SalvationInGod

Posts tonen met het label gerechtigheid. Alle posts tonen
Posts tonen met het label gerechtigheid. Alle posts tonen

zondag 16 februari 2020

IJver zonder het juiste inzicht

Gerechtigheid die niet verlost

Het hart van het christelijk geloof heeft alles te maken met het begrip gerechtigheid. De mens is moreel verantwoordelijk voor zijn eigen handelen. Hij moet gerechtigheid bezitten om voor God te kunnen verschijnen, zonder veroordeeld te worden. God kan geen ongerechtigheid in Zijn tegenwoordigheid toestaan; Hij is volmaakt in Zijn heilige karakter. Deze waarheid is pijnlijk, beangstigend en bedreigend voor ons allemaal. Wij bezitten namelijk geen volmaakte gerechtigheid. Als wij voor God verschijnen in de staat waarin wij zijn geboren – onvolmaakt, opstandig, liefhebbers van het kwaad – dan zal Gods rechtvaardige oordeel ons eeuwige lot zijn.

Het najagen van gerechtigheid
Op het eerste gezicht lijkt dit een troosteloze boodschap – God vraagt iets van mij dat geen mens heeft! Hij eist volmaakte gerechtigheid, en ik kan het Hem niet aanbieden; niemand kan het Hem aanbieden.
Als het hierbij bleef, zou de Bijbelse boodschap inderdaad pessimistisch zijn. Maar de boodschap eindigt hier niet. De gerechtigheid die wij nodig hebben om voor God te kunnen verschijnen – en die we in onszelf niet hebben – is verkrijgbaar. We kunnen de gerechtigheid ontvangen om rechtvaardig voor God te verschijnen.
De cruciale vraag is natuurlijk: hoe verkrijg ik deze gerechtigheid? In Romeinen 9:30-31 schetst Paulus een paradoxaal contrast:

“Wat zullen wij dan zeggen? Dit: dat de heidenen, die geen gerechtigheid hebben nagejaagd, gerechtigheid verkregen hebben, gerechtigheid echter die uit het geloof is. Maar Israël, dat de wet van de gerechtigheid najaagde, is aan de wet van de gerechtigheid niet toegekomen.”

Wat is hier zo paradoxaal aan? Dit: het Verbondsvolk Israël, dat door God uit Egypte is bevrijd en onder leiding van Mozes en Jozua naar het beloofde land is geleid – het volk dat Gods “verbonden en de wetgevingen en de eredienst en de beloften” ontvangen heeft (Romeinen 9:4) – heeft geen gerechtigheid verkregen.
En de heidenen, mensen uit de volken waar God geen bijzondere verbondsrelatie mee heeft, hebben de gerechtigheid wel verkregen.
Wat is hier misgegaan? Paulus vervolgt zijn betoog in Romeinen 9:32:

“Waarom niet [waarom heeft Israël de gerechtigheid niet verkregen]? Omdat zij die niet uit het geloof zochten, maar als uit werken van de wet. Want zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots, zoals geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een struikelblok. En: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.”

Paulus legt uit dat het volk Israël de wet heeft misbruikt als een ladder om op te klimmen naar Gods aanvaarding. Opvallend is dat Paulus over de heidenen schrijft dat zij de gerechtigheid niet hebben nagejaagd, maar dat Israël de wet van de gerechtigheid najaagde. Israël heeft de wet nagejaagd als middel om met de eigen verworven en onvolmaakte gerechtigheid voor God te verschijnen. De conclusie die Paulus in Romeinen 10:1-2 verbindt aan deze poging om rechtvaardig voor God te verschijnen, liegt er niet om:

“Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid. Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet met het juiste inzicht.”

Israël is een buitengewoon bevoorrecht volk. God verkoos dit volk als eigendom voor Hemzelf. Hij heeft verbonden met hen gesloten; Hij heeft hen geleid uit het slavenhuis van Egypte. Hij is Zelf onder dit volk komen wonen als Mens – “de zaligheid is uit de Joden” (Johannes 4:22). En toch, toch hebben zij niet de gerechtigheid verkregen die nodig is om voor God te bestaan.

Geloof in Christus ontvangt de gerechtigheid van God
Paulus noemt de Israëlieten “ijverig, maar niet met het juiste inzicht.” Welk inzicht missen zij? Waarom verkrijgt een mens geen volmaakte gerechtigheid door de werken van de wet te doen? Het antwoord lezen we in Romeinen 10:3:

“Omdat zij immers de gerechtigheid van God niet kennen en een eigen gerechtigheid tot stand proberen te brengen, hebben zij zich niet aan de gerechtigheid van God onderworpen.”

Merk op dat Paulus hier de gerechtigheid van God tegenover de eigen gerechtigheid van de Israëlieten plaatst. Hij noemt de inspanning van mensen om met eigen gerechtigheid rechtvaardig voor God te kunnen verschijnen ijver zonder inzicht. Waarom? Omdat het een nutteloze poging is. Je kunt je volledig inspannen voor een totaal nutteloze zaak. Het heeft geen nut om eigen gerechtigheid te verwerven door de werken van de wet te doen. God vraagt niet om mijn gerechtigheid; Hij vraagt om Zijn gerechtigheid. Paulus schrijft dat Israël zich niet heeft onderworpen aan Gods gerechtigheid. Het is niet fout om jezelf in te spannen voor gerechtigheid, maar het is wel dodelijk als jij je hierbij niet onderwerpt aan Gods gerechtigheid. Welke gerechtigheid bedoelt Paulus hier? Lees Romeinen 10:4 maar:

“Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder die gelooft.”

Jezelf onderwerpen aan Gods gerechtigheid betekent het opgeven van jouw inspanningen om met eigen gerechtigheid gerechtvaardigd te worden voor God. Je stopt met het doen van goede werken om door God aanvaard te worden. Het betekent dat je volledig vertrouwt op de gerechtigheid van God, die in Jezus Christus geopenbaard is. Christus leefde het volmaakte leven dat ik heb moeten leven en stierf de dood die ik had moeten sterven. Op het kruis van Golgotha zag God mijn zonde en mijn ongerechtigheid en legde dit alles op Zijn Zoon. Wanneer ik mij door het geloof in Christus onderwerp aan Gods gerechtigheid, ziet God de volmaakte gerechtigheid van Jezus in mij. Hier klopt het hart van het Evangelie!

Volhardend geloof: jezelf blijven onderwerpen aan de gerechtigheid van God
Het is nodig dat wij als christenen de kern van het Evangelie – Christus voor ons en niet mijn gerechtigheid, maar Zijn gerechtigheid – iedere dag voor ogen houden. Waarom? Omdat we anders net als de Israëlieten dreigen te worden – “ijverig, maar niet met het juiste inzicht.” De Bijbel is glashelder over de waarheid dat een mens niet gerechtvaardigd wordt door de werken van de wet, maar de Bijbel is net zo duidelijk over een geloof zonder goede werken – of, om in de termen van Romeinen 9:30-10:4 te blijven spreken: een geloof zonder werken van gerechtigheid – dat is dood (Jakobus 2:14-26).
Ik weet niet wat een dergelijke boodschap met jou doet, maar het kan zomaar zijn dat het je schrik aanjaagt en dat je gebukt gaat onder getob en onzekerheid over je eigen geloof: “Heb ik wel genoeg goede werken? En wanneer zijn goede werken goed? Kan ik op de Dag van het Oordeel wel met vrijmoedigheid voor Jezus Christus verschijnen? Zal ik op die Dag echt rechtvaardig bevonden worden?”
Ik ben ervan overtuigd dat het noodzakelijk is dat in de levens van Gods kinderen goede werken geopenbaard zullen worden op de Dag van Christus’ wederkomst. Ik ben echter huiverig voor de pastorale gevolgen als we de noodzakelijke aanwezigheid van goede werken gaan overbenadrukken, waardoor mensen geestelijk verkrampt raken. Dit zal waarschijnlijk leiden tot meer slechte dan goede werken.
Gods Kerk heeft deel gekregen aan de verlossing door zich te onderwerpen aan Zijn geopenbaarde gerechtigheid in Jezus Christus. En de Kerk zou haar bestaansrecht verliezen indien zij zich de gerechtigheid buiten Christus om zou gaan zoeken. Ook christenen dienen zich elke dag te onderwerpen aan de gerechtigheid van God, in Christus.

De Dag van het Oordeel openbaart het fundament
Misschien vraagt iemand nu: “Maar hoe zit het dan met de goede werken van gelovigen? We zijn toch geroepen om God te verheerlijken met goede werken?” Jazeker, dat zijn we. Het is echter van levensbelang om het principe van Gods oordeel bij Christus’ wederkomst te begrijpen. De Dag van het Oordeel zal openbaren of wij ons werkelijk hebben onderworpen aan de gerechtigheid van God. De cruciale vraag op de Dag van het Oordeel is deze: “Heb jij je onderworpen aan de gerechtigheid van God? Heb jij Christus door het geloof ontvangen als jouw volmaakte gerechtigheid?” Die vraag zal gesteld en beantwoord worden. Hoe gebeurt dit? Door te kijken naar de werken. De vraag naar het geloof zal worden beantwoord met de geopenbaarde werken. Waarom is dat? De London Baptist Confession of Faith uit 1689 plaatst de goede werken van gelovigen in het juiste perspectief. De eerste paragraaf rekent af met de “ijver zonder het juiste inzicht” waar Paulus over schrijft in Romeinen 10:2:

“Good works are only those works that God has commanded in his holy Word. Works that do not have this warrant are invented by people out of blind zeal or on a pretense of good intentions and are not truly good.”

In paragraaf 2 lezen we over het fundament van de goede werken:

“These good works, done in obedience to God’s commandments, are the fruit and evidence of a true and living faith. Through good works believers express their thankfulness, strengthen their assurance, build up their brothers and sisters, adorn the profession of the gospel, stop the mouths of opponents, and glorify God. Believers are God’s workmanship, created in Christ Jesus for good works, so that they bear fruit leading to holiness and have the outcome, eternal life.”

Goede werken komen voort uit een levend geloof. God zal op de Dag van het Oordeel openbaren of het geloof van belijdende christenen een levend geloof is geweest. Levend geloof wordt bewezen door goede werken.
De fout die we nu kunnen maken, is dat we met “ijver zonder inzicht” en op geforceerde wijze goede werken proberen te produceren. Immers, op de Oordeelsdag moeten deze goede werken te vinden zijn. Wie goede werken mee kan brengen op de Dag van het Oordeel, is safe. Toch?

Goede werken zijn als de zuivere klank van een muziekinstrument
Het beeld van goede werken als de vruchten aan een boom is een bekend beeld uit de Bijbel (Mattheüs 7:15-20). Misschien is het volgende voorbeeld verhelderend.
Als iemand jou zou vragen om een goed geluid van een akoestische gitaar te produceren, wat is daar dan voor nodig? Natuurlijk, een gitaar. Maar wat is ervoor nodig om een gitaar te maken? Hout voor de klankkast, mahonie of ceder voor de hals, snaren van nylon of metaal en stemknoppen om de snaren op de juiste spanning te brengen. Alle materialen moeten worden samengevoegd en de juiste spanning, lengte en dikte hebben om een goed gitaargeluid te kunnen produceren. Je zou kunnen zeggen: het juiste materiaal maakt de klank goed. Het fundament maakt de klank. Is het fundament onzuiver, dan is de klank onzuiver. Zo is het ook met goede werken. Als de bron van onze goede werken – denk terug aan de ijver zonder inzicht! – onzuiver is, zullen ze niet als goede werken geopenbaard worden bij Christus’ komst.
De Oordeelsdag zal openbaren of ons fundament juist is. Daarom is het belangrijk om oog te hebben voor de goede werken (want deze openbaren ons fundament), maar is het nóg belangrijker oog te hebben voor ons fundament (want zonder goed fundament geen verlossing). Als wij willen dat ons leven de zuivere en heerlijke klanken van het Evangelie laat klinken, dan dienen we onszelf te blijven onderwerpen aan de gerechtigheid van God en om ons te blijven voeden met Jezus Christus.

De Oordeelsdag: wereldwijde gerechtigheid tot eer van God
Het doel van de Oordeelsdag is dat het fundament van ons leven wordt geopenbaard. Het is een grote misvatting te denken dat de mens centraal staat op de Oordeelsdag. Nee – het Lam, Dat geslacht is, de Leeuw van Juda, Gods Zoon, de Heere Jezus Christus, zal op die Dag het stralende Middelpunt zijn. Zelfs de goede werken van Gods kinderen zullen getuigen van Christus. Daarom is de vraag op de Oordeelsdag niet: “Heb je goede werken?” De vraag is: “Op welk fundament zijn jouw werken gebouwd?”
Wanneer we denken aan de Dag van het Oordeel, moet ons hart sneller gaan kloppen vanwege gerechtigheid van God in Christus. Christenen mogen de leer van de rechtvaardiging door het geloof alleen nooit uit het oog verliezen. Ze moeten het blijven koesteren. Ze moeten het blijven verkondigen – ook aan zichzelf. Wie zichzelf niet wil onderwerpen aan de gerechtigheid van God, gaat voorbij aan Christus. Een miljoen goede werken buiten Christus om kunnen het verwerpen van de volmaakte gerechtigheid van Gods Zoon nooit compenseren. Wie dat doet, verwerpt Gods verlossende genade. Zo iemand kan nog zo ijverig zijn, maar doet dit zonder inzicht.

zondag 3 juni 2018

Het hartelijke gevecht om Christus

De kern van de goede strijd

Vorig jaar fietste ik ’s middags zo rond een uur of vier met een collega uit mijn werk naar huis. We fietsten op het fietspad langs het industrieterrein van Alblasserdam. Ik waarschuwde mijn collega dat ik op een gegeven moment aan de linkerkant zou gaan fietsen, omdat ik die ochtend had gezien dat er aan de andere kant glas lag. En aangezien de te fietsen afstand zo’n kilometer of veertien bedraagt, leek een uitwijkactie mij de juiste oplossing. En terwijl wij daar – achter elkaar fietsend – het glas ontweken, hoorden we ineens het nodige gemopper en gevloek van iemand die achter ons reed (ja, dat komt helaas ook voor in de Alblasserwaard). Deze persoon was gehuld in wielrenuitrusting en werd door ons gehinderd. Het gevolg was dat hij snelheid moest minderen, en als wielrenner vind je dat niet zo leuk. Hevig verontwaardigd haalde hij ons in. Ik moest even op mij in laten werken wat er zojuist gebeurd was.
De gebeurtenis kreeg echter een verrassend vervolg. Terwijl mijn collega en ik verder fietsten, kwamen we een stukje verderop tot de ontdekking dat het gat tussen ons en de bewuste wielrenner niet groter werd. Sterker nog, het gat werd kleiner. Toen we het viaduct over de A15 naderden, vroeg mijn collega: “Zullen we hem inhalen?”
En zo, nog vóór we de eerstvolgende verkeerslichten hadden bereikt, haalden we de beste man in. De man die een aantal minuten daarvoor nog vloekend en tierend tegen ons tekeer was gegaan, omdat wij zijn vrije doorgang – en dus ook zijn snelheid – hinderden. Op het moment dat we zo iemand inhalen, heb ik inwendig de grootste lol, maar moet ik tijdens het inhalen echt mijn best doen mijn gezicht in de plooi te houden. De vraag is uiteindelijk: waarom maakt een wielrenner zich kwaad over het feit dat voorgangers hem in zijn snelheid hinderen, terwijl hij van zichzelf niet in staat blijkt te zijn méér snelheid te maken dan een gemiddelde fietser die uit zijn werk komt?

Van welke kant komt het gevaar?
Deze gebeurtenis kan in geestelijk opzicht op iedere christen worden toegepast. Net als die wielrenner kun je vastberaden overkomen; je bent fel en je bent ijverig. Alles wat je hindert moet aan de kant – immers, jij loopt op de weg die leidt naar de eeuwige heerlijkheid! Maar hoeveel mensen die belijden Christus te kennen, stranden uiteindelijk ook, net als die wielrenner? Ze worden uiteindelijk ingehaald door de vijanden die hen onderweg hinderen. Ze komen ten val. Ze halen de finish niet. Ze stranden halverwege. Links en rechts worden ze ingehaald. Ooit waren ze hevig verontwaardigd over de zonden van anderen. En nu rollen ze als varkens in de modder van dezelfde zonden.

Er zijn talloze redenen waarom belijdende christenen de finish niet halen. Mensen kunnen op duizend-en-één manieren ten val komen. De vraag is: waar ligt voor jou het grootste gevaar? Een Bijbels antwoord luidt: het grootste gevaar is de zonde. En dat klopt. Maar we moeten verder kijken. Welke zonde. En als we spreken over zonde, hebben we het dan over dat wat niet mag, of hebben we het over dat wat goed is, maar op de verkeerde manier gebruikt wordt?
Wie zichzelf serieus onder de loep neemt, komt er al vrij snel achter dat er onderhuids nog van alles broeit en groeit dat in wil gaan tegen het Evangelie. Soms ontdek je dingen die je niet verwacht. Je gaat zien dat hetgeen waarvan je altijd dacht dat het een heilig goed was, ook een duistere, destructieve kant kan hebben.

God voor mij of ik voor God?
Laat ik wat concreter worden. Ik heb de woorden van Paulus uit Romeinen 8:31 op mij in laten werken: “Als God voor ons, wie kan dan tegen ons zijn?” Het schokkende antwoord luidt: ikzelf.
Een volwassen mens in de Westerse samenleving is geconditioneerd om beloning te verdienen. Ik bewijs dat ik iets kan. Als ik een dienst verleen, dan word ik door het gezag dat over mij gesteld is beloond. Lever ik op school een behoorlijk tentamen in, dan krijg ik een voldoende. Verricht ik mijn werk goed, dan ontvang ik mijn salaris. Op zich is hier niets mis mee.
Kom je echter bij het Evangelie van Jezus Christus, dan moet je deze mentaliteit vergeten en van je afschudden. We zijn snel geneigd te denken dat God voor ons is, omdat wij onze diensten aan Hem verlenen. Romeinen 8:31 zegt echter wat anders. God is voor Zijn kinderen, omdat Hij Zijn eigen Zoon niet heeft gespaard. Als God Christus heeft gegeven, mag ik erop vertrouwen dat Hij alles aan mij zal schenken wat nodig is voor mijn verlossing.
Zo vaak lijkt het echter alsof Gods voorzienige leiding in mijn leven juist het tegendeel lijkt te zijn van wat Paulus in Romeinen 8 schrijft. Ik weet nog wel wat dingen die ik goed kan gebruiken. En toch heeft God ze (nog) niet gegeven.
Hetzelfde geldt voor de gerechtigheid van Christus, die moet worden ontvangen door het geloof. Het staat haaks op de manier van werken in onze maatschappij. Soms denk ik dat de Farizeeër in mij dood is, maar op andere momenten merk ik dat hij springlevend is. Hij beweert dan dat ik zelf eerst met behoorlijke werken en motieven tot Christus moet komen om op grond daarvan Zijn gerechtigheid te kunnen ontvangen.
En soms word ik ongemerkt meegesleurd in de zorgen van het leven, alsof het ontvangen van de gerechtigheid van Christus niet het belangrijkste is. Dan probeer ik tevergeefs te bouwen aan mijn eigen, kleine paradijsje op aarde. En elke keer wanneer ik ervaar dat wordt afgebroken wat ik heb opgebouwd, voelt het leven zinloos. Nog zo’n Westers karaktertrekje. Onze reactie op Gods voorzienig handelen met ons leven verraad veel van ons hart. Ze legt bloot waar onze schat is.

Het Evangelie: één belang, vele belemmeringen
Wat ik kort heb proberen te omschrijven, is het gevecht waartoe het Evangelie mij, ons oproept. Om jezelf vast te klampen aan de ene Bron van gerechtigheid – Jezus Christus – door al het andere los te laten. En dat wat jij niet los wilt laten om Christus te winnen, is een belemmering. Het is een bedreiging. En soms zijn het juist de goede dingen die een belemmering vormen voor het beste. Wat ik bedoel, is dat zelfs een christelijke bediening – het werk in Gods Koninkrijk – of goede werken door de Heilige Geest een belemmering kunnen vormen jezelf geheel en al aan Christus over te geven. God test ons. En zijn vraag luidt: heb je de gerechtigheid van Christus méér lief, méér nodig dan dat waarvan jij denkt dat jij het zo hard nodig hebt? Het antwoord is veelzeggend.
Ik sta ervan versteld hoe gemakkelijk christenen voorbij lijken te lopen aan het feit dat gedurende ons (geestelijk) leven allerlei belemmeringen op ons pad komen, die tot onze eeuwige ondergang kunnen leiden. We doen net alsof het komen tot Christus vele belemmeringen kent, en dat het wandelen met Christus als een wandeling in grazige weiden en langs stille wateren is.
Ik wil niet zijn als die wielrenner. Ik wil de race van het geloof volbrengen. Ik wil de finish halen. Ik wil aan het einde niet moeten constateren dat ik ben ingehaald door de belemmeringen die ik onderweg uitgekafferd en uitgescholden heb. Ik wil Christus kennen, en de kracht van Zijn opstanding. Ik wil Hém winnen. Maar om Hem te winnen, moet ik al het andere loslaten. En dat is juist de strijd. Niet alleen het loslaten van dat wat fout is, maar ook van datgene wat goed is. Omdat Christus en Zijn gerechtigheid het Beste is.

maandag 1 januari 2018

Verbondstrouw (7)

De boodschap van Maleachi

Het sarcastische Israël heeft het vertrouwen in God verloren, zo zagen we de vorige keer. Men ziet geen enkel nut meer in het dienen van God, want het levert toch niets op – althans, zo lijkt het. God corrigeert deze gedachte door hen op te roepen tot geloofsgehoorzaamheid. Israël mag God op de proef stellen en zien of Hij woord houdt. Als Israël weer trouw de tienden geeft voor de Heere, zal Hij hen zegenen met een overvloedige oogst.
In Maleachi 3:16-18 lezen we dat God verder ingaat het op het verwijt van de Israëlieten. Hij wil de gedachte, dat Hem dienen nutteloos is, niet alleen corrigeren; Hij wil het wegnemen. In dit gedeelte lezen we hoe God dit op drie manieren doet.

