golgotha en de Verlosser zien sterven voor ons, dienen wij in Zijn dood niet allereerst onze verlossing te zien, maar het (weg)dragen van onze verdoemenis!” (pagina 639).
Wat is Gods toorn? Het is Gods vijandschap met betrekking tot het kwaad in al zijn verschijningsvormen. Zonde is opstand tegen de heiligheid van God. Het roept Gods oordeel op; zonde moet worden gestraft. Er moet genoegdoening plaatsvinden. Er moet worden voldaan aan Gods rechtvaardige eis om zonde te straffen. Daarom is het kruiswerk van Christus noodzakelijk.

Hoe kan Christus
’ dood genoegdoening zijn?
Als zondaren zelf de straf op de zonde moeten dragen, betekent dit dat zij deze straf voor eeuwig dienen te dragen. Daarom leert de Bijbel ook dat de hel – de plek waar Gods toorn en oordeel over de zonde wordt ervaren eeuwig is. Omdat mensen tegen een oneindige God hebben gezondigd, is er een eeuwige en oneindige straf op het in opstand komen tegen Hem. De mens is dus nooit in staat genoeg straf te dragen waardoor deze op een bepaald moment helemaal betaald is. Als wij dit beseffen, gaan we zien hoe bijzonder, uniek en genadig het is dat God, in de Persoon van Jezus Christus, Zelf naar deze wereld is gekomen om de volledige straf op de zonde te betalen. Dit bepaalt ons wederom bij het cruciale belang van Zijn gehoorzaamheid. Hij is de eeuwige, volmaakte, zondeloze Zoon van God en alleen Hij heeft genoeg kunnen doen om de straf op de zonde helemaal te betalen, door Zijn sterven aan het kruis.

Wat zegt genoegdoening over Gods genade en liefde?
Nu we hebben gezien dat genoegdoening direct verband houdt met Gods toorn, kan de vraag opkomen hoe Gods genade en liefde zich hiertoe verhouden. Ook daar gaat Reymond op in. Hij haalt meerdere theologen aan om te onderstrepen dat Christus
 kruiswerk niet voorziet in genade, maar dat het kruiswerk van Christus voortkomt uit genade. Met andere woorden: God is door het kruiswerk van de Heere Jezus niet op andere gedachten gebracht. God heeft niet gezegd: “Nou, Zoon, nu Jij dit hebt gedaan, strijk Ik met de hand over Mijn hart; Ik zal genadig zijn en vergeving schenken aan iedereen die zijn of haar vertrouwen stelt op Jou.” Nee! Gods gezindheid of gedachten zijn niet veranderd door het kruis; zij zijn juist tot uitdrukking gekomen in het kruis! Als wij denken dat God eerst onwillig was om genade te bewijzen en toen werd overgehaald door het werk van Christus om dit toch te doen, hebben wij een totaal verkeerd beeld van Wie God is en begrijpen wij de betekenis van het kruis niet. Dit geldt trouwens ook wanneer wij denken dat Christus onwillig was of met tegenzin de straf op de zonde heeft betaald. Genade en liefde hebben de Vader bewogen de Zoon te geven; genade en liefde hebben de Zoon bewogen Zichzelf in gehoorzaamheid aan de Vader te geven – en dus ook om de volledige straf op de zonde te betalen.

Drie belangrijke eigenschappen voor de rijkdom van het Evangelie
We leven in een tijd waarin het ontzettend belangrijk is om bij deze drie eigenschappen bepaald te worden. We leven in een tijd waarin binnen bepaalde christelijke geloofsgemeenschappen geen ruimte meer lijkt te zijn om te kunnen en mogen spreken over Gods toorn. Het Evangelie bestaat in die context voornamelijk uit de genade en liefde van God. Maar wat blijft er in essentie over van deze genade en liefde als de mond die Gods toorn benoemt het zwijgen wordt opgelegd? Het Evangelie dreigt in onze tijd uit balans te raken. Er wordt te veel over genade en liefde gesproken, en te weinig over toorn en heilig ongenoegen. En begrijp mij niet verkeerd: het gaat er niet om dat we ooit teveel zouden kunnen praten over Gods genade en liefde. Laten we daar nooit over zwijgen! Maar laten wij bij deze bijzonder kostbare woorden nooit vergeten dat de ware en diepste essentie ervan nooit begrepen kan worden als wij geen besef hebben van Zijn toorn. Als wij ons realiseren dat wij van nature veroordeeld zijn om een straf te betalen die wij nooit kunnen betalen, en daarom eeuwig is, pas dán gloort er hoop, blijdschap, ontroering en ontzag wanneer we het Evangelie horen: 
Vrees niet! Er is Iemand Die jouw plaats heeft ingenomen, Die deze straf wél kan betalen. En Hij heeft het betaald! Met Zijn bloed. Smetteloos. Als volmaakt gehoorzame Zoon van God. Jij gaat vrijuit.” Hoe dieper wij beseffen wat Gods toorn betekent, hoe kostbaarder Gods genade en liefde voor ons zullen worden en hoe heerlijker zij zullen smaken.

zondag 4 juni 2023

Het kruiswerk van Christus (3) Offer

De rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer

De vorige keer hebben we gezien dat de gehoorzaamheid van de Heere Jezus gedurende Zijn hele leven en bediening van essentieel belang is voor de verlossing van degenen die Hij redt. Zijn gehoorzaamheid is van cruciaal belang voor het offer dat Christus bracht aan het kruis op Golgotha. Het is daarom niet verwonderlijk dat Robert Reymond, in zijn behandeling van het karakter van Christus
 kruiswerk en na stilgestaan te hebben bij de gehoorzaamheid van Christus, ingaat op het offer van Christus.

Wat Christus
 offer veronderstelt
Bij elk aspect dat Reymond behandelt met betrekking tot het kruiswerk van Christus, noemt hij ook de reden die eraan ten grondslag ligt. Met andere woorden: ieder aspect kent een bepaalde vooronderstelling. Er is een noodzaak waardoor dat aspect een indringende en onmisbare betekenis heeft. Wanneer we spreken over het kruiswerk van Christus als offer, raakt dit direct aan menselijke zonde en schuld. In het hele Nieuwe Testament wordt het kruiswerk van Christus omschreven als offer. Daarbij zijn er Bijbelteksten die Christus als Hogepriester beschrijven, Die Zichzelf heeft geofferd aan God en als het 
Lam van God (zie Johannes 1:29, 36). De termen Hogepriester”, “Lam van God” en “Offer hebben allemaal een direct verband met het offer.

