SalvationInGod

Posts tonen met het label verlossing. Alle posts tonen
Posts tonen met het label verlossing. Alle posts tonen

zaterdag 29 juli 2023

Onvangen en koesteren - Reddend geloof in Jezus Christus

Boekbespreking What Is Saving Faith? Reflections on Receiving Christ as a Treasure (John Piper)

Meer dan eens heb ik gelezen en geschreven over de aard en essentie van het reddende geloof. Het is een levensbelangrijke vraag waar de Bijbel genoeg over te zeggen heeft. Verschillende toonaangevende theologen en voorgangers hebben de studie, reflectie en bezinning van dit onderwerp door middel van onderwijs 
– hetzij in preken en seminars, hetzij in boeken – doorgegeven. In 2022 is de nieuwste vrucht van een reflectie op dit onderwerp verschenen: What Is Saving Faith? Reflections on Receiving Christ as a Treasure van John Piper. Het was verfrissend en verhelderend om dit boek te lezen.

Theoloog van de 
affecties
Voordat ik het boek las, was ik op de hoogte van een kritische recensie over dit boek dat is verschenen op de Amerikaanse website van The Gospel Coalition. De kern van deze kritiek is niet verrassend of nieuw: er wordt gewezen op het gevaar dat Piper de gevoelens of emoties – ook wel affecties genoemd – een dermate grote of belangrijke plaats geeft in het leven van de christen, dat het de leer van de rechtvaardiging door het geloof zou ondermijnen. De manier waarop hij over de rol van gevoelens in het geloofsleven schrijft, zou de waarheid over de rechtvaardiging door geloof veranderen in rechtvaardiging door liefde.” Ook zou Piper in zijn manier van schrijven te weinig oog hebben en onvoldoende ruimte laten voor groei in het geestelijk leven.
De inhoud van deze reacties en kanttekeningen met betrekking tot het onderwijs van Piper zijn voor mij niet nieuw. Ik heb ooit gezegd dat hij de “theoloog van de vreugde” wordt genoemd, maar hem de “theoloog van de affecties” noemen zou nog treffender zijn. In What Is Saving Faith? verdedigt hij de stelling dat de gevoelsdimensie – in het Engels: the affectional dimension – tot de essentie van het reddende geloof behoort. Met het woord “affectie” bedoelt hij een uiting van liefde, waardering, adoratie of aanbidding, koestering, hoogschatten, verheugen of verzadigen. Het hele boek is een betoog dat wordt uitgewerkt om deze stelling te onderbouwen.

De actualiteit van het boek
Piper begint het boek met een introductie over de noodzaak en urgentie van het schrijven over dit onderwerp. Hij legt uit waar de wortels liggen van zijn bezorgdheid. De eerste is te herleiden naar de zogenaamde discussie met betrekking tot 
“lordship salvation”, dat in de jaren ’80 van de vorige eeuw nieuw leven werd ingeblazen door het boek The Gospel According to Jesus van John MacArthur. Piper stemt in met de boodschap van het boek van MacArthur, maar gaat een stap verder. Daar waar MacArthur theologische argumenten aandraagt dat het verlossende – en dus rechtvaardigende – geloof in Christus gehoorzaamheid voortbrengt, wil Piper weten: wat maakt dat het rechtvaardigende geloof ook een heiligend geloof is? Zijn eerdere boek Future Grace is eveneens een antwoord op die vraag. Hij legt uit dat Future Grace een uitwerking is van de manier waarop de gelovige de kracht ontvangt om de inwonende zonde te doden en dat What Is Saving Faith? een exegetische verdediging is van de stelling dat de emotionele -of gevoelsdimensie van het geloof tot de essentie van het verlossende geloof behoort. Ik moet zeggen dat de schrijfstijl van Piper mij meer aanspreekt dan die van MacArthur. Bij MacArthur krijg ik de indruk dat hij vooral de juiste theologie wil verdedigen (sterk dogmatisch), terwijl ik bij Piper het verlangen proef om theologie te laten branden in het hart van de lezer, zodat de dogmatiek uitmondt in verwondering en de aanbidding van God door het geloof in Jezus Christus.
De tweede zorg die Piper heeft gestimuleerd om dit boek te schrijven, is de atmosfeer waarin Westerse christenen “vrije wil” ademen. Zijn kritiek is dat evangelicale christenen in het Westen van het geloof teveel een beheersbare zaak hebben gemaakt. Iemand oproepen om “een keuze voor Jezus te maken” klinkt als een opdracht waaraan mensen vanuit zichzelf gehoor kunnen geven. Een beslissing nemen of keuze maken ligt binnen ons vermogen; de oproep om bepaalde gevoelens te hebben ten aanzien van God, Jezus Christus en zonde kan niemand zomaar even gehoorzamen. We hebben in het Westen teveel een beheersbaar of maakbaar geloof gecreëerd. Ik vrees dat hij hier een terecht punt aansnijdt. Ik deel zijn zorg dat wij in het Westen de verwondering over de genade van God en de wedergeboorte zijn kwijtgeraakt. We praten over het geloof alsof we dit door het aanspreken van de wil of door het nemen van een beslissing even uit onze mouw schudden, zonder te beseffen dat het geloof in Christus een gave van God is, dat door het soevereine werk van de Heilige Geest tot stand wordt gebracht. Aan het einde van het boek, wanneer hij antwoord geeft op tegenwerpingen die zijn pleidooi oproepen, schrijft hij: “In plaats van bezorgd zijn dat ik het verlossende geloof onmogelijk heb gemaakt, zouden we bezorgd moeten zijn over het feit dat velen proberen het gemakkelijk te maken” (bladzijde 254). En: Niet ik heb het verlossende geloof onmogelijk gemaakt. De zonde heeft dit gedaan (eveneens bladzijde 254).

Geloof en rechtvaardiging
De cruciale vraag die beantwoord moet worden 
– en waarvan ik vermoed dat Piper heeft aangevoeld dat hij hier het meest controversiële punt van zijn stelling behandelt – is hoe hij kan verdedigen dat de gevoelsdimensie tot de essentie van het verlossende geloof kan behoren, zonder dat het de leer van de rechtvaardiging door geloof geweld aandoet. Hij legt uit dat wanneer God ons rechtvaardigt, Hij niet kijkt naar gerechtigheid in ons, maar naar de gerechtigheid van Christus, met Wie wij door het geloof zijn verbonden. Op basis van Christus’ kruiswerk is God – in de woorden van Piper  100 procent voor Zijn kinderen.” En als God met betrekking tot de rechtvaardiging niet kijkt naar gerechtigheid in ons en van ons, dan wordt op het moment van de rechtvaardiging ook de gevoelsdimensie van het geloof buiten beschouwing gelaten. Wanneer God iemand rechtvaardigt, ziet Hij de gerechtigheid van Christus waarmee de gelovige is bekleed – en dát is de gerechtigheid waar God mee rekent in de rechtvaardiging! Het geloof is goed, maar het geloof zelf wordt door God niet gerekend als gerechtigheid, want dan zou het geloof een werk en verdienste van de mens zijn. Het geloof, betoogt Piper, is echter niet iets wat doet of geeft, maar ontvangt. Het geloof ontvangt Christus (Johannes 1:11-12). Voor Piper kwam dit voor hem beslissende inzicht door het lezen van het werk van Andrew Fuller (1754-1815). Het feit dat een zondaar wordt gerechtvaardigd door het geloof omdat hij door het geloof Christus ontvangt en daardoor ook Zijn gerechtigheid, botst niet met het idee dat het geloof dat Christus ontvangt, een gevoelsdimensie kent. Volgens mij kunnen deze twee werkelijkheden naast elkaar bestaan. Hoewel ik reformatorische theologie en geloofsbelijdenissen over het algemeen sterk waardeer en een warm hart toedraag, vraag ik mij af of de reformatorische critici van Piper niet te krampachtig zijn in de reacties op en analyses van de manier waarop hij schrijft over het verlossende geloof in relatie tot de rechtvaardiging.