1. God slaat acht op de rechtvaardigen (vers 16)
Vers 16 is een overgangsvers. De blik naar het oordeel, verwoord in vers 15, verschuift naar de rechtvaardigen in vers 16:

“Dan spreken zij die de HEERE vrezen, ieder tot zijn naaste: De HEERE slaat er acht op en luistert. Er is een gedenkboek geschreven voor Zijn aangezicht, voor wie de HEERE vrezen en wie Zijn Naam hoogachten.”

Dit vers wordt niet in alle vertalingen op dezelfde manier vertaald. De Herziene Statenvertaling heeft ervoor gekozen het accent te leggen op de goede woorden die de rechtvaardigen spreken – als tegenhanger van de onterechte woorden in vers 13-15. Kortom: de rechtvaardigen verdedigen hier als het ware God, door te zeggen: “De woorden van vers 13-15 zijn inderdaad te hard, God slaat er wél acht op.”
De Nieuwe Bijbelvertaling – en ook de English Standard Version – geven een vertaling die ik persoonlijk diepzinniger vindt. Laat mij uitleggen waarom.
De NBV en de ESV vertalen dit vers zo, dat de rechtvaardigen samenkomen. We lezen niet waarom of met welk doel, maar het heeft er alle schijn van dat zij samenkomen als reactie op de boodschap van Gods profetie bij monde van Maleachi. God ziet dit en hoort dit. Hij slaat er acht op.
Met dat ik dit schrijf, moet ik er wel bij vermelden dat ik ook de vertaling van de NBV niet helemaal gelukkig vind. Het begin van vers 16 (“Zo spraken de mensen die ontzag voor de HEER hadden tegen elkaar…”) doet vermoeden dat de rechtvaardigen hetzelfde zeggen als de rest van het volk in vers 13-15 en uit de context blijkt duidelijk dat dit niet kan. In die zin kan ik de keuze van de HSV begrijpen. En ook de ESV geeft een vertaling weer, die niet botst met de voorgaande verzen.
De diepzinnigheid van de vertaling volgens de ESV zit hem in twee dingen: het ware volk van God onderscheidt zich van het ontrouwe verbondsvolk. Zij komen samen, apart van het doorsnee volk; zij onderscheiden zich in positieve zin. En de reactie van God laat zien dat Hij wel degelijk veel waarde hecht aan rechtvaardigheid; Hem dienen heeft zeker nut!
Wat is het belang van een samenkomst? Waarom zouden rechtvaardigen samenkomen? Waarom hebben wij als kerk een eredienst? Waar is dit allemaal goed voor? Hier wordt het antwoord gegeven: om Gods Woord met elkaar te bespreken en overdenken. De rechtvaardigen in vers 16 nemen de profetie van Maleachi serieus en ze gaan erover in gesprek – dat is in ieder geval mijn indruk. God spreekt werkelijk tot Zijn verbondsvolk, tot Zijn Kerk. En die Kerk moet dat Woord als gezaghebbend ontvangen, aanvaarden én toepassen. De Kerk van Christus moet de Bijbel diepgaand doorleven en bereid zijn dit te gebruiken als spiegel voor reflectie. Gods Woord is een woord van profetie en dat moet in Zijn Gemeente serieus worden genomen. Mensen moeten op waardige wijze reageren op dat profetische Woord. En hier zien de dat gebeuren. Gods Woord klinkt, en de rechtvaardigen komen in beweging. Het is schitterend om dat te zien. Gods Woord zal altijd effect hebben in het leven van de rechtvaardigen. Zij worden erdoor in beweging gezet. Zij worden erdoor veranderd. Omdat zij dit Woord ontvangen zoals het bedoeld is: Gods gezaghebbende, vertroostende, bemoedigende en vermanende boodschap voor Zijn volk. Iemand die het onderwijs van de Bijbel hoort – al is het zondag op zondag – en totaal niet in beweging komt, behoort niet tot Gods volk. Gods Woord zal nooit zonder effect gepredikt worden in Gods Gemeente.
Het tweede element van diepzinnigheid is Gods reactie op de samenkomst van de rechtvaardigen. Hij hoort het. Hij ziet het. Hij volgt het. Hij slaat er acht op. Samenkomsten en erediensten zijn kostbaar en waardvol voor de Heere, omdat dit de plek is waar Zijn boodschap klinkt. En zeker wanneer het rechtvaardige volk gehoor geeft aan die boodschap, geniet God daarvan. Hij koestert die momenten als het ware. En dat is niet alles. Maleachi beschrijft hoe een gedenkboek voor Gods aangezicht wordt beschreven. Het is het gedenkboek van de rechtvaardigen. God koestert de rechtvaardigen zozeer, dat hij al hun werken laat optekenen in dat boek. Niet één werk van gerechtigheid zal ontbreken. God bewaart alle werken van alle heiligen in alle tijden en op alle plaatsen zorgvuldig als kostbare herinnering. En dit is iets wat wij niet kunnen bevatten, want God is eeuwig en Hij zal nooit iets vergeten. Maar het geeft wel aan hoeveel waarde Hij hecht aan de goede werken van Zijn rechtvaardige volk.
Hiermee wordt direct op vertroostende wijze het verwijt van het verbondsvolk Israël van tafel geveegd. God dienen nutteloos? Alle goede werken worden voor Zijn aangezicht gesteld, bijgehouden en genoteerd!

2. God spaart de rechtvaardigen op de Dag van het oordeel (vers 17)
In vers 17 zien we opnieuw een verschuiving van het zicht. Wederom neemt God Zijn volk mee naar de ontzagwekkende Dag van Zijn verschijning:

“En zij zullen voor Mij, zegt de HEERE van de legermachten, op de dag die Ik maken zal, een persoonlijke eigendom zijn. Ik zal hen sparen, zoals een man zijn zoon spaart die hem dient.”

God spreekt hier over Zijn volk als een persoonlijk eigendom. Het volk is van Hem. Het is Zijn bezit. Hij belooft hier verlossing. En dat belooft Hij hier door te stellen dat Hij Zijn volk zal sparen. Het is onvermijdelijk om hier het verband te leggen met Romeinen 8:31-32 en het verlossingswerk van Jezus Christus:

“Wat zullen wij dan over deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?”

Leg Maleachi 3:17 naast Romeinen 8:31-32 en je begrijpt de essentie van Gods verlossingswerk in Christus. Het gaat om sparen en niet sparen. Nauwkeuriger geformuleerd: het gaat om sparen door niet te sparen. Dit is wat plaatsvervanging betekent. Ik, die op geen enkele manier gespaard kán worden vanwege mijn ongerechtigheid, word door God gespaard. En Hij Die gespaard had moeten worden vanwege Zijn gerechtigheid, wordt niet gespaard. Hij sterft. Hij draagt het oordeel. Dit is gebeurd op Golgotha. Het lege graf is de bezegeling. En nu worden we in dit vers bepaald bij het toekomstige en definitieve karakter van dit verlossingswerk. Christus heeft Zijn leven gegeven als een losprijs voor velen, Zijn bloed heeft gevloeid tot reiniging en vergeving van zonden. En op de Oordeelsdag zal God omwille van Hem – omwille van Zijn niet gespaarde Zoon – Zijn volk sparen en hen toegang verlenen tot Zijn eeuwige Koninkrijk (2 Petrus 1:10-11). We kunnen niet denken aan de toekomst zonder voorbij te gaan aan het verleden. En in dit opzicht kunnen we ook niet voorbijgaan aan de belofte die God heeft gedaan in Maleachi 3:1-4: Hijzelf zou komen. En Hij is gekomen. Om Zijn eigen volk te sparen. Zichzelf niet sparend. Hij heeft alles gegeven in Zijn Zoon. Om Zijn volk te reinigen en heiligen, zodat het zou wandelen in gerechtigheid.

3. God zal scheiding maken tussen de rechtvaardigen en goddelozen (vers 18)
De ontzagwekkende Dag van Gods oordeel kent naast de verlossing van Zijn volk ook een keerzijde: de ondergang van de onrechtvaardigen. Als Christus terugkomt, zal Hij een eeuwige scheiding aanbrengen tussen de rechtvaardige en onrechtvaardige:

“Dan zult u opnieuw het onderscheid zien tussen een rechtvaardig en een goddeloze, tussen wie God dient en wie Hem niet dient.”