De betekenis van Christus
 offer
Wanneer Reymond de betekenis van Christus
’ sterven als offer beschrijft, merkt hij als eerste op dat dit begrip bekend klinkt voor evangelicale oren (mensen met zowel een Reformatorische als evangelische achtergrond, die de orthodoxe leer van de Bijbel aanvaarden en belijden). Juist daarin schuilt het gevaar dat wij het belang van dit offer niet meer goed in beeld hebben. Daarom noemt hij vier belangrijke kenmerken van het offer, zoals we dit kennen vanuit het offersysteem in het Oude Testament. Dit offersysteem vormt immers de achtergrond van Christus’ kruiswerk als offer.
Als eerste veronderstelt het offer de zondeloze volmaaktheid van de Heere Jezus. Ieder offer dat aan God gebracht werd, diende onberispelijk te zijn. Dit betekent dat het in geen enkel opzicht een gebrek mocht hebben. Het moest perfect zijn. Smetteloos. Zuiver. Dit punt benadrukt eens temeer hoe essentieel het is dat de Heere Jezus gedurende Zijn aardse leven en bediening nooit heeft gezondigd en dat Hij in alles de wil van Zijn Vader heeft gehoorzaamd.
Ten tweede veronderstelt het offer dat de zonde van de zondaar op Christus zijn gelegd en Hem zijn toegerekend zoals dit in de Levitische wetgeving is te lezen (zie hiervoor bijvoorbeeld Leviticus 16:21-22).
Als derde leidt het feit dat de zonde van de zondaar op Christus is gelegd tot het innemen van de plaats van de zondaar door Christus. Als Lam van God is Hij Degene op Wie de zonde van de zondaar wordt gelegd. De zonde van de zondaar worden Christus toegerekend.
Ten vierde is er de noodzaak van het wegnemen of uitwissen van de zonde van de zondaar. De Hebreeënschrijver zegt dat 
“zonder bloedvergieten geen vergeving plaatsvindt” (Hebreeën 9:22).
De aspecten 
– deze vier theologische principes  zo stelt Reymond, rechtvaardigen de conclusie dat het sterven van Christus in juridische zin de zonden van al degenen voor wie Hij stierf heeft weggedaan.

De liberale afwijzing van de Bijbelse betekenis van het offer
Reymond besluit de bespreking van het offer met een belangrijke opmerking. In liberale, vrijzinnige kerken wordt de betekenis van Christus
 sterven als offer – zoals hierboven is beschreven – bestreden vanuit de gedachte dat de gehele Bijbel zich zou verzetten tegen ieder menselijk offer. Reymond stelt, ondersteund met een citaat van Geerhardus Vos, dat de Bijbelgetrouwe christen zich goed moet realiseren dat het offersysteem van het Oude Testament waarde en betekenis heeft, juist omdat het vooruit wijst naar het offer dat een Mens zou brengen – de volmaakte, zondeloze Jezus Christus. Reymond voegt eraan toe dat, als de priestercultus met bijbehorende offers een weerspiegeling is van het cultische denken in het toenmalige Midden-Oosten (ongeveer 2000 jaar vóór Christus), Mozes een van de meest barbaarse mensen is geweest die ooit heeft geleefd. Hij heeft als middelaar immers deze Levitische wetgeving aan het volk bekendgemaakt. God verzet Zich in principe niet tegen álle menselijke offers. Paulus schrijft in Romeinen 8:32 dat “Hij [God] zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft.” God verzet Zich in principe niet tegen ieder menselijk offer, maar wel tegen een zondig menselijk offer, omdat een dergelijk offer voor Hem niet kan bestaan en geen stand kan houden. En hier komt de unieke schittering van het Evangelie naar voren: geen enkel mens is in staat om met zijn of haar leven het offer te brengen dat verzoening kan brengen met God. Geen enkel mens in staat een offer te brengen dat de zonde van zondaren kan wegnemen. Er is één uitzondering: de Mens Jezus Christus. Juist omdat Hij volmaakt is, zonder zonde, heeft Hij een onberispelijk offer kunnen brengen. Smetteloos. Zuiver. Zijn offer houdt stand voor God; het is helemaal goed. Perfect. Volmaakt.

De perfectie van Christus en de zonde van alle mensen
Wanneer we nadenken over het kruiswerk van de Heere Jezus als offer, komen twee werelden bij elkaar: Zijn perfectie, Zijn volmaaktheid en onze zonde. Onze schuld. De vooronderstelling die Reymond voor de noodzaak van het offer formuleert, namelijk menselijke zonde en schuld, is volkomen terecht en raakt de kern van het Bijbelse offer 
– en uiteindelijk het ultieme offer dat Christus heeft gebracht. Als wij lezen over het offer dat Hij aan het kruis heeft gebracht, zien we allereerst ons grootste probleem: onze zonde. Het is hierbij van belang dat we niet in algemene termen blijven spreken. Christus heeft Zijn offer gebracht omdat jij en ik – ik maak het nu bewust persoonlijk  gezondigd hebben en schuldig staan tegenover God. Als wij dit niet zien en erkennen als de noodzaak voor het offer van Christus, zal Zijn kruiswerk weinig tot geen betekenis voor ons hebben. Maar als wij erbij worden bepaald dat wij allemaal – niemand uitgezonderd – schuldig staan tegenover God vanwege onze zonde, gaan we de heerlijkheid zien van de vier genoemde aspecten van Christus’ offer: Christus heeft, als volmaakte, zondeloze Zoon van God, de plaats van zondaren ingenomen; de zonde van de zondaar zijn op Hem gelegd en door Zijn bloed heeft Hij de zonde van de zondaar weggedaan. Voor wie zijn zonde ziet, zijn schuld erkent en beseft dat hij of zij niet in staat is om zelf een perfect offer voor God te brengen, is dit het beste nieuws in de wereld: Jezus Christus heeft in mijn plaats het perfecte, volmaakte offer gebracht met Zijn bloed. Mijn zonden zijn weggedaan!

zaterdag 3 juni 2023

Het kruiswerk van Christus (2) Gehoorzaamheid

De rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer

Voordat we het kruiswerk van de Heere Jezus Christus gedetailleerd gaan bestuderen, is het noodzakelijk om stil te staan bij het belang van Zijn gehoorzaamheid gedurende Zijn hele leven als Mens op aarde. Nadat Reymond wat uitgebreider heeft gekeken naar teksten in het Nieuwe Testament die spreken over het 
“lichaam”, “bloed”, 
kruis en de dood van Christus, onderstreept hij het belang van het alomvattende en onderliggende aspect van Zijn gehele leven en bediening, namelijk de gehoorzaamheid van Christus (Romeinen 5:18). Zonder deze gehoorzaamheid kan Bijbels gezien niets met waardigheid worden gesteld dan wat de Schrift zelf getuigt. Kortom: de gehoorzaamheid van Christus gedurende Zijn hele leven en bediening is essentieel voor de betekenis van Zijn kruiswerk.

