SalvationInGod

zondag 1 juli 2018

“Wij weten dat…” (2)

De boodschap van 1 Johannes

De eerste brief van Johannes is theologisch én – vooral – praktisch een hele spannende brief. Dat wordt vanaf dit deel duidelijk. Na de inleiding van vers 1-4 zien we dat Johannes begint met een geestelijke inspectie. Laten we vooral ook goed onthouden dat hij in vers 4 heeft gezegd dat hij de brief heeft geschreven opdat “uw” (volgens sommige vertalingen “onze”) blijdschap vervuld zal zijn. Beide vertalingen kunnen. Johannes wil dus bijdragen aan de blijdschap van de gelovigen die deze brief lezen. In vers 5-10 zien we hoe hij aan deze blijdschap werkt, door te kijken naar de houding van een christen ten aanzien van de zonde.

1. Johannes’ boodschap: God is licht (vers 5)
In vers 5 brengt Johannes zijn eerdere boodschap in herinnering bij de geadresseerden:

“En dit is de boodschap die wij van Hem gehoord hebben en aan u verkondigen, dat God licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is.”

Het is goed om jezelf af te vragen of jij dit ook zo gezegd zou kunnen hebben na het lezen van de Bijbel. De manier waarop Johannes zijn boodschap verwoordt, verraad namelijk al iets. Het is geen doorsnee boodschap. De meeste christenen zouden zeggen:

“En dit is de boodschap die wij van Hem gehoord hebben en aan u verkondigen, dat God de wereld zo liefhad, dat Hij Zijn Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft het eeuwige leven ontvangt en naar de hemel kan.”

Blijkbaar is er iets in Johannes’ gedachten waardoor hij zijn boodschap formuleert zoals hij deze formuleert. Maar wat is dat? Toegegeven, de boodschap van de Bijbel weergeven als “God is licht en er is in Hem in het geheel geen duisternis” is natuurlijk wel waar – maar voor ons gevoel niet de kern van wat God tot ons te zeggen heeft. Hij wil tot ons spreken over het kruis van Christus, de opstanding, het geloof en het eeuwige leven. Waarom schrijft Johannes dit dan niet? Wat zit hier achter? Draait de Bijbelse boodschap dan niet om het verlossingswerk van Jezus Christus?

Het belang van testen
Ja. Het verlossingswerk dat God in Christus heeft volbracht is het centrum van de Bijbelse boodschap. Maar let tijdens het lezen van Bijbelgedeelten altijd op de functionaliteit van woorden, zinnen en redevoeringen. Juist in 1 Johannes wordt goed zichtbaar dat hij één duidelijk doel voor ogen heeft: meewerken aan de blijdschap van gelovigen (vers 4).
Blijdschap kent een sterke doorlevingskant. Blijdschap gaat over ervaring en gevoelens. Deze worden beïnvloed door gebeurtenissen – positief of negatief – en moet worden gevoed vanuit duidelijk aanwijsbare kenmerken. Een voorbeeld:

Ik ben een veertienjarige scholier en op een woensdagavond vragen mijn ouders of ik het werkstuk voor het vak Natuurkunde (dat de volgende dag ingeleverd dient te worden) af heb – een vak waar ik overigens nooit echt kaas van heb gegeten – omdat het belangrijk is voor mijn gemiddelde. Dat doen zij met een reden: zij willen dat hun zoon zijn spullen netjes op tijd heeft afgerond, en uiteindelijk een goed cijfer haalt.
Stel dat ik geïrriteerd zeg: “Ja-haa! Dat heb ik af…” – wat zou de reactie van mijn ouders zijn? Zouden zij hier tevreden mee zijn? Zouden zij gerustgesteld zijn?
Ik vrees van niet.
Wat zij – denk ik – gaan doen, is vragen om bewijs. Als dat werkstuk écht af is, dan moet het geprint zijn. En als dat niet zo is, dan moet het op de computer te vinden zijn.
“Laat maar eens zien dan,” zou de volgende vraag van mijn ouders zijn.
Mocht ik het niet afhebben, dan zou ik gaan proberen om allerlei afleidingsmanoeuvres in te zetten: “Het is niet nodig, het is af, vertrouw mij nou maar gewoon… Ik ben moe, ik moet nu gaan slapen… Ik print het morgen wel uit…”
Een beetje ouder begint bij dergelijke antwoorden vermoedelijk steeds meer argwaan te krijgen en wil des te meer bewijs zien dat het werkstuk daadwerkelijk af is.
Wat mijn ouders op dat moment eigenlijk willen, is het bewijs dat dit werkstuk af is, zodat mijn én hun blijdschap over een afgerond project volkomen kan worden. Een scholier met afgeronde werkstukken en goede cijfers brengt veel vreugde in huis.