Deze profetie kent twee lagen. De ene laag vindt zijn vervulling bij de wederkomst van Christus. De andere laag is al zichtbaar tijdens ons leven. Dit leid ik af uit het woord “opnieuw”. Er is maar één Oordeelsdag en toch stelt God hier dat er in de geschiedenis meerdere momenten zijn geweest waarop het onderscheid tussen de rechtvaardige en onrechtvaardige zichtbaar werd. Hoe kan dit? Ik geloof dat we dit kunnen interpreteren vanuit het zogenaamde “inwendige” of “interne bewijs” dat we in het boek Maleachi zelf kunnen vinden. Hoe wordt de rechtvaardige zichtbaar? Door te letten op zijn woorden en daden. En dit wordt helemaal duidelijk in tijden van geestelijk verval en gebrek in materieel opzicht. Te weinig eten, te weinig drinken, geen werk en een mislukte oogst zijn allemaal redenen om te klagen. En dan is het de vraag: wie is het slachtoffer van al dit geklaag? Het boek Maleachi geeft een onthutsend antwoord: Israël geeft God de schuld. God heeft het gedaan. Want waar is Zijn liefde? Wat voor nut heeft het om Hem te dienen? Waarom zouden we nog een tiende van ons inkomen apart zetten voor Hem? We zien dat dergelijke vragen voor een scheiding gaan zorgen in het volk. Het ene deel raakt verbitterd en klaagt God aan. Het andere deel komt trouw samen en overdenkt Gods Woord. Dat is het verschil. Hierin wordt het onderscheid tussen de rechtvaardige en goddeloze duidelijk.
Laten we dit ook heel concreet en persoonlijk maken. Hoewel het waar is dat God op de Oordeelsdag voor het oog van de hele wereld zal bewijzen wie rechtvaardig is en wie niet, lezen we ook dat we hier op dit moment een goede inschatting van kunnen maken. Hoe? Door te kijken hoe iemand reageert op Gods voorzienigheid in zijn of haar leven, en juist op die momenten dat het tegen onze wil en wensen ingaat. Wie blijft trouw in het dienen van God? Dat is de rechtvaardige. Wie begint met het aanklagen van God, zonder tekenen van berouw en bekering te tonen? Dat is de onrechtvaardige. Elk mens bevindt zich op de weg van verharding of versterking. Verbittering ten opzichte van God leidt tot verharding van het hart en resulteert in dezelfde zonden die God door Maleachi aan de kaak stelt. Deze mensen zullen uiteindelijk Gods oordeel onder ogen moeten zien. Wie durft nú nog te beweren dat God de rechtvaardige vergeet en de goddeloze onbelemmerd in voorspoed laat leven?
Trouw blijven aan God resulteert in versterking van het geloof en resulteert in volharding en uiteindelijk de in dit gedeelte voorzegde verlossing.
Samengevat kunnen we stellen dat God op de Dag dat Christus wederkomt zal openbaren wie wel en niet verlost is, maar dat wij als mensen nu al aan elkaar kunnen zien en merken dat God ons verlost heeft. Onze reactie op Gods voorzienigheid is een belangrijk meetinstrument. Vanuit de historische context is het niet onbelangrijk de houding van belijdende christenen ten opzichte van Gods voorzienigheid in de gaten te houden. Dit is de ene kant.
De andere kant is de belofte. God dienen is zinvol. Het loont. Misschien niet altijd op de momenten dat wij het zouden willen – vaak niet! – maar uiteindelijk zeker wel. Gods beloning komt. Als Christus komt, wordt alles rechtgezet. De goddeloze zal beschaamd staan. De rechtvaardige zal beloond worden. We lezen een drievoudige bevestiging van het nut om God te dienen: God gedenkt de rechtvaardige, God spaart de rechtvaardige en God onderscheidt de rechtvaardige. En dat in dubbele zin: Hij scheidt de rechtvaardige van de goddeloze en Hij beloont de rechtvaardige met eer en heerlijkheid!

De essentie van Gods profetische boodschap
Wat is profetie? Tijdens het bestuderen van Maleachi ben ik getroffen door de blijvende actualiteit van profetische literatuur in de Bijbel. Ik zou profetie als volgt definiëren: profetie is Gods actuele boodschap, gevormd door waarschuwingen en beloften, om Zijn belijdende volk tot de orde te roepen en wakker te schudden.
Let eens aandachtig op alles wat we tot nu toe hebben gelezen in Maleachi. Hoeveel procent van het boek gaat nu werkelijk over de toekomst? In verhouding niet veel. Er gaat veel meer aandacht uit naar de misstanden bij Gods eigen volk. Het profetische Woord is niet profetisch omdat het uitsluitend over de toekomst gaat – hoewel sommigen die indruk wel willen geven – nee, het profetische Woord is profetisch omdat het de belijdende kerk wakker wil schudden. We zijn met zijn allen op weg naar de Oordeelsdag. We zijn op weg naar dat moment dat Christus definitief en eeuwig scheiding zal maken tussen de rechtvaardige en onrechtvaardige. En aan welke kant sta jij, sta ik dan? Dit is de werkelijke boodschap van de Profeten. Het gaat niet langs ons heen. Wij kunnen er niet omheen en zeggen: “Ja, maar die boeken zijn voor Israël.” Nee, God is Dezelfde. Zijn gerechtigheid is dezelfde. Zijn morele wil is dezelfde. Zijn Christus is Dezelfde. En Zijn verlossingswerk is hetzelfde. En als wij iets vanuit dit gedeelte mogen meenemen als bemoediging, is het dit: God dienen heeft altijd nut. Dat was toen zo, dat is nu zo en dat zal altijd zo zijn.

vrijdag 29 december 2017

Verbondstrouw (5)

De boodschap van Maleachi

De afgelopen keren zijn we als lezer vooral getuige geweest van Gods rechtszaak tegen Israël. Hij klaagt Zijn verbondsvolk aan, zij antwoordt steevast met “Hoe dan?” In Maleachi 2:17-3:5 zien we echter een wisseling van perspectief. God doet een concrete belofte, die, zoals we zullen zien, een Messiaans karakter heeft en die daarom vanuit het Nieuwe Testament verklaard kan worden. De lessen die wij hieruit kunnen leren, zijn van groot belang. Zij bepalen voor een belangrijk deel hoe wij het Oude Testament interpreteren en uitleggen.

1. Gods aanklacht: vermoeiende woorden (2:17)
Aan het einde van hoofdstuk 2 lezen we een nieuwe aanklacht van God tegen Zijn verbondsvolk Israël:

“U vermoeit de HEERE met uw woorden, toch zegt u: Waarmee vermoeien wij Hem? Doordat u zegt: Iedereen die kwaad doet, is in de ogen van de HEERE goed, Híj is hun genegen. Of: Waar is de God van het oordeel?”

God wordt spreekwoordelijk moe van het gezeur van Zijn volk. Zijn volk twijfelt openlijk aan haar God. En dat niet alleen, die twijfel heeft geleid tot een theologisch belabberde uitspraak: “Iedereen die kwaad doet, is in de ogen van de HEERE goed, Híj is hun genegen.” Er zit zoveel beleving in deze woorden! Dat moet niet als compliment gezien worden, maar als verwijt. De beleving van Israël is dat God Zich verheugt in de zondaar en Zich niet meer bekommert om gerechtigheid. Het is een vraag die vandaag de dag ook veelvuldig klinkt: “Als God bestaat, waarom laat Hij dan al dat lijden toe?” We zullen straks vanuit dit gedeelte zien dat God hier een verrassend antwoord op heeft. Het is belangrijk deze aanklacht, de woorden van vers 17 goed in gedachten te houden, omdat de rest van het gedeelte, het begin van hoofdstuk 3, hier een reactie op is.

2. Gods eerste aankondiging: “Ik zend Mijn boodschapper en Mijn Heere” (3:1)
Hoofdstuk 3, en Gods eerste reactie op de vraag naar gerechtigheid, begint met een aankondiging. Specifieker: een belofte. God doet een concrete belofte aan Zijn volk:

“Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal naar Zijn tempel komen de Heere Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt, zegt de HEERE van de legermachten.”

God doet één belofte met betrekking tot de komst van twee personen. De ene bereidt de weg voor de Ander. Hier zien we een voluit Messiaanse belofte, die ook door de Heere Jezus Zelf als zodanig is onderwezen. We lezen in Mattheüs 10:10 dat Christus over Johannes de Doper zegt:

“Want hij is het over wie geschreven staat: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken.”

Hij haalt hier de profetie en belofte van Maleachi 3:1 aan en past deze toe op Johannes de Doper. En vanuit de Evangeliebeschrijving door de apostel Johannes lezen we dat Johannes de Doper de wegbereider van Christus is geweest (zie Johannes 1:23):

“Hij zei: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere recht, zoals Jesaja, de profeet, gesproken heeft.”

Vanuit het Nieuwe Testament kunnen we goed onderbouwen dat God hier de komst van Johannes de Doper en Jezus Christus aankondigt. En als we goed lezen, kunnen we zelfs de incarnatie uit de tekst halen:

“Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal.”

Voor Mij – voor God Zelf! Niet voor een machtig mens, maar het vleesgeworden Woord, de God-Mens Jezus Christus. God belooft hier Zelf te komen. En let goed op het verband waarin dit staat. Het volk vraagt niet: “Waar is het oordeel over de ongerechtigheid?” Het volk vraagt: “Waar is de God van het oordeel?” Zij vragen om God Zelf, en hoofdstuk 3 begint met Gods belofte, waarmee Hij wil communiceren: “Jullie vragen waar Ik ben? Ik zal Zelf komen.” Hij zal Zelf komen. In de Persoon van Jezus Christus.

3. Gods ontzagwekkende verschijning: heiligend en reinigend (vers 2-3)
God belooft Zijn eigen komst. Zijn Heere zal komen. Zijn Heere is gekomen. Maar wat is het doel van Zijn komst? Wat is Christus komen doen toen Hij Zijn hemelse heerlijkheid verliet en als Mens naar deze wereld is gekomen? Het antwoord op die vraag vinden we in de verzen 2-3:

“Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij Zijn verschijning standhouden? Want Hij is als vuur van een edelsmid, en als zeep van de blekers. Hij zal zitten als iemand die zilver smelt en reinigt: Hij zal de Levieten reinigen en hen zuiveren als goud en zilver. Dan zullen zij de HEERE een graanoffer brengen in gerechtigheid.”

Het beeld dat hier van de Messias wordt geschetst, is niet bepaald romantisch. Het is niet iemand waarmee je zomaar even de spot kunt drijven. Juist de beginvraag (“Wie zal bij Zijn verschijning standhouden?”) bewijst dat Zijn verschijning ontzagwekkend zal zijn. Je hebt eerder de neiging weg te duiken en jezelf te verstoppen, dan dat je op Hem af wilt lopen om Hem beter te bekijken. Toch vinden we in deze woorden de sleutel tot het verstaan van Christus’ bediening op aarde: Hij is gekomen om te reinigen en heiligen. Hij is Gods Antwoord op de vraag: “Waar is de God van het oordeel?”
Christus reinigt Zijn volk door als Plaatsvervanger van dat volk Gods oordeel over de zonde te dragen. Christus heeft Zichzelf als volmaakt Offerlam gegeven, zodat dit offer een heiligend en reinigend effect heeft in het leven van allen die oprecht in Hem geloven. Hij heeft Zichzelf gegeven als verzoening voor Zijn volk, in dienst van Gods gerechtigheid. Want Gods toorn over de zonde van Zijn volk is weggenomen in het plaatsvervangende oordeel dat Christus vrijwillig onderging. Tevens heeft Zijn offer de weg vrijgemaakt voor praktische gerechtigheid, waardoor gelovigen werkelijk rechtvaardige werken kunnen doen. Christus’ offer reinigt niet alleen positioneel, maar ook praktisch. Dat is in dit gedeelte een niet te missen waarheid: “Dan zullen zij de HEERE een graanoffer brengen in gerechtigheid.” Christus heiligt, reinigt en maakt schoon.

4. Gods behagen: oprechte, geheiligde offers van Zijn volk (vers 4)
Christus’ offer heeft dus effect voor het leven van allen die in Hem geloven en hun leven onderwerpen aan Zijn heerschappij. En God is hier oprecht blij mee. Het doet God oprecht genoegen te zien hoe Zijn volk vrucht draagt en werken van gerechtigheid doet. Lees maar wat Hij zegt in vers 4:

“Dan zal het graanoffer van Juda en Jeruzalem voor de HEERE aangenaam zijn, zoals in de dagen van oude tijden af, zoals in vroegere jaren.”