De aard van Christus
 gehoorzaamheid
Reymond merkt op dat het Nieuwe Testament slechts driemaal expliciet spreekt over de gehoorzaamheid van Christus (Romeinen 5:19; Filippenzen 2:8; Hebreeën 5:8). Het concept van deze gehoorzaamheid is echter ook in andere teksten terug te vinden, bijvoorbeeld in gedeelten waar Christus 
dienstknecht wordt genoemd en waarin wordt verklaard dat het doel van Zijn komst het doen van de wil van Zijn Vader is. Reymond wil hiermee onderstrepen dat Christus als gehoorzame Zoon Zijn werk aan het kruis heeft volbracht en dat Hij Zichzelf voor eens en voor altijd als gehoorzame Zoon heeft geofferd om ons met God te verzoenen.
Vervolgens noemt Reymond vier kenmerken van Christus
 gehoorzaamheid, die hij heeft overgenomen uit het boek Redemption Accomplished and Applied van de in Schotland geboren theoloog John Murray (1898-1975).
Als eerste is de gehoorzaamheid van Christus een oprechte gehoorzaamheid, waarmee Hij Zichzelf van harte gewillig en met vreugde onderwierp aan de wil en Wet van Zijn Vader. Nooit was Zijn gehoorzaamheid oppervlakkig of slechts een zaak van de buitenkant. Zijn gehele leven op aarde was er één van het zich verheugen in het doen van Zijn Vaders wil.
Ten tweede stelt Reymond, aan de hand van het werk van Murray, dat de Schrift impliceert dat er een progressieve lijn of ontwikkeling in de gehoorzaamheid van Christus aanwezig is geweest (zie teksten als Lucas 2:52, Hebreeën 2:10, en Hebreeën 5:8-9). Dit kan voor ons nogal verwarrend overkomen. Het getuigenis van de Schrift met betrekking tot dit specifieke punt is niet dat Christus een ontwikkeling doormaakte van een staat van ongehoorzaamheid naar gehoorzaamheid. Dat zou betekenen dat de Heere Jezus ooit gezondigd zou hebben en deze gedachte wordt in de Schrift uitdrukkelijk verworpen. Wanneer we denken aan een progressieve lijn of ontwikkeling in de gehoorzaamheid van Christus, moeten we in gedachten houden dat Hij gedurende Zijn leven en bediening meerdere malen te maken heeft gekregen met verzoekingen, beproevingen en tegenstand of verzet. Iedere keer dat Hij hiermee werd geconfronteerd, werd Hij steeds meer resoluut in doen van Zijn Vaders wil. Het beeld van traplopen zou ons hierbij kunnen helpen. Iedere trede is een stap in gehoorzaamheid, te midden van verzet, verzoeking en vijandschap. Hoe meer treden Christus in Zijn gehoorzaamheid beklom, hoe hardnekkiger de vijandschap en het verzet werden, en tegelijkertijd werd Zijn gehoorzaamheid meer vastberaden. Dit proces, deze progressieve ontwikkeling in het gehoorzamen van de wil van Zijn Vader, was noodzakelijk om Hem voor te bereiden op de laatste trede: het kruis van Golgotha.
Als derde stelt Reymond dat de gehoorzaamheid van Christus een climax kent. Hij vermeldt hierbij dat Murray recht wil doen aan het getuigenis van de Bijbel over Christus
 strijd in Gethsemané en uiteindelijk het kruiswerk zelf.
Tot slot, en als vierde, noemt Reymond de dynamiek van Christus
’ gehoorzaamheid. Hiermee wordt bedoeld dat de door God bepaalde manier waarop Zijn Zoon gehoorzaamheid zou leren en Zijn Messiaanse taak zou volbrengen, het lijden is. Het is door Zijn lijden dat Hij “veel kinderen tot heerlijkheid zou brengen” 
(Hebreeën 2:10).

Het doel van Christus
 gehoorzaamheid
Reymond stelt dat Reformatorische theologen zich altijd hebben verdiept in het doel van Christus
 gehoorzaamheid, omdat zij zich ervan bewust zijn dat de verlossing van degenen die Hij redt afhangt van Zijn persoonlijke en doorlopende of altijddurende gehoorzaamheid aan Gods Wet. Reformatorische theologen maken eveneens onderscheid tussen de actieve en passieve gehoorzaamheid van Christus. Reymond zelf vindt deze termen ongelukkig. Immers, zo stelt hij, niets van wat Christus heeft gedaan, heeft Hij passief of niet van harte of niet-gewillig gedaan. In plaats daarvan geeft hij de voorkeur aan de termen voorschrijvende en strafdragende gehoorzaamheid. Het eerste verwijst naar Christus gehoorzaamheid aan de voorschriften van de Wet, het laatste heeft betrekking Zijn gewillige gehoorzaamheid in het dragen van de gehele straf vanwege de ongerechtigheid van Zijn volk die door diezelfde Wet bepaald is. Door Zijn voorschrijvende gehoorzaamheid bezit Hij een volmaakte gerechtigheid die wordt toegerekend aan iedereen die op Hem vertrouwt. Door Zijn strafdragende gehoorzaamheid droeg Hij Zelf, door wettelijke toerekening, de straf voor Zijn volk vanwege de zonde. Het is in het bijzonder deze laatste vorm van gehoorzaamheid die tot uitdrukking komt in Zijn kruiswerk. Dit is de grond van Gods rechtvaardiging van zondaren, waardoor zij worden vrijgesproken en vergeven (omdat Christus in hun plaats de straf op de zonde heeft gedragen) én waardoor zij door God worden aanvaard als rechtvaardig (omdat Christus’ voorschrijvende gehoorzaamheid of volmaakte gerechtigheid hen is toegerekend door geloof).