Geloof, gevoel en zekerheid
Piper laat in zijn exegetische betoog zien dat iemand niet neutraal kan zijn tegenover Christus. Ook de gelovige niet. Hij laat vanuit teksten zien dat een christen, die Christus door het geloof ontvangen heeft, niet saai of onaantrekkelijk kan vinden. Christus Zelf is in Zijn onderwijs ook scherp als het gaat om zaken als koesteren en waarderen. Wanneer Hij mensen oproept om Hem te volgen, moeten zij eerst de kosten berekenen (Lucas 14:25-35). In de kern gaat dit over de vraag wat onze grootse schat is: is het ons eigen leven, onze familie, of is het Christus Zelf? Ga maar eens proberen uit te leggen dat je deze vraag kunt beantwoorden zonder woorden als koesteren, verheugen, verzadigen of waarderen te gebruiken. Dat is onmogelijk. De gevoelsdimensie speelt volop mee in ons antwoord op Jezus
’ oproep.
De kritiek dat Piper geen ruimte zou bieden voor groei in het geestelijk leven, deel ik niet. Mijns inziens laat hij in het hoofdstuk over geloofszekerheid – de zekerheid dat iemand een kind van God is – zien dat hij rekening houdt met het feit dat de beleving van het geloof – en dus ook de gevoelsdimensie ervan – niet constant is en kan verschillen. Geloof kan groeien. Het geloof van Gods kinderen kan ook falen, in die zin dat zij in zonde kunnen vallen. Piper erkent dit heel duidelijk. Daarbij is zijn ervaring dat degenen die niet actief bezig zijn om de goede strijd van het geloof te strijden (1 Timotheüs 6:12) en de heiliging na te jagen zonder welke niemand de Heere zal zien (Hebreeën 12:14) in hoofdlijnen geen verkeerde visie op het verlossende geloof, maar een verkeerde visie op de eeuwige zekerheid hebben. Mensen die geen ernst maken met heiliging en gehoorzaamheid beschouwen volgens Piper het geloof als een vaccinatie: Ik heb de prik gehad, ik ben beschermd tegen het oordeel. Eens gered, altijd gered. Niets kan mij nog gebeuren.” Hij belijdt dat Gods uitverkorenen niet verloren kunnen gaan, en tegelijkertijd stelt hij dat het geloof in Christus een geloof is dat aangevochten wordt en dat een strijdend karakter heeft.

Betoog, conclusie en vrucht
Zoals ik hierboven heb geschreven, kan ik de schrijfstijl van John Piper goed waarderen. Je merkt dat hij een duidelijk doel voor ogen heeft: de lezer gelukkig maken in God door Jezus Christus! Voor hem is exegese en Bijbelonderwijs de motor die deze vreugdevolle gevoelens voor de Heere voeden. Zijn hele betoog staat in het teken van dit grote doel. Het feit dat er een diepgaande theologische uitwerking aan ten grondslag ligt, is geen bedreiging, maar juist de zekere weg naar het loon. Het kost inspanning en denkwerk, maar uiteindelijk confronteert het de lezer met deze vraag: Is de Heere Jezus Christus jouw grootste Schat? Is Hij jou alles waard? Is Hij de vervulling van de verlangens van jouw hart? Als het antwoord op deze vraag na het lezen van What Is Saving Faith?  
“ja” is, heeft Piper zijn doel met het boek bereikt – door de genade van God.

zaterdag 24 juni 2023

Het kruiswerk van Christus (7) Overwinning

De rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer

De vorige keer hebben we gezien dat Christus, door te sterven aan het kruis, de losprijs heeft betaald voor de verlossing van zondaren. Door Zijn kruiswerk zijn zij bevrijd van de veroordeling door de Wet; de schuld op de zonde is weggenomen. Maar dat is niet alles. Door te sterven heeft Christus de macht van de zonde weggenomen. De gelovige is in Christus bevrijd van een vruchteloos leven, dat werd gekenmerkt door ongerechtigheid.

De realiteit van het koninkrijk der duisternis
Wanneer Reymond het aspect van de verlossing heeft behandeld (het schenken van bevrijding door het betalen van een losprijs) legt hij de verbinding met een ander, cruciaal aspect van het kruiswerk van Christus. Wanneer we op Bijbelse gronden stellen dat Christus de macht van de zonde heeft weggenomen door Zijn offer aan het kruis, benoemen we een overwinnend aspect van dit offer. Reymond slaat een brug van het overwinnen van de zonde naar het overwinnen van het koninkrijk van de duisternis. Hiermee komen we bij de wereld en macht die achter de zonde schuilgaat.
Wederom citeert de theoloog John Murray, die volkomen terecht heeft opgemerkt dat er in onze tijd, vanwege een zogenaamd gesloten wereldbeeld, totaal geen rekening wordt gehouden met bovennatuurlijke machten en krachten, terwijl de Bijbel hier wel degelijk over spreekt. 
Kortom: achter de zichtbare realiteit van het kwaad in deze wereld gaat een koninkrijk van duisternis schuil, waarbij de duivel en demonen actief zijn en meedogenloos te werk gaan. We zijn geneigd dit aspect niet serieus te nemen of om het te verwerpen. Murray merkt hierover op: “In de mate waarin wij dit doen, is ons denken niet christelijk.

De aard en werken van satan
Omdat Reymond de aard van Christus’ overwinning over de zonde ook wil plaatsen – en Bijbels gezien dit ook moet plaatsen  in het licht van de onzichtbare, geestelijke machten, geeft hij een overzicht van de manier waarop de Bijbel satan zelf typeert. Hij wordt “Abaddon” of Apollyon” genoemd (Openbaring 9:11), evenals Beëlzebul” (Mattheüs 12:24; Lucas 11:15). Hij wordt omschreven als “de aanklager van onze broeders” (Openbaring 14:12) en de oude slang” (Openbaring 12:9). De Heere Jezus noemt hem “een mensenmoordenaar van het begin af” en “de vader van de leugen” (Johannes 8:44). Satan is listig; hij verleidt en verzoekt. Hij is de aanvoerder van de macht in de lucht” (Efeze 2:2). Hij gaat tekeer tegen mensen in grote woede (Openbaring 12:12) en gaat rond als een brullende leeuw om te zoeken wie hij zou kunnen verslinden (1 Petrus 5:8) en hij is de aanvoerder van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid (Efeze 2:2). Hij verblindt de gedachten van ongelovigen, zodat zij de heerlijkheid van Christus in het Evangelie niet zien (2 Korinthe 4:4). Hij doet zich voor als een engel van het licht, werkt de Grote Opdracht tegen die Christus Zijn Kerk heeft opgedragen, voert strijd tegen de heiligen en maakt dat christenen worden opgesloten in de gevangenis (zie 1 Thessalonicenzen 2:18; 2 Korinthe 11:14; Openbaring 12:17; Openbaring 2:10). Hij kan mensen kwellen met lichamelijke en mentale ziekten (Handelingen 10:38) en heeft macht over de dood (Hebreeën 2:14). De duivel heeft Adam en Eva aangezet in opstand te komen tegen God (Genesis 3:1-5), heeft Judas aangezet Christus te verraden (Johannes 13:2) en zette Ananias aan om te liegen tegen de Heilige Geest (Handelingen 5:3).
De Bijbel maakt er niet alleen melding van dat satan een concrete aard heeft en concrete werken doet, maar dat hij een bepaalde macht heeft – een macht die door Gods soevereine heerschappij is begrensd. Hij heeft een koninkrijk, van waaruit wordt aangestuurd op valse godsdienst, valse religieuze organisaties en valse aanbidders (zie 1 Korinthe 10:20 en Openbaring 2:9; 3:9).