Op deze manier gaat Johannes in zijn brief ook te werk. Ik begrijp werkelijk niet dat sommige mensen alles in het “natuurlijke” willen laten toetsen (Is de auto die ik koop betrouwbaar? Is de melk die ik koop niet bedorven? Is dit apparaat het juiste gereedschap dat ik nodig heb voor mijn huidige werkzaamheden?) en vervolgens allerlei uitwegen bedenken wanneer het geestelijk leven getoetst wordt:
“Jezus heeft alles volbracht!”
“Ik ben gerechtvaardigd door het geloof, niet door werken!”
“Eens gered, altijd gered!”
“Ik geloof, dat is genoeg!”

Johannes gaat in zijn brief kenmerken van het eeuwige leven geven, waarmee hij toetst of dit leven werkelijk aanwezig is bij degenen tot wie hij zich richt. Hier is niets vreemds aan. Het is heel normaal. Als we natuurlijke zaken al willen toetsen voor we ermee verdergaan, hoeveel te meer zouden dit dan moeten doen bij geestelijke zaken met eeuwige belangen!

Stelling, conclusie en uitgangspunt
Johannes bouwt zijn tests zorgvuldig op. Hij werkt steeds met een stelling, trekt vervolgens een conclusie en verwoordt dan het uitgangspunt. Zo moeten we ook vanaf vers 5 gaan lezen. Als Johannes schrijft dat zijn boodschap luidt dat “God licht is” en “dat in Hem in het geheel geen duisternis is”, dan is dit zijn stelling. Johannes stelt: “God is licht en in Hem is er in het geheel geen duisternis. Vanuit deze stelling trekt hij een conclusie.

2. Johannes’ test: gemeenschap met God betekent wandelen in het licht (vers 6-7)
En de conclusie lezen we in vers 6-7:

“Als wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben en wij toch in de duisternis wandelen, liegen wij en doen de waarheid niet. Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.”

Vers 5 is de stelling die Johannes gaat uitwerken, vers 6 is de conclusie die hij hieraan verbindt en vers 7 vormt het uitgangspunt van de stelling die hij in vers 5 op tafel heeft gelegd. Je krijgt hierdoor de volgende these:

A. Stelling: God is licht
B. Conclusie: Als wij zeggen deel aan God te hebben terwijl wij niet in het licht wandelen, dan liegen wij
C. Uitgangspunt: Als wij in het licht wandelen, hebben wij gemeenschap met God en medegelovigen en reinigt het bloed van Christus ons van alle zonden

De boodschap “God is licht” is voor Johannes de toetssteen. God is onveranderlijk en God is licht. In Hem is geen enkele duisternis. Hij heeft op geen enkele manier deel aan de zonde. Dan is Johannes’ logische vervolgvraag: Hoe zit dit bij jou? Jij die belijdt christen te zijn, getuigt jouw leven hiervan? Als God licht is, dan moet jouw leven ook getuigen van dat licht. Als je in zonde leeft, in de duisternis bent, heb je géén gemeenschap met God, géén deel aan Hem, géén eeuwig leven.
Vanuit dit gedeelte zou je “gemeenschap” kunnen vertalen met “het delen van dezelfde waarden.” God is licht, wij zijn licht. God haat de zonde, wij haten de zonde. Gemeenschap met God hebben en wandelen in het licht komt er in de kern op neer dat wij Gods karakter weerspiegelen. Vanuit Zijn karakter komen normen en waarden voort en geeft Hij Zijn regels en wetten. Wie belijdt God te kennen, dient deze kennis in de praktijk te brengen. Merk in dit verband ook de woorden van vers 6 op:

“Als wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben en wij toch in de duisternis wandelen, liegen wij en doen de waarheid niet.”

De waarheid belijd je niet alleen – de waarheid doe je. En als je de waarheid belijdt terwijl je het niet doet, dan lieg je. Logisch. Eén plus één is twee.
Maar opnieuw: voor bijna iedereen geldt dat deze rekensom klopt in het “natuurlijke” leven, maar als dit principe wordt overgezet naar het geestelijk leven, dan worden sommigen boos en reageren ze verontwaardigd.

Ben ik verlost, of niet?
Andere mensen reageren bezorgd. Ze erkennen dat Johannes in zijn brief een aantal tests uitvoert en maken zich druk: “Heb ik wel eeuwig leven? Ben ik wel gered? Ik dacht dat het alleen om het geloof in Christus gaat? Hoe kan ik zeker weten dat ik gered ben?”
Het is vanuit tekstgedeelten als deze dat mijn overtuiging sterker is geworden dat niet alleen het moment dat je voor het eerst Christus vertrouwde voor jouw verlossing er werkelijk toe doet, maar elk moment.
Wij kunnen het betoog van Johannes totaal niet volgen als we de dynamiek van Gods verlossingswerk en het eeuwige leven niet begrijpen. Veel mensen denken bij verlossing aan de vergeving van zonden. Voor hen is de vergeving de hoofdboodschap van het Evangelie, haast het ultieme doel. Daarom haken ze af of reageren ze ietwat geïrriteerd op het moment dat deze teksten worden behandeld. Zij stellen vergeving gelijk aan verlossing:
vergeving = verlossing.
Maar Johannes spreekt hier juist over vergeving als middel om tot het verlossingsdoel te komen. Vergeving is het middel, het doel is gemeenschap met God en medegelovigen. Lees nog maar eens vers 7:

“Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar [Gods verlossingsdoel], en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde [Gods middel om tot dat doel te komen].”

Hoe ernstig is het zondigen van een gelovige?
Hier komen we terecht bij een groot discussiepunt: wat is het effect van de zonde in het leven van een christen? Wat is het ergste dat zonde in het leven van een gelovige kan aanrichten?
Op grond van wat we nu hebben gelezen, moeten we op zijn minst tot de conclusie komen dat in ieder geval de gemeenschap tussen God en de gelovige aangetast is. Er kan geen volledige gemeenschap zijn. Het is niet helemaal in orde tussen God en de gelovige.
En op zijn ergst betekent de zonde in het leven van een gelovige dat de persoon helemaal geen wedergeboren christen is. Hoe ernstig is het zondigen van een gelovige dan? In ieder geval ernstig genoeg om er radicaal mee af te rekenen. Zekerheid van verlossing – en de blijdschap hierover – wordt versterkt doordat de macht en invloed van de zonde in het leven van een gelovige gebroken is en minder wordt. Ik herhaal: Zekerheid van verlossing – en de blijdschap hierover – wordt versterkt doordat de macht en invloed van de zonde in het leven van een gelovige gebroken is en minder wordt.
Er zijn mensen die mij nu zullen beschuldigen van het feit dat ik een “fruit inspector” ben – een geestelijke vruchtenonderzoeker. Dat vind ik een eervolle aanklacht. Ik doe hiermee namelijk hetzelfde als wat de apostel Johannes in zijn eerste brief doet. Sommigen mensen denken dat een dergelijke inspectie juist geloofsonzekerheid in de hand werkt. Dat is niet waar. Als jij in jouw eigen leven ziet dat de macht van de zonde gebroken is, dan krijg je toch een geweldig dankbaar en blijmoedig hart?

3. Johannes’ test: in het licht zijn betekent onze zonden niet verdoezelen, maar belijden (vers 8-10)
Ik schrijf bewust dat de macht van de zonde gebroken is en dat de invloed van de zonde minder wordt. Johannes vervolgt zijn betoog namelijk met een tweede test, die we vinden in vers 8 en 10:

“Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons.”