Christus
 gehoorzaamheid: in leven en sterven
Reymond sluit de behandeling van Christus
 gehoorzaamheid af met de conclusie dat de christen met dankbare lofprijzing de Verlosser aanbidt vanwege Zijn gehoorzaamheid aan de wil en Wet van Zijn Vader. Zonder deze gehoorzaamheid zou er geen verlossing zijn!
Het is een proclamatie vanuit aanbidding die voortdurend onderstreept dient te worden. Zijn wij ons als christenen werkelijk bewust van het feit dat niet alleen de uren van Christus
 strafdragende gehoorzaamheid, maar ook de drieëndertig jaar van voorschrijvende gehoorzaamheid essentieel zijn voor onze verlossing? Vaak wordt de suggestie gewekt dat het lijden en sterven van Christus dé bepalende, cruciale factor en grond is voor onze verlossing. Maar dit is slechts de helft van het verhaal. En we beseffen het wellicht niet, maar als dit halve verhaal voor ons het totale verhaal is, hebben wij géén Evangelie. Een zondaar heeft namelijk niet alleen vergeving en vrijspraak nodig, maar ook volmaakte gerechtigheid. Daarom is de gehoorzaamheid van Jezus Christus gedurende Zijn hele aardse leven en bediening essentieel! De waarde van Christus’ sterven wordt gedragen en ondersteund door Zijn leven in volmaakte gehoorzaamheid.
Dit is een buitengewoon bemoedigend en vertroostend getuigenis van de Schrift. Dit is het goede nieuws van Gods Woord: niet alleen heeft Christus in mijn plaats de straf op de zonde gedragen, maar Hij heeft ook in mijn plaats volmaakt de Wet van God gehoorzaamd en vervuld. Op de oordeelsdag ben ik veilig en beschermd, omdat ik bekleed ben met het kleed van Christus
 volmaakte gerechtigheid en omdat Hij in mijn plaats Gods oordeel over de zonde gedragen heeft. Christus heeft voorzien in wat ik moest hebben maar niet heb, en Hij heeft de straf gedragen die ik had moeten ondergaan. Zouden wij dan niet in dankbaarheid Deze gehoorzame Zoon van God aanbidden?

Het kruiswerk van Christus (1) Inleiding

De rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer

De kern van het christelijk geloof draait om de Persoon en het werk van Jezus Christus - Gods Zoon. Geopenbaard in het vlees. Afstraling van Gods heerlijkheid. De lijdende Knecht van de Heere. De Messias. De Verlosser. De Heere.
Voor Bijbelgetrouwe christenen geen onbekende taal of termen. En juist door de bekendheid kan het gebeuren dat de kern van de boodschap en de ware essentie ervan niet meer in al zijn rijkdom wordt beseft en beleefd.

Hernieuwd besef
In de lijdensweek 
 de week van Goede Vrijdag en Pasen  ben ik begonnen met het lezen van hoofdstuk 17 in A New Systematic Theology of the Christian Faith van Robert Reymond (1932-2013). Dit hoofdstuk behandelt het karakter van het kruiswerk van de Heere Jezus Christus. De centrale vraag in dat hoofdstuk gaat over de kern van de Bijbelse verlossingsleer: wat heeft Christus tot stand gebracht door Zijn sterven en opstanding, hoe kan het dat Hij, en Hij alléén Degene is Die dit heeft kunnen doen en welke gevolgen heeft dit voor de Kerk (allen die door het geloof met deze Christus zijn verbonden)? Het doordenken van het materiaal in dit hoofdstuk heeft niet alleen een dieper, rijker en heerlijker zicht gegeven op Christus en Zijn werk, maar heeft mij ook inzicht gegeven in de radicaliteit van dit verlossingswerk. Er is werkelijk geen enkel aspect in de verlossing van de christen die buiten het werk van Christus om tot stand wordt gebracht!

De drie ambten van Christus
In de inleiding van het hoofdstuk staat Reymond stil bij de drie ambten van Christus: Profeet, Priester en Koning. Elk van deze ambten heeft een directe betekenis voor het verlossingswerk dat Christus voor zondaren heeft volbracht (en om specifiek in de termen van Reymond te spreken: voor Gods uitverkorenen).
Als Profeet heeft Hij de boodschap van God de Vader verkondigd aan de mensen. Bovendien heeft Hij toekomstige gebeurtenissen voorspeld. Ook vandaag spreekt Christus als Profeet tot Zijn Kerk en tot de wereld, door Zijn Woord en Geest. Hij openbaart Gods wil voor onze verlossing en tot opbouw van Zijn Gemeente.
Als Priester heeft Hij Zichzelf gegeven als offer om verzoening te brengen en om te voortdurend pleiten voor iedereen die door Hem tot God gaat.
Als Koning roept Christus alle uitverkorenen uit de wereld  het geestelijk dode wereldsysteem door de zonden en overtredingen  om een volk te zijn voor Hemzelf. Vanuit Zijn Koninklijke heerschappij geeft Hij de Kerk opzieners, wetten en tuchtprocedures waardoor Hij zichtbaar over Zijn Gemeente regeert. Hij bewaart en ondersteunt Zijn kinderen in alle verzoekingen en lijden, houdt de vijandige machten van de Kerk in bedwang en overwint hen. Hij werk alles met kracht voor Zijn eer en voor het welzijn van Zijn Kerk en zal uiteindelijk al Zijn vijanden straffen die God niet kennen en het Evangelie niet gehoorzamen.
Reymond stelt dat Christus in deze drie ambten voorziet in de nood van de mens. In de kern heeft de mens drie problemen: hij is onwetend (en moet worden onderwezen aangaande God en Zijn werk  de Profeet), schuldig (en heeft gerechtigheid nodig  de Priester) en zwak en  afhankelijk (en heeft kracht en bescherming nodig  de Koning). Wanneer we het karakter van Christus kruiswerk bestuderen, staan we hoofdzakelijk stil bij het tweede aspect, namelijk het Priesterlijk ambt van Christus.

Kern van de apostolische prediking
Het kruiswerk van Christus, zo stelt Reymond, staat centraal in het christelijk geloof én de verkondiging ervan. Dit alles vanwege Wie Degene is Die stierf aan het kruis en wat Hij daar heeft gedaan. De Kerk van Jezus Christus heeft altijd geroemd in het kruis en in niets anders! Zij heeft niets anders willen weten dan “Jezus Christus en Die gekruisigd” (1 Korinthe 2:2). Het feit dat Paulus het kruis van Christus omschrijft als “de kracht van God en de wijsheid van God” (1 Korinthe 1:24) wijst erop dat God door het kruiswerk van Christus werkelijk zo'n grote zaligheid” tot stand heeft gebracht (Hebreeën 2:3). Het is dus niet overdreven wanneer we stellen dat de kernboodschap van de Bijbel als volgt kan worden verwoord: het verlossend handelen van God door genade in Jezus Christus, omwille van Zijn eer en het welzijn van zondaren. Waar de belijdende kerk van Christus deze boodschap loslaat en uit het oog verliest, zal zij zeker aan kracht verliezen en zal het geestelijk leven uit haar wegvloeien. Het welzijn van Christus’ Kerk staat of valt met de waardering van Christus’ verlossingswerk en de concrete toepassing daarvan door de kracht van de Heilige Geest.

Het gevaar van een gepolitiseerd 
“evangelie
De grote verzoeking voor de belijdende kerk in onze tijd is gelegen in het feit dat zij aan wil haken bij de politieke actualiteit en in ruil daarvoor de kern van het Evangelie verwaarloost of verloochent. Er schuilt een groot risico en gevaar voor de belijdende kerk wanneer zij in haar behoefte relevant te willen zijn aansluiting zoekt bij het gebruiken van haar stem met betrekking tot maatschappelijke problematiek en grote vraagstukken. Ik ben er niet op tegen dat de belijdende kerk haar stem gebruikt om Gods geopenbaarde waarheid met betrekking tot een vraagstuk te verkondigen. Natuurlijk moet de Kerk zichzelf niet isoleren van de wereld. Zij moet echter niet pretenderen dat háár stem en arbeid met betrekking tot de omgang met een specifiek vraagstuk de kern van het Evangelie is. De Kerk moet haar agenda niet laten bepalen door de wereld. De wereld ziet overal problemen en crises. Heilzame (ant)woorden en daden met betrekking tot maatschappelijke problemen en vraagstukken zijn niet de kern van het Evangelie. Wanneer de belijdende kerk zich in haar spreken en doen wél op deze manier opstelt, laat zij zien dat zij zich haar agenda heeft laten ontnemen door de wereld. Er is geen droeviger staat waarin de belijdende kerk kan verkeren dan een staat waarin zij zich laat leiden door het formuleren van antwoorden en oplossingen van huidige maatschappelijke en mondiale problemen en daarbij volkomen voorbij gaat aan het kruiswerk van Jezus Christus. Door zo te handelen heeft zij de kern van haar verkondiging verloren en heeft ze de kern van het Evangelie verward met de vrucht van het Evangelie. Ze heeft zich laten verleiden en misleiden door mee te praten en mee te doen met het aanpakken van maatschappelijke problemen (vrucht) zonder de kern van het probleem te benoemen en zonder de kern van Gods Goede Nieuws, het Evangelie, te proclameren.
Wat de kern van het probleem én de kern van het Evangelie is, zullen we in het vervolg ontdekken.

vrijdag 30 augustus 2019

Geloof werkt! – de invloed van een theologisch systeem

Een onderdompeling in The Gospel According to Jesus

De laatste keer dat ik schreef over John MacArthurs boek The Gospel According to Jesus, eindigde ik met de noodzaak van evangelische genade in de verkondiging van Gods Woord. In hoofdstuk 2 gaat MacArthur in op een ernstige misvatting van het begrip “genade” in evangelische kringen. Dit hoofdstuk is van groot belang, omdat MacArthur twee belangrijke zaken aanstipt: het theologische concept van het hedendaagse genadebegrip en de historische achtergrond hiervan.

“Bekeringsritualisme” als evangelisch taboe
MacArthur begint dit hoofdstuk met de pijnlijke constatering dat iedereen die belijdt een christen te zijn, al heel snel als zodanig binnen de kerk wordt geaccepteerd en behandeld – zonder te onderzoeken of in het leven van zo iemand de vrucht van gerechtigheid zichtbaar is.
Volgens de Amerikaanse voorganger leren hedendaagse christenen te geloven dat zij hun redding nooit in twijfel hoeven te trekken, omdat zij ooit een gebed hebben uitgesproken, of omdat ze tijdens een evangelisatiebijeenkomst naar voren zijn gekomen, of vanwege een andere ervaring.
Hiermee is de evangelische beweging in dezelfde val getrapt als de Rooms-Katholieke kerk: men houdt zich vast aan zekere rituelen. De hedendaagse, belijdende kerk wordt geplaagd door “bekeringsritualisme” – mensen vertrouwen op het eenmalige ritueel dat het moment van de bekering zou markeren. Mensen leren dat ze de oprechtheid van het geloof nooit mogen bevragen, omdat ze toen een gebed hebben uitgesproken, of omdat zij toen naar voren zijn gekomen tijdens een samenkomst.
Daar waar de reformatoren fel van leer trokken tegen de Roomse rituelen, hebben de hedendaagse evangelicalen andere rituelen omarmd als afweermechanisme tegen “aanvallen op geloofszekerheid.”

Hoe “de geestelijke mens” de vleselijke mens is gaan gedogen
Hoe heeft het zover kunnen komen? MacArthur gaat uitvoerig in op de historische achtergrond van deze theologische verschuiving.
Hij neemt de lezer mee naar het jaar 1918 – zeventig jaar vóór het verschijnen van The Gospel According to Jesus. In dit jaar verscheen het werk He That Is Spiritual van Lewis Sperry Chafer. Hoewel de titel het niet doet vermoeden, verdedigt de schrijver de stelling dat de “vleselijke mens” in 1 Korinthe 2:15-3:3 eveneens een christen is, maar dat zijn structurele levenswandel overeenkomt met die van een ongelovige. Met andere woorden: een vleselijke christen is een christen, maar hij leeft als iemand die niet gered is.
Het is niet moeilijk te raden wat een dergelijke opvatting in de praktijk uitricht. Want als er – nota bene met een perikoop uit de Bijbel in de hand – onderbouwd kan worden dat zelfs christenen kunnen leven als mensen die niet gered zijn, waarom zou je dan de realiteit van iemands geloof in twijfel trekken? Waarom zou jij je zorgen maken over de echtheid van jouw geloof als je hebt gehoord dat je ook een “vleselijke christen” kan zijn? Deze opvatting wekt de suggestie dat er twee groepen christenen zijn: normale, of ondermaatse christenen, en superchristenen (de geestelijke, volwassen christenen). Het doet denken aan de theologie van Keswick, of de theologie van de “second blessing.”
Voor de meeste theologen, zo benadrukt MacArthur een aantal keer, was Chafers’ theologische opvatting een vreemd concept. Toch heeft zijn werk veel invloed gehad op de manier waarop het Evangelie heden ten dage wordt verkondigd.

Dispensationeel onderscheiden
Het blijft echter niet bij een verkeerde interpretatie van 1 Korinthe 2:15-3:3. MacArthur noemt nog een aantal theologische opvattingen die hebben bijgedragen aan een verkeerde visie op verlossing.
Al deze opvattingen zijn verankerd in de Bedelingenleer. Door dit te benoemen, valt MacArthur openlijk de theologische school aan waartoe hijzelf in beginsel behoort. Hij beschouwt zichzelf als een “traditional premillennial dispensationalist.” Zijn boek is daarom vooral binnen de kringen van deze theologische stroming omstreden en fel bestreden.
De Bedelingenleer kenmerkt zich sterk door het accent op verschillende “bedelingen” of “tijdvakken” of “perioden”. Zo leefde de Heere Jezus Zelf onder de “bedeling van de Wet”, maar luidde door Zijn dood, opstanding, hemelvaart en het uitstorten van de Heilige Geest de “bedeling van de genade” in.
Lewis Sperry Chafer beschouwde deze tijdperioden als exclusief. Dit betekent dat er in de bedeling van de Wet geen genade aanwezig was, en omgekeerd – dat de bedeling van de genade geen wet kent. Hij zag Wet en genade als strikt gescheiden van elkaar. Degenen die ná Chafer zijn gekomen, hebben deze denklijn theologisch doorgetrokken. Eén van de zure vruchten die dit heeft opgeleverd, is dat men zwart op wit begon te stellen dat de Bergrede niet voor de Kerk kan zijn, omdat deze rede van Jezus één en al Wet zou bevatten. Op deze manier wordt het onderwijs van Christus uitgespeeld tegen dat van de apostel Paulus – in het voordeel van laatstgenoemde.
De strikte scheiding tussen Wet en genade wordt door bepaalde dispensationalisten gebruikt als filter om het onderwijs van Christus te verklaren; men past het toe op een andere tijd dan de huidige.
De scheiding tussen Wet en genade is niet het enige onderscheid dat dispensationalisten maken. Zo zien ze een verschil tussen Jezus als Redder en Jezus als Heere. Wie Christus ontvangt als Redder, wordt behouden, ook al weigert diegene zich te onderwerpen aan Christus als Heere.
Een ander onderscheid is dat tussen verlossing en discipelschap. Christus’ geboden in de Evangeliën hebben geen betrekking op ongelovigen, maar alleen op volgelingen van Hem.

Hermeneutiek
Ik kan niet anders dan MacArthur complimenteren voor wijze waarop hij de historische achtergrond heeft beschreven: duidelijk en relatief beknopt. Zoals al eerder gezegd, is dit een belangrijk hoofdstuk in het boek.
Het laat zien dat we niet alleen ons exegetische huiswerk op orde moeten hebben, maar dat we ook kennis moeten hebben van de ontwikkelingen in de kerkgeschiedenis. Opnieuw zien we hier hoe belangrijk het is om Bijbelse kennis te hebben over Gods genade. In de lijn van dispensationalisten als Lewis Sperry Chafer wordt genade zeer eenzijdig en beperkt verstaan. De manier waarop Chafer en andere dispensationele theologen genade verstaan, kan het best worden omschreven als vrijspraak voor schuldige zondaren. Deze eenzijdige blik op Gods genade heeft vergaande consequenties. En MacArthur heeft absoluut een punt als hij de alarmbel luidt wanneer hij deze consequenties noemt.
Ik heb mij in het verleden uitgesproken en verzet tegen de visie op Gods genade en verlossing zoals deze in de Bedelingenleer vertolkt worden. En ik zal hier niets van terugnemen.
Oppervlakkig gezien lijkt de Bedelingenleer een probleem te hebben met de visie op verlossing en Gods genade, maar wie doordringt in het theologische systeem, zal ontdekken dat het probleem dieper ligt. De Bedelingenleer heeft een hermeneutisch probleem. Dit betekent dat de manier waarop de Bijbel in zijn geheel wordt gelezen en verstaan, fundamentele gebreken kent.
Eén fundamenteel gebrek is dat men de Bijbel leest in zogenaamde “tijdvakken” of “bedelingen”. Dit heeft grote gevolgen. Het betekent dat een Bijbelgedeelte over het leven van Mozes minder zeggenschap zou hebben dan een gedeelte uit de Nieuw Testamentische brieven. “We kunnen er natuurlijk wel van leren,” zeggen dispensationalisten dan, “maar het is niet gericht aan de Gemeente van Jezus Christus.” Om het anders te zeggen: de Bijbel is een boek dat is gericht aan ons, maar niet alles wat erin staat is voor ons. Dit heeft te maken met een ander hermeneutisch probleem binnen de Bedelingenleer: men kent hoofdzakelijk drie groepen geadresseerden in de Bijbel. Dit zijn Israël, de Gemeente en de wereld (of: de heidenen). Dit onderscheid maken dispensationalisten op grond van 1 Korinthe 10:32. Het is echter nogal wat om op grond van dit vers een hele hermeneutiek te bouwen!
Het is onverantwoord om te stellen dat bepaalde Bijbelgedeelten voor vandaag wel gelden, maar andere teksten niet. De hele Bijbel heeft vandaag de dag zeggingskracht. En hoewel we er rekening mee moeten houden dat bepaalde gebeurtenissen niet herhaald worden en uniek zijn, moeten we in elk gedeelte de onveranderlijke principes van Gods Woord ontdekken en onderzoeken hoe Gods verlossingswerk in Jezus in deze geschiedenissen zichtbaar wordt.

De genade van het Evangelie kan niet worden verdeeld
Lewis Sperry Chafer wilde Gods “pure genade” – dat betekent onvervalst of ongemengd – niet verwarren met enige inspanning van de mens. Dit is enerzijds te prijzen, omdat het verlossingswerk in een mensenleven Gods werk is. Dat is ook het slotakkoord van MacArthur in hoofdstuk 2.
Anderzijds moet in gedachten worden gehouden dat Gods genade niet enkel gaat over het vrijspreken van schuldige zondaren. En volgens MacArthur ligt de onjuiste visie op Gods genade ten grondslag aan het lordship-debat. Hierin heeft hij mijns inziens volkomen gelijk.
De cruciale vraag in het lordship-debat is of Gods genade meer doet dan de schuldige zondaar vrijspreken. En het Bijbelse antwoord is helder: ja. Gods genade spreekt niet alleen vrij van zonde, maar maakt ook vrij van zonde. En dit is de reden waarom wordt gesproken over “lordship salvation” – Lordship in dit verband wil communiceren dat een gelovige in Christus zich onderwerpt aan Zijn heerschappij, om te worden vrijgemaakt van de zonde. Niets meer en niets minder. En het is waar: als jouw begrip van genade niet verder reikt dan het vrijspreken van een schuldige zondaar, dan zal MacArthurs pleidooi op zijn minst provocerend en op zijn ergst als grove dwaling worden ontvangen.
Er komt echter wel een vraag naar boven wanneer we MacArthurs argumentatie doornemen. Want hij verwijt de traditionele dispensationalisten – en mijns inziens dus terecht – dat zij Christus en Paulus tegen elkaar uitspelen. Maar zien we dit in MacArthurs boek ook niet gebeuren? Daar waar de tegenstanders van “lordship salvation” grotendeels leunen op het onderwijs van Paulus, zit MacArthurs betoog aan de andere kant van het spectrum. Hij richt zich in zijn boek primair op de bediening van de Heere Jezus. Heeft hij, in zijn ijver critici te laten zien dat de Bijbel een bredere visie op genade en verlossing biedt, te veel accent gelegd op het onderwijs van Christus en is hij daardoor niet zelf ook eenzijdig te werk gegaan?
Net zoals de Heere Jezus Zelf niet opgedeeld kan worden (Hij is niet een stukje Profeet, een stukje Priester, een stukje Koning – Hij is volmaakt één in Zijn ambten), kan ook Gods genade niet worden verdeeld. MacArthur heeft er volkomen gelijk in als hij stelt dat er geen stukje vergevende genade is, zonder ook het stukje heiligende genade en het stukje bewarende genade te ontvangen. Wie christen wordt, ontvangt al deze genade! Daarom vind ik het jammer dat MacArthur in het begin van het boek niet ingaat op het fundamentele aspect van het Evangelie: dat verloren zondaren vergeving aangeboden wordt op grond van het volmaakt heilige offer dat Jezus Christus heeft gebracht, door te sterven aan het kruis en op te staan uit de dood. In dit opzicht vind ik MacArthurs insteek in het begin te eenzijdig. En bovendien werkt het iets in de hand wat we in de Kerk niet moeten willen: krampachtige pogingen tot heiligmaking.

Ik heb de boodschap van het kruis nodig – iedere dag!
Ik schrijf dit niet, omdat ik iets te zeuren wil hebben, of omdat ik zo nodig kritisch moet zijn; ik schrijf dit uit ervaring. Probeer maar eens een dag of een week of een maand of een heel jaar te leven met de intentie God te gehoorzamen door het geloof in Christus, zonder iedere dag te beginnen bij het kruis, het open graf en de troon van Gods genade, waar de hemelse Advocaat jouw belangen behartigt. Het gaat je niet lukken. Je word er wanhopig van. Je probeert heilig te worden zonder het krachtige bloed van Jezus Christus. Wie geheiligd wil worden buiten de reinigende kracht van Christus’ bloed om, verliest geestelijke kracht. Zo iemand wordt ziek. Probeer geen belofte te ontvangen, of gebod te gehoorzamen, zonder te pleiten op het bloed van Jezus.
Waarom schrijf ik dit? Vanwege meerdere redenen:

1. Als heiliging structureel wordt losgemaakt van het bloed van Christus, worden we verwaand, denkend dat we God gehoorzaam kunnen zijn zonder de kracht die Hij ons verleent
2. Als heiliging structureel wordt losgemaakt van het bloed van Christus, worden we wanhopig, denkend aan ons eigen falen, terwijl we het verlossingswerk van God in Jezus vergeten
3. Als heiliging structureel wordt losgemaakt van het bloed van Christus, verliezen we Gods vergevende genade uit het oog – de vergevende genade die het fundament van onze verlossing is én de vergevende genade die we iedere dag nodig hebben vanwege nieuwe zonden
4. Als heiliging structureel wordt losgemaakt van het bloed van Christus, worden we “christenautonomen” – mensen die denken dat, nadat God Zijn deel in de Heere Jezus heeft gedaan, wij nu onze verantwoordelijkheid moeten nemen

Wil ik hiermee MacArthurs pleidooi ontkrachten? Nee.
Wat ik hiermee wél wil laten zien, is dat we heel goed op de hoogte moeten zijn van de context waarin voorgangers, auteurs en theologen hun visies uitdragen. MacArthurs aversie tegen de positie dat Gods genade enkel en alleen vergevend van aard zou zijn is begrijpelijk, al moet ook gezegd worden dat hij de heiligende kracht van Gods genade benadrukt en weinig verbinding legt met de vergevende genade. Dat kan bij anderen weer vragen oproepen. En die vragen zijn ook gekomen.
In het voorwoord op de tweede druk van The Gospel According to Jesus schrijft MacArthur dat hij twee nieuwe hoofdstukken heeft toegevoegd, over de rechtvaardiging door het geloof én over het verlossingswerk van Christus aan het kruis.
Het bewijst mijns inziens dat MacArthur bij de eerste uitgave van zijn boek te eenzijdig is geweest. Hij verdient echter lof voor de manier waarop hij reageert op critici; niet iedereen is bereid zijn werk op deze manier te herzien. Het geeft aan dat hij corrigeerbaar is én – verreweg het belangrijkste – dat hij het volbrachte verlossingswerk van Zijn Heere wil eren. Minder dan dit is een betrouwbare, christelijke voorganger onwaardig.

zondag 24 maart 2019

Delen in Gods tevredenheid over Zijn eigen werk

Een les voor het leven

God overwint
in het leven
van Zijn kind,
daar waar Hij niets
dan Christus vindt

God verrast. Steeds weer. En het is geweldig om van Zijn genadige verrassingen te kunnen getuigen en om aan anderen uit te delen wat Hij heeft gegeven.
Eén van de grootste verrassingen die mij blijft verwonderen en bezighouden is een aspect van het Evangelie dat in mijn eigen leven van tijd tot tijd zwaar onder vuur wordt genomen – de waarheid dat God alleen tevreden is met Zijn werk.

Wellicht zijn er mensen die zo’n stelling met de nodige argwaan en bedenkingen lezen. Want hoe zit het dan met mijn eigen werk? Doet het werk van de mens er niet toe voor God?
Ik ben de laatste om dát te beweren. De vraag is echter: welke werken? En hoe doen deze werken ertoe voor God?
Mijn betoog op grond van Psalm 66:13-15 is dat we alleen maar met voldoening de werken van het geloof kunnen doen wanneer we eerst hebben geleerd om tevreden te zijn met de Persoon en het werk van Jezus Christus Zelf.
En eigenlijk heb ik het nog niet helemaal goed verwoord. Als ik het zo zuiver mogelijk wil communiceren, dien ik eigenlijk te schrijven dat we eerst en bij herhaling moeten leren tevreden te zijn met de Persoon en het werk van Christus. Het is een les voor het leven, niet voor één middag.
Wanneer ik het heb over het werk van Christus, betekent dit niet dat ik er één enkel aspect uit wil halen, om dat te benadrukken. Veel dwalingen met betrekking tot de Persoon en het werk van de Heere Jezus zijn het gevolg van het benadrukken van bepaalde aspecten, ten koste van andere. Zijn werk in mij is net zo essentieel als Zijn werk voor mij. Gaan we deze twee tegen elkaar uitspelen, dan lopen we enerzijds het gevaar aanmatigende christenen te worden, die menen dat “omdat Christus alles voor mij heeft gedaan, het er niet toe doet wat ik met mijn leven doe.”
Anderzijds bestaat het gevaar dat we heiligingsdwepers worden, “omdat Christus gestalte in mij moet krijgen.” We kunnen op twee manieren in de fout gaan:

A. Werk van Christus voor mij = ALLES, dus ik doe NIKS
B. Werk van Christus voor mij = NIET ALLES, dus ik doe HET NODIGE ERBIJ

Dit is echter niet de manier waarop God Zijn Evangelie uitwerkt. Als het Evangelie in ons leven functioneert zoals het zou moeten, dan ziet het er zo uit:

Werk van Christus voor mij = ALLES voor Zijn werk in mij

Het Evangelie: de bevrijdende boodschap dat God rust van Zijn verlossingswerk in Christus
Het grootste probleem in ons geestelijk leven is dat wij onszelf zo ontzettend serieus blijven nemen. We zijn pas tevreden als wij in onszelf redenen zien tevreden te zijn over onszelf. Maar dit is niet het Evangelie zoals de Bijbel dit verkondigt! Toch zal iedere gelovige kunnen beamen dat deze houding van tijd tot tijd zichtbaar wordt. We hebben allemaal onze periodes dat het – ook geestelijk – niet lekker gaat. We hebben gefaald. We hebben iets dierbaars verloren. We koesterden ijdele hoop. En één van de eerste vragen die dan door het hoofd spoken, kan wel eens heel goed deze zijn: “Kan God met mijn leven tevreden zijn?” Het antwoord dat wij geven (en in sommige gevallen wellicht ook al het stellen van de vraag zelf) verraad waarmee wij onze tevredenheid voeden.
Zo kan iemand beweren: “Ja, God kan tevreden zijn met mijn leven, want ik ben ondanks alle tegenslagen blijmoedig gebleven!” Maar wat zeg je dan tegen degene die als antwoord geeft: “Nee, God kan niet tevreden zijn met mijn leven, want ik kan momenteel geen loflied zingen.” Is het waar, dat God uitsluitend tevreden is met het leven van de eerste persoon? Het antwoord is nee. Beide personen houden zichzelf namelijk voor de gek.
Wat zij over zichzelf zeggen, kán waar zijn. De één kan ondanks tegenslagen blijmoedig gebleven zijn en de ander juist niet. Maar dit zegt nog niets over de tevredenheid van God.
Het mag misschien vroom klinken, dat geklaag over het eigen falen en tekortschieten. En waarschijnlijk klinkt de juichkreet over de “volharding in beproeving” nog wel veel vromer. En toch: als er geen enkele verwijzing naar het werk van Jezus Christus wordt gemaakt, dan is zowel het geklaag als het gejuich op verkeerde grond gefundeerd.
Velen denken waarschijnlijk dat alleen het roemen in eigen werk een vorm van wetticisme is. Maar het structureel en onafgebroken klagen over eigen falen is net zo goed een vorm van wetticisme. In beide gevallen kan iemand pas écht tevreden zijn wanneer hij of zij voldoet aan de gestelde norm. Degene die juicht, meent de norm gehaald te hebben. Degene die klaagt, beseft dat hij hier niet in is geslaagd.
Wat is hier het probleem? De schijnwerpers staan verkeerd. Beide personen hebben de schijnwerpers gericht op zichzelf. Zij beoordelen zichzelf op grond van wat het licht van deze schijnwerpers openbaart.
Zo is het echter nooit bedoeld. God heeft de mens nooit gemaakt en bedoeld om in de schijnwerpers te staan. Wij zijn niet geroepen om ons leven onafhankelijk van Hem in te vullen. De mens is gemaakt als schijnwerper voor God Zelf. Hij moet schitteren. We bewijzen Zijn boodschap bepaald geen dienst wanneer we alle aandacht en eer naar onszelf toetrekken.

God gaf Christus om méér Christus te ontvangen
Het geheim van het Evangelie is dat God Zichzelf verheerlijkt door het verlossingswerk van Jezus Christus en dat Hij uitsluitend tevreden is met Díe Persoon en dát werk. Want de Christus Die gestorven is, is in geestelijk opzicht niet alleen gestorven; Hij heeft Zijn volk meegenomen in Zijn dood (zie Romeinen 6:3). En de Christus Die is opgewekt, is in geestelijk opzicht ook niet alleen opgewekt; Hij is met Zijn volk opgewekt (zie Romeinen 6:4).
Wie het Evangelie dieper wil leren begrijpen (en de vraag is of we de diepste diepten ervan ooit kunnen doorgronden en bevatten) zal moeten begrijpen wat de roeping van de mens is. De mens is geschapen als beelddrager van God (zie Genesis 1:26-27). Beelddrager betekent dat Gods karakter en morele wil zichtbaar wordt in het leven van de mens. Door de zondeval is dit beeld dodelijk beschadigd.
In Christus wordt dit beeld hersteld. De menswording van God de Zoon was in dit opzicht noodzakelijk. Christus kwam niet om gevallen engelen te verlossen, maar gevallen mensen – mensen die geschapen om beelddrager van God te zijn.
God neemt geen genoegen met de meest moralistische persoon op aarde. Hij neemt slechts genoegen met Zijn eigen werk. Omdat een dodelijk beschadigde beelddrager nooit de eeuwige redding tot stand kan brengen. Daarom kwam Hij Zélf – in Christus.
In God de Zoon heeft God de Vader Zelf het beeld van de Schepper hersteld. God neemt de zondeschuld weg. God breekt de zondemacht. God maakt een einde aan de tegenwoordigheid van de zonde.

Is Hij tevreden met het werk dat Zijn Zoon heeft volbracht? Zeer zeker! Net zoals we in de Schrift kunnen lezen dat Gods schepping zeer goed was (zie Genesis 1:31), zo is het ook mogelijk te bedenken dat God met een tevreden en vreugdevolle stem heeft verkondigd dat het “zeer goed” is, toen Christus met Zijn bloed de hemelse tabernakel is binnengegaan (zie Hebreeën 9:11-13). Tevreden kijkt God naar al die mensen die Zijn geborgen in de gerechtigheid van Zijn Zoon, door het geloof. Niet omdat deze mensen elke dag geestelijke topprestaties leveren, of nooit meer zondigen.
Maar wél omdat Hij Zijn Zoon in deze mensen ziet. Wie durft als mens, met zo’n tevreden blik van God de Vader op Zijn eeuwige Zoon, nog naar zichzelf te kijken?

Blogarchief