SalvationInGod

Posts tonen met het label Verbond. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Verbond. Alle posts tonen

zondag 14 januari 2018

Verbondstrouw (8)

De boodschap van Maleachi

We zijn aangekomen bij het laatste gedeelte van het Bijbelboek Maleachi. God heeft de aanklachten en het geklaag van Israël beantwoord op drie manieren: Hij heeft de ongerechtigheid van Israël zelf aangewezen, Hij heeft het oordeel aangezegd aan allen die leven in ongerechtigheid én Hij heeft de belofte van herstel gegeven. Dit herstel zal plaatsvinden door Gods eigen Heere, Zijn eigen Messias, de Heere Jezus Christus.
We zijn toegekomen aan een conclusie, een afronding van dit Bijbelboek. Wat zijn de laatste woorden van “Gods boodschapper” aan Zijn verbondsvolk?
We vinden deze laatste woorden in Maleachi 4:1-6; sommige vertalingen geven deze verzen weer als 3:19-24. We kunnen vanuit dit gedeelte minstens een viertal zaken voor het voetlicht brengen.

1. Gods aankondiging: definitief oordeel over de goddelozen (vers 1)
We ontkomen er niet aan om vanuit dit gedeelte stil te staan bij de afschrikwekkende realiteit van de hel. Het leerstuk over de hel is in onze tijd ernstig onder druk komen te staan en niet in de laatste plaats door toedoen van invloedrijke voorgangers en theologen die de realiteit ervan betwijfelen of het ronduit ontkennen. In Maleachi 4:1 worden we meteen met onze neus op de feiten gedrukt en uit de droom geholpen:

“Want zie, die dag komt, brandend als een oven. Dan zullen alle hoogmoedigen en allen die goddeloosheid doen, stoppels worden. En de dag die komt, zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE van de legermachten, Die van hen wortel noch tak zal overlaten.”

God heeft duidelijk gesproken: er zal niets overblijven van degenen die Zijn Naam ontheiligen en Zijn wetten overtreden. Mensen die zich verheffen tegen God en geen verzoening met Hem willen zoeken, zullen door het vuur van Gods toorn verdelgd worden. Het staat er. We kunnen de uitleg van dit gedeelte niet gemakkelijker maken. Zelfs al zou het beeldspraak zijn, dan nog betekent dit een ingrijpend en definitief oordeel.

De hypocrisie van de wereld en de gerechtigheid van God
We moeten hier dieper op ingaan. Gods Woord kent kostbare beloften, maar ook ontzagwekkende en huiveringwekkende aankondigingen van oordeel. De wereld kan hier niet mee omgaan. Zeker in onze tijd, waarin de morele waarden tot een steeds bedenkelijker niveau afglijden, wordt dit zichtbaar. De wereld is ronduit hypocriet. Ze schreeuwt om gerechtigheid, maar durft tegelijkertijd niet in eigen vlees te snijden. De schreeuw om gerechtigheid die uit de wereld komt, houdt altijd in dat de wereld zelf het slachtoffer is en dat de schreeuw om gerechtigheid per definitie altijd is gericht op de straf en ondergang van haar vijanden. De wereld zal echter nooit zeggen dat zijzelf onderdeel van het probleem is. Los van alle goed bedoelde pogingen om deze wereld “tot een betere plek te maken”, moeten we tot de conclusie komen dat zij niet bereid is werkelijke offers te brengen voor ware gerechtigheid. En dat wordt in één aspect direct zichtbaar: de verwerping van Gods verlossingsplan in Jezus Christus.
God krijgt de schuld, God had moeten ingrijpen en Hij deed niets. Het komt dichtbij de verwijten van Gods eigen verbondsvolk Israël (Maleachi 1:2; 3:14-15).
Het meest duidelijk wordt de hypocrisie van de wereld op het moment dat Christus zal terugkomen om de wereld te oordelen. Mensen zullen de bergen en rotsen aanroepen, om te kunnen ontsnappen aan de toorn van Gods Zoon (Lucas 23:30; Openbaring 6:16). Zo wordt de huichelachtigheid van de wereld zichtbaar: de schreeuwt altijd om gerechtigheid en ze verwijt God dat Hij er niets aan doet, maar op het moment dat Hij het wél gaat doen, dan vindt de wereld Zijn oordeel “buitenproportioneel” – te zwaar, te hard, te onredelijk. Maar als er één ding uit al Gods profetieën duidelijk naar voren komt, dan is het wel één ding: de wereld heeft het er zelf naar gemaakt. Zij heeft dit alles zelf over zich afgeroepen.
Met huiveringwekkend realisme moeten we tot de conclusie komen dat Gods toorn over deze wereld komen zal, om alle zonde en zondaars te verdelgen. Hij laat niets van hen over. Als wij niet begrijpen wat zonde betekent en als wij niet leren zien hoe schitterend Gods heerlijkheid is, zullen nooit de ernst van de hel onderkennen. De hel is de plaats waar Gods toorn wordt uitgegoten over allen die Zijn glorieuze Naam veracht hebben en nooit op het punt zijn gekomen in ontzag en aanbidding voor Hem te buigen. Vandaag de dag hebben nog maar schrikbarend weinig mensen een toekomstvisie die verder reikt dan de horizon van deze wereld. We leven hier en nu en dat is het. Dat klinkt gemakkelijk. Doe wat je wil, geniet van het leven, sterf wanneer je wilt en leg geen verantwoording af van wat je hebt gedaan. Het is schokkend dat deze wereld, die grote dictators veroordeeld wil zien worden, een wereldbeeld heeft omarmd waarin totaal geen uitzicht is op genoegdoening en gerechtigheid.

2. Gods eerste belofte: genezing voor Zijn volk (vers 2-3)
Gerechtigheid zal komen. Er zal rechtgedaan worden. Daar lezen we over in vers 2:

“Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal. U zult de goddelozen vertrappen. Voorzeker, stof zullen zij worden onder uw voetzolen op die dag die Ik bereiden zal, zegt de HEERE van de legermachten.”

Tegenover het huiveringwekkende oordeel over de goddelozen staat Gods troostrijke belofte van genezing voor Zijn volk. En hier zien we het karakter van Gods genade in Christus. Daar waar de goddelozen zelf het oordeel moeten ondergaan, belooft God Zijn volk genezing door een Ander. Gods volk kan onmogelijk genezen worden door iets van of uit haarzelf. Geen mens kan zichzelf oplappen en geestelijk levend maken. Geen mens is in staat zelf een geestelijk geneesmiddel uit te vinden en toe te passen om God met een oprecht hart te dienen. Als Jezus Christus zal komen om de goddelozen te straffen met het eeuwige oordeel, zal Hij Zijn volk ten volle genezing brengen; zij zullen naar buiten gaan als dartelende kalveren uit een stal – vrolijk de vrijheid binnengaan.
Ik zeg dat Christus bij Zijn wederkomst Zijn volk ten volle genezing zal schenken. Ik geloof namelijk dat er een dubbele laag in deze belofte zit. Ik geloof – juist ook vanwege de context van Maleachi – dat het herstel nu al ingezet is. Met dit herstel bedoel ik de heiligmaking. Het Nieuwe Testament getuigt ervan dat gelovigen Zijn gestorven met Christus (Romeinen 6:1-4; Galaten 2:17-21) en daarmee ook aan het oude leven in ongerechtigheid (1 Petrus 2:24-25). Wie Jezus Christus heeft ontvangen als Gods Belofte voor het verkrijgen van Gods gerechtigheid, wordt op dit moment genezen. Hoe? Door te groeien in heiligmaking en door steeds meer te leren wandelen in waarheid en gerechtigheid. We hebben dit al gezien in Maleachi 3:1-5.
Hier zien we een voor toen verborgen schittering van het Evangelie. Wij mogen in Christus zien op de vervulling. Is het geen geweldige hoop en troost dat God niet van ons vraagt dat wij onszelf moeten genezen, maar dat wij – schuilend onder de genadevleugels van Christus, veilig beschermd tegen Gods toorn – door Hem genezen worden? Dat Hij Degene is, Die door Zijn Geest ons reinigt en heiligt? Het is Zijn werk voor ons en in ons. Hier zien we het als een belofte, en in het Nieuwe Testament is het de uitnodigende oproep: “Laat u genezen door Christus!” Bij Hem is genezing, bij Hem is herstel, bij Hem zijn Gods geneesmiddelen tegen de zonde. Bij Hem is vergeving, bij Hem is genade, bij Hem is barmhartigheid en Zijn Geest mogen wij door het geloof ontvangen.
Dan zullen wij gaandeweg leren wat het is om met blijdschap in vrijheid te leven. Want vrijheid, dat is doen wat God wil. En niet alleen dat – het is met blijdschap doen wat God wil. Het is de slogan van het christelijk hedonisme: “God is wordt het meest in ons verheerlijkt, wanneer wij onze diepste vreugde in Hem vinden.”
Gods genade schittert in de Persoon en het werk van de Heere Jezus. Hij is de Middelaar tussen God en Zijn volk. Gods volk beschermt zichzelf niet, zij wordt beschermd.
De goddelozen worden niet beschermd tegen Gods oordeel. Op de Dag dat Christus terugkomt, hebben zij de genade en hoop op verzoening met God definitief aan zich voorbij laten gaan en zullen zij zelf het oordeel moeten ondergaan.
Alle roem voor Gods volk is uitgesloten. Zij wordt nederig gemaakt in het besef dat zij zichzelf niet verlost of beschermd, maar dat Christus haar Verlosser en Beschermer is. Christus zet Zich ook vandaag in voor de bescherming, reiniging en verlossing van Zijn volk. Hij is de Zon der gerechtigheid. Door de toegerekende gerechtigheid van Zijn volmaakte leven zijn wij beschermd tegen Gods toorn over onze ongerechtigheid en onder Zijn genezende vleugels is onze heiligmaking gegarandeerd.

3. Gods opdracht: “Gedenk de Wet die Ik aan Mozes heb gegeven” (vers 4)
Juist het belang van deze praktische heiligmaking wordt zichtbaar in vers 4:

“Denk aan de wet van Mozes, Mijn dienaar, die Ik hem geboden heb op de Horeb voor heel Israël, aan de verordeningen en bepalingen.”

Deze oproep van God vindt oppervlakkig gezien misschien op een onlogisch moment plaats. Maar bij nader inzien sluit deze juist naadloos aan op de aankondiging van Gods oordeel en de belofte van genezing in Christus. Willen wij werkelijk aan Gods oordeel ontsnappen, willen wij werkelijk beschermd zijn tegen Zijn toorn als Hij verschijnt bij de openbaring van Jezus Christus, dan zullen wij ons met Hem verzoend moeten hebben. Wij zullen ons moeten laten genezen met het doel om in de gerechtigheid te wandelen. En op welke manier leren wij de weg van gerechtigheid kennen? Door Gods openbaring in de Wet, die Hij aan Mozes heeft gegeven.
Laat mij hier direct duidelijk stellen dat ik de gedachte verwerp dat een christen onder de Wet is in Oud Testamentische zin. Dat is hij niet. Wij moeten als christenen niet zijn gericht op de Wet, maar op Christus.
Daarentegen is het wel van belang in te zien dat God Zijn karakter, en hieraan gekoppeld Zijn morele waarden, heeft laten zien in de wetgeving. En als wij erkennen dat Christus ons geneest door ons van de weg van zonde en ongerechtigheid te bevrijden, dan moeten wij ook erkennen dat wij op de weg van gerechtigheid zullen wandelen, die gekend kan worden door de Wet.
De vraag of de Wet heeft afgedaan, beantwoord ik daarom met ja en nee. Ja in de zin dat gehoorzaamheid eraan niet zal leiden tot verlossing, en nee in de zin dat wanneer wij Christus als Geneesheer ontvangen hebben, wij de Wet door Zijn Heilige Geest zullen vervullen (zie Galaten 5:23).
Het mag voor christenen misschien vreemd overkomen dat wij Gods inzettingen en bepalingen serieus moeten nemen met het oog op de wederkomst van Christus, omdat wij juist door Christus zijn verlost en gestorven aan de Wet. Maar de schrijvers van het Nieuwe Testament laten er geen twijfel over bestaan dat de wederkomstverwachting onlosmakelijk verbonden is met het onderhouden van Gods geboden. Neem bijvoorbeeld de woorden van de apostel Johannes:

“En hierdoor weten wij dat wij Hem kennen, namelijk als wij Zijn geboden in acht nemen. Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet in acht neemt, is een leugenaar en in hem is de waarheid niet. Maar ieder die Zijn woord in acht neemt, in hem is werkelijk de liefde van God volmaakt geworden. Hierdoor weten wij dat wij in Hem zijn. Wie zegt in Hem te blijven, moet ook zelf zo wandelen als Hij gewandeld heeft.”
(1 Johannes 2:3-6)

Christenen zouden moeten overstromen van het verlangen meer en meer te gaan lijken op Degene Die hen verlost: Jezus Christus. Dit is de essentie van heiligmaking. Juist de wederkomstverwachting zou tot vastberadenheid en goede moed moeten leiden in het christenleven. Gehoorzaamheid en toekomstverwachting gaan hand in hand. Gebruik je talenten, je gaven, handel verstandig, want spoedig komt de hemelse Koning!

4. Gods tweede belofte: genade vóór het oordeel (vers 5-6)
Net zagen we Gods belofte met betrekking tot Christus als de “Zon der gerechtigheid”. In vers 5-6 lezen we van Gods belofte met betrekking tot Elia. Hiermee worden we opnieuw bepaald bij Gods belofte in 3:1-5, waar de wegbereider van de Messias en de Messias Zelf worden aangekondigd:

“Zie, Ik zend tot u de profeet Elia, voordat de dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende dag. Hij zal het hart van de vaders tot de kinderen terugbrengen, en het hart van de kinderen tot hun vaders, opdat Ik niet zal komen en de aarde met de ban zal slaan.”

Er is veel discussie over de vraag wie deze Elia precies is. Sommigen geloven dat de Oud Testamentische profeet Elia opnieuw zal komen, met andere woorden: hij zal uit de dood opstaan en opnieuw optreden.
Vanuit het Nieuwe Testament weten we dat deze Elia betrokken wordt op de persoon en bediening van Johannes de Doper. De Heere Jezus zegt in Mattheüs 11:14 over Johannes:

“En als u het wilt aannemen: hij is Elia, die komen zou.”

Het is onwaarschijnlijk dat Maleachi de Oud Testamentische profeet Elia bedoelt. Want in Mattheüs 17:10-12 lezen we:

“En Zijn discipelen vroegen Hem: Waarom zeggen de schriftgeleerden dan dat Elia eerst moet komen? Jezus antwoordde en zei tegen hen: Elia zal wel eerst komen en alles herstellen. Ik zeg u echter dat Elia al gekomen is, en ze hebben hem niet erkend, maar ze hebben met hem gedaan alles wat ze wilden; zo zal ook de Zoon des mensen door hen lijden.”

Elia is volgens Christus dus al gekomen en door Zijn getuigenis weten wij dat dit over Johannes de Doper moet gaan. Omdat de Joodse religieuze leiders hem niet als zodanig erkend en geaccepteerd hebben, leeft tot op de dag van vandaag nog steeds de verwachting dat de Oud Testamentische profeet Elia in de toekomst zal verschijnen. Wanneer wij als christenen deze opvatting huldigen en ermee instemmen, ondermijnen we dus het getuigenis dat Gods Woord zelf geeft met betrekking tot Johannes.

Oordeel, wederkomstverwachting en bekering
Wat was het doel van Johannes’ bediening? We lezen in Maleachi 4:6 dat hij “het hart van de vaders tot de kinderen zal terugbrengen en het hart van de kinderen tot hun vaders.” Het Nieuw Testamentische verslag laat zien dat Johannes bekering preekte, met het oog op de naderende Oordeelsdag (zie Mattheüs 3:1-12 en Lucas 3:1-17). Ook hier zien we nauw de relatie is tussen de aankondiging van de Oordeelsdag, de wederkomstverwachting en de oproep tot bekering. Wie één van deze elementen weglaat uit de verkondiging van het Evangelie, brengt geen Bijbelse boodschap.
De uitdrukking dat “het hart van de vaders teruggebracht zal worden tot de kinderen en het hart van de kinderen tot de vaders” klinkt in dit opzicht niet logisch. Wanneer we echter kijken naar de vrucht van bekering – en dat is wat Johannes predikte – dan is verzoening van generaties een onderdeel ervan. Houd in gedachten dat Gods verbondsvolk ten tijde van Maleachi niet alleen ontrouw was naar God toe, maar ook naar elkaar. Mensen pleegden overspel en scheidden van elkaar. De belofte van Maleachi 4:6 is een heenwijzing naar het herstel dat zal plaatsvinden wanneer het trouwe overblijfsel van Gods verbondsvolk zich zal bekeren en het verbond met God zal onderhouden. En hiermee ook het huwelijksverbond. Natuurlijk blijft de betekenis hiervan niet beperkt tot het huwelijk en het gezin, maar het is onmiskenbaar dat het volk Israël ten tijde van Maleachi sociale problemen kende.
Ook zien we in de laatste vers van dit Bijbelboek Gods genade schitteren. Hij zal het oordeel niet voltrekken voordat Johannes de Doper en Zijn Heere, Zijn Messias, Zijn Christus zijn verschenen. Als Christus nooit gekomen zou zijn, was de hele wereld verloren en kon niemand gered worden. De hele wereld zou verdelgd worden en iedereen zou voor eeuwig Gods toorn moeten ervaren in de hel.
Maar God zij geloofd – Christus is verschenen! Het oordeel zal voltrokken worden, maar God heeft in Zijn wijsheid en barmhartigheid besloten dit niet te zullen doen voordat Zijn genade in Jezus Christus is geopenbaard (zie Titus 2:11-14).

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de bespreking over de boodschap van de profeet Maleachi. Indringende vragen moeten beantwoord worden. Hoe staat het ervoor met ons? Wat is onze toekomstverwachting? Waarvan moeten wij ons bekeren? Hoe leven wij toe naar de Oordeelsdag? Hebben wij bescherming en genezing gezocht en gevonden bij Jezus Christus?
De boodschap van Maleachi is ontzagwekkend, huiveringwekkend en tegelijkertijd een actuele oproep waarin wij de woorden van Paulus horen doorklinken:

“God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd. Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen.”
(2 Korinthe 5:19-20)

zondag 24 december 2017

Verbondstrouw (3)

De boodschap van Maleachi

Het tweede hoofdstuk van het profetische boek Maleachi begint met een duidelijke oproep van God tot de priesters. De noodzaak om onze priesterlijke taak als christen te vervullen, is de vorige keer al benoemd. In dit deel zullen we zien wat de kern van Gods oproep aan de priesters is, en hiermee ontdekken we ook wat de kern van de priesterlijke taak is. De noodzaak en invulling van de priesterlijke taak kunnen we naar aanleiding van dit gedeelte samenvatten in zes lessen.

1. Gods oproep: bekering en onverdeelde toewijding (vers 1-2a, 9b)
Met hoofdstuk 1 als inleidende aanklacht van God – waarin Hij nadrukkelijk wijst op de onterende wijze waarmee de priesters offers brengen – stappen we het tweede hoofdstuk binnen met een duidelijk oproep tot bekering:

“Nu dan, tot u komt dit gebod, priesters! Als u niet luistert en als u het niet ter harte neemt om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE van de legermachten …want u neemt Mijn wegen niet in acht en ziet bij uw onderwijs in de wet de persoon aan.”

Het gedeelte begint en eindigt met de duidelijke boodschap dat de priesters een doodlopende weg zijn ingeslagen en dat het zo absoluut niet verder kan. Bekering is een proces dat altijd begint met het inzicht dat er iets grondig mis is. Het is daarom belangrijk dat we eerst goed luisteren naar wat God tot ons te zeggen heeft. Prediking heeft altijd tot doel om “met het oog op de glorie van Gods Naam te horen wat Hij te zeggen heeft.” Zijn Woord verkondigt altijd met het oog op Zijn heerlijkheid, zo ook hier. Prediking die niet tot gevolg heeft dat mensen groeien in ontzag voor Gods heilige Naam, schiet ernstig tekort.
En voor de priesters in de tijd van Maleachi gold dit net zo goed: niet luisteren, geen ontzag voor God, dus Zijn Naam wordt in de offerdienst ontheiligd. De inhoud van de godsdienst werd verwaarloosd, en dat had effect voor de vorm. De vorige keer hebben we dan ook gezien dat God geen genoegen neemt met het uitvoeren van een godsdienstig ritueel op zich.
Vandaag de dag moet deze boodschap opnieuw bezieling geven aan de belijdende kerk. Wij komen niet bij elkaar voor de vorm, maar voor de inhoud! En het begint met luisteren. Gods Goede Nieuws van verlossing in Jezus Christus is geen formaliteit; het is geen boodschap die ons moet aanmoedigen de noodzakelijke stappen te zetten om in de hemel te komen. Dit is slechts vormengodsdienst. Mensen moeten stilgezet worden bij het feit dat zij niet verlangen naar de verheerlijking van Gods Naam en dat er een diepgaande, bovennatuurlijke verandering voor nodig is om dit mogelijk te maken. In het besef hiervan vind ik ook de oproep om “een keuze te maken van Jezus” misleidend, omdat bekering veel meer is dan “kiezen”. Het Evangelie is niet de oproep om te kiezen, maar om te buigen. Duidelijker kan het niet worden verwoord dan in ons gedeelte: God vraag ontzag voor Zijn Naam. Dit is niet een kwestie van zomaar even “kiezen”, het is een weloverwogen stap in gehoorzaamheid en in nederigheid buigen voor de majesteit van Gods gezag, Die in Christus genade en barmhartigheid bewezen heeft door Zichzelf met ons te verzoenen. Dát is het Goede Nieuws! De vraag is niet of wij nu een keuze willen maken, maar of deze boodschap een bovennatuurlijk, door de Heilige Geest gewerkt ontzag in ons hart tot stand brengt, zodat wij werkelijk God liefhebben en in waarheid dienen.

2. Gods oordeel: vervloekte zegeningen en vernedering (vers 2b-3, 9a)
De noodzaak van bekering kan niet genoeg benadrukt worden. Er hangt een grote prijskaart aan onze levenswandel. De vraag is: wie gaat hiervoor betalen? De priesters krijgen te horen welke consequenties het heeft wanneer zij deze oproep naast zich neerleggen. Want, zo laat God hen weten, als zij zich niet bekeren en geen gehoor geven aan Zijn oproep…

“…zal Ik de vloek onder u zenden en uw zegeningen vervloeken. Ja, Ik heb ze al vervloekt, want u neemt het niet ter harte. Zie, Ik ga uw nageslacht bestraffen: Ik zal mest op uw gezicht strooien, de mest van uw feesten, en daarmee zal men u wegdragen … Daarom heb Ik u ook verachtelijk gemaakt en onbeduidend voor heel het volk, want u neemt Mijn wegen niet in acht en ziet bij uw onderwijs in de wet de persoon aan.”

Op het moment dat Maleachi moet profeteren, is God al bezig Zijn oordeel te voltrekken over deze geestelijke leiders én over het volk. Het oordeel is dus al in gang gezet, het sluimert. Wil men erger voorkomen, dan zullen de priesters het voortouw moeten nemen in geestelijke vernieuwing door bekering. God tucht Zijn volk. Hij moet tucht toepassen. Hij moet Zijn volk discipline bijbrengen, want als Hij hen vrij laat rondlopen en hen laat doen wat zij willen, wordt het een bende. Dat blijkt duidelijk uit deze geschiedenis. God neemt als het ware zegeningen terug; Hij maakt die tot een vloek. Dit kan twee dingen betekenen: óf God geeft het volk over aan hun verlangens en geeft hen daadwerkelijk alles wat zij willen, met als gevolg dat het een vervloekende uitwerking heeft voor de eeuwige verlossing, óf God snoeit in de goede, noodzakelijke middelen, waardoor het volk wordt geconfronteerd met schaarste en gebrek.
Hier moeten wij een belangrijke les leren. Ook vandaag de dag tuchtigt God Zijn kinderen, wanneer zij in ongehoorzaamheid wandelen (zie Hebreeën 12). Waarom? Omdat Hij het niet toestaat dat welke zegening dan ook door de zonde wordt omgevormd in een vloek en iemand zodoende verloren gaat. Kan een christen dan verloren gaan? Nee, dat kan niet. En dat heeft er alles mee te maken dat God Zijn tuchtigende werk in zijn leven doet. Juist omdat Hij in onze zegeningen snoeit, zullen wij volharden in het geloof. Het is een voor ons een mysterie, maar God weet heel goed wat Hij ons kan geven of toevertrouwen en wat niet. Wees je ervan bewust dat, wát God jou ook geeft of jou onthoudt, Hij bezig is om jou onberispelijk en rein te bewaren voor de verschijning van Zijn Zoon (1 Korinthe 1:8-9). Juist wanneer God iets niet geeft wat je heel graag zou willen hebben, kan uiteindelijk een grotere genade blijken te zijn, omdat het jouw eeuwige leven heeft bewaard. En welke zegen is nu groter dan God te kennen door Jezus Christus en voor eeuwig in Zijn tegenwoordigheid mogen zijn?
De werkwijze van tucht past God ook hier toe bij Zijn volk Israël. De context maakt duidelijk dat God Zijn volk niet geheel en al overlaat aan de eigen verlangens en hebzucht, maar dat Hij inderdaad zal snoeien in de goede en noodzakelijke middelen. Maar God gaat nog een stap verder: Hij zal de Israëlieten doen ervaren hoe smerig de onterende manier van offeren is. Hij zal hen confronteren met de stank van deze offers. Het is niet bepaald een zachtzinnig en fris gedeelte. Israël zal verachtelijk worden gemaakt; vernederd is een beter woord. Misschien komt bij iemand nu de vraag op, of dit allemaal wel terecht is. Hoe kan God dit doen, en dat nog wel bij Zijn eigen volk? God kan en mag dit doen, omdat Zijn Naam door de priesters ontheiligd is. Hij is volmaakt, puur in heiligheid en ongeëvenaarde gerechtigheid. Zijn Naam onteren door ongehoorzaamheid roept Zijn toorn op. En het is niet verwonderlijk dat God hier bij Zijn eigen volk scherp op is. Juist Gods eigen volk zou vol ontzag en toewijding moeten doen wat Hij bevolen heeft. God roept niet iedereen krachtdadig; Hij verlost niet iedereen. Zijn eigen volk heeft Hij krachtdadig geroepen en verlost. Het is juist logisch dat Hij Zijn eigen volk corrigeert. Het is daarentegen een heel slecht teken – en beangstigend bovendien – als je erachter komt dat God jou laat zwemmen in de zonde en totaal niet ingrijpt.
Deze tuchtmaatregel voor Israël is ook nog eens genadig. Hij had ook kunnen besluiten het hele volk uit te roeien en met iets geheel nieuws te beginnen. Tucht, zoals de Hebreeën-schrijver ook stelt, is op het moment zelf nooit leuk. Maar als we bedenken dat het Gods genadige ingrijpen is om ons veilig in heerlijkheid te brengen, zullen we er dankbaar voor zijn.

3. Gods trouw: Zijn verbond met Levi voortgezet (vers 4)
Vanaf vers 4 zien we God een persoon naar voren schuiven: Levi. Dit is niet toevallig, omdat de Levieten in het Oude Testament de verantwoordelijkheid hadden voor de offerdienst. God herinnert de priesters in de tijd van Maleachi aan Zijn verbond met Levi (zie ook Numeri 25:12-13):

“Dan zult u weten dat Ik dit gebod tot u gezonden heb, opdat Mijn verbond met Levi blijven zou, zegt de HEERE van de legermachten.”

Hij wil er geen twijfel over laten bestaan: God blijft trouw aan dat verbond, of de priesters er nu wel of geen rommeltje van maken. Gods trouw hangt niet af van onze trouw. Aan de andere kant moeten we ook eerlijk durven zijn en zeggen dat ontrouw van mensen nooit onbestraft kan blijven en dat God alles op Zijn beloop laat gaan, omdat Hij nu eenmaal dat verbond gesloten heeft (of die trouw gezworen heeft) en Zichzelf zo eigenlijk met de rug tegen de muur heeft gezet. God is trouw, God blijft trouw – maar de ontrouwe priesters en ontrouwe “gelovigen” kunnen niets anders dan een huiveringwekkend oordeel tegemoet zien. Juist de oproep tot bekering aan het adres van de priesters laat zien dat God Zijn verantwoordelijkheid aangaande het verbond serieus neemt. De oproep tot bekering aan de priesters zegt eigenlijk: “Neem jullie verantwoordelijkheid ook serieus!”

4. Gods genoegen: de trouw van Levi (vers 5-6)
In de verzen 5 en 6 zien we het doel van Gods verbond met Levi:

“Mijn verbond met hem was: het leven en de vrede. Die gaf Ik hem, tot vrees voor Mij, en hij vreesde Mij en in de tegenwoordigheid van Mijn Naam was hij verschrikt. Betrouwbaar onderwijs in de wet was in zijn mond, geen ongerechtigheid werd op zijn lippen gevonden. In vrede en oprechtheid wandelde hij met Mij en velen bekeerde hij van ongerechtigheid.”

We komen hier terecht in het hart van de verbondsrelatie tussen God en Zijn volk. God schenkt leven en vrede (verlossing) en het volk reageert op gepaste wijze met ontzag, toewijding en gehoorzaamheid (aanbidding). Ook zien we hier het hart van de priesterlijke taak. Levi was betrouwbaar in het geven van onderwijs. Onderwijs vanuit de Bijbel is essentieel, maar het is minstens zo essentieel dat dit nauwkeurig en juist gebeurt. Velen weten een mooi verhaal te houden bij een Schriftgedeelte, maar niet iedereen is in staat een boodschap te verkondigen die ermee in overeenstemming is.
God roemt Levi hier vanwege zijn trouw en betrouwbaarheid. Dit zijn voor priesters belangrijke karaktereigenschappen. Ze zijn onmisbaar. God verheugt Zich in nauwkeurig Bijbelonderwijs. Niet alleen vanwege een exacte duiding van waarheden, maar ook – zoals we kunnen lezen in vers 6 – omdat het tot gevolg heeft dat mensen zich van zonde afkeren en de Heere gaan dienen. Dit is ten diepste altijd het doel van Bijbels onderwijs. Het gaat er niet omdat er zoveel mogelijk kennis in de hoofden gepompt wordt, maar dat de kennis leidt tot gerechtigheid, een oprecht en integer leven. Dit is de test van ware godsdienst: brengt het Woord van God mij dichterbij Hem of heeft het Woord in mijn leven juist geen enkel effect met betrekking tot de zonde?

5. Gods weg: Levi als voorbeeld voor de priesters (vers 7)
Wat de Kerk van Jezus Christus vandaag de dag nodig heeft, zijn Levi’s. Mannen die zich willen toewijden aan het onderwijzen van de Schrift en het wijzen van de weg met het oog op godsvrucht. Gods lof voor Levi is niet verwonderlijk, want hij deed wat God hem opgedragen had. In vers 7 lezen we over de taak van een priester:

“Voorzeker, de lippen van een priester moeten kennis bewaren, uit zijn mond moet men onderwijs in de wet zoeken, want hij is een gezant van de HEERE van de legermachten.”

Dit principe mag doorgetrokken worden naar hedendaagse Bijbelleraars, predikanten en voorgangers. Zij zijn gezanten van God. Hoe onderscheidt je nu de échte gezant van de valse? Twee doorslaggevende factoren zijn het trouw verkondigen van het Gods Woord en het breken met de zonde als gevolg van dat onderwijs. Een echte Bijbelleraar laat alle waarheden vanuit de Bijbel spreken. Hij voegt niets toe, Hij doet er niets aan af. Het zal hem heel wat zweet, geworstel en inspanning kosten om alles helder te krijgen – voor zover dit inzicht door God wordt gegeven – maar hij komt uiteindelijk wel met een boodschap waaruit je op kunt maken dat hij een grote eerbied voor Gods Boek heeft. Een valse prediker zal echter zijn eigen inzichten in de tekst willen leggen, waardoor hijzelf spreekt en zodoende de tekst het zwijgen oplegt. Het is hem niet zozeer om de gerechtigheid te doen; hij probeert er zelfs omheen te draaien. “De zonde is zo erg nog niet, want God is toch wel genadig. Hij doet niet moeilijk. Hij weet heus wel hoe vermoeiend het is om steeds weer zo nauwkeurig te werk te gaan bij het offeren. Hij ziet gerust iets door de vingers.”
Het is belangrijk op te merken dat Gods verlossing altijd vooraf gaat aan de gehoorzaamheid van mensen. God verlost, de mens gehoorzaamt vanuit het ontzag dat die verlossing tot stand heeft gebracht. Daarom kreeg Israël ook de Wet na de uittocht uit Egypte (zie Exodus 20:2). Goed spreken en het goed praten van de zonde ná verlossing is niets anders dan kwaad. Een oprechte gelovige zal dit nooit doen.

6. Gods aanklacht: het verbond veracht (vers 8)
Het probleem is dat de priesters in de tijd van Maleachi deze zaak helaas hebben omgedraaid: de zonde wordt getolereerd. En dat met alle destructieve gevolgen van dien:

“U echter, u bent afgeweken van de weg: velen hebt u door uw onderwijs in de wet doen struikelen. U hebt het verbond met Levi tenietgedaan, zegt de HEERE van de legermachten.”

Wat is er nog over van de trouw die Levi liet zien in Zijn wandel met God? Helaas niets meer. Deze priesters hebben voor de zonde vrij baan gemaakt. De zonde heeft vrij spel. Het onderwijs van deze priesters heeft mensen niet doen breken met de zonde, maar het juist in haar net gedreven. Zij zijn ten val gebracht, gevangen genomen door de macht van ongerechtigheid.
Het mag duidelijk zijn: Gods volk bevindt zich in een diepe, geestelijke crisis. Een crisis die gekenmerkt wordt door het veronachtzamen van Bijbels onderwijs en als gevolg daarvan een toename van ongerechtigheid. En is het niet gerechtvaardigd om onze tijd hiernaast te leggen? Hoe komt het dat de kerk haar profetische stem haast niet laat klinken? Hoe is het mogelijk dat de kerk niet meer die luide oproep tot bekering laat horen? Hoe kan het, dat de zonde in onze tijd zoveel vrij spel heeft? Eén antwoord luidt, dat de Schrift al heeft voorzien en voorspeld dat dit zou gebeuren. Maar misbruik dit mysterie niet om toe te kijken en te blijven zwijgen; dat zou een nog groter kwaad zijn dan de ongerechtigheid zelf! De oproep van God aan de priesters is net zo goed een oproep voor onze tijd: jullie die Gods Woord verkondigen, doe dit serieus en leid velen tot de gerechtigheid en het eeuwige leven!

Laat het niet zo zijn, dat de fouten van de priesters in de tijd van Maleachi zich in onze tijd herhalen. Wij vragen ons af hoe het kan, dat de kerk haar invloed op de maatschappij heeft verloren. Het beangstigende antwoord ligt bij haar zelf. Zij heeft gezwegen, toen zij had moeten spreken. Zij is afgedwaald, toen ze in het juiste spoor had moeten blijven. Zij is ongehoorzaam geweest, toen ze gehoorzaam had moeten blijven. Zij is ontrouw geworden, toen ze trouw aan God en Zijn Woord had moeten zijn.
Gelukkig is er altijd een groep in die grote, belijdende kerk – een groep wedergeboren christenen, die zich altijd aan Gods Woord vastklampt en die altijd trouw zal blijven aan Hem. Het is gelukkig niet alleen maar kommer en kwel. Wellicht dat lezers dit beeld geschetst zien worden. Dat is het gelukkig niet. Maar de profetie van Maleachi vertoont angstvallig veel gelijkenissen met onze tijd. Dat zou iedere geestelijke priester tot nadenken moeten stemmen.

vrijdag 1 december 2017

Verbondstrouw (Introductie)

De boodschap van Maleachi

De komende weken hoop ik – zo de Heere wil en ik leef en kan schrijven – stap voor stap door het Bijbelboek Maleachi te gaan. Net zoals met het geweldige, achtste hoofdstuk uit Paulus’ brief aan de Romeinen, hoop ik nieuwe ontdekkingen te doen en te groeien in de kennis van de Heere God.

Halfslachtige aanbidding – een waarschuwing voor de kerk
De reden dat ik het Bijbelboek Maleachi bestudeer, heeft te maken met mijn eigen geestelijke leven. Er zijn een aantal zaken in mijn hart en houding waarvan ik ondervind dat de Heere Zijn licht erover laat schijnen om het weg te nemen. De vraag van een lezer is dan wellicht: “Moet je dit per se allemaal delen?”
Delen hoeft niet per se. Maar ik merk een dieperliggend probleem. Een probleem dat in de tijd van Maleachi overduidelijk aanwezig was en dat de kerk van de eenentwintigste eeuw bedreigt: halfslachtige aanbidding. Als je alleen deze term kunt onthouden en koppelen aan het boek Maleachi, ben je al een heel eind.
Halfslachtige aanbidding is met name in het Westen werkelijk een plaag als onkruid. En geen enkele christen in het Westen – de oprechten van hart en de “serieuze radicalen” – zal ontkennen dat het gevaar van halfslachtige aanbidding dichterbij is dan men hij zou wensen. Een christen die beweert nooit last te hebben van een bedwelmende dreiging of invloed van werelds denken of het zich aanmeten van een onbijbels levensmodel, moet nog maar eens kritisch in de spiegel van Gods Woord kijken hoe het er werkelijk voor staat.

De boodschap van een profeet
Met deze laatste, schokkende opmerking zijn we, wat mij betreft, bij de kern van Oud Testamentische profetie. Keer op keer stuurt God Zijn boodschappers (Maleachi betekent lettelijk “mijn boodschapper”) om Zijn verbondsvolk de spiegel voor te houden: “Hoe staat het ermee? Dien je God van harte, of loop je de kantjes ervan af? Of – nog erger – heb je Hem de rug toegekeerd?”
Vaak denken mensen dat de profeten Gods spreekbuis zijn voor wat betreft eschatologische boodschappen. In deze visie profeteren zij vooral over tijden in de verre toekomst. Mensen zijn snel geneigd profetieën te betrekken op de eindtijd en de wederkomst van Christus. Maar als je de profetische literatuur bestudeert, kom je tot de conclusie dat dit beeld onjuist is. De profetische boodschappen zijn uiterst actueel; niet alleen toen, maar ook nu. En daarmee vormen zij een heilig gevaar voor het verwende hart van de Westerse christen of kerkganger. De profeten laten je enerzijds gechoqueerd achter; je voelt je haast verraden door zo’n scherpzinnig inzicht. Het is een inzicht dat geen moeite heeft het hart te doorgronden. En dit inzicht komt uiteraard niet van de profeet zelf, maar van de God Die hem gezonden heeft.
Aan de andere kant zien we ook dat aan degenen die zich oprecht de ernst van de boodschap aantrekken, verlossing en vernieuwing wordt aangeboden.

Waarom de boodschap van Maleachi ertoe doet
De boodschap van de profeten – en ook die van Maleachi – moet ook vandaag de dag gehoord worden. Hoewel Maleachi 1:1 begint met de mededeling dat het “woord van de HEERE aan Israël” is gericht, ben ik ervan overtuigd dat ook de Nieuw Testamentische Kerk zich aangesproken moet voelen. Ik heb hier minstens twee redenen voor:

1. De Kerk is Gods Nieuw Testamentische verbondsvolk, geënt op het Oud Testamentische Joodse verbondsvolk
Ik vrees dat ik met deze stelling een zeker probleem over mijzelf afroep, maar dat zij dan maar zo. Ik zie Israël en de Kerk van Christus niet als twee, strikt gescheiden volken. Lees Paulus’ brief aan de Galaten, en je ontdekt hoe God het verlossingsplan in Jezus Christus in het héél klein is begonnen. Hij begint steeds met individuen. Noach, Jakob, Abraham, Jozef en Mozes. Het volk van gelovigen – waarvan Abraham de eerste als zodanig wordt genoemd – wordt gaandeweg steeds groter. Israël heeft genade ontvangen om het licht van deze wereld te zijn, dat Gods verlossingsdaden mag verkondigen. God sluit Verbonden met Mozes en David, en belooft een Nieuw Verbond in Jeremia en Ezechiël. Zo werkt Hij toe naar het beslissende moment in de wereldgeschiedenis: de verschijning van Zijn Zoon, Jezus Christus. De poorten van de heerlijkheid staan open voor mensen uit alle volken. Zo verzamelt God voor Zichzelf een volk dat heel klein begon, maar door het verlossingswerk van Christus is uitgegroeid tot een schare, die niemand tellen kan. Als Nieuw Testamentische gelovige mag ik mij rekenen tot de familie van Abraham (zie Galaten 3:1-9, 15-29). Dit is niet iets hoogmoedigs, of het innemen van de plaats van Israël, dit is voluit het Nieuw Testamentische getuigenis. Mijn geestelijke oorsprong als christen ligt in dat verbondsvolk Israël en ik ben als christen – als lid van Gods verbondsvolk – verplicht kennis te nemen van mijn geestelijke voorouders. En dit heeft alles te maken met de tweede reden dat de Kerk zich door de Oud Testamentische profeten aangesproken moet voelen.

2. De profeten stellen hartelijke ongerechtigheid en veronachtzaming van Gods verbond aan de kaak
Mijn geestelijke ouders hebben fouten gemaakt. Ze zijn wegen gegaan die niet Gods wegen waren en ze zijn ongehoorzaam geweest aan de opdracht die God hen gegeven heeft. Als lid van Gods verbondsvolk ben ik er daarom toe verplicht te leren van de fouten van mijn geestelijke voorouders. Laten we als kerk niet te gemakkelijk denken dat wij niet meer kunnen afdwalen van Gods weg, omdat wij nu eenmaal de kerk zijn en de Heilige Geest ontvangen hebben. Natuurlijk, met de komst en het verlossingswerk van Christus is er wel degelijk iets veranderd, en ook de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag is een belangrijk en nooit eerder vertoonde gebeurtenis in de geschiedenis. Toch zou het te gemakkelijk zijn om als kerk op grond van deze feiten de hangmat op te zoeken en in slaap te dommelen; ‘God zorgt wel voor ons, Hij zal er wel voor zorgen dat het goede werk in ons voltooid zal worden.’
De profeten verkondigen van tijd tot tijd een snoeiharde boodschap voor Gods eigen volk. Als er iets is wat de kerk meer dan ooit moet beseffen dan is dat deze waarheid. Gods profetische boodschap is niet allereerst gericht tot de wereld, maar tot Zijn eigen volk. Waarom? Omdat Zijn volk beter zou moeten weten. Het is al erg genoeg dat er ongerechtigheid en afgoderij in de wereld zijn, wat is het dan voor een aanfluiting zijn als Gods eigen volk hiervan nauwelijks te onderscheiden is? Opnieuw: als je dit onthoudt, heb je de kern te pakken van een doorsnee profetische boodschap. Het gaat niet alleen om heerlijk engelengezang bij Christus’ wederkomst, de ondergang van het beest, de vrede van Jeruzalem en de ondergang van de vijanden van Israël. Het gaat in de allereerste plaats om een reiniging van Gods eigen volk. Een blootleggen van de gruwelijke en lelijke ongerechtigheid die de ware godsdienst imagoschade bezorgt en de Naam van God te grabbel gooit.

Durf jij het aan?
Maleachi is zo’n profeet die al deze zaken namens God aankaart. Hij heeft ons iets te zeggen. Het wordt tijd dat de Gemeente van Christus zich bezint op haar roeping en haar handel en wandel kritisch voor het voetlicht houdt. Iemand moet het zeggen, iemand moet het voortouw nemen. Durf jij het aan? Durf jij de pijnlijke reis te ondernemen door dit profetische boek, dat de ongerechtigheid van jouw hart blootlegt en de halfslachtige aanbidding aanwijst? Reis dan de komende weken mee en vraag de Heere in nederigheid om Zijn Woord te gebruiken als drijvende kracht achter jouw dienst aan Hem.

Blogarchief