De vernietigende kracht van het kruis
Als we deze Bijbelse gegevens op ons in laten werken, moeten we tot de conclusie komen dat het kruiswerk van Jezus Christus  in het afrekenen met zonde  ook gevolgen moet hebben op de macht en werken van satan. Dit betekent dat Christus door Zijn sterven niet alleen heeft getriomfeerd over de zonde, maar dat Hij in essentie een einde heeft gemaakt aan de macht en werken van satan. In dit verband is Zijn kruiswerk een vernietigend werk. Het breekt de werken van de duisternis af, het verbreekt de macht ervan. Wie de Schrift kent, weet dat dit aspect van Zijn kruiswerk geen verrassing is. Al direct na de zondeval wordt duidelijk gemaakt dat er een confrontatie zal plaatsvinden het Zaad van de vrouw (Christus) en de slang en zijn zaad (zie Genesis 3:15).
Reymond merkt op dat acht teksten in het Nieuwe Testament spreken over deze confrontatie (Mattheüs 12:29; Lucas 11:21-22; Johannes 12:31; 16:11; 1 Korinthe 15:24-26; Kolossenzen 2:13c-15; Hebreeën 2:14-15; 1 Johannes 3:8c).
Het is belangrijk om de autoriteit en aard van Christus’ kruiswerk met betrekking tot het verbreken van satans macht en werken te zien. Christus is de Zoon van God, Die met goddelijke autoriteit de macht van de duivel heeft verbroken. Door te sterven aan het kruis heeft Hij de banden, die de werken van de duivel met elkaar verbonden, verbroken. Het is aan stukken geslagen! Er is aan het kruis op Golgotha een beslissende klap toegebracht aan de macht van satan. Alle werken die hij na het volbrachte kruiswerk van Christus verricht, doet hij als een verslagen vijand.

De overwinnende kracht van het kruis
Het kruis van Christus heeft de macht van satan tenietgedaan met betrekking tot degenen die met Christus zijn verbonden door het geloof. Dit betekent dat Christus in plaats van zondaren heeft getriomfeerd over de duivel en zijn koninkrijk en dat Hij al Gods kinderen meeneemt in deze overwinning. Gelovigen overwinnen de duivel in Christus! God leidt Zijn kinderen in een overwinningsstoet in Christus. De kracht van deze overwinning kunnen christenen in dit leven ervaren; hoewel de duivel nog steeds actief is en een gelimiteerde macht heeft, hebben gelovigen in Christus, door de verbondenheid met hun Heere een wapenrusting tot hun beschikking. Gelovigen kunnen de duivel weerstaan door het geloof (1 Petrus 5:9), gebed (Mattheüs 9:29) en door het Woord, de Bijbel, te gebruiken (door Paulus in Efeze 6:17 “het zwaard van de Geest” genoemd). Christenen overwinnen satan door het bloed van het Lam, Christus, en door de kracht van Zijn Naam (Openbaring 12:11; Lucas 10:17).

Het overwinnende aspect van Christus
 kruiswerk garandeert toekomstige genade
In een schepping die lijdt aan de gebrokenheid door de zonde en destructieve werken van duivelse machten, wordt de boodschap van Christus
’ kruiswerk bijzonder kostbaar. De enigen die dit niet erkennen en weigeren Christus te aanvaarden, zijn degenen die door satan blind worden gehouden voor de boodschap en schoonheid van het kruis. Dit zou ons niet moeten verbazen: de duivel probeert met alle mogelijke inspanningen de schoonheid van het middel waarmee zijn werken verbroken zijn, te verhullen en verbergen. Er mag van satan een heleboel, maar één ding wil hij voorkomen: dat het kruiswerk van Jezus Christus straalt met de heerlijkheid van Gods genade en verlossing, zodat geestelijk dode zondaren tot leven worden gewekt.
Maar bij degenen die in het hart zijn beschenen met het licht van de heerlijkheid van Jezus Christus door de prediking van het Evangelie, zijn de de ogen opengegaan. Zij realiseren zich dat wat zich aan het kruis op Golgotha afspeelde, een schoonheid en kracht bezit, waar de Kerk van Christus tot in eeuwigheid van zal getuigen en zingen. De genade van God, zichtbaar in het plaatsvervangend lijden en sterven van Christus, heeft een eeuwigdurend effect. En de kracht ervan is nu al te ervaren. Ten dele, dat wel, want de volkomen overwinning ligt nog in de toekomst. Het is Gods belofte: er zál volkomen overwinning over zonde en duivel zijn. Het kruiswerk van Jezus Christus is de garantie. En omdat de gelovige weet dat Christus, plaatsvervangend voor zondaren, aan het kruis de volkomen overwinning heeft behaald, kan hij of zij nu ook volkomen hopen op de genade die gebracht zal worden in de openbaring van Hem (1 Petrus 1:13). Wat er in deze wereld ook gebeurt, hoe duister het hier ook is, de christen leeft tussen twee beslissende en indrukwekkende genade-gebeurtenissen in: de genade van Christus
 kruis en de genade van Christuswederkomst. En in de tussenliggende tijd ontvangt de gelovige, vanuit de overwinning die Christus heeft behaald aan het kruis en door de vereniging met Hem door het geloof, de genade om de duivel te weerstaan. Maranatha! Kom, Heere Jezus!

zaterdag 17 juni 2023

Het kruiswerk van Christus (6) Verlossing

De rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer

In de bezinning over het karakter van Christus
’ kruiswerk hebben we tot nu toe een aantal aspecten gezien die in een juridisch kader staan. Door in opstand te komen tegen God – wat de Bijbel zonde noemt – rust Gods toorn op de mens. Er is daarom genoegdoening nodig. De straf op de zonde moet volledig worden betaald. We hebben gezien dat Jezus Christus deze straf op de zonde, en hiermee Gods toorn over de zonde, heeft gedragen. Tegelijkertijd merkt Robert Reymond in zijn systematische theologie op dat de verzoening, die Christus door Zijn dood en opstanding tot stand heeft gebracht, niet automatisch betekent dat mensen massaal verzoening met God zoeken en de relatie met Hem willen herstellen. Dit roept de vraag op hoe het kruiswerk van Christus zich verhoudt tot de praktijk van het menselijk leven. Heeft het verzoeningswerk van Christus praktische gevolgen voor mensen in het leven van alledag?

Bevrijd door macht of verlost door een losprijs?

Reymond betoogt dat het verlossingswerk van Christus veronderstelt dat mensen van nature gebonden zijn in slavernij. Zij zijn gevangenen van de zonde. Zij zitten er in vast en hebben verlossing nodig. Zij moeten worden bevrijd uit hun slavernij. Hij begint zijn bespreking over dit aspect van Christus
’ kruiswerk met de vraag of er sprake is van verlossing door macht of door het betalen van een prijs. Sommigen stellen dat, wanneer de Bijbel spreekt over verlossing, dit geen betrekking heeft op een losprijs die wordt betaald om mensen te bevrijden. Men stelt dat we niet moeten denken in termen van losprijs, maar macht of kracht. Als voorbeeld wordt de bevrijding van het volk Israël uit Egypte genoemd. Deze bevrijding wordt toegeschreven aan Gods indrukwekkende macht. Het machtsvertoon waarmee God verlost hoeft de aanwezigheid van een losprijs echter niet uit te sluiten. Zo moesten de Israëlieten vóór de uittocht ook een Paaslam slachten en het bloed ervan op de deurpost strijken. Het is dus geen kwestie van of verlossing door macht of verlossing door een losprijs. Nee, juist de losprijs – het bloed – verleent macht aan de bevrijding en verlossing. Paulus maakt in 1 Korinthe 5:7 duidelijk dat Christus ons Paaslam is. Het is Zijn bloed waarmee Hij de verlossing van Zijn Kerk heeft gekocht. De verlossing van Gods kinderen is verzekerd in de prijs die Hij met Zijn bloed heeft betaald.
Reymond laat vervolgens zien aan de hand van Christus
’ eigen onderwijs en het onderwijs van de apostelen zien dat de bevrijding van Gods kinderen is gefundeerd op de losprijs die Christus aan het kruis heeft betaald voor de vergeving van zonden (Marcus 10:45; Lucas 22:19-20; Johannes 10:11, 15; 1 Petrus 1:18-19; Hebreeën 9:12, 15; Openbaring 5:9; 14:3-4). Hij stelt dat het getuigenis van de apostel Paulus ons de grootste uiteenzetting over de verlossing biedt. Net als de Heere Jezus leert Paulus dat Christus “Zichzelf voor ons heeft gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid” (Titus 2:14). In Efeze 1:7 schrijft Paulus dat wij in Hem de verlossing hebben, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade...” Met andere woorden: de gelovige heeft vergeving van zonden ontvangen omdat Christus een losprijs heeft betaald voor zijn of haar verlossing, door Zijn bloed.

Totale verlossing!
De verlossing die Christus heeft gekocht met Zijn bloed, omvat een bevrijding die van eschatologische omvang is. Eschatologie heeft betrekking op de laatste dingen. De kern van eschatologie is de hoop van de christen die ten volle vervuld en geopenbaard zal worden bij de verschijning van de Heere Jezus Christus. Deze bevrijding omvat niet alleen de verlossing van de ziel, maar ook van het lichaam. Reymond stelt dat Paulus in vier gedeelten op een eschatologische manier schrijft over de verlossing (Romeinen 8:23; Efeze 1:14, 4:30; 1 Korinthe 1:30). Het feit dat Paulus kan schrijven over de verlossing van ons lichaam, betekent dat Christus
’ kruiswerk de uiteindelijke verlossing van Gods uitverkorenen verzekert. In 1 Korinthe 1:30 schrijft de apostel over Christus, “Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing.” Door Zijn kruiswerk heeft Christus de rechtvaardiging, heiliging en uiteindelijke verlossing van de christen verzekerd. De christen is veilig, omdat Christus met Zijn bloed de losprijs voor de verlossing van Gods kinderen heeft betaald.

Losprijs betaald 
– maar aan wie?
Verschillende theologen in de kerkgeschiedenis 
– Reymond noemt onder andere Augustinus en Luther  hebben geopperd dat het sterven van Christus een losprijs was die werd betaald aan satan. Met andere woorden: Christus betaalde de prijs van de verlossing van Gods uitverkorenen aan de duivel, omdat hij hen in zijn macht had. Volgens Reymond is deze opvatting gaandeweg de kerkgeschiedenis verdwenen vanwege een gebrek aan Bijbelse onderbouwing. Hij benadrukt opnieuw dat Christus, zoals we hebben gezien bij het aspect van genoegdoening, de losprijs heeft betaald aan God: Zijn rechtvaardigheid eist immers dat de zonde gestraft moet worden. De straf op de zonde moet betaald worden. Niet aan de duivel, maar aan de God Die heilig en rechtvaardig is.

Zekere verlossing!
Zoals aan het begin is genoemd, veronderstelt verlossing een staat van gebondenheid en gevangenschap. Wat betekent het kruiswerk van Christus voor de christen? Reymond noemt, aan de hand van het onderwijs van Paulus, vijf gevolgen van Christus
’ verlossingswerk: drie hebben betrekking op de verhouding tussen de gelovige en de Wet en twee op de verhouding tussen de gelovige en de zonde.
Ten aanzien van de verhouding tussen de christen en de Wet heeft Christus de gelovige bevrijd van de vloek van de Wet. De rechtvaardige veroordeling door de Wet is door Hem weggenomen. Hij heeft Zelf onze veroordeling gedragen, en is zo Zelf een vloek voor ons geworden (Galaten 3:13). Dit betekent dat de christen er zeker van kan zijn dat er nu geen veroordeling meer is voor degenen die in Christus zijn (Romeinen 8:1). Het verzekert de gelovige van zijn rechtvaardiging voor God.
Als tweede heeft Christus de christen bevrijd van de verdere noodzaak van de pedagogische (of: opvoedende) gebondenheid die stilzwijgend aanwezig was in de ceremoniële aspecten van het Oude Verbond. Gods kinderen hebben volledige rechten als 
“volwassen zonen.” Gods kinderen ervaren de volle zegen van het kind-van-God-zijn, zonder dat zij eerst de opvoedende tucht moeten ondergaan, zoals dat in de tijd van het Oude Verbond gold.
Ten derde heeft Christus de gelovige bevrijd van iedere noodzaak om een eigen gerechtigheid te verkrijgen voor God om gered te worden. Christus is de gerechtigheid van de gelovige en Hij is het einde van het verkrijgen van eigen gerechtigheid door de werken van de Wet (Romeinen 10:4; 1 Korinthe 1:30).
Met betrekking tot de verhouding tussen de christen en zonde, heeft Christus de gelovige bevrijd van de schuld van de zonde, door onze straf op onze zonde te dragen. De schuldige zondaar is bevrijd van veroordeling door de verlossing in Christus.
Daarnaast heeft Christus de gelovige verlost van de macht en vruchteloosheid van de zonde. Dit betekent  dat de gelovige met Christus is gestorven aan de macht van de zonde en dat zij nu leven om Degene te dienen Die voor hen gestorven is. De vereniging met Christus door het geloof verzekert de positionele en praktische heiliging van de gelovige.

Nieuw licht op 
“lordship salvation
Tijdens het overdenken van het karakter van Christus
’ kruiswerk, werd ik opnieuw bepaald bij de theologische discussie die ook wel de “lordship salvation-controverse” wordt genoemd. Als je wilt weten wat dit is, verwijs ik je naar deze en deze pagina.
Het lezen van Reymond
’s New Systematic Theology of the Christian Faith heeft voor mij nieuw licht op deze discussie geworpen. Voorheen was de insteek om te laten zien dat het vertrouwen op Christus als Verlosser niet losstaat van het vertrouwen op Christus als Heere. Voor- en tegenstanders van “lordship salvation” geven in deze discussie veel gewicht aan de Persoon van Christus. Hij is Verlosser én Heere. De klassieke vraag in deze discussie luidt: moet een zondaar Christus ontvangen als Verlosser én Heere? Of kan iemand Christus vandaag als Verlosser aannemen en Hem pas – bijvoorbeeld – over tien jaar als Heere aanvaarden? De “lordship salvation-positie” heeft altijd gesteld en verdedigd dat Christus onverdeeld is. Je kunt Hem niet in fasen ontvangen. Je kunt er niet voor kiezen Hem vandaag als Priester te ontvangen, volgende week als Profeet en over een jaar Koning. Toch zie ik een gevaar in deze benadering. Want niet alleen de Persoon van Christus is onverdeeld, maar ook het verlossingswerk dat Hij heeft volbracht is onverdeeld.
Wanneer Reymond het onderwijs van de apostel Paulus met de betrekking tot de verlossing samenvat – nogmaals: het gaat hier om verlossing door het betalen van een losprijs – wordt duidelijk dat het Nieuwe Testament uitdrukkelijk praktische gevolgen verbindt aan Christus’ kruiswerk. De verlossing die Christus heeft gekocht door Zijn bloed, is zo alomvattend, zo compleet, dat de gelovige niet alleen is bevrijd van de schuld van de zonde, maar ook van de macht van de zonde. Met andere woorden: wat ik in de “lordship salvation-controverse” mis, is een grondige bespreking van de aard of het karakter van Christus’ kruiswerk. Er ligt een sterke focus op de ambten van Christus – Hij is zowel Profeet als Priester als Koning. Hoe essentieel is het echter om niet alleen de eenheid van Zijn Persoon te zien, maar ook de eenheid van Zijn kruiswerkHij kocht niet alleen de vergeving, de rechtvaardiging, maar ook de heiliging en de uiteindelijke verheerlijking. Nu is het niet zo dat verdedigers van “lordship salvation hier niets over zeggen. Mijn indruk is echter dat de kern van het betoog zich concentreert rond het Koninklijk ambt van Christus en dat daaraan de eis van gehoorzaamheid en onderwerping wordt gekoppeld, terwijl er geen directe verbinding wordt gelegd met het offer van Christus en er niet wordt ingegaan op de vraag waarom dit offer gehoorzaamheid  in gelovigen voortbrengtDit brengt het risico met zich mee dat iemand de verdiensten van Christus’ uit beeld dreigt te verliezen. De schoonheid van de verlossing wordt zichtbaar wanneer we de totaliteit van Christus’ verdiensten zien. Hij heeft ons, door Zijn goddelijke kracht, alles geschonken wat tot het leven en de godsvrucht behoort” (2 Petrus 1:3). Dat is de rijkdom van de Bijbelse verlossingsleer: de volmaakte en onverdeelde Christus heeft het perfecte en alomvattende offer gebracht, waardoor Gods kinderen zijn bevrijd van de veroordeling door de Wet en de macht van de zonde, zodat zij niet langer een vruchteloos leven in zonde en ongerechtigheid hoeven te leiden. De prijs is betaald  het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde!

dinsdag 9 februari 2021

“Als u tenminste in het geloof blijft…”

De kracht van Christus’ verzoeningswerk

Welke garantie heeft een christen dat, als hij vandaag oprecht gelooft in de Heere Jezus, hij dit morgen ook zal doen?

Sommige Bijbelgedeelten benadrukken dat tot het einde toe volharden in het geloof een absolute vereiste is om zalig te worden (zie voor de meest letterlijke verwoording hiervan Mattheüs 24:13).

In zijn brief aan de Kolossenzen benoemt Paulus ook deze vereiste:

“En Hij heeft u, die voorheen vervreemd was en vijandig gezind, zoals bleek uit uw slechte daden, nu ook verzoend, in het lichaam van Zijn vlees, door de dood, om u heilig en smetteloos en onberispelijk voor Zich te plaatsen, als u tenminste in het geloof blijft, gefundeerd en vast, en u niet laat afbrengen van de hoop van het Evangelie, dat u gehoord hebt, dat gepredikt is in de hele schepping die onder de hemel is, waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden ben.” (Kolossenzen 1:21-23)

Verzoening en volharding: spanningsveld?
Het lezen van deze woorden zorgt mogelijk voor ongemak. Het lijkt alsof Paulus hier een mengeling van zekerheid en onzekerheid beschrijft. In vers 21-22 schrijft hij met een zekere toon dat “Hij [Christus] u nu ook heeft verzoend, in  het lichaam van Zijn vlees, door de dood, om u heilig en smetteloos en onberispelijk voor Zich te plaatsen.” Vervolgens lijkt hij daar een element van onzekerheid toe te voegen, door te vervolgen met de woorden “als u tenminste in het geloof blijft…”
Het woordje “als” in vers 23 doet de vraag rijzen wat daadwerkelijk onze verlossing effectief maakt. Is het Christus’ verzoeningswerk (vers 21-22)? Of is het ons volhardende geloof (vers 23)? We kunnen de vraag ook anders stellen: maakt mijn geloof het verzoeningswerk van Christus effectief? Of bezit het verzoeningswerk van Christus de kracht om mij geloof te schenken?
In de kerkgeschiedenis zijn er globaal genomen twee verschillende benaderingen geformuleerd om hierover helderheid te krijgen.
De eerste benadering stelt dat het geloof van de persoon het verzoeningswerk van Christus als het ware effectief maakt. Met andere woorden: zolang iemand niet in Christus gelooft als Zaligmaker, is het verzoeningswerk van de Heiland voor die persoon tot geen enkel nut. Vanaf het moment dat die persoon wél in Christus gelooft, krijgt het verzoeningswerk van de Messias zijn verlossende waarde en wordt het effectief.
De tweede benadering kijkt naar de verzoening als een volkomen, compleet en effectief verlossingswerk van Christus, dat niet alleen krachtig is om de zondaar te redden, maar ook om hem of haar het geloof te schenken. Kort samengevat: door Zijn verzoeningswerk heeft Christus alles gekocht voor de zaligheid van de zondaar; niet alleen de vergeving van zonden, maar ook het geloof – en alle andere geestelijke zegeningen (zie Efeze 1:3-14).
De wijze waarop je naar het verzoeningswerk van Christus kijkt, bepaalt ook de manier waarop je het woordje “als” in Kolossenzen 1:23 leest. Laten we eens kijken wat er gebeurt als we beide benaderingen toepassen op de woorden van Paulus.

Benadering 1: Geloof van de persoon is beslissend

In de eerste benadering heeft de waarheid van Kolossenzen 1:21-22 geen waarde, zolang de zondaar niet in Christus gelooft. Als het zo is, dat het verzoeningswerk van Christus pas waarde krijgt op het moment dat iemand zijn of haar vertrouwen op Christus stelt, wat is dan de betekenis van het woordje “als” in Kolossenzen 1:23? De enige mogelijke conclusie die we hieruit kunnen trekken, is dat het verzoeningswerk van Christus enkel en alleen effectief is voor iemand, zolang hij of zij gelooft. Op het moment dat iemand zijn geloof zou afzweren, vervalt de effectieve waarde van Christus’ verlossingswerk voor hem of haar. In dat geval zou zo iemand niet alleen zijn geloof, maar ook zijn redding verliezen. Deze benadering dwingt ons er dus toe om het woordje “als” te lezen als een voorwaarde die door de gelovige vervuld dient te worden om het verlossingswerk van Christus effectief te houden. Kortom: de voorwaarde van vers 23 bepaalt de geldigheid van vers 21-22.

Benadering 2: Verzoeningswerk van Christus is beslissend 

Bij de tweede benadering wordt de kracht en effectiviteit van Christus’ verzoeningswerk als uitgangspunt genomen, niet het geloof van de persoon. Christus heeft door Zijn dood en opstanding de gelovige met Hem verzoend, en dit betekent dat Hij alle geestelijke zegeningen heeft geschonken aan de gelovige, waaronder het geloof in Hem. Als het zo is, dat Christus alles heeft gekocht en betaald met Zijn bloed, wat betekent dit dan voor het woordje “als” in Kolossenzen 1:23? Wanneer we uitgaan van de effectiviteit en kracht van Christus’ verzoeningswerk, lezen we dit niet allereerst als een voorwaarde die de gelovige dient te vervullen, maar als vrucht die wijst op de realiteit van de verzoening met God in iemands leven. Dus: de realiteit van vers 21-22 garandeert de gelovige dat vers 23 in zijn leven vervuld zal worden. Het feit dat iemand volhardt in het geloof, bewijst dat Christus diegene werkelijk met Zijn bloed heeft gekocht.

Christus de Zekerheid, niet mijn geloof
Persoonlijk geloof ik dat de Bijbel de tweede benadering onderbouwt en verdedigt. Het is juist de eerste benadering die de onzekerheid voedt, omdat mijn persoonlijke geloof wordt beschouwd als beslissende factor voor de uiteindelijke verlossing. Hoewel het oppervlakkig gezien zo lijkt te zijn, heeft dit in pastoraal opzicht verstrekkende gevolgen. Want als de uiteindelijke verlossing ten diepste staat of valt met mijn geloof, wie garandeert mij dan dat ik de eindstreep haal? In mijzelf heb ik die garantie helemaal niet. Als het werkelijk van mij af zou hangen, zou ik iedere ochtend in spanning wakker worden en mijzelf af moeten vragen of ik wel “zin” heb in geloven.
Het verraderlijke van de eerste benadering is dat het mensen helemaal niet doet vertrouwen op het verzoeningswerk van Christus. Ten diepste leert het mensen te geloven in hun eigen geloof. De Bijbel roept ons echter nooit op om te vertrouwen op ons eigen geloof. We worden opgeroepen om te vertrouwen op Christus!

Volharden
door verzoening, niet voor verzoening
Als de zekerheid in Christus gevonden wordt, en niet in mijn eigen geloof, hoe moeten we dan omgaan met Bijbelgedeelten die onze uiteindelijke verlossing koppelen aan het levende geloof (en het volharden daarin)? Neem Mattheüs 24:9-13:

“Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en u doden, en u zult door alle volken gehaat worden omwille van Mijn Naam. En dan zullen er velen struikelen en zij zullen elkaar overleveren en elkaar haten. En er zullen veel valse profeten opstaan en die zullen er velen misleiden. En doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen. Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.”

Allereerst moeten we erachter komen wat hier precies wordt bedoeld met “volharden tot het einde.” Christus moet hier alle in vers 9-12 genoemde elementen bedoelen. Dit wil zeggen dat Bijbelse volharding betekent:

·       dat iemand niet uit angst zijn geloof in Christus afzweert, maar bereid is zijn leven fysiek af te leggen omwille van het Evangelie en de Naam van de Heere Jezus;

·       dat iemand niet wordt meegevoerd door de sfeer van haat, maar blijft liefhebben;

·       dat iemand niet wordt meegesleurd door misleidende boodschappen, maar te allen tijde vasthoudt aan het Bijbelse onderwijs 

·       dat iemand niet meegesleept wordt op een weg van wetteloosheid, maar op God gericht anderen blijft dienen.

Volgens Mattheüs 24:13 maken deze vier elementen een noodzakelijk onderdeel uit van het volhardende geloof.
Wanneer we, zoals bij de eerste benadering, stellen dat de uiteindelijke verlossing wordt verkregen door te blijven geloven – waardoor het offer van Christus effectief blijft voor de gelovige – lopen we het grote gevaar dat we de gelovige hiermee terugwerpen op zichzelf. Hij is dan niet langer gericht op de kracht en effectiviteit van Christus’ offer, maar wordt overweldigd door een lijst met voorwaardelijke opdrachten die hijzelf dient te vervullen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen met een dergelijke mind-set onzeker worden over de kracht van hun eigen geloof: “Kan ik het wel opbrengen om voor Christus te sterven, als ik voor die keuze wordt gesteld?” En: “Kan ik in alle gevallen onbaatzuchtig en dienend blijven liefhebben, zoals dit van mij wordt gevraagd?”
Het perspectief wordt echter radicaal anders, als we beseffen dat Christus’ verzoeningswerk de kracht in zich heeft om de gelovige daadwerkelijk alles te geven wat hij of zij in dergelijke omstandigheden nodig heeft: moed en liefde. Niet alleen heeft Christus door Zijn offer mijn ongerechtigheid gedragen; niet alleen heeft Hij de volmaakte gerechtigheid voor mij verworven, waarmee ik rechtvaardig voor God kan verschijnen; Hij heeft door Zijn offer ook mijn heiliging en gehoorzaamheid gekocht, zodat het geen vraag meer is óf ik wel volharden zal tot het einde.
Wanneer we het verzoeningswerk van Christus – de waarde, kracht, effectiviteit en zekerheid ervan – als fundament en uitgangspunt nemen, hoeven we Mattheüs 24:13 en Kolossenzen 1:23 niet te lezen als voorwaarden die door de gelovige zelf vervuld dienen te worden, maar als vrucht die blijkgeven van het feit dat wij werkelijk door Christus met God zijn verzoend en dat wij, door Zijn genade, werkelijk een levend geloof hebben ontvangen.

Het gevaar van hypothetisch denken
De eerste benadering brengt een groot gevaar met zich mee. Het verleidt mensen ertoe om hypothetisch te gaan denken. Hypothetisch denken betekent dat mensen zich bezighouden met scenario’s van wat mogelijk, eventueel zou kunnen gebeuren. Of dat mensen zichzelf de vraag stellen: “Wat als datgene waarvan ik denk dat het momenteel waar is, uiteindelijk toch niet waar blijkt te zijn?”
Om bij de eerste benadering te blijven: stel dat ik vandaag, nu, op dit moment mijn vertrouwen op Jezus Christus stel, hoe zeker kan ik er dan van zijn dat dit morgen ook zo is? En overmorgen? En volgende week? Volgend jaar? Tot aan het moment van sterven? Moet ik bewust rekenen met het gevaar dat mijn geloof vandaag onoprecht kan zijn, omdat het morgen misschien wel weg is?
Ik geloof niet dat dit de kant is die wij op moeten gaan. De Bijbel wijst een andere weg. De Bijbel doet in dit opzicht niet aan hypothetisch denken. De Bijbel geeft ons handvatten om met zichtbare signalen en kenmerken te rekenen. Daarom pleit ik ervoor om niet zozeer voorwaardelijk te denken, maar vruchtwaardelijk. Dit “vruchtwaardelijk denken” helpt ons om op grond van Bijbelse gegevens en kenmerken te toetsen en beoordelen.
Het heeft geen nut om je vandaag druk te maken over de hypothetische werkelijkheid van morgen. De angst om vandaag een onoprecht geloof te bezitten dat morgen aan het licht kan komen, bevordert het geloof in Christus op geen enkele manier. We kunnen heel verdacht naar ons eigen geloof kijken, maar daar moeten wel Bijbelse gronden voor zijn. Ik zeg dus niet dat wij ons geloof of geestelijk leven nooit dienen te toetsen. Dat moet zeker wel gebeuren. Maar bij voorbaat al uitgaan van de gedachte dat het beleden geloof in Christus nep of onoprecht kan zijn – of zelfs nog erger: dat het beleden geloof nep is – is desastreus. We moeten ervoor waken om niet in een spiraal van introspectieve argwaan terecht te komen, alsof alles bij voorbaat verdacht is. Alles wordt betwijfeld. Alles wordt betwist. Elk kenmerk, elke blijk van Gods genade wordt met zo’n houding miskend. Immers, zou het wel echt zijn? En misschien is het vandaag wel echt, maar is dat morgen ook het geval?
Willen we de genade ontvangen om te volharden in het geloof, dan zullen we de maaltijd met het Levende Brood moeten blijven nuttigen. Willen we door genade tot het einde van ons aardse leven blijven vertrouwen op Christus, dan zullen we bij deze maaltijd in geestelijke zin van Zijn bloed moeten blijven drinken (Johannes 6:53). Alleen op die manier vloeien de geestelijke zegeningen met kracht en effectief ons leven binnen.

Wanneer moeten de alarmbellen rinkelen?
Het is mijn stellige overtuiging dat we de zaken van het geestelijke leven moeten bezien vanuit het krachtige en effectieve offer dat Christus voor eens en voor altijd heeft gebracht (Hebreeën 10:10). Dáár ligt de zekerheid van de christen; niet in zijn schommelende geestelijke toestand. Als we elkaar als christenen in het geloof willen opbouwen, bemoedigen én vermanen, zullen we diep geworteld moeten zijn in het verzoeningswerk van Christus. We moeten weten welke geestelijke zegeningen Hij voor ons met Zijn bloed heeft verdiend. We moeten vanuit het offer denken aan de verdiensten en vanuit de grond zien op de vrucht. Wanneer we ons geestelijk leven onderzoeken, dienen we onszelf de vraag te stellen: zie ik vruchten die Christus met Zijn bloed heeft verworven? Kan deze vraag positief worden beantwoord, dan is er ruimte voor oprechte hoop, troost en bemoediging. Moeten we deze vraag – na een gedegen, eerlijke reflectie – negatief beantwoorden, dan zullen we moeten zeggen: “Christus heeft Zich niet geofferd om het leven te verwerven dat jij nu leidt.”
Op deze manier kunnen we zelf het negatieve of ontkennende antwoord op de vraag of iemand de vrucht van Christus’ verzoeningswerk in zijn leven ziet en ervaart, verbinden met het verzoeningswerk zelf. En daar gaat het uiteindelijk om. Op deze manier laten we niet alleen zien wat er mis is in iemands leven, maar worden we ook direct gewezen op de Bron van geestelijk leven en herstel: Jezus Christus, Gods Lam – voor ons geslacht. 

zaterdag 24 oktober 2020

Genade krijgen om genade te willen

Als het je aan goede wil ontbreekt

De relatie tussen de menselijke wil en Gods werkzame invloed óp die wil is voor de mens niet tot in details te verhelderen of bevatten. Het is een mysterie.

Nu heb ik niet bepaald de illusie dat ik in staat ben dit mysterie tot in de diepste kern te kunnen verwoorden. Het mysterie is er. En dat laat ik graag zo staan. Tegelijkertijd maak ik mij ook zorgen over platte, simplistische visies op de relatie tussen Gods werkzame invloed op onze wil. Is God soeverein? Zeer zeker! Hebben wij een eigen verantwoordelijkheid? Dat ook! Door uiteenlopende oorzaken benadrukken mensen óf de ene kant van de zaak (“God is soeverein, wij kunnen niets”) óf de andere (“Jij bent verantwoordelijk, God wacht tot je in beweging komt”). En dat is jammer. Want door het overdreven benadrukken van één kant van de medaille, wordt de werkelijkheid geweld aangedaan. Ik zou zo graag willen, dat mensen Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid niet tegen elkaar uitspelen, maar dat ze dat als een logisch geheel leren zien.

Naast het feit dat de relatie tussen Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid een fascinerende realiteit is, heeft ook prediking mij hierover aan het denken gezet. Mensen worden aangespoord om geloofsgehoorzaamheid te beoefenen door middel van een zogenaamd wilsbesluit – het “aanspreken van de wil om, ongeacht de gevoelens, gehoorzaam te zijn aan Gods Woord.” Het neigt naar een gelovig activisme, waarin ik mijzelf moet aanspreken om het juiste te doen – ook als ik geen gezellige dag heb. En begrijp mij niet verkeerd: we worden opgedragen te allen tijde te doen wat goed is. We mogen ons slechte gedrag niet wegredeneren met het excuus dat we “niet zo lekker in onze vel zitten.” Toch meen ik dat de sleutel (als het er al één is) voor oprechte geloofsgehoorzaamheid niet gelegen is in het nemen van een zogenaamd wilsbesluit.

Voorstanders van de zogenaamde wilsbesluitvisie zijn geneigd te focussen op de eigen verantwoordelijkheid. Mensen worden aangespoord om de wil aan te spreken. Dat slechte gevoel – dat de geloofsgehoorzaamheid in de weg zit – moet genegeerd worden, doodgezwegen. Dat mag niet leidend zijn in het gedrag. Met dit laatste ben ik het eens. Een slecht gevoel mag niet leidend zijn voor ons gedrag. Het problematische van deze visie vind ik dat men met de wil de gevoelens platwalst en dat men deze onwelgevallige gevoelens op een geforceerde manier wil onderdrukken.

Daarnaast heeft de wilsbesluitvisie behoorlijke implicaties voor de benadering van heiliging. Want wordt de heiligmaking op deze manier niet gereduceerd tot een reeks beslissingen die de mens eigenmachtig maakt? En dreigt door deze visie niet het beeld te ontstaan dat de mens vanuit zijn eigenmachtige wil God dient te behagen, terwijl de Schrift zegt dat God door Zijn Heilige Geest zowel het willen als het daadwerkelijk gehoorzamen in de mens werkt (Filippenzen 2:13)? En bovendien: hoeveel geduld hebben we met medebroeders -en zusters als het gaat om geestelijke groei? Wat gebeurt er als een christen zondigt? Hoe reageren we wanneer iemand faalt? Is de wilsbesluitvisie niet het symptoom van een soort maakbaarheidschristendom, waarbij de suggestie wordt gewekt dat je altijd optimaal kunt gehoorzamen, als je maar voortdurend je wil aanspreekt? En wat zegt zo’n benadering over de verhouding tussen de wil en het gevoel? Wordt mijn wil in de wedergeboorte méér vernieuwd dan mijn gevoelens? Is mijn wil dan altijd op het goede gericht en mijn gevoelens niet?

Een verknipt beeld van genade

De centrale vraag die we moeten beantwoorden, luidt: wat is de rol van Gods genade in het leven van christenen? Welke rol speelt Gods genade in de keuzes die Zijn kinderen maken? Voordat ik deze vraag beantwoord, moet ik eerst een andere vraag beantwoorden: hoe wordt iemand christen? Is het uitsluitend Gods werk? Of wordt je christen door het nemen van een wilsbesluit? En welke rol speelt Gods genade hierin?

Er is een groep mensen – en ik reken mij tot hen – die zegt dat het onmogelijk is voor een mens om vanuit zichzelf, vanuit zijn kale, onveranderde, eigen wil Gods verlossende genade in Christus te ontvangen. De natuurlijke mens – de mens die het vernieuwende en levendmakende werk van Gods Heilige Geest niet in zijn leven heeft ervaren – kan de waarheid van het Evangelie niet aanvaarden, laat staan dat hij zich daaraan zou kunnen onderwerpen (zie Romeinen 8:7-8 en 1 Korinthe 2:14). Met andere woorden: de natuurlijke mens heeft genade nodig om genade te willen.

Een andere groep mensen stelt dat mensen Gods genade in Christus kunnen ontvangen, zonder dat zij eerst genade ontvangen hebben om Christus te ontvangen. Zij ontvangen Christus, omdat zij dit zelf, zogenaamd in hun onveranderde wil, willen. Met andere woorden: de natuurlijke mens moet vanuit zijn eigen wil Gods genade in Christus aanvaarden.

Deze opvatting geeft een nogal verknipt beeld van Gods genade weer. De menselijke wil wordt op zijn minst als neutraal voorgesteld, alsof een mens vóór de wedegeboorte niet geestelijk dood is (zie Efeze 2:1-3). Het suggereert dat een mens in zichzelf – los van Gods genadige werking in zijn of haar leven – Christus als Redder en Heere wil aanvaarden. Bovendien draagt deze opvatting tot op zekere hoogte de gedachte uit dat de mens het voor hem mogelijke moet doen, en dat God datgene doet wat de mens écht niet kan. Een mens kan zogezegd geen verzoening met God tot stand brengen (dat heeft Christus gedaan), maar hij kan wel eigenmachtig beslissen Gods genade te aanvaarden (dat kan de geestelijk dode zondaar doen). Dit bedoel ik met een verknipt beeld van Gods genade. De tweede opvatting realiseert onvoldoende wat het betekent om geestelijk dood te zijn. Er wordt te weinig beseft dat Gods genade niet alleen betrekking heeft op het aanbod van Christus als Zaligmaker (Gods verlossingswerk voor zondaren), maar dat Gods genade ook effectief werkzaam is in het hartelijk ontvangen van Christus als Zaligmaker (Gods verlossende werk in zondaren).

Pressie op de wil?

Kenmerkend voor de tweede groep, is dat zij in meer of mindere mate geneigd zijn zogenaamde druk op de wil uit te oefenen. De mens moet beslissen. De mens moet de keuze maken. De mens moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Ik begrijp de zorg van mensen, die niet willen vervallen in passiviteit en lijdelijkheid. Dat moeten we te allen tijde zien te voorkomen. We moeten niet afwachten tot God ons een bijzondere ervaring geeft. De angst om in een dergelijke houding terecht te komen, mag echter niet resulteren in een obsessief druk uitoefenen op iemands wil. Wie de wil van een mens als de sleutel tot succes voor bekering of geloofsgehoorzaamheid beschouwt, loopt het risico zichzelf bloot te stellen aan manipulatieve technieken. Immers: als ik van mening ben dat een mens met zijn eigenmachtige wil Christus moet ontvangen, dan kan ik iemands wil ook beïnvloeden om ervoor te zorgen dat hij – al dan niet oprecht – tot een geloofskeuze komt.

Als ik echter van mening ben dat de wil vernieuwd moet worden door het werk van Gods Heilige Geest, is al mijn hoop gevestigd op Gods genade en niet op de techniek die ik gebruik om iemands wil te beïnvloeden. En mijn hoop is al helemaal niet gevestigd op de wil van iemand (zie Johannes 1:12-13; Romeinen 9:14-18).

Welke vraag moeten we stellen?

De Bijbel leert ons duidelijk dat het geloof komt uit het horen van het Woord van God (Romeinen 10:14-17). En het horen van het Woord van God gebeurt door de prediking van dat Woord. De manier waarop je dat Woord verkondigt, maakt uit. Het maakt verschil. Zogenaamde wilsbesluitprediking richt zijn pijlen op het actief gehoorzamen van Gods Woord. Mensen worden aangespoord om het ene te doen en het andere te laten. Vaak worden Bijbelse personages als voorbeelden neergezet, die als rolmodel voor een specifiek aspect van geloofsgehoorzaamheid fungeren. Zo op het eerste gezicht lijkt dit een logische manier van redeneren. Je hoort in de prediking wat God van je vraagt en in geloof neem je een wilsbesluit om je in gehoorzaamheid te onderwerpen aan het Woord – ongeacht hoe jij je voelt!

Maar wat doen we op het moment dat iemand na een duidelijke, actieve oproep, faalt? In zonde valt? Ongehoorzaam is aan Gods Woord? Moeten we dan de vraag stellen of iemand wel een wilsbesluit heeft genomen?

Dit lijkt mij de verkeerde vraag. Er is een andere vraag die we na de prediking als eerste dienen te stellen: “Wat heb je van God in Christus gezien?”

Als we deze vraag in alle openheid bespreken en beantwoorden, wordt merkbaar óf en in welke mate Gods genade werkzaam is iemands leven. Je gaat in eerste instantie niet in op iemands wil. Je probeert te peilen of de Heilige Geest aan iemand zicht heeft gegeven, om daadwerkelijk tot de overtuiging te komen dat Jezus Christus Gods Zoon is, Die heeft geleden, is gestorven en opgestaan om verzoening te brengen. Als iemand reageert met “Ik zie niets, het boeit me totaal niet,” dan is het gesprek snel klaar. Dit is duidelijk een teken dat iemand geestelijk dood is en nog leeft onder de macht van de zonde en satan. Lees 2 Korinthe 4:3-6:

“Maar in het geval dat ons Evangelie nog bedekt is, dan is het bedekt in hen die verloren gaan. Van hen, de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is, hen niet zou bestralen. Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Heere, en onszelf als uw dienstknechten om Jezus’ wil. Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is ook Degene Die in onze harten geschenen heeft tot verlichting met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus.”

Prediking wil het zicht op God in Christus ontwaken en versterken. Predikers kunnen dit niet zelf tot stand brengen. Ik kan mensen het reddende zicht op God in Christus niet schenken. Ik kan wél het Evangelie verkondigen. En dát is de kern van de zaak. Ik ben niet allereerst geïnteresseerd naar iemands wilsbesluit, ik wil weten wat de prediking van het Evangelie met iemand doet. Wat ziet iemand van Gods genade in Christus? Wordt iemand in het hart geraakt door deze boodschap? Ontdekt iemand dat hij of zij schuldig staat tegenover een heilig en rechtvaardig God? Komt iemand tot het besef dat hij of zij zonder Gods reddende genade in Christus niet kan leven?

Moedig geduld

Juist omdat ik weet dat de verlossing van zondaren afhangt van Gods reddende genade in Christus, kan ik hoop hebben. Niet alleen voor mijzelf, maar ook voor anderen. Het geeft ook hoop op momenten dat ikzelf weinig vrucht lijk te zien op de prediking van het Evangelie. Dat iemand niet durft te zeggen dat hij of zij een kind van God is, betekent niet per definitie dat hij of zij het dan ook niet is. Tegelijkertijd betekent het ook niet dat iedereen die zegt een geloofskeuze te hebben gemaakt, een kind van God is. Tot op zekere hoogte is het niet zo belangrijk wat iemand over zichzelf zegt. Het is van doorslaggevend belang dat Gods reddende genade werkzaam is in iemands leven. Dit heeft betrekking op zowel de geestelijke levendmaking als geestelijke groei. De essentie van geestelijke groei is leven vanuit een steeds indringender zicht op God in Christus.

Geloofsgehoorzaamheid moet voortkomen uit een geestelijk zien van Gods heerlijkheid in het aangezicht van Jezus Christus. Wilsbesluitprediking negeert dit essentiële aspect mijns inziens compleet. De belangrijke reflectie om te toetsen wat de prediking heeft gedaan met betrekking tot het geestelijk zien van God in Christus wordt helemaal buiten beschouwing gelaten.

Het vraagt van predikers om te kunnen leven met die gezindheid die zij misschien wel het moeilijkste vinden: geduld. We willen snel resultaat zien. Na een preek moeten er zoveel mensen tot geloof gekomen zijn. Mensen moeten na een appellerend woord massaal toegewijd zijn aan de één of andere geloofszaak. Door de haast van het alledaagse leven zijn we niet meer gewend om tussendoor rust te nemen en om te drinken van Gods genade. We lijken te vergeten dat God Zijn tijd neemt om Zijn kinderen te vormen. Het confronteert ons met de vraag of wij – als christenen – van elkaar verwachten dat we binnen een dag moeten transformeren van een gezaaid zaadje tot een sterke boom met tientallen vruchten. Zijn wij niet te simplistisch geworden in het denken over wedergeboorte en geestelijke groei? Durven wij moedig geduld te hebben met het werk van Gods genade in iemands leven? Durven we werkelijk te vertrouwen op Zijn genade en niet op de wil van iemand?

Beschouw de mens als geheel

Daarbij moeten we de vraag stellen of we de mens nog wel als geheel beschouwen. We hebben allemaal verstand, gevoelens en een wil. We kunnen denken, emoties ervaren en keuzes maken. Iemand die in de prediking slechts focust op één van deze drie vermogens, doet mijns inziens geen recht aan ons mens-zijn. Het wonderlijke van de prediking van het Evangelie, is dat God door de kracht van Zijn Heilige Geest zicht wil schenken op Zijn genade in Christus, waardoor het verstand, de gevoelens en de wil van mensen vernieuwd en veranderd worden, zodat een (gerechtvaardigde) zondaar leert te leven overeenkomstig Gods wil. Gods reddende genade raakt al de menselijke vermogens, er blijft er niet één onaangeroerd. Daarom is het onterecht om de pijlen van de prediking te richten op slechts één van deze vermogens. En daar waar Gods genade werkt, zal iemand merken dat hij of zij anders gaat denken over God, Zijn Christus en Zijn wil (verstand), dankbaarheid ervaart met betrekking tot Gods genade en berouw over de zonde (gevoelens) en andere intenties heeft bij het nemen van beslissingen (wil).

Laten we daarom Gods verlossende genade in Christus verheerlijken en dankbaar zijn voor de blijken en vruchten van deze genade in het leven van mensen die ooit geestelijk dood waren!


Blogarchief