Het graanoffer van Juda en Jeruzalem zal voor de HEERE aangenaam zijn. Met een vers als dit komen onze hermeneutische principes bloot te liggen. Hier moeten wij kleur bekennen. Hoe lezen wij zo’n tekst? Dispensationalisten stellen dat waar Israël staat (zoals hier “Juda” en “Jeruzalem”), je ook echt het etnische en fysieke Israël moet lezen. Maar dat gaat hier niet werken. Het heeft zelfs verstrekkende gevolgen als we hier volhouden dat het om etnisch Israël gaat. Dispensationalisten houden in hun theologie een absolute scheiding aan tussen het etnische Israël en de Nieuw Testamentische Kerk. Beloften voor Israël in de Oude Testament mogen niet worden betrokken op de Kerk, omdat de profeten de bedeling van genade (en dus de bedeling van de Kerk) nooit voorzien hebben, en omdat voor de Nieuw Testamentische Kerk specifieke beloften gegeven zijn, die primair in de brieven van Paulus te lezen zijn.
Het bestuderen van een gedeelte als Maleachi 3:1-4 laat echter zien dat een dergelijke uitleg niet juist kan zijn. Volg de belofte van God en beeld je voor jezelf in dat dit uitsluitend voor Israël is. Dan krijg je het volgende:

A. God belooft Zijn Heere, Zijn Messias
B. Gods Messias zuivert en reinigt Zijn verbondsvolk, het etnische Israël
C. Gods verbondsvolk, het etnische Israël, zal offers brengen in gerechtigheid
D. Conclusie: Gods verbondsvolk, het etnische Israël, is het enige volk dat door Gods Messias gereinigd en geheiligd wordt én in staat wordt gesteld offers van gerechtigheid te brengen


Mijn grootste bezwaar tegen de dispensationele benadering voor wat betreft de scheiding tussen Israël en de Kerk, is dat in dit gedeelte de belofte van reiniging, heiliging en gerechtigheid exclusief voor het etnische Israël zou gelden, terwijl we vanuit het Nieuwe Testament duidelijk weten dat het offer van Christus effect heeft voor mensen uit alle volken! Als Maleachi 3:1-4 niet ook voor mij geldt, ben ik verloren. Punt. Er is geen hoop, geen verlossing, geen verwachting voor praktische gerechtigheid. Daarom staat er in dit soort theologische discussies veel meer op het spel dan mensen doorgaans beseffen. Het is niet enkel een gesteggel en geruzie over de plaats van Israël, maar het gaat ten diepste om het verstaan van Gods beloften en profetieën, die hun vervulling vinden in Jezus Christus. Het is een trieste constatering, maar mensen kunnen vanuit hun liefde voor het etnische Israël en de dispensationele hermeneutiek het verlossingswerk van Jezus Christus ernstig onderwaarderen.
Lees Romeinen 6 en je zult ontdekken dat Paulus’ betoog niets anders is dan een bevestiging van Gods belofte in Maleachi 3:1-4. Er is nu werkelijk een volk dat werken van gerechtigheid kan doen en zal doen, en dat volk heet de Kerk.
God heeft Zijn belofte in Christus vervuld, en is op dit moment bezig die belofte uit te werken. Iedere dag is de gerechtigheid van gelovigen in Christus het bewijs dat God Zijn Woord heeft bewezen en bewaard.

5. Gods tweede aankondiging: “Ik kom om te oordelen” (vers 5)
De komst van Christus is – vanuit dit gedeelte bezien – Gods Antwoord op het vraag van Zijn verbondsvolk: “Waar is de God van het oordeel?” Christus droeg het oordeel over de zonde van Zijn volk aan het kruis. Maar dat is niet alles. Dit oordeel heeft twee kanten. Enerzijds de verlossende en heiligende kant en anderzijds de vergeldende kant. Want in vers 5 lezen we het volgende:

“Ik zal naar u toe komen voor het oordeel. Ik zal een snelle Getuige zijn, tegen de tovenaars, tegen de overspelers, tegen hen die valse eden afleggen en tegen hen die het loon van een dagloner met geweld inhouden, die het recht van weduwe, wees en vreemdeling ombuigen en Mij niet vrezen, zegt de HEERE van de legermachten.”

Aan het begin schreef ik dat God een opvallend antwoord geeft op de vraag: “Als Hij bestaat, waarom laat Hij dan al dat lijden toe?” Hier is een deel dat opvallende antwoord. God doet twee dingen met de vraag van Israël: “Waar is de God van het oordeel?” Als eerste belooft Hij Zelf te komen om Zijn volk te heiligen en zuiveren, zodat het zelf werken van gerechtigheid zal doen. En als tweede legt Hij de huichelachtigheid bloot bij mensen die zelf roepen om de gerechtigheid, maar deze zelf niet praktiseren. Aan iedereen zal gerechtigheid bewezen worden. Daar hoeven wij ons geen zorgen over te maken. De vraag is alleen hoe God ons gerechtigheid zal bewijzen: dit is het verschil tussen hemel en hel. Ziet Hij de gerechtigheid van Zijn Messias, Jezus Christus, in ons? Of moet Hij ons voor eeuwig in de poel van vuur en zwavel werpen?

We worden hier onvermijdelijk geconfronteerd met de dag en het moment dat wij voor Christus Zelf zullen verschijnen. En ik stel het mij zo voor – voor zover dat in ons voorstellingsvermogen mogelijk is – dat het zo zal zijn, dat de vraag naar gerechtigheid de grootste vraag op die Dag zal zijn. Veel mensen denken dat het op de Dag van het oordeel gaat om geloof en dat is waar. Maar vanuit dit gedeelte leren we iets essentieels. Op de Dag van het oordeel gaat het om het geloof tot gerechtigheid. En dan zal het verschil tussen de verloste christen en de verloren zondaar duidelijk worden – er zal zelfs bewezen worden dat zich in de belijdende kerk huichelaars hebben bevonden. Hoe zal dat dan duidelijk worden? Kijk eens goed naar de opsomming in vers 5:

“…tovenaars, overspelers, hen die valse eden afleggen, hen die het loon van een dagloner met geweld inhouden, die het recht van weduwe, wees en vreemdeling ombuigen…”

De “gelovige” in Jezus die als zodanig te boek staat en door het leven gaat, is een huichelaar. Hij is geen gelovige. Waarom niet? Omdat, als het offer van Christus werkelijk effect in zijn of haar leven zou hebben gehad, deze zonden geen rode draad zouden vormen in de praktijk van alledag.
Als jij God ter verantwoording wilt roepen en eist dat Hij gerechtigheid brengt, terwijl je zelf niet eens het ontzag voor Hem en Zijn gerechtigheid hebt, houd dan je mond. Je speelt met vuur. Je speelt letterlijk met je leven. In de kern is de afwezigheid van het ontzag voor God het fundamentele probleem. Dat zien we in dit gedeelte goed geïllustreerd: Jezus Christus verschijnt ontzagwekkend om Zijn volk te heiligen en reinigen, zodat dit volk in ontzag voor Hem zal doen wat Hij vraagt. Onze God is een ontzagwekkende God. Christus is Zijn ontzagwekkende Heere. Het offer dat Hij bracht is ontzagwekkend.
Niemand komt op de Dag van het oordeel weg met de slogan “Geloof alleen! Geloof alleen! Ik ben gerechtvaardigd door het bloed van U, Heere Jezus! Heere, U hebt mij gekocht en betaald…” Christus zal een antwoord geven dat in lijn ligt met deze profetie, dat als Hij iemand werkelijk heeft gekocht en betaald met Zijn bloed, Hij diegene ook in praktische zin heilig heeft gemaakt. Niet volmaakt, maar wel met de zichtbare vrucht van Zijn offer – en dat zijn de offers van gerechtigheid.
Ik ben mij ervan bewust dat mensen dit verkeerd zullen opvatten. Zij zien dit als een ontkenning van de leer dat een zondaar gerechtvaardigd wordt door het geloof alléén. Dat is echter niet wat ik zeg. Wat ik zeg, is dat een woordelijk geloof geen enkel nut heeft als er geen werken van gerechtigheid zichtbaar zijn in de levenswandel. En ik ben mij er ook van bewust dat wat ik nu schrijf mensen tot vertwijfeling kan brengen: “Zit het wel goed met mij? En wat is nu de reden dat ik Gods Koninkrijk mag binnengaan? Is het nu het verlossingswerk van Christus? Of is het de vrucht van Zijn verlossingswerk, dat zichtbaar wordt in mijn leven?”
Op geen enkele manier is iets in of van onszelf de grond voor onze verlossing. Alle roem is uitgesloten! Wij mogen oprecht Christus als Gods Belofte van gerechtigheid ontvangen en dit redt ons. Maar als dit ontvangen van Christus ons verlost, dan is het niet meer dan logisch dat de Belofte van gerechtigheid in ons leven aan het werk gaat en ervoor zal zorgen dat wij leven in gerechtigheid.
Laten wij onszelf daarom bezinnen op deze geweldige belofte van God, die Hij heeft vervuld in Christus. Laten wij stilstaan bij de ernst van de tijd waarin wij leven en deze lijst met zonden beschouwen in het licht van onze tijd. Juist ook in onze tijd komen velen ten val, doordat zij geen ontzag voor God hebben en daarom overspel plegen, toverij bedrijven, kwetsbare groepen mensen onderdrukken en misbruiken en liegen in woord en geschrift. We leven in gevaarlijke tijden – want wie zijn wij dat wij niet ten val zouden komen? – maar ook in glorieuze tijden – want Christus is verschenen en Hij heeft gerechtigheid gebracht. Als wij Hem als Gods Belofte ontvangen en voortdurend blijven ontvangen, hoeven wij nooit te vrezen voor Gods oordeel.



zondag 24 september 2017

De Geest van Christus (1)

De boodschap van Romeinen 8

Romeinen 8 is een bekend en prachtig hoofdstuk in de Bijbel. Het boek Romeinen is een brief, geschreven door de apostel Paulus aan de christenen in Rome, zo rond het jaar 57 na Christus. Het is een uitgebreide brief, die – als je het zo wilt noemen – Gods verlossingsplan van schepping en zondeval tot de voleinding beschrijft. In deze serie zullen we aan de hand van vijf delen bekijken wat de boodschap van het achtste hoofdstuk is.

Vraag vooraf: Is het de oude of nieuwe mens?
Voordat we in kunnen gaan op het begin van Romeinen 8, is het goed op te merken dat de positie van vers 1 misleidend kan zijn. Ze is mijns inziens ongelukkig geplaatst. En dat is jammer, omdat Paulus echt middenin een betoog zit. Nu is dit bij een brief altijd het geval en gewoon onvermijdelijk, maar bij dit gedeelte speelt nog wat anders mee. Paulus heeft in vers 21-26 namelijk op zo’n manier over zichzelf geschreven, dat in de kerkgeschiedenis een discussie is ontstaan (die duurt tot op de dag van vandaag) met de vraag over wie hij het daar nu precies heeft: is het Paulus vóór zijn bekering, of de Paulus ná zijn bekering? Ik heb een antwoord gevonden, met dank aan Romeinen 8. Het is echter wel jammer dat de discussie zich helemaal richt op Romeinen 7, zonder verder te lezen in het begin van hoofdstuk 8. Want daar zitten juist aanknopingspunten om 7:21-26 te kunnen begrijpen. Laten we onszelf daarom niet beperken door hoofdstuk –en perikoopindelingen (of tussenkopjes), want ze kunnen ons soms op het verkeerde been zetten.

Omdat ik al over Romeinen 7 ben begonnen, lijkt het mij goed een korte indeling te geven van dat hoofdstuk; dan weten we ook waar we aan beginnen op het moment dat we het achtste hoofdstuk binnenstappen. Globaal genomen kun je Romeinen 7 als volgt indelen:

A. Vers 1-6: in Christus zijn gelovigen gestorven aan de Wet, zodat zij zouden leven door de Heilige Geest
B. Vers 7-12: de Wet is niet slecht, maar maakt door het gebod zondige begeerten wakker in ons
C. Vers 13-20: de Wet is niet de oorzaak van mijn dood, maar de zondige begeerten die in mij wonen
D. Vers 21-26: de Wet is ontoereikend om praktische gerechtigheid voort te brengen, hoezeer ik hier ook mee instem

Romeinen 8 borduurt dus voort op de laatste stellingname. Dit zien we ook wanneer we het eerste vers lezen:

Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.”

Je zou het eerste vers van Romeinen 8 dus een conclusie kunnen noemen naar aanleiding van het laatste gedeelte van hoofdstuk 7. Maar een conclusie van wat? En welke vraag wordt hier nu mee beantwoordt? Om hier achter te komen, moeten we verder lezen, tot en met vers 11. Hier zien we Paulus een aantal contrasten schetsen. Ik zal ze één voor één benoemen.

1. Het contrast tussen de Wet en de Heilige Geest (vers 1-4)
Het is, zoals al eerder gesteld, belangrijk om nu de woorden van Romeinen 7:21-26 bij dit gedeelte te betrekken. We zullen anders niet goed kunnen begrijpen waarom 8:1 begint met “Dus…”
We zullen de logica van Paulus’ denken hier moeten volgen die rechtdoet aan alles wat hij hiervoor heeft geschreven. Een belangrijk aanknopingspunt zijn de woorden van vers 3 en 4:

“Want wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.”

Wat is de bedoeling van Gods wet? Dat deze vervuld wordt in ons door gehoorzaamheid. Maar het punt van Paulus is nu in Romeinen 3-5 dat geen mens rechtvaardig verklaard kan worden, omdat geen mens de Wet volmaakt kan gehoorzamen. En daarom heeft God ervoor gezorgd dat mensen buiten de Wet om rechtvaardig verklaard kunnen worden. En dat niet alleen, mensen kunnen ook rechtvaardig gemaakt worden – dit betekent praktische gehoorzaamheid!
Mis deze waarheid niet: geen mens is in staat om Gods heilige Wet te gehoorzamen. Geen mens! Maar nu komt het cruciale aspect. Hoe zit dit nu met christenen? Want als zij rechtvaardig verklaard worden en vanaf dat moment ook heilig gemaakt worden, wat voor functie heeft Gods Wet dan nog in het leven van de christen?
Het antwoordt wordt gegeven in vers 4: de Wet is ontoereikend om praktische gehoorzaamheid tot stand te brengen. Ook voor christenen? Ja, ook voor christenen is de Wet ontoereikend om praktische gehoorzaamheid te produceren. Er is namelijk in de christen een ander mechanisme aan het werk en dat beschrijft Paulus in 7:21-26. Wat is dat mechanisme? Het mechanisme dat je wel weet dat de Wet goed is en dat je instemt met Gods geboden, maar je dit goede niet kunt doen door de zonde die in je woont. Daarom roept Paulus het in vers 24 en 25 uit:

“Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere.”

Door het geloof in Jezus Christus ontvangt de christen de Heilige Geest. En het ontvangen van Die Heilige Geest heeft volgens Paulus twee belangrijke gevolgen:

A. De veroordeling over de zonde wordt weggenomen (vers 1)
B. De macht van de zonde – die wordt aangeduid als de wet van de zonde – wordt gebroken (vers 2)

Nu hebben we de lijn te pakken die Paulus uiteenzet vanaf Romeinen 6 en 7. De vraag van Romeinen 7 is niet of hij over de oude of nieuwe mens schrijft. De vraag van Romeinen 7 is uiteindelijk: hoe kan ik praktisch gehoorzaam zijn aan Gods Wet in de wetenschap dat dit door diezelfde Wet niet mogelijk is? Het antwoord luidt dat praktische gehoorzaamheid uitsluitend mogelijk is door de Heilige Geest. Er is geen andere weg. En op dit punt moeten we een radicale conclusie trekken: de Wet is niet alleen ontoereikend met betrekking tot onze rechtvaardiging, maar ook voor wat betreft onze heiligmaking kan de Wet niet slagen in haar opzet. Kortom: voor zowel onze rechtvaardiging als heiligmaking moeten we niet bij de Wet zijn! We moeten dus niet met al onze aandacht op die Wet gericht zijn, al is deze nog zo goed, heilig en rechtvaardig (Romeinen 7:12).

2. Het contrast tussen de gedachten van een godvruchtig en goddeloos persoon (vers 5-8)
Dit brengt ons bij de verzen 5-8, waar Paulus spreekt over aandacht en focus. Hij schrijft over ons gedachteleven. Hij onderscheidt hier twee groepen mensen: zij die “de dingen van het vlees bedenken” en zij die “de dingen van de Geest bedenken”. Iedereen behoort tot één van deze twee groepen. En om de essentie van deze verzen te begrijpen, kun jij jezelf deze vraag stellen: waarop zijn mijn gedachten gericht? Wat gaat er precies in jou om? Waar denk je aan? Wat bedenk je? Ben je gericht op de Wet, uiteindelijk erachter komend dat dit op een teleurstelling uitloopt? Of ben je bezig met “de dingen van de Geest”? Ben je in jouw gedachten veel met de zonde bezig? Of juist met heilige, rechtvaardige en goede dingen?
Het is belangrijk om te weten wat Paulus hier bedoelt met “de dingen van de Geest”, omdat het onderscheid maakt tussen gelovigen en ongelovigen én omdat we nu weten dat alleen door de Geest rechtvaardig leven mogelijk is. Het antwoord – heel algemeen, en toch ook weer concreet – luidt dat de “dingen van de Geest” betrekking hebben op de Heere Jezus Zelf. In gedachten houden Wie Hij is, wat Hij doet en wat Hij heeft gedaan. In de heiligmaking is het gedachteleven van groot belang, omdat dit de basis vormt voor de weg die een mens met zijn leven gaat.

3. Het contrast tussen het einde van de godvruchtige en goddeloze weg (vers 5-8)
De richting die een mens met zijn leven gaat, bepaalt uiteindelijk of dit de weg naar het leven is, of de weg naar de dood. Iemand die bewust met zijn gedachten gericht is op de zonde en deze uitleeft, zal de dood oogsten, terwijl iemand die met zijn gedachten gericht is op Christus, het leven én vrede heeft. Hij is gerechtvaardigd door het geloof en door de Heilige Geest is hij in staat God te gehoorzamen en behagen, zodat hij vrede met God en in zijn eigen geweten kan ervaren. De goddeloze mens, die met zijn gedachten bij de zonde is, ervaart dit niet. Hij is op geen enkele manier in staat God te gehoorzamen of God te behagen. Hij kan God geen plezier doen met zijn leven, zelfs wanneer hij ook goede dingen doet. Hij schiet tekort doordat de zondemacht heerst in zijn hart en leven. Hij kan zich gewoon niet onderwerpen aan Gods Wet, omdat hij geen kracht ontvangen zijn weerstand tegen die Wet te overwinnen. Hij bezit niet de kracht om God te gehoorzamen en de zondige begeerten de baas te zijn. Hij heeft geen “heilige Leidsman” Die hem bijstaat zijn gedachteleven zó in te richten, dat hij werkelijk kan leven voor de gerechtigheid. Je zult het merken aan iemand. Je gaat uiteindelijk een verschil in levenshouding zien. Let niet alleen op iemands handen en voeten, dus wat iemand doet; probeer ook te peilen waar iemand veel met zijn gedachten zit. Er zit een direct verband tussen deze twee. Je zou kunnen zeggen dat heiligmaking begint met de “vernieuwing van onze gezindheid” (dus ons innerlijke leven) door de Heilige Geest – en dit is exact wat Paulus schrijft in Romeinen 12:2!

4. Het contrast tussen de positie in of buiten Christus (vers 9)
Daarom is het geloof in Jezus Christus van levensbelang. Jouw houding en positie ten opzichte van Hem is allesbepalend. Ben je in Hem of buiten Hem? Heb je door het geloof in Hem de Heilige Geest ontvangen? Als dit zo is, dan behoor je Hem toe. Dat betekent: je bent verlost, gerechtvaardigd, verzegeld voor de eeuwigheid. Heb je de Heilige Geest niet ontvangen, dan geldt het tegenovergestelde: je bent verloren, veroordeeld en staat bloot aan Gods toorn over de zonde.
Laat ook hier geen misverstand over bestaan: iemand moet eerst rechtvaardig verklaard worden door het geloof in Jezus Christus, voordat hij werkelijk in staat is heilig te leven. Jouw positie bepaalt jouw praktijk – en niet andersom! Maar jouw praktijk is wel een belangrijke indicatie van jouw positie.

5. Het contrast tussen de geest die leeft en het lichaam dat dood is (vers 10-11)
Het onderscheid van positie en praktijk is belangrijk, omdat de zonde nog steeds in ons woont. Paulus schrijft zelfs dat ons lichaam dood is. Dat wil zeggen dat wij sterven door de zonde. Ons lichaam is onderworpen aan de vergankelijkheid. Iedereen moet een keer sterven. Dat is de consequentie die vanaf de zondeval bittere realiteit is in deze wereld. En ook vandaag merken christenen dat ze een strijd te voeren hebben tegen de zonde. En de zonde brengt de stank van de dood met zich mee. Ook christenen kunnen, ja zullen zondigen – helaas. Het is niet normaal voor een christen; immers, hij is vrijgemaakt van de wet van de zonde! Maar door de inwonende zonde kan een christen nog wel zondigen. Heiligmaking betekent niet dat een christen hier en nu al volmaakt kan worden. Maar Paulus stelt daar tegenover dat de geest van een christen leeft! Hoe dan? Door de Heilige Geest én door de gerechtigheid! Welke gerechtigheid? De gerechtigheid van Christus, waarmee wij worden omkleed bij onze rechtvaardigmaking, maar ook onze praktische gerechtigheid, die zichtbaar zal worden naarmate wij meer op Christus gericht gaan leven.

Ik in Christus en Christus in mij
In vers 9 en 11 vinden we als het ware de kern van het geloofsleven. Door Christus te ontvangen als de Belofte van gerechtigheid ben ik gerechtvaardigd en word ik positioneel in Hem geplaatst. En als ik positioneel in Hem ben geplaatst, ontvang ik de Heilige Geest, zodat Christus met Zijn Geest in mij komt wonen. De Geest van Christus maakt mij werkelijk levend – ik ben mijn veroordeling kwijt, ik ben vrijgesproken voor de hemelse Rechter en ik ben in staat om deze hemelse Rechter in gerechtigheid te kunnen dienen als Vader, Die mij Zijn Geest heeft geschonken. En dat niet alleen – ik mag uitzien naar het moment dat de zonde in mij volledig vernietigd, weggenomen wordt. Niet door de Wet, maar door de Heilige Geest, Die – als ik ooit kom te sterven – mijn lichaam zal opwekken uit de dood, net zoals Hij heeft gedaan bij de Heere Jezus Zelf. Zo leren we een wonderlijke les heilige geestelijke wiskunde: wil ik Gods Wet door de Wet zelf vervullen, dan lukt het mij niet; wil ik Gods Wet door de Heilige Geest vervullen, dan lukt het mij wel. Daarom kan ik het nu ook met Paulus uitroepen: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere!”




By John Piper. © Desiring God Foundation. Source: desiringGod.org

maandag 2 januari 2017

Read & Apply #37 Een verlossend Evangelie

Galaten 3:10-14


Nadat we in het vorige deel hebben gekeken naar Gods belofte aan Abraham, die in Christus ook is vervuld voor de heidenen, komen we in Galaten 3:10-14 bij een schitterende en kernachtige verwoording van het Evangelie.

1. De Wet kan ons niet verlossen
Paulus keert van Gods belofte aan Abraham terug naar de Wet, zoals we in vers 10 kunnen lezen:

“Want allen die uit de werken van de wet zijn, zijn onder de vloek. Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen.”

Met deze woorden keren we als het ware terug naar 2:15-21. Ook daar heeft Paulus duidelijk gemaakt dat geen mens rechtvaardig verklaard kan worden voor God door de Wet te gehoorzamen.
In dit gedeelte voegt Paulus echter een nieuw element toe: de vloek van de Wet. Alle mensen die gerechtigheid willen verkrijgen door de Wet te gehoorzamen, zijn onder de vloek, stelt Paulus hier. In de Herziene Statenvertaling komt dit minder duidelijk naar voren, maar Paulus bedoelt in vers 10 mensen die vertrouwen, steunen en hopen op de eigen gehoorzaamheid aan de Wet. Als je daarop vertrouwt, wil Paulus ons op het hart binden, ligt jouw leven onder de vloek van die Wet. Maar wat is die vloek precies? Dat lezen we in vers 12: straf voor ongehoorzaamheid. Als je de Wet niet volmaakt naleeft, komt de vloek van de Wet over jouw leven. Met andere woorden: één misstap en het is gedaan met je; hier komt het op neer.
Het opvallende is dat Paulus in het tegenover elkaar plaatsen van werken en geloof toch het element van vertrouwen overeind houdt. Wat het ook is, je moet ergens op vertrouwen. En de vraag is nu: vertrouw jij op je eigen gehoorzaamheid aan de Wet die eist dat je alles tot in de details vervult, of vertrouw jij op iets anders?

2. Leven door het geloof heeft betrekking op positionele, toegerekende gerechtigheid
In vers 11 en 12 geeft Paulus opnieuw duidelijk aan dat verlossing zoeken in de Wet een ijdele bezigheid is:

“En dat door de wet niemand gerechtvaardigd wordt voor God, is duidelijk, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Maar voor de wet is het niet: uit geloof, maar: De mens die deze dingen doet, zal daardoor leven.”

Wanneer we hier lezen dat de rechtvaardige zal leven uit het geloof, moeten we bedenken dat Paulus hier de rechtvaardiging op het oog heeft, de verlossing door het geloof. Hij heeft het hier niet over praktische heiligmaking; als dat zo was, zou hij in dit gedeelte een onlogisch betoog houden. Het is het geloof dat ons levend maakt; het is het geloof dat ons rechtvaardigt voor God. Het is van groot belang om de exacte betekenis van woorden in een Bijbelgedeelte helder te krijgen, omdat dit gevolgen kan hebben voor de geloofsleer. Een heiligingsuitleg van de zin “de rechtvaardige zal uit het geloof leven” komt niet overeen met de verdere context. Iemand die een preek wil houden over praktische heiligmaking op grond van Galaten 3:12 zal op zoek moeten gaan naar een ander tekstgedeelte; Paulus spreekt hier over de rechtvaardiging; hij moet wel, want de Galaten zijn het zicht op het Evangelie kwijtgeraakt, dus hij begint eigenlijk weer helemaal van voor af aan met de verkondiging ervan.

3. Het verlossingswerk van Jezus Christus is plaatsvervanging
Het is inmiddels duidelijk dat niemand wordt gerechtvaardigd door gehoorzaamheid aan de Wet, maar door het geloof. Maar nu komen we bij de volgende, belangrijke vraag: wat is dat geloof? Hoe ziet dat eruit? Paulus geeft het antwoord in vers 13 en 14:

“Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt, opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen zou komen, en opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof.”

Wij zijn allemaal ongehoorzaam geweest aan Gods Wet. Niemand heeft tot in alle details Zijn Wet gehoorzaamd. Dit betekent dat de vloek van die wet over ons leven ligt. Wij liggen door onze ongehoorzaamheid onder de vloek die de Wet met zich meebrengt. En hoe kom je daar nu vanaf? Door juist beter je best te doen? Door ongehoorzame daden weg te strepen en te compenseren met daden van gehoorzaamheid?
Nee. Gods oplossing is anders. Jezus Christus is naar deze wereld gekomen en heeft in onze plaats de vloek van de Wet gedragen, dat wil zeggen: Gods toorn over de zonde. Het oordeel dat God rechtsgeldig over ons had mogen voltrekken is hiermee op Zijn Zoon gekomen. Niet per ongeluk, maar heel bewust. Christus kwam om ons te bevrijden van deze vloek, van Gods toorn over onze ongehoorzaamheid.
In de christelijke theologie wordt dit ook wel het plaatsvervangend lijden en sterven van de Heere Jezus genoemd. Hij is bewust in onze plaats gaan staan; mijn vloek is op Hem gekomen en Zijn gerechtigheid wordt aan mij geschonken. Dat is het Evangelie, het Goede Nieuws!
Maar wat is nu precies de rol van het geloof? Want zoals Paulus het verlossingswerk van Christus hier omschrijft, lijkt het alsof wij hier maar wat passief naar staan te kijken. Dat is echter totaal niet het geval!
Het geloof ziet Jezus Christus aan het kruis van Golgotha als de Plaatsvervanger voor de zondaar – dus in plaats van de persoon die daar aan het hout vervloekt had moeten zijn. In dit besef ziet het geloof dat de ongehoorzaamheid en veroordeling niet op de zondaar terechtkomt, maar dat Christus dat voor de zondaar gedragen heeft. Niet alleen dat, maar bovendien wordt Christus’ gerechtigheid aan de zondaar toegerekend, die Christus’ plaatsvervangende werk voor zichzelf toepast, of toeeigent. Het is deze plaatsvervanging door Christus die ons de gerechtigheid schenkt, en niet de werken door de wet. Zo is het geloof het instrument waarmee de zondaar Christus’ verlossingswerk op zichzelf toepast en de ware gerechtigheid ontvangt. Door dit geloof komen alle geestelijke zegeningen in Christus tot ons.

4. De hamvraag: in welke Jezus geloof je?
Tijdens het bestuderen van dit gedeelte, moest ik als toepassing denken aan de vele thema’s in het geloofsleven. Deze vraag kwam boven:

In welke Jezus geloof je?

Het voornaamste, of belangrijkste in het geloof is het plaatsvervangend lijden en sterven van de Heere Jezus, in plaats van de zondaar. Hier kunnen we ook van lezen in 1 Korinthe 15:1-11.
Ik stel deze vraag, omdat we in het vorige deel hebben gezien dat we heel gemakkelijk van het geloof in Jezus kunnen vervallen in een nieuw wetssysteem, waardoor wij onszelf (onbewust) opnieuw onder de vloek van de wet plaatsen! Het is werkelijk levensgevaarlijk om terug te keren naar welke wet dan ook die buiten Christus het leven zoekt. Levensgevaarlijk! Wij hebben nog te vaak de neiging om Nieuw Testamentische geboden los te maken van het kruis; dan worden deze geboden weer een wet op zich. In welke Jezus geloven wij? Geloven wij in de Jezus Die plaatsvervangend leed en stierf voor ons? Of geloven we in de Jezus Die eist zonder genade?
In dit kader moet ook het werk van de Heilige Geest niet geïsoleerd worden. Ook daar hebben we al iets van kunnen lezen, in 3:1-9. De Heilige Geest is het kanaal tussen het kruis (waar Christus plaatsvervangend leed, stierf, en de zegen voor ons verwierf) en de gelovige! We mogen daarom nooit, nooit, absoluut nooit het werk van de Heilige Geest loskoppelen van het kruis. Doen we dit wel, dan komen er gegarandeerd geestelijke ongelukken. Voor mij was dit een geweldige eye-opener, omdat ik sterk geneigd ben te denken:

Geloof zonder gehoorzaamheid = N I K S

Maar het volgende is even waar:

Gehoorzaamheid zonder geloof = N I K S

Beide ‘formules’ houden het Evangelie in balans; de eerste beschermt tegen losbandigheid, de ander tegen wetticisme. Het is duidelijk dat Paulus in zijn brief aan de Galaten korte metten wil maken met de laatste.

vrijdag 30 december 2016

Read & Apply #35 Een Evangelie dat rechtvaardigt

Galaten 2:15-21


Nadat Paulus heeft verteld over de problemen die voorstanders van de besnijdenis zelfs onder de apostelen hebben veroorzaakt (vers 11-14), zien we dat hij vanaf vers 15 zijn blik richt op het geloof en de rechtvaardiging. Vanaf dit moment zet Paulus heel scherp het verschil tussen de Wet en het geloof neer.

1. Er is maar één manier om te worden gerechtvaardigd voor en door God
In vers 15-16 zien we al meteen deze scherpte, waar Paulus zijn lezers als het ware twee mogelijkheden tot rechtvaardiging laat zien, waarvan er in werkelijkheid maar één geldig is:

“Wij, die van nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen, weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd.”

Waarom is rechtvaardiging zo belangrijk? Wat betekent dit? Rechtvaardiging betekent dat God ons kan aannemen als kinderen. Het is een juridische term, die niets met praktische gerechtigheid te maken heeft, maar alles met verklaarde of toegerekende gerechtigheid. In de rechtvaardiging gaat het er niet om dat ik mijzelf als rechtvaardige kan presenteren door mijn werken, maar dat God mij rechtvaardig kan verklaren. En hiermee komen we direct tot de kern van deze verzen. Want Paulus benadrukt exact deze waarheid. Er is géén gerechtigheid door de werken van de Wet te doen. Ware gerechtigheid is alleen te ontvangen door het geloof in Jezus Christus. God heeft ons maar één weg tot gerechtigheid gewezen en dat heeft Hij gedaan in Zijn Zoon, de Heere Jezus.

2.Bij de rechtvaardiging is er géén onderscheid tussen Jood en heiden
Bij het bestuderen van Paulus’ beschrijving van de rechtvaardiging, is het vreemd dat hij benadrukt een Jood te zijn en geen zondaar uit de heidenen. Hij zegt niet dat hij een zondaar uit de Joden is. Toch laat hij direct doorschemeren dat afkomst totaal geen rol speelt bij de rechtvaardiging. Het gaat om het geloof in Jezus Christus, en niet dat je een Jood of heiden bent. God heeft voor alle mensen, alle bevolkingsgroepen één Middelaar, één Verlosser, één Heere gegeven, één Weg tot rechtvaardiging en ware gerechtigheid. Opnieuw wordt hier bevestigd dat de boodschap van het Evangelie één en dezelfde is voor de Jood én voor de heiden (zie ook Read & Apply #33). Iedereen wordt opgeroepen tot geloof in Christus te komen!

3. Zonde betekent Gods middel tot rechtvaardiging verwerpen
In vers 17 en 18 komt Paulus met een tegenwerping. Deze tegenwerping komt voort uit zijn afkomst: hij is een Jood. Wat zegt hij dan?

“Maar als wij, die in Christus verlangen gerechtvaardigd te worden, ook zelf zondaars blijken te zijn, is Christus dan een dienaar van de zonde? Volstrekt niet! Want als ik dat wat ik afgebroken heb, weer opbouw, dan bewijs ik daarmee dat ik zelf een overtreder ben.”

De tegenwerping is hier: “Paulus, jij bent een Jood en jij verlangt er ook naar gerechtvaardigd te worden door het geloof in Christus! Maak je zo dan van Christus geen Persoon die de zonde juist aanmoedigt?”
Zijn reactie is stellig: Christus staat helemaal niet in dienst van de zonde. Juist het verwerpen van Christus is dienstbetoon aan de zonde!
Ik heb zitten worstelen en puzzelen met dit vers, omdat zijn tegenwerping als een donderslag bij heldere hemel lijkt te komen. Ergens kan ik de tegenwerping ook niet goed plaatsen. De oplossing voor het verstaan van vers 17 ligt wat mij betreft in de woorden van vers 18. Hij heeft het daar over het opnieuw opbouwen van wat hij juist heeft afgebroken. Waar doelt hij dan op?
Hij verwijst hier naar het proberen rechtvaardig te worden door de werken van de Wet. Dát is een Joodse gedachte, in ieder geval de gedachte van hen die eisen dat ook gelovigen in Jezus zich laten besnijden. Maar Paulus zegt hier: het kan voor een Jood misschien wel lijken alsof wij onszelf door het geloof in Christus overgeven aan de zonde door voorbij te gaan aan de Wet, maar de échte zonde is om voorbij te gaan aan Christus en bij die Wet te blijven! Vergis je niet: Paulus had vóór zijn bekering een wettische achtergrond. Die achtergrond is door Gods genade volledig afgebroken, zegt hij hier. Door terug te keren naar dat wettische leven zou hij hier weer opnieuw aan beginnen. Maar dat is absoluut niet de bedoeling!

4. Gelovigen zoeken de rechtvaardiging niet meer in de Wet
Waarom is het de bedoeling dat wij onze rechtvaardiging niet meer in dat wettische leven, in de werken van de Wet zoeken? Paulus’ antwoord komt in vers 19:

“Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik voor God zou leven.”

Heel radicaal gezegd: Paulus is dood voor de Wet. Dood! Met andere woorden: hij zoekt zijn rechtvaardiging niet meer in de Wet, want hij weet dat hij het daar niet vinden zal! De Wet maakt zelf duidelijk – en in het licht hiervan is het schokkend hoe weinig dit begrepen wordt – dat er geen rechtvaardiging uit te halen valt. Er zit geen levendmakende kracht in de Wet. Nou, zegt Paulus, als ik dat weet, waarom zou ik op die plek naar de rechtvaardiging zoeken? Er is maar één plek waar rechtvaardiging te vinden is: in Jezus Christus! Die Wet, als middel om gerechtvaardigd te worden, als middel om levend gemaakt te worden voor God, is hartstikke dood. En op deze manier ben ik dood voor die Wet: ik zoek mijn gerechtigheid niet langer daar.

5. Leven in geloof betekent gerechtvaardigd voor God
Met dit besef moet ook vers 20-21 worden verstaan:

“Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Ik doe de genade van God niet teniet; want als er gerechtigheid door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven.”

Wanneer we dit vers uit de context halen, kunnen we al snel het idee hebben dat de woorden Christus leeft in mij over de praktische heiligmaking gaan. Maar wanneer we dit gedeelte in zijn context lezen, begrijpen we dat Paulus met dit leven de rechtvaardiging bedoelt. Het geloof in Jezus maakt ons één met Hem, waardoor wij ook deel krijgen aan Zijn gerechtigheid.
Minstens zo opvallend is het dat Paulus niet alleen schrijft over leven uit het geloof (dus het geloof als instrument waardoor wij tot leven komen), maar ook over het leven door geloof. Met andere woorden: we geloven niet eenmalig om daarna terug te keren naar de werken van de Wet. We geloven in de Heere Jezus en blijven in Hem geloven als de Enige Bron voor gerechtigheid. Zo omschrijft Paulus ook zijn geloof hier: het geloof “in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft gegeven.” Het geloof blijft bij Christus en blijft op Christus vertrouwen als Enige Hoop!

maandag 4 juli 2016

Wijsheid tot gerechtigheid

Het boek Spreuken is een boek dat gaat over ware wijsheid. Het is een soort pedagogisch boek, waarin onder andere Salomo zijn kinderen instructies geeft. Maar welke instructies geeft hij precies? Waar heeft zijn onderwijs ten diepste betrekking op?
De wijsheid in het boek Spreuken gaat in tegen de hedendaagse, wijdverbreide wijsheid. De wereld is primair op jacht naar twee zaken: uitmuntende prestaties en geluk. Maar waar richt de Bijbel zich op?

1. Uitmuntende prestaties
Kinderen gaan al vroeg naar school. Waarom? Om later een goede carrière op te bouwen. Om – als het even kan – veel geld te gaan verdienen. Om van betekenis te zijn in de wereld. De instructies waar kinderen vandaag de dag veelal mee in aanraking komen, hebben betrekking op het toekomstige perspectief in deze wereld en het belang van de prestaties nu. En die prestaties kunnen behoorlijk breed zijn: invloed in de bankenwereld, de milieubeweging, vredesmissies en het bestrijden van armoede. Maar bovenal is het een drang om zelf te overleven in een weelde van gemak en luxe.

2. Geluk
Over gemak en luxe gesproken, dát willen we wel! Want dan denken we gelukkig te zijn. Naast prestatiedrang houdt de wereld ons ook een zogenaamde “weg naar geluk” voor. Denk vooral eerst aan jezelf. Werk jouw plannen uit, of je daar anderen mee pijn doet of niet. Ga jouw eigen gang. Dit is jouw leven, en je leeft maar één keer! Toch?
We willen onszelf allemaal goed voelen en het gevoel hebben dat we erbij horen en dat we van betekenis zijn. Dat maakt ons geluk groter, oftewel: ons eigen ego.

3. Dienen van de gerechtigheid
De Bijbel wijst ons echter een totaal andere weg. Een weg zónder prestatiedrang en een weg van een ander type geluk. Wie de Bijbel leest, wordt geconfronteerd met het gebrek aan en de oproep tot het dienen van de gerechtigheid. En laat nu juist die wereldse prestatiedrang en de wereldse manier van geluk zoeken deze gerechtigheid in de weg staan! Veel van wat de Bijbel “gerechtigheid” noemt, wordt niet geaccepteerd door de wereld. Het is controversieel. Denk alleen al aan de discussie over het huwelijk. En dit is een tragisch voorbeeld waarbij zogenaamd “geluk” het dienen van de gerechtigheid in de weg staat. Gods bedoeling met het huwelijk wordt overboord gekieperd, omdat wij menen gelukkiger te kunnen worden buiten Zijn voorschriften om.

De altijd gelukkige christen
Maar er is binnen de kerk ook een beweging zichtbaar van een zogenaamd “geestelijk welvaartsevangelie” – een soort christendom dat het accent van de Bijbel ook verlegd heeft. Mag ik jou eens vragen bij wie jij je het meest op je gemak voelt: de gelukkige christen, of de christen die de gerechtigheid dient? Voor Salomo staat het antwoord vast: die laatste. Het maakt hem niet uit of een gelovige zwaarmoedig is, te kampen heeft met depressie of neerslachtigheid; wanneer hij oprecht de zonde mijdt en het goede doet, draagt hij die werken als kostbare juwelen op zijn hoofd en om zijn nek (Spreuken 1:9).
O, wat is het toch een verzoeking om op een aardse manier christen te zijn! Geestelijk al veel gepresteerd en ook nog eens gelukkig zijn! En dan ook nog eens omgaan met mensen waarvan exact hetzelfde gezegd kan worden. Maar ja, wat moet je dan met een depressieve christen?
Waar is de gerechtigheid? Waar is het meeleven met de neerslachtige? Waar is het omhelzen van de depressieve christen?
Het is mogelijk: je kunt zó in jouw geestelijke prestaties en geluk opgaan, dat je de gerechtigheid uit het oog verliest.
Christen, God ziet en handelt zonder aanzien des persoons. Hij zoekt op aarde niet naar prestatie –en gelukschristenen. Hij zoekt gerechtigheid. Het opzoeken van de verdrukten. Het opkomen en steunen van de zwakke. Het zorgen voor de vernederden.
Ik weet het wel: beter één christenvriend die, ongeacht de omstandigheiden, samen vol overgave Gods gerechtigheid wil dienen, dan honderd christenvrienden die je niet meer ziet wanneer je niet meer kunt lachen of wanneer het geestelijk leven droog lijkt te zijn.
Christen, gooi dat masker af! En reken elkaar niet af op de zogenaamde prestatie –of gelukfactor, maar wees eensgezind in de zaak van Gods Koninkrijk en het Evangelie van Jezus Christus!

Blogarchief