We merken dat er nogal wat spanning zit in Johannes’ betoog: enerzijds is het wandelen in het licht het kenmerk van gemeenschap met God – en dus is er geen plaats voor zonde – terwijl hij aan de andere kant ook laat zien dat geen christen zonder zonde is. Wat betekent dit voor het begrijpen van dit gedeelte?

Zondeloze perfectie is niet de norm
Allereerst laat het ons zien dat we met een zekere ontspanning kunnen en mogen leven. God heeft ons in dit leven niet geroepen tot perfectie, maar tot heiliging (1 Tessalonicenzen 4:3). Perfectie is niet de norm. God eist van ons geen zondeloze perfectie, maar wel de volle inspanning om de zonde door de kracht van Zijn Geest uit ons leven te bannen en in het licht te wandelen.
Laten wij elkaar als christenen daarom ook niet beoordelen met de meetlat van perfectie, maar met de meetlat van progressie. Een persoon hoeft zich geen zorgen te maken op het moment dat hij geen perfectie in zijn leven aantreft; hij moet zich zorgen maken wanneer hij geen progressie ziet.

Zonden belijden werkt bevrijdend
Als tweede leert Johannes ons hier dat het belijden van onze zonden ten diepste een zaak van bevrijding is. Ik hoef mijn zonde niet te verdoezelen, ik hoef mijn zonde niet meer goed te praten, ik hoef geen nieuwe zonde meer toe te voegen door te liegen over mijn begane zonde. Ik mag er eerlijk en oprecht voor uitkomen dat ik fout zat. Ik mag eerlijk zeggen dat ik ongehoorzaam ben geweest. Waarom is dit bevrijdend? Omdat Johannes hier laat zien dat oprechte schuldbelijdenis de deur is naar het herstel van de gemeenschap die ik met God en medechristenen mag hebben.

Zonde verslagen zien worden geeft blijdschap
Tot slot mogen we de verzen 8-10 lezen door de lens van vers 4. Een christen is iemand die blij wordt wanneer hij ervaart dat de zonde in zijn leven stelselmatig verslagen wordt. Iemand die hier niet blij mee is, is geen christen. Het is als in een huwelijk: alles wat een goede relatie en verstandhouding met jouw partner in de weg staat, moet verslagen worden. En als je ziet dat dit gebeurt, hoe blij ben je dan met jullie huwelijk!
Het is onmogelijk om alleen maar in positionele termen te blijven spreken over begrippen als “vergeving” en “reiniging” en “wandelen”. Iemand die doelbewust in zonde blijft leven, beschadigt de gemeenschap met God en medegelovigen. In die zin brengt hij ook schade toe aan de kerkgemeenschap als geheel. Er zijn in het Nieuwe Testament aanwijzingen dat we de zonde niet alleen maar op individueel niveau moeten benaderen, maar zeker ook op gemeenschappelijk niveau (vgl. Mattheüs 18:15-20; 1 Korinthe 5:1-13, 11:28-34; Judas 1:12-16, 20-23).
Vergeving is de toegangsdeur tot gemeenschap met God. Gods vergeving stelt ons in staat de praktische reiniging echt te ervaren. Als wij echt gemeenschap met God en medegelovigen hebben, gaat hier ook al een zekere kracht vanuit, die de werking van de zonde tegenstaat. Onderschat daarom ook het belang van de samenkomst niet. Samenkomsten zijn er om de zonde tegen te staan. En wie de zonde in zijn leven tegenstaat en ziet dat de macht ervan gebroken is, dat de invloed ervan minder wordt, ontvangt meer en meer blijdschap. En het is deze blijdschap die Johannes in vers 4 op het oog heeft. En omdat hij die blijdschap op het oog heeft, geeft hij toetsstenen aan gelovigen. Hij wil ons niet plagen, hij wil onze dag niet verpesten – hij wil de blijdschap door de Heilige Geest voeden met zichtbare kenmerken dat wij God werkelijk in Jezus Christus hebben leren kennen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief