De boodschap van Johannes 17
Afgelopen dinsdagavond sprak ik na een bijeenkomst van Veritas-cursisten met een broeder die nog door wilde praten over een huiswerkopdracht van de les daarvoor. Deze huiswerkopdracht had betrekking op Kolossenzen 1:21-23. Daar schrijft Paulus over de vijandschap van de gevallen mens ten opzicht van God (vers 21a), de verzoening in Christus (vers 21b), en de verheerlijking van alle gelovigen in de tegenwoordigheid van de Heere Jezus bij Zijn wederkomst en in de eeuwigheid (vers 22). Vervolgens roept hij de Kolossenzen op tot volharding in het geloof, omdat zij anders het gevaar lopen niet verheerlijkt te worden in de tegenwoordigheid van Christus en dus verloren gaan. Zo’n gedeelte roept om allerlei verschillende redenen vragen op. Kan een christen alsnog verloren gaan? Hoe moeten we dergelijke opdrachten interpreteren? Moeten wij bang zijn ons geloof en onze verlossing te verliezen? Of zijn christenen behouden, no matter what? Maakt het nog uit hoe een christen leeft? Is hij toch wel verzekerd van zijn verlossing, omdat Christus Zichzelf als Verzoening heeft gegeven?
In dispensationele kringen heersen over het algemeen drie opvattingen over deze vraag en de huiswerkopdracht bestond eruit om deze drie – kort en bondig geformuleerde – opvattingen te analyseren op grond van Kolossenzen 1:21-23. En deze opvattingen komen er allemaal op neer dat een christen zijn verlossing niet kan verliezen. Het verschil is echter dat er niet altijd overeenstemming is over de vraag hoe deze verlossing er praktisch uitziet. Verandert een christen in zijn leven? Gaat hij wel of geen geestelijke vruchten dragen? En wat gebeurt er als een christen zijn geloof verliest? Is hij dan nog steeds behouden, omdat hij ooit een keer wél geloofd heeft?
Laat ik maar meteen open kaart spelen: een christen kan mijns inziens en naar ik op grond van de Bijbel meen zijn verlossing niet verliezen. Wat wél kan, is dat een mens zijn geloof verliest. Maar omdat wij geloof en verlossing bijna als synoniemen interpreteren (“Ik geloof, dus ik ben behouden”) menen wij dat iemand die zijn geloof verliest, ook meteen zijn zaligheid verloren is.
Op dit punt moeten we een interpretatiekeuze maken: óf een persoon die zijn geloof verliest is nooit echt tot verlossend geloof in Christus gekomen, óf Christus is niet bij machte Zijn kinderen tot het einde toe te bewaren. Om het in eigen woorden uit te drukken: de handen van Christus “lekken” in feite; mensen kunnen hier voortdurend uitvallen. Het proces van verlossing wordt dan een soort jongleerspel, waarbij iemand nu eens in Christus is, en dan weer buiten Hem. Het stellen van deze vragen is onvermijdelijk. Beide conclusies zijn aangrijpend. Want het is nogal wat als je zegt dat iemand – terugkijkend – niet echt tot geloof in Christus is gekomen. Maar het is minstens zo ernstig tot de conclusie te moeten komen dat Christus niet bij machte is Zijn kinderen tot het einde toe te bewaren.
Pijnlijke vragen: ga ze niet uit de weg!
Ik ben ervan overtuigd dat een christen zijn verlossing niet kan verliezen. Los van de vraag hoe wij het moeten interpreteren wanneer mensen hun geloof verliezen, kan ik in de Bijbel geen beslissende, duidelijke tekst vinden die expliciet verklaart dat iemand werkelijk zijn verlossing verliest. En als belangrijkste reden wil ik het Hogepriesterlijk gebed naar voren brengen. Het is bij het interpreteren van de Bijbel geen overbodige luxe om te kijken naar de implicaties die een door ons getrokken conclusie met zich meebrengen, en dan specifiek toegespitst op het karakter van God. Laten we dat ook hier doen. Wat zegt het over God als een christen zijn verlossing kwijt kan raken? Mijns inziens zegt het veel over Hem wat we eigenlijk helemaal niet wíllen en kúnnen geloven. Het zorgt voor grote problemen. Het is belangrijk om een conclusie op grond van een Bijbelgedeelte zó te formuleren die rechtdoet aan het algemene beeld dat God van Zichzelf geeft. Daarbij moet het Hem ook de eer en glorie geven. Een christen die alsnog verloren kan gaan, bevordert niet bepaald de eer en glorie van Gods heilige Naam.
En er is nóg een probleem. Als christenen tóch verloren gaan, dan moeten wij ons afvragen hoe effectief het Hogepriesterlijk gebed van de Heere Jezus in Johannes 17 werkelijk is. Hij bidt daar expliciet om de bewaring van Zijn gelovige volk! Wordt dat gebed niet verhoord? Dit zijn moeilijke vragen.
Wat wij zijn kwijtgeraakt
Deze vragen moeten worden beantwoord. Want, en dit is uiteindelijk het meest fundamentele aspect, we hebben te maken met mensen. We hebben het hier niet over een kraan die twee minuten te lang openstaat, zodat er meer water verbruikt wordt dan nodig. We hebben het hier over mensen, zielen, die een eeuwigheid voor zich hebben – een eeuwigheid met of zonder de heerlijke tegenwoordigheid van Christus.
Hoe gaan wij in het pastoraat om met mensen die weinig of geen kenmerken van wedergeboorte vertonen? Hoe gaan wij om met mensen die dreigen af te haken bij de kerkgemeenschap? Of wat zeggen we tegen mensen die in zonde vallen en zich niet willen bekeren? Al deze vragen komen naar boven wanneer wij nadenken over de vraag of een christen wel of niet zijn zaligheid kan verliezen.
Ik ben er ook heilig van overtuigd dat deze vragen spelen – en ook dat er verkeerde antwoorden op deze vragen worden gegeven – omdat wij iets essentieels zijn kwijtgeraakt. Wij weten bijna niet meer te vertellen wat de kenmerken van echte wedergeboorte zijn. Iedere “geloofsbelijdenis” die Christus als Verlosser en Heere prijst, wordt geaccepteerd en zonder Bijbels onderzoek voor waar aangenomen. Zo zien we de Bijbel zelf echter nooit omgaan met geloofsbelijdenissen van mensen. Wellicht heeft het er ook mee te maken dat wij in een geseculariseerde maatschappij leven, waarbij elke ziel die “Christus belijdt” er eentje is, en dus onmiddellijk wordt gerekend tot de kring van gelovigen. Maar zo eenvoudig is dat uiteindelijk niet. En de praktijk wijst dat ook uit, want een broeder die jarenlang Christus beleed als Verlosser en Heere, zegt nu vaarwel tegen het geloof. Was het maar zo eenvoudig om te ontdekken welke belijdenis oprecht is en welke niet! In de meeste gevallen zie je dit niet direct. Er gaat eerst een tijd overheen.
Ik wil de komende weken Johannes 17 bestuderen, het Hogepriesterlijk gebed. Dat kan ik helemaal gaan toespitsen op de vraag of een christen zijn zaligheid kan verliezen, maar dat ga ik niet doen. In plaats daarvan neem ik als uitgangspunt de vraag voor welke vrucht van geloof en verlossing de Heere Jezus Zelf heeft gebeden. Het Hogepriesterlijk gebed is een ontzettend kostbare schat voor de Kerk en zoveel rijker dan wij beseffen. Wellicht schopt het opvattingen omver die wij tot dusver koesterden, misschien bevestigt het ons juist in dat wat wij geloven. Laten we luisteren naar wat Christus Zelf heeft gevraagd aan Zijn hemelse Vader en laten we ontdekken op grond waarvan God dit gebed van Zijn Zoon verhoort!
Posts tonen met het label gebed. Alle posts tonen
Posts tonen met het label gebed. Alle posts tonen
zondag 25 februari 2018
maandag 22 augustus 2016
Read & Apply #6 “Onze Vader…” (2)
Lucas 11:1-13
In het vorige deel van Read & Apply hebben we gekeken naar de inhoud van het Onze Vader (Lucas 11:1-4). Nu gaan we kijken naar het gedeelte dat daarop volgt (11:5-13). Hier verlegt Jezus de focus van inhoud naar houding. Wat is de juiste houding om te bidden? En wat kunnen we leren van hetzelfde onderwijs van Christus in de verschillende Evangeliën?
1. Niet alleen de inhoud van het gebed is van belang, maar ook de houding waarmee wij bidden
We hebben de vorige keer stilgestaan bij de inhoud van het Onze Vader, maar de manier waarop wij bidden is minstens zo belangrijk. Daarom vervolgt de Heere Jezus Zijn onderwijs met een vergelijking (vers 5-7). Stel dat je bezoek krijgt van een vriend, die een hele reis achter de rug heeft. Rond middernacht komt hij aan en jij hebt geen eten in huis om hem dat te geven.
Dus wat doe je? Je gaat naar een andere vriend en vraagt daar om drie broden. Maar de vriend aan wie je dit vraagt, ligt al in bed en opstaan kost teveel moeite, dus roept hij vanuit zijn huis dat je hem niet lastig moet vallen. Tóch, zegt Jezus, zal die vriend uiteindelijk wel de broden geven. Waarom? Niet zozeer omdat het een vriend is die dit van hem vraagt, maar omdat zijn vriend maar om brood blijft vragen. De aanhouder wint, zou je kunnen zeggen. Hier is sprake van een soort heilig gedram.
2. Als je écht Gods wil in jouw leven vervuld wilt zien, moet je volharden in het gebed
Dit “heilige gedram” leert ons iets belangrijks over bidden. Als wij namelijk écht iets van God willen ontvangen dat naar Zijn wil is, dan zullen we moeten blijven vragen totdat Hij het daadwerkelijk geeft (vers 9-10). Bidden betekent niet dat wanneer iets om 10:00 uur besteld is, dit om 11:00 uur wordt bezorgd. Tussen het eerste gebed voor iets specifieks en de daadwerkelijke verhoring ervan kunnen heel veel gebeden zitten! Zo geven wij ook iets prijs van ons hart: willen wij echt iets, of bidden we slechts één keer in de zoveel tijd om de vervulling van het Onze Vader? Het wil ook niet altijd zeggen dat God gebeden verhoort op de manier zoals wij hierom hebben gevraagd, maar Hij belooft dat Hij uiteindelijk Zijn wil zal uitwerken in ons leven.
3. Bid alsof jouw leven ervan afhangt, want dat doet het ook
Een ander belangrijk aspect van volharding is de wetenschap dat wij niets bezitten, als God het ons niet schenkt. Bidden is een zaak van leven of dood. Opnieuw speelt hier de Westerse welvaart een belemmerende rol, want de luxe geeft ons totaal niet het gevoel dat we moeten volharden in het gebed om in leven te blijven.
Het feit dat Christus voedsel als voorbeeld neemt (zowel in vers 5 als in vers 11 en 12), maakt duidelijk dat we met bidden echter niet met een keuze-element te maken hebben. Brood hebben we nodig om fysiek in leven te blijven, bidden is noodzakelijk om geestelijk te kunnen leven. Had Christus hier een muziekinstrument of speelgoedpop als voorbeeld gegeven, dan was de noodzaak tot gebed aardig afgezwakt, maar we hebben hier te maken met een onmisbare levensbehoefte.
4. De Heilige Geest is cruciaal en onmisbaar voor een oprecht gebed
In vers 13 zien we waar wij zo vurig om moeten bidden. We moeten evenzeer bidden om fysiek voedsel, maar in geestelijk opzicht moeten we bidden om de Heilige Geest. Het is opvallend dat de Heilige Geest in het Onze Vader zelf niet genoemd wordt. Waarom niet? Ik denk dat Jezus hier het belang wil laten zien van bidden door de Heilige Geest. Geen mens is in staat om oprecht te bidden zonder de Heilige Geest. Let goed op het verschil: iedereen kan een gebed opzeggen, maar niet iedereen doet dit door de Heilige Geest. Dit is het verschil tussen oprecht en onoprecht, tussen gebedsverhoring en geen gebedsverhoring. Alleen degenen die de Heilige Geest ontvangen hebben (en steeds weer bidden om de werking ervan) kunnen werkelijk begrijpen wat het Onze Vader betekent.
5. De Heilige Geest leidt ons in “vrije gebeden” volgens de principes van het Onze Vader
De Heilige Geest zal Gods kinderen ervoor behoeden om te vervallen in zelfzuchtige gebeden. Hij neemt de elementen van het Onze Vader en geeft deze als grootste verlangen in het hart van Gods kinderen. Zoals in het eerste deel al is gesteld, valt de biddende persoon als het ware weg voor Gods aangezicht en voor het welzijn van anderen. Het is geen enkel probleem om vrije gebeden op te zenden naar God, maar wanneer we dit doen, moeten we er wel bewust van zijn dat het in lijn met het Onze Vader dient te zijn.
6. Het is belangrijk om de Bijbel ook “horizontaal” te lezen
De oplettende lezer zal hebben gemerkt dat al eerder een dergelijk gedeelte is behandeld, namelijk Mattheüs 7:7-11. Ook hier kunnen we veel van leren. Het leert ons een gedeelte beter begrijpen en we zien ook dat er verschillen zijn. Zo heeft Christus het in Mattheüs 7:11 over “goede gaven” en in Lucas 11:13 over “de Heilige Geest”. Op deze manier kunnen we met behulp van Lucas 11:13 een goed beeld vormen van de goede gaven in Mattheüs 7:11. Het is goed om de Bijbel ook horizontaal te lezen (dezelfde geschiedenis of hetzelfde onderwijs in andere Bijbelboeken); zo kunnen we ons een betere voorstelling maken van de boodschap die de Bijbel wil overbrengen. We gaan dan ook beter zien welke specifieke boodschap een schrijver heeft willen overbrengen. Dit laatste is de reden dat Mattheüs dit onderwijs van Jezus in de Bergrede plaatst, en Lucas niet.
In het vorige deel van Read & Apply hebben we gekeken naar de inhoud van het Onze Vader (Lucas 11:1-4). Nu gaan we kijken naar het gedeelte dat daarop volgt (11:5-13). Hier verlegt Jezus de focus van inhoud naar houding. Wat is de juiste houding om te bidden? En wat kunnen we leren van hetzelfde onderwijs van Christus in de verschillende Evangeliën?
1. Niet alleen de inhoud van het gebed is van belang, maar ook de houding waarmee wij bidden
We hebben de vorige keer stilgestaan bij de inhoud van het Onze Vader, maar de manier waarop wij bidden is minstens zo belangrijk. Daarom vervolgt de Heere Jezus Zijn onderwijs met een vergelijking (vers 5-7). Stel dat je bezoek krijgt van een vriend, die een hele reis achter de rug heeft. Rond middernacht komt hij aan en jij hebt geen eten in huis om hem dat te geven.
Dus wat doe je? Je gaat naar een andere vriend en vraagt daar om drie broden. Maar de vriend aan wie je dit vraagt, ligt al in bed en opstaan kost teveel moeite, dus roept hij vanuit zijn huis dat je hem niet lastig moet vallen. Tóch, zegt Jezus, zal die vriend uiteindelijk wel de broden geven. Waarom? Niet zozeer omdat het een vriend is die dit van hem vraagt, maar omdat zijn vriend maar om brood blijft vragen. De aanhouder wint, zou je kunnen zeggen. Hier is sprake van een soort heilig gedram.
2. Als je écht Gods wil in jouw leven vervuld wilt zien, moet je volharden in het gebed
Dit “heilige gedram” leert ons iets belangrijks over bidden. Als wij namelijk écht iets van God willen ontvangen dat naar Zijn wil is, dan zullen we moeten blijven vragen totdat Hij het daadwerkelijk geeft (vers 9-10). Bidden betekent niet dat wanneer iets om 10:00 uur besteld is, dit om 11:00 uur wordt bezorgd. Tussen het eerste gebed voor iets specifieks en de daadwerkelijke verhoring ervan kunnen heel veel gebeden zitten! Zo geven wij ook iets prijs van ons hart: willen wij echt iets, of bidden we slechts één keer in de zoveel tijd om de vervulling van het Onze Vader? Het wil ook niet altijd zeggen dat God gebeden verhoort op de manier zoals wij hierom hebben gevraagd, maar Hij belooft dat Hij uiteindelijk Zijn wil zal uitwerken in ons leven.
3. Bid alsof jouw leven ervan afhangt, want dat doet het ook
Een ander belangrijk aspect van volharding is de wetenschap dat wij niets bezitten, als God het ons niet schenkt. Bidden is een zaak van leven of dood. Opnieuw speelt hier de Westerse welvaart een belemmerende rol, want de luxe geeft ons totaal niet het gevoel dat we moeten volharden in het gebed om in leven te blijven.
Het feit dat Christus voedsel als voorbeeld neemt (zowel in vers 5 als in vers 11 en 12), maakt duidelijk dat we met bidden echter niet met een keuze-element te maken hebben. Brood hebben we nodig om fysiek in leven te blijven, bidden is noodzakelijk om geestelijk te kunnen leven. Had Christus hier een muziekinstrument of speelgoedpop als voorbeeld gegeven, dan was de noodzaak tot gebed aardig afgezwakt, maar we hebben hier te maken met een onmisbare levensbehoefte.
4. De Heilige Geest is cruciaal en onmisbaar voor een oprecht gebed
In vers 13 zien we waar wij zo vurig om moeten bidden. We moeten evenzeer bidden om fysiek voedsel, maar in geestelijk opzicht moeten we bidden om de Heilige Geest. Het is opvallend dat de Heilige Geest in het Onze Vader zelf niet genoemd wordt. Waarom niet? Ik denk dat Jezus hier het belang wil laten zien van bidden door de Heilige Geest. Geen mens is in staat om oprecht te bidden zonder de Heilige Geest. Let goed op het verschil: iedereen kan een gebed opzeggen, maar niet iedereen doet dit door de Heilige Geest. Dit is het verschil tussen oprecht en onoprecht, tussen gebedsverhoring en geen gebedsverhoring. Alleen degenen die de Heilige Geest ontvangen hebben (en steeds weer bidden om de werking ervan) kunnen werkelijk begrijpen wat het Onze Vader betekent.
5. De Heilige Geest leidt ons in “vrije gebeden” volgens de principes van het Onze Vader
De Heilige Geest zal Gods kinderen ervoor behoeden om te vervallen in zelfzuchtige gebeden. Hij neemt de elementen van het Onze Vader en geeft deze als grootste verlangen in het hart van Gods kinderen. Zoals in het eerste deel al is gesteld, valt de biddende persoon als het ware weg voor Gods aangezicht en voor het welzijn van anderen. Het is geen enkel probleem om vrije gebeden op te zenden naar God, maar wanneer we dit doen, moeten we er wel bewust van zijn dat het in lijn met het Onze Vader dient te zijn.
6. Het is belangrijk om de Bijbel ook “horizontaal” te lezen
De oplettende lezer zal hebben gemerkt dat al eerder een dergelijk gedeelte is behandeld, namelijk Mattheüs 7:7-11. Ook hier kunnen we veel van leren. Het leert ons een gedeelte beter begrijpen en we zien ook dat er verschillen zijn. Zo heeft Christus het in Mattheüs 7:11 over “goede gaven” en in Lucas 11:13 over “de Heilige Geest”. Op deze manier kunnen we met behulp van Lucas 11:13 een goed beeld vormen van de goede gaven in Mattheüs 7:11. Het is goed om de Bijbel ook horizontaal te lezen (dezelfde geschiedenis of hetzelfde onderwijs in andere Bijbelboeken); zo kunnen we ons een betere voorstelling maken van de boodschap die de Bijbel wil overbrengen. We gaan dan ook beter zien welke specifieke boodschap een schrijver heeft willen overbrengen. Dit laatste is de reden dat Mattheüs dit onderwijs van Jezus in de Bergrede plaatst, en Lucas niet.
Labels:
Bijbel,
gebed,
Heilige Geest,
Read & Apply
zondag 21 augustus 2016
Read & Apply #5 “Onze Vader…” (1)
Lucas 11:1-13
In dit eerste deel over Lucas 11:1-13 gaan we kijken naar de inhoudelijke kant van het Onze Vader, het gebed dat de Heere Jezus Zijn discipelen leerde. Hoe is het gebed gestructureerd? Wat zijn kenmerken van lofprijzing en smekingen? Voor wie is het gebed bedoeld? En moeten we standaard deze woorden opzeggen, wanneer we bidden?
1. Wie wil leren van de Meester, zal moeten doen wat Hij vertelt
Het Onze Vader wordt door Jezus gegeven als antwoord op een vraag van één van Zijn discipelen. Deze aanleiding verschilt met de versie in Mattheüs 6:5-15, waar het Onze Vader wordt gegeven op Jezus’ eigen initiatief. Ook zien we dat het gebed in Mattheüs’ versie langer is. Toch keren dezelfde elementen terug.
Dat een leerling van Jezus vraagt om te leren bidden, impliceert dat hij het zelf heel graag en op de juiste wijze wil doen. De gepaste reactie op Jezus’ onderwijs is dus niet: “Nou, nou, dat zijn prachtig uitgekozen, evenwichtige woorden!”, maar eerder: “En nu jij!”
2. Bidden doet mij wegvallen voor het aangezicht van God en tot welzijn van anderen
Wanneer we gaan kijken naar het gebed dat Jezus leert, vallen er drie zaken op: er is volledige gerichtheid op God, er is sprake van een gezonde “aards-geestelijke” benadering en er is een naar buiten gerichte blik waar te nemen. Voordat ik deze inhoudelijke structuur behandel, moet worden gezegd dat ons bidden vaak niet in lijn ligt met deze aanwijzingen van Christus. Typerend is bijvoorbeeld dat sommige gelovigen plots meer gaan bidden wanneer zaken uit de hand dreigen te lopen (gezondheid, financiële zorgen, opvoeding etc.) en dat bij tijd en wijle nogal selectief wordt gevraagd: “Heb jij hier al voor gebeden?” Niemand vraagt mij dit wanneer ik boodschappen ga doen, niemand vraagt mij dit wanneer ik een dag vrij ben van mijn werk, niemand vraagt dit wanneer ik naar mijn werk ga; maar wanneer ik er doorheen zit, komt die vraag ineens als een spervuur op mij af. Daarbij hebben gelovigen vaak de neiging om te bidden op een specifieke, geestelijke manier, die je doet afvragen of zij nog wel in een fysiek geschapen, materiële wereld leven. Dat zal er ongetwijfeld mee te maken hebben dat wij hier in een materieel welvarend deel van de wereld wonen. Lang niet iedereen zal hier bidden om dagelijks brood, maar ervoor danken. Tot het opraakt… want dan kan het bidden gaan beginnen…
Een ander voorbeeld is het bidden om “geestelijke kracht”. Of het komt door de opkomst van de charismatische beweging de laatste decennia weet ik niet, maar er is een trend gaande waarbij gelovigen veelvuldig om geestelijke kracht voor zichzelf bidden. En met het woordje “zichzelf” komen we op een ander punt: het gebed wordt op die manier een wel héél individuele bezigheid, waarin het alleen nog maar om ons gaat. En tegen al deze trekken gaat het Onze Vader dus regelrecht in. We zullen bekijken hoe Jezus dit gebed structureert:
A. Volledige gerichtheid op God
Het gebed begint niet met wat ik nodig heb (zie vers 2). Christus wil dat wij allereerst God aanroepen als onze Vader en dat wij Hem bidden dat Zijn Naam geheiligd mag worden; dat God datgene doet wat tot lof en eer van Zijn grote Naam is. In dit verzoek kom ik als mens nog totaal niet voor, behalve als middel voor God om Zijn Naam groot te maken. Want als ik God bid om de heiliging van Zijn Naam, dan vraag ik hiermee ook impliciet dat dit in mijn leven mag gebeuren.
Vervolgens komt het verzoek om de uitbreiding van Gods Koninkrijk; dat Zijn tegenwoordigheid en heerlijkheid de aarde zichtbaar mag vullen en dat mensen tot erkentenis mogen komen dat er werkelijk één God is, Die alle heerschappij heeft.
B. Een gezonde “aards-geestelijke” benadering
Het Onze Vader stelt Gods belang vóór alles. Pas daarna komen onze noden in beeld (vers 3). Ons dagelijks brood. Dit wil zeggen: alles wat nodig is om te kunnen leven. Kenmerkend is dat Jezus hier “dagelijks brood” noemt. Niet voor een week, niet voor een maand, niet voor een jaar – gewoon voor één dag. Dat is genoeg. In zowel geestelijk als in materieel opzicht mogen we God vragen om ons dagelijks brood: de zorgen van een dreigend ontslag, het moeilijke sollicitatiegesprek, de depressieve stemming, het begrijpen van de Bijbel, het omgaan met andere mensen, het kunnen betalen van rekeningen en de boodschappen – alles!
Dit aspect van het Onze Vader maakt dit gebed ook heerlijk nuchter en haast aards. Christenen hebben een verwachting in de hemel (zie 1 Tessalonicenzen 1:10), maar leven nog steeds in deze wereld. En de noden in deze wereld zijn net zo biddenswaardig als de verwachting waarop wij hopen!
Onze grootste geestelijke nood in deze wereld is de vergeving van zonde. Vergeeft God ons niet, dan zijn wij voor eeuwig verloren. Iemand kan zich afvragen waarom we dagelijks om vergeving moeten bidden. Daar zijn mijns inziens twee goede redenen voor: het houdt ons nederig door te zien dat ook wij nog voortdurend worstelen en te strijden hebben met zonde (en dus ook kunnen falen) én het geeft een dagelijks, verfrissend besef van Gods reddende en vergevende genade in Christus.
C. Een naar buiten gerichte blik
Jezus besteedt ook aandacht een ander aspect van vergeving, wanneer Hij de reikwijdte ervan behoorlijk verbreedt:
De zelfzuchtige persoon wordt hier uitgedaagd; hij heeft een probleem. Want God schenkt ons vergeving, met het doel dat ons harde hart zacht gemaakt wordt en anderen kan vergeven. Vergeving ontvangen is voor de zelfzuchtige niet moeilijk, maar schenken…? Hiermee roept Christus ons op om niet naar jezelf te blijven kijken, maar om als gemeenschap samen te leven. Vergeving schenken is geen voorwaarde om het te ontvangen, maar vergeven is het kenmerk van Gods Kerk.
3. Bidden is een houding van totale afhankelijk van God
De structuur is helder: eerst Gods belang, dan de onze. De structuur maakt echter een aantal zaken meer duidelijk: wij zijn totaal afhankelijk van God. Dat is zichtbaar in de aanhef: “Onze Vader…” Wij bidden niet lukraak tot een vaag, onbekend Opperwezen, maar de Schepper van hemel en aarde! Alles wat Jezus in het Onze Vader noemt – en dat is dus alles – moet door God gegeven worden, anders hebben wij niets.
Kijk even om je heen in de huiskamer, in de natuur, op de werkvloer: alles wat je daar ziet en mag doen is door God gegeven! En je hebt er nog niet eens voor dat alles gebeden… dát is genade!
4. Bidden bindt samen
In het Onze Vader vinden we maar liefst nul keer het woord “ik”. Steeds weer gaat het om ons. Gebed is een geweldige uitdrukking van eenheid onder Gods kinderen. Hij is niet alleen mijn Vader in de hemel, maar ook die van mijn broeders en zusters. Ik ben met hen verbonden.
5. Verzoeking wil alle gebedspunten het zwijgen opleggen
Het laatste verzoek in het Onze Vader heeft betrekking op verzoeking. Het gaat om verzoeking tot zonde. Maar hoe ziet dit er concreet uit? Kortgezegd wil de zonde een einde maken aan de afhankelijkheid van God en de saamhorigheid onder Gods kinderen. Met andere woorden: ik ben niet bezig met de heiliging van Gods Naam, maar met die van mijzelf. Of ik bekommer mij niet om de principes en komst van Gods Koninkrijk, maar ben bezig mijn eigen imperium uit te breiden. Ik bid niet meer voor mijn dagelijks brood want – hallo?! – ik heb er zelf toch hard voor gewerkt? Ik heb het zelf verdiend! En bidden om vergeving van zonde? Mijn zonden zijn allang vergeven! En een ander vergeven? Mij niet gezien! Moet-ie het eerst maar goed komen maken, met een grote bos bloemen erbij.
Het laatste verzoek in het Onze Vader is een gepast einde, want voor je het weet is de afhankelijke houding ten opzichte van God verdwenen.
De volgende keer zullen we stilstaan bij Lucas 11:5-13.
In dit eerste deel over Lucas 11:1-13 gaan we kijken naar de inhoudelijke kant van het Onze Vader, het gebed dat de Heere Jezus Zijn discipelen leerde. Hoe is het gebed gestructureerd? Wat zijn kenmerken van lofprijzing en smekingen? Voor wie is het gebed bedoeld? En moeten we standaard deze woorden opzeggen, wanneer we bidden?
1. Wie wil leren van de Meester, zal moeten doen wat Hij vertelt
Het Onze Vader wordt door Jezus gegeven als antwoord op een vraag van één van Zijn discipelen. Deze aanleiding verschilt met de versie in Mattheüs 6:5-15, waar het Onze Vader wordt gegeven op Jezus’ eigen initiatief. Ook zien we dat het gebed in Mattheüs’ versie langer is. Toch keren dezelfde elementen terug.
Dat een leerling van Jezus vraagt om te leren bidden, impliceert dat hij het zelf heel graag en op de juiste wijze wil doen. De gepaste reactie op Jezus’ onderwijs is dus niet: “Nou, nou, dat zijn prachtig uitgekozen, evenwichtige woorden!”, maar eerder: “En nu jij!”
2. Bidden doet mij wegvallen voor het aangezicht van God en tot welzijn van anderen
Wanneer we gaan kijken naar het gebed dat Jezus leert, vallen er drie zaken op: er is volledige gerichtheid op God, er is sprake van een gezonde “aards-geestelijke” benadering en er is een naar buiten gerichte blik waar te nemen. Voordat ik deze inhoudelijke structuur behandel, moet worden gezegd dat ons bidden vaak niet in lijn ligt met deze aanwijzingen van Christus. Typerend is bijvoorbeeld dat sommige gelovigen plots meer gaan bidden wanneer zaken uit de hand dreigen te lopen (gezondheid, financiële zorgen, opvoeding etc.) en dat bij tijd en wijle nogal selectief wordt gevraagd: “Heb jij hier al voor gebeden?” Niemand vraagt mij dit wanneer ik boodschappen ga doen, niemand vraagt mij dit wanneer ik een dag vrij ben van mijn werk, niemand vraagt dit wanneer ik naar mijn werk ga; maar wanneer ik er doorheen zit, komt die vraag ineens als een spervuur op mij af. Daarbij hebben gelovigen vaak de neiging om te bidden op een specifieke, geestelijke manier, die je doet afvragen of zij nog wel in een fysiek geschapen, materiële wereld leven. Dat zal er ongetwijfeld mee te maken hebben dat wij hier in een materieel welvarend deel van de wereld wonen. Lang niet iedereen zal hier bidden om dagelijks brood, maar ervoor danken. Tot het opraakt… want dan kan het bidden gaan beginnen…
Een ander voorbeeld is het bidden om “geestelijke kracht”. Of het komt door de opkomst van de charismatische beweging de laatste decennia weet ik niet, maar er is een trend gaande waarbij gelovigen veelvuldig om geestelijke kracht voor zichzelf bidden. En met het woordje “zichzelf” komen we op een ander punt: het gebed wordt op die manier een wel héél individuele bezigheid, waarin het alleen nog maar om ons gaat. En tegen al deze trekken gaat het Onze Vader dus regelrecht in. We zullen bekijken hoe Jezus dit gebed structureert:
A. Volledige gerichtheid op God
Het gebed begint niet met wat ik nodig heb (zie vers 2). Christus wil dat wij allereerst God aanroepen als onze Vader en dat wij Hem bidden dat Zijn Naam geheiligd mag worden; dat God datgene doet wat tot lof en eer van Zijn grote Naam is. In dit verzoek kom ik als mens nog totaal niet voor, behalve als middel voor God om Zijn Naam groot te maken. Want als ik God bid om de heiliging van Zijn Naam, dan vraag ik hiermee ook impliciet dat dit in mijn leven mag gebeuren.
Vervolgens komt het verzoek om de uitbreiding van Gods Koninkrijk; dat Zijn tegenwoordigheid en heerlijkheid de aarde zichtbaar mag vullen en dat mensen tot erkentenis mogen komen dat er werkelijk één God is, Die alle heerschappij heeft.
B. Een gezonde “aards-geestelijke” benadering
Het Onze Vader stelt Gods belang vóór alles. Pas daarna komen onze noden in beeld (vers 3). Ons dagelijks brood. Dit wil zeggen: alles wat nodig is om te kunnen leven. Kenmerkend is dat Jezus hier “dagelijks brood” noemt. Niet voor een week, niet voor een maand, niet voor een jaar – gewoon voor één dag. Dat is genoeg. In zowel geestelijk als in materieel opzicht mogen we God vragen om ons dagelijks brood: de zorgen van een dreigend ontslag, het moeilijke sollicitatiegesprek, de depressieve stemming, het begrijpen van de Bijbel, het omgaan met andere mensen, het kunnen betalen van rekeningen en de boodschappen – alles!
Dit aspect van het Onze Vader maakt dit gebed ook heerlijk nuchter en haast aards. Christenen hebben een verwachting in de hemel (zie 1 Tessalonicenzen 1:10), maar leven nog steeds in deze wereld. En de noden in deze wereld zijn net zo biddenswaardig als de verwachting waarop wij hopen!
Onze grootste geestelijke nood in deze wereld is de vergeving van zonde. Vergeeft God ons niet, dan zijn wij voor eeuwig verloren. Iemand kan zich afvragen waarom we dagelijks om vergeving moeten bidden. Daar zijn mijns inziens twee goede redenen voor: het houdt ons nederig door te zien dat ook wij nog voortdurend worstelen en te strijden hebben met zonde (en dus ook kunnen falen) én het geeft een dagelijks, verfrissend besef van Gods reddende en vergevende genade in Christus.
C. Een naar buiten gerichte blik
Jezus besteedt ook aandacht een ander aspect van vergeving, wanneer Hij de reikwijdte ervan behoorlijk verbreedt:
“En vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan iedereen die ons iets schuldig is.”
De zelfzuchtige persoon wordt hier uitgedaagd; hij heeft een probleem. Want God schenkt ons vergeving, met het doel dat ons harde hart zacht gemaakt wordt en anderen kan vergeven. Vergeving ontvangen is voor de zelfzuchtige niet moeilijk, maar schenken…? Hiermee roept Christus ons op om niet naar jezelf te blijven kijken, maar om als gemeenschap samen te leven. Vergeving schenken is geen voorwaarde om het te ontvangen, maar vergeven is het kenmerk van Gods Kerk.
3. Bidden is een houding van totale afhankelijk van God
De structuur is helder: eerst Gods belang, dan de onze. De structuur maakt echter een aantal zaken meer duidelijk: wij zijn totaal afhankelijk van God. Dat is zichtbaar in de aanhef: “Onze Vader…” Wij bidden niet lukraak tot een vaag, onbekend Opperwezen, maar de Schepper van hemel en aarde! Alles wat Jezus in het Onze Vader noemt – en dat is dus alles – moet door God gegeven worden, anders hebben wij niets.
Kijk even om je heen in de huiskamer, in de natuur, op de werkvloer: alles wat je daar ziet en mag doen is door God gegeven! En je hebt er nog niet eens voor dat alles gebeden… dát is genade!
4. Bidden bindt samen
In het Onze Vader vinden we maar liefst nul keer het woord “ik”. Steeds weer gaat het om ons. Gebed is een geweldige uitdrukking van eenheid onder Gods kinderen. Hij is niet alleen mijn Vader in de hemel, maar ook die van mijn broeders en zusters. Ik ben met hen verbonden.
5. Verzoeking wil alle gebedspunten het zwijgen opleggen
Het laatste verzoek in het Onze Vader heeft betrekking op verzoeking. Het gaat om verzoeking tot zonde. Maar hoe ziet dit er concreet uit? Kortgezegd wil de zonde een einde maken aan de afhankelijkheid van God en de saamhorigheid onder Gods kinderen. Met andere woorden: ik ben niet bezig met de heiliging van Gods Naam, maar met die van mijzelf. Of ik bekommer mij niet om de principes en komst van Gods Koninkrijk, maar ben bezig mijn eigen imperium uit te breiden. Ik bid niet meer voor mijn dagelijks brood want – hallo?! – ik heb er zelf toch hard voor gewerkt? Ik heb het zelf verdiend! En bidden om vergeving van zonde? Mijn zonden zijn allang vergeven! En een ander vergeven? Mij niet gezien! Moet-ie het eerst maar goed komen maken, met een grote bos bloemen erbij.
Het laatste verzoek in het Onze Vader is een gepast einde, want voor je het weet is de afhankelijke houding ten opzichte van God verdwenen.
De volgende keer zullen we stilstaan bij Lucas 11:5-13.
Labels:
Bijbel,
gebed,
Read & Apply
woensdag 17 augustus 2016
Read & Apply #3 Geloof en gebed
Mattheüs 21:18-22
In deel 2 van Read & Apply hebben we gekeken naar het verlangen van God om Zijn kinderen goede gaven te geven als antwoord op het gebed. In dit derde deel zullen we een ander gedeelte over het gebed behandelen, waarbij het accent vooral wordt gelegd op de kracht ervan.
1. Geestelijke lessen kunnen worden geïllustreerd met de materiële werkelijkheid
Als eerste zien we dat de aanleiding voor het onderwijs van Christus wordt gevonden in een vijgenboom die geen vruchten draagt. We lezen in vers 18 dat Jezus hongerig is en op zoek is naar eten. Omdat Hij echter niets aan de vijgenboom kan vinden wat de honger kan stillen, vervloekt Hij de boom, die geen enkele vrucht meer zal voortbrengen (vers 19). Dit is een interessante situatie, omdat dit voorval dus uitmondt in een les over het gebed. God heeft in de materiële werkelijkheid allerlei richtingaanwijzers geplaatst, die uitkomen bij Hem en Zijn waarheden. Er zijn méér geestelijke lessen om je heen te vinden dan je beseft!
2. Christus vervloekt de vijgenboom voor het geestelijke nut van Zijn discipelen
Vervolgens is het de vraag waarom de Heere Jezus de vijgenboom vervloekt. Wat is het nut daarvan? Het geestelijke nut ervan is dat Hij nu Zijn discipelen – die zich in vers 20 verwonderen over de gebeurtenis – kan leren hoe krachtig het gebed is. Zoals Christus de vijgenboom vervloekt heeft, zo krachtig is het gebed van de christen als hij tot God bidt. Ongetwijfeld had Christus dit onderwijs ook kunnen geven zónder deze daad – zoals bijvoorbeeld in Mattheüs 7:7-11 – maar deze fysieke daad kan op een prachtige wijze naar het geestelijke worden vertaald.
3. Praat niet letterlijk tegen bergen, maar volg het principe van het gelovige gebed
Er bestaat een theologie die vers 21 misbruikt, door te zeggen dat we allemaal “positieve dingen” moeten belijden. We kunnen met onze tong zogenaamd orkanen tot bedaren brengen, we kunnen honderden euro’s extra op onze bankrekening bij elkaar kletsen en we kunnen de ziektes en tumoren uit ons lichaam praten. Dit is geen grap, deze theologie bestaat écht. Hank Hanegraaff heeft er ooit een boek over geschreven, getiteld Christianity in Crisis en noemt tal van schokkende en onzinnige voorbeelden.
Ergens snap ik de verleiding wel om vanuit deze tekst allerlei zaken te gaan “belijden” en “uitspreken”. Want als Jezus Zelf letterlijk een vijgenboom vervloekt, waarom zou je dan het voorbeeld van de berg, in vers 21, niet letterlijk nemen? Het lijkt logisch. Je zou het zo naast elkaar kunnen leggen.
Toch is dit beslist niet de kant die Christus hier op wil. Wat zou er immers het nut van kunnen zijn wanneer een berg in de oceaan verdwijnt? Stel je eens voor dat een stelletje enthousiastelingen het Himalayagebergte of de Kilimanjaro in zee weet te praten… dat zou wat zijn! Maar omdat Jezus hier spreekt van een geestelijk principe, zullen we Zijn woorden over de berg ook geestelijk moeten duiden. En deze duiding komt neer op de conclusie dat een christen door het gebed grootse dingen van God mag en kan verwachten – dingen die je niet voor mogelijk hebt gehouden.
4. Bidden om de vervulling van Gods wil is de veiligste weg naar gebedsverhoring
Wanneer we vers 22 lezen, lijkt het alsof Jezus zegt dat we alles maar kunnen vragen aan God, en dat we het zullen krijgen. Dat is echter niet wat Hij zegt. Ook hier zijn gruwelijke fouten mee gemaakt die op het pastorale vlak ernstige gevolgen hebben. Sommigen beweren dat Christus alles geeft wat je vraagt, als je maar genoeg gelooft.
Opnieuw, dat lijkt Hij te zeggen. Maar als we vers 22 op een nuchtere manier benaderen, kunnen we al vrij snel de conclusie trekken dat dit niet waar kan zijn. Laat mij jou de volgende vraag stellen: getrouwde man of vrouw, zou jij in het gebed aan God durven vragen of Hij die andere, leuke, knappe man of vrouw aan jou wil verbinden, naast jouw huidige partner? Of zou jij het lef hebben God te vragen om de uitvoering van een overval op de lokale buurtsuper te zegenen, zodat je met veel geld kunt ontsnappen?
Geen christen zou dergelijke gebeden formuleren! Het woord “geloof” betekent niet dat ik zeker weet dat ik alles krijg wat ik wil, maar dat God zal geven wat ik in overeenstemming met Zijn wil van Hem vraag!
5. Bid om datgene wat tot bevordering van het geestelijk welzijn is
Ter aanvulling op punt 4: in het gebed is het van belang te weten wat God wil. Hoe weten we wat Hij wil? Door Zijn Woord te bestuderen. Hij wil mij Zijn Heilige Geest geven, Hij wil mij geloof, hoop en liefde geven. Hij wil mij genade geven voor elke dag. Hij wil mij de volharding schenken, tot mijn laatste adem. Hij wil dat ik de wedloop succesvol loop. Als je dit alles weet, bid daar ook om! Hij wil het geven en daarom wil Hij dat je het van Hem vraagt. Zoek het geestelijke welzijn van jezelf en je naaste, door te onderzoeken wat Gods wil is en door hier actief om te bidden. En Hij zal het je geven, dat garandeert Hij je. Of het nu een kleine zaak is, zoals die vijgenboom, of een grote, haast onmogelijke zaak, zoals een berg. Wie vertrouwt op de God Die gebeden verhoort, mag grootse dingen verwachten.
In deel 2 van Read & Apply hebben we gekeken naar het verlangen van God om Zijn kinderen goede gaven te geven als antwoord op het gebed. In dit derde deel zullen we een ander gedeelte over het gebed behandelen, waarbij het accent vooral wordt gelegd op de kracht ervan.
1. Geestelijke lessen kunnen worden geïllustreerd met de materiële werkelijkheid
Als eerste zien we dat de aanleiding voor het onderwijs van Christus wordt gevonden in een vijgenboom die geen vruchten draagt. We lezen in vers 18 dat Jezus hongerig is en op zoek is naar eten. Omdat Hij echter niets aan de vijgenboom kan vinden wat de honger kan stillen, vervloekt Hij de boom, die geen enkele vrucht meer zal voortbrengen (vers 19). Dit is een interessante situatie, omdat dit voorval dus uitmondt in een les over het gebed. God heeft in de materiële werkelijkheid allerlei richtingaanwijzers geplaatst, die uitkomen bij Hem en Zijn waarheden. Er zijn méér geestelijke lessen om je heen te vinden dan je beseft!
2. Christus vervloekt de vijgenboom voor het geestelijke nut van Zijn discipelen
Vervolgens is het de vraag waarom de Heere Jezus de vijgenboom vervloekt. Wat is het nut daarvan? Het geestelijke nut ervan is dat Hij nu Zijn discipelen – die zich in vers 20 verwonderen over de gebeurtenis – kan leren hoe krachtig het gebed is. Zoals Christus de vijgenboom vervloekt heeft, zo krachtig is het gebed van de christen als hij tot God bidt. Ongetwijfeld had Christus dit onderwijs ook kunnen geven zónder deze daad – zoals bijvoorbeeld in Mattheüs 7:7-11 – maar deze fysieke daad kan op een prachtige wijze naar het geestelijke worden vertaald.
3. Praat niet letterlijk tegen bergen, maar volg het principe van het gelovige gebed
Er bestaat een theologie die vers 21 misbruikt, door te zeggen dat we allemaal “positieve dingen” moeten belijden. We kunnen met onze tong zogenaamd orkanen tot bedaren brengen, we kunnen honderden euro’s extra op onze bankrekening bij elkaar kletsen en we kunnen de ziektes en tumoren uit ons lichaam praten. Dit is geen grap, deze theologie bestaat écht. Hank Hanegraaff heeft er ooit een boek over geschreven, getiteld Christianity in Crisis en noemt tal van schokkende en onzinnige voorbeelden.
Ergens snap ik de verleiding wel om vanuit deze tekst allerlei zaken te gaan “belijden” en “uitspreken”. Want als Jezus Zelf letterlijk een vijgenboom vervloekt, waarom zou je dan het voorbeeld van de berg, in vers 21, niet letterlijk nemen? Het lijkt logisch. Je zou het zo naast elkaar kunnen leggen.
Toch is dit beslist niet de kant die Christus hier op wil. Wat zou er immers het nut van kunnen zijn wanneer een berg in de oceaan verdwijnt? Stel je eens voor dat een stelletje enthousiastelingen het Himalayagebergte of de Kilimanjaro in zee weet te praten… dat zou wat zijn! Maar omdat Jezus hier spreekt van een geestelijk principe, zullen we Zijn woorden over de berg ook geestelijk moeten duiden. En deze duiding komt neer op de conclusie dat een christen door het gebed grootse dingen van God mag en kan verwachten – dingen die je niet voor mogelijk hebt gehouden.
4. Bidden om de vervulling van Gods wil is de veiligste weg naar gebedsverhoring
Wanneer we vers 22 lezen, lijkt het alsof Jezus zegt dat we alles maar kunnen vragen aan God, en dat we het zullen krijgen. Dat is echter niet wat Hij zegt. Ook hier zijn gruwelijke fouten mee gemaakt die op het pastorale vlak ernstige gevolgen hebben. Sommigen beweren dat Christus alles geeft wat je vraagt, als je maar genoeg gelooft.
Opnieuw, dat lijkt Hij te zeggen. Maar als we vers 22 op een nuchtere manier benaderen, kunnen we al vrij snel de conclusie trekken dat dit niet waar kan zijn. Laat mij jou de volgende vraag stellen: getrouwde man of vrouw, zou jij in het gebed aan God durven vragen of Hij die andere, leuke, knappe man of vrouw aan jou wil verbinden, naast jouw huidige partner? Of zou jij het lef hebben God te vragen om de uitvoering van een overval op de lokale buurtsuper te zegenen, zodat je met veel geld kunt ontsnappen?
Geen christen zou dergelijke gebeden formuleren! Het woord “geloof” betekent niet dat ik zeker weet dat ik alles krijg wat ik wil, maar dat God zal geven wat ik in overeenstemming met Zijn wil van Hem vraag!
5. Bid om datgene wat tot bevordering van het geestelijk welzijn is
Ter aanvulling op punt 4: in het gebed is het van belang te weten wat God wil. Hoe weten we wat Hij wil? Door Zijn Woord te bestuderen. Hij wil mij Zijn Heilige Geest geven, Hij wil mij geloof, hoop en liefde geven. Hij wil mij genade geven voor elke dag. Hij wil mij de volharding schenken, tot mijn laatste adem. Hij wil dat ik de wedloop succesvol loop. Als je dit alles weet, bid daar ook om! Hij wil het geven en daarom wil Hij dat je het van Hem vraagt. Zoek het geestelijke welzijn van jezelf en je naaste, door te onderzoeken wat Gods wil is en door hier actief om te bidden. En Hij zal het je geven, dat garandeert Hij je. Of het nu een kleine zaak is, zoals die vijgenboom, of een grote, haast onmogelijke zaak, zoals een berg. Wie vertrouwt op de God Die gebeden verhoort, mag grootse dingen verwachten.
Labels:
Bijbel,
gebed,
Geloof,
Read & Apply
Read & Apply #2 Bidden en ontvangen
Matteus 7:7-11
Wie is de God waartoe christenen bidden? Is Hij een afstandelijk Persoon? Of is Hij juist een soort Sinterklaas, die alles maar wil geven wat wij vragen? Betekent bidden dat we naar het “hemelse loket” moeten gaan om daar met bonnetjes allerlei zegeningen op te komen halen? En hoe kunnen we er zo zeker van zijn dat God onze gebeden (ver)hoort?
1. Christus dwingt ons te vragen, zoeken en kloppen
Wat opvalt aan vers 7 en 8, is dat de Heere Jezus op een dwingende manier spreekt over het gebed; het is een gebiedende wijs. Eigenlijk is dit een soort oproep tot “gezonde, geestelijke brutaliteit”. Wie durft er van nature iets aan een ander te vragen? We lossen dingen eerst liever zelf op. Wie heeft het lef om zijn tijd te spenderen in het zoeken van iets wat hij graag wil hebben? We leven liever mee met de flow van de dag. En wie heeft het lef om bij de buren aan te kloppen, omdat hij iets wil lenen? We vinden dat we hen al snel lastig vallen.
Maar laat dit nu juist de houding zijn waartoe de Heere Jezus oproept! Ga vragen! Ga zoeken! Ga kloppen! Zo hard als je kunt, zo vaak als je kunt – onophoudelijk. Want, zo is de garantie, uiteindelijk zal het je gegeven worden.
2. Gods oneindige goedheid wordt zichtbaar in onze beperkte goedheid
Na deze dwingende oproep en garantie op gebedsverhoring, komt Christus met een vergelijking. Wie heeft het lef om iets aan een ander te geven waar hij níet om heeft gevraagd? Stel dat jouw kind hongerig is, zou je het dan een steen geven? Of een stuk hout? Het zou niet in je opkomen! Als iemand jou om gezond voedsel vraagt, geef je hem of haar dan een giftig goedje? Ook dat zal logischerwijs niet snel gebeuren.
Zo wil de Heere Jezus ons duidelijk maken, dat, ook al zijn wij van nature slechte mensen, wij nog wel het fatsoen bezitten om aan anderen te geven wat zij nodig hebben en wat goed voor hen is. En dan trekt Hij de lijn door: als jullie, in je slechte staat, al goede gaven kunnen geven aan mensen die het nodig hebben, hoe zal het dan bij God zijn? God, Die geen enkele vlek of rimpel van het kwaad bezit. God, Die geheel wijs en geheel goed is. Zou Hij dan ooit iets slechts geven? Of zou Hij ooit het goede aan ons onthouden? Met andere woorden: door te wijzen op onze gebrekkige, met kwaad vermengde goedheid, wijst Jezus op Gods oneindige goedheid!
3. Gods karakter is de sleutel tot vrijmoedigheid
Zoals we in de context kunnen zien, wordt het gebed door Jezus omschreven als een “vrijmoedig vragen om goede gaven van God”. Dit is een definitie die het meest recht doet aan het gedeelte; gebed is immers ook op andere manieren te definiëren, maar gezien de dringende oproep (zie vers 7 en 8) en het beschrijven van Gods vrijgevigheid (vers 11), doet deze omschrijving het meeste recht aan de intentie van Christus’ boodschap. Vervolgens rijst de vraag: waarom is God zo vrijgevig? Hoe kunnen wij er zo zeker van zijn dat God inderdaad goede gaven geeft, wanneer wij Hem erom vragen? Let goed op de beschrijvingen die Christus hier van God geeft:
A. God is een Vader
Jezus omschrijft God als een Vader. Hij maakt hiermee een vergelijking tussen een aardse vader en God als hemelse Vader; Jezus noemt God letterlijk zo in vers 11. Het zijn van een vader betekent voor iemand dat er een affectieve omgang is met zijn kinderen. God is nauw betrokken bij het leven van Zijn kinderen en vanuit die betrokkenheid wil Hij hen graag goede gaven geven. Hij zorgt oprecht en vol liefde voor hen.
B. God is goed
Zoals bij punt 2 al benoemd is, zijn zelfs slechte mensen in staat aan anderen te geven wat nodig is. De vergelijking van Jezus moet ervoor zorgen dat wij niet alleen verwonderd raken over het feit dat slechte mensen ook nog iets goeds kunnen doen, maar moet vooral leiden tot het besef dat God oneindig veel beter in staat is het goede te geven.
C. God is betrouwbaar
De toevoeging dat “wij slecht zijn” betekent ook dat God zuiver goed is. En dit heeft weer tot gevolg dat we erop mogen vertrouwen dat God niet liegt, en dus Zijn beloften houdt. Merk op hoe vaak Jezus het woord “zal” in dit gedeelte gebruikt: maar liefst zeven keer!
De conclusie luidt dus, dat wij vrijmoedig tot God kunnen gaan om Wie God is: de betrouwbare, goede Vader in de hemel. De garantie dat onze gebeden verhoord worden, ligt volledig verankerd in Gods karakter!
4. Het zien van Gods verlangen om te geven moet een einde maken aan gebedsloosheid
Als God ernaar verlangt vol ontferming het goede te geven aan Zijn kinderen, hoe zit het dan met ons gebed? Vragen wij eigenlijk niet veel te weinig aan Hem? Zijn we niet te voorzichtig in Zijn tegenwoordigheid? Vertrouwen wij er werkelijk op dat God oprecht het goede aan ons wil geven? Hebben we stiekem niet een beeld van God Die wel geeft, maar met tegenzin? Laat dan dit gedeelte een frisse bemoediging zijn: God wil het goede aan Zijn kinderen geven; héél graag zelfs!
Wie is de God waartoe christenen bidden? Is Hij een afstandelijk Persoon? Of is Hij juist een soort Sinterklaas, die alles maar wil geven wat wij vragen? Betekent bidden dat we naar het “hemelse loket” moeten gaan om daar met bonnetjes allerlei zegeningen op te komen halen? En hoe kunnen we er zo zeker van zijn dat God onze gebeden (ver)hoort?
1. Christus dwingt ons te vragen, zoeken en kloppen
Wat opvalt aan vers 7 en 8, is dat de Heere Jezus op een dwingende manier spreekt over het gebed; het is een gebiedende wijs. Eigenlijk is dit een soort oproep tot “gezonde, geestelijke brutaliteit”. Wie durft er van nature iets aan een ander te vragen? We lossen dingen eerst liever zelf op. Wie heeft het lef om zijn tijd te spenderen in het zoeken van iets wat hij graag wil hebben? We leven liever mee met de flow van de dag. En wie heeft het lef om bij de buren aan te kloppen, omdat hij iets wil lenen? We vinden dat we hen al snel lastig vallen.
Maar laat dit nu juist de houding zijn waartoe de Heere Jezus oproept! Ga vragen! Ga zoeken! Ga kloppen! Zo hard als je kunt, zo vaak als je kunt – onophoudelijk. Want, zo is de garantie, uiteindelijk zal het je gegeven worden.
2. Gods oneindige goedheid wordt zichtbaar in onze beperkte goedheid
Na deze dwingende oproep en garantie op gebedsverhoring, komt Christus met een vergelijking. Wie heeft het lef om iets aan een ander te geven waar hij níet om heeft gevraagd? Stel dat jouw kind hongerig is, zou je het dan een steen geven? Of een stuk hout? Het zou niet in je opkomen! Als iemand jou om gezond voedsel vraagt, geef je hem of haar dan een giftig goedje? Ook dat zal logischerwijs niet snel gebeuren.
Zo wil de Heere Jezus ons duidelijk maken, dat, ook al zijn wij van nature slechte mensen, wij nog wel het fatsoen bezitten om aan anderen te geven wat zij nodig hebben en wat goed voor hen is. En dan trekt Hij de lijn door: als jullie, in je slechte staat, al goede gaven kunnen geven aan mensen die het nodig hebben, hoe zal het dan bij God zijn? God, Die geen enkele vlek of rimpel van het kwaad bezit. God, Die geheel wijs en geheel goed is. Zou Hij dan ooit iets slechts geven? Of zou Hij ooit het goede aan ons onthouden? Met andere woorden: door te wijzen op onze gebrekkige, met kwaad vermengde goedheid, wijst Jezus op Gods oneindige goedheid!
3. Gods karakter is de sleutel tot vrijmoedigheid
Zoals we in de context kunnen zien, wordt het gebed door Jezus omschreven als een “vrijmoedig vragen om goede gaven van God”. Dit is een definitie die het meest recht doet aan het gedeelte; gebed is immers ook op andere manieren te definiëren, maar gezien de dringende oproep (zie vers 7 en 8) en het beschrijven van Gods vrijgevigheid (vers 11), doet deze omschrijving het meeste recht aan de intentie van Christus’ boodschap. Vervolgens rijst de vraag: waarom is God zo vrijgevig? Hoe kunnen wij er zo zeker van zijn dat God inderdaad goede gaven geeft, wanneer wij Hem erom vragen? Let goed op de beschrijvingen die Christus hier van God geeft:
A. God is een Vader
Jezus omschrijft God als een Vader. Hij maakt hiermee een vergelijking tussen een aardse vader en God als hemelse Vader; Jezus noemt God letterlijk zo in vers 11. Het zijn van een vader betekent voor iemand dat er een affectieve omgang is met zijn kinderen. God is nauw betrokken bij het leven van Zijn kinderen en vanuit die betrokkenheid wil Hij hen graag goede gaven geven. Hij zorgt oprecht en vol liefde voor hen.
B. God is goed
Zoals bij punt 2 al benoemd is, zijn zelfs slechte mensen in staat aan anderen te geven wat nodig is. De vergelijking van Jezus moet ervoor zorgen dat wij niet alleen verwonderd raken over het feit dat slechte mensen ook nog iets goeds kunnen doen, maar moet vooral leiden tot het besef dat God oneindig veel beter in staat is het goede te geven.
C. God is betrouwbaar
De toevoeging dat “wij slecht zijn” betekent ook dat God zuiver goed is. En dit heeft weer tot gevolg dat we erop mogen vertrouwen dat God niet liegt, en dus Zijn beloften houdt. Merk op hoe vaak Jezus het woord “zal” in dit gedeelte gebruikt: maar liefst zeven keer!
De conclusie luidt dus, dat wij vrijmoedig tot God kunnen gaan om Wie God is: de betrouwbare, goede Vader in de hemel. De garantie dat onze gebeden verhoord worden, ligt volledig verankerd in Gods karakter!
4. Het zien van Gods verlangen om te geven moet een einde maken aan gebedsloosheid
Als God ernaar verlangt vol ontferming het goede te geven aan Zijn kinderen, hoe zit het dan met ons gebed? Vragen wij eigenlijk niet veel te weinig aan Hem? Zijn we niet te voorzichtig in Zijn tegenwoordigheid? Vertrouwen wij er werkelijk op dat God oprecht het goede aan ons wil geven? Hebben we stiekem niet een beeld van God Die wel geeft, maar met tegenzin? Laat dan dit gedeelte een frisse bemoediging zijn: God wil het goede aan Zijn kinderen geven; héél graag zelfs!
Labels:
Bijbel,
gebed,
God,
Read & Apply
woensdag 8 juni 2016
Het verinnerlijkte christendom
“Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus.
Wij danken God altijd voor u allen, wanneer wij aan u denken in onze gebeden, en zonder ophouden denken aan het werk van uw geloof, de inspanning van uw liefde en volharding van uw hoop op onze Heere Jezus Christus, voor het aangezicht van onze God en Vader.”
1 Tessalonicenzen 1:2-3
Het is die bekende groet van Paulus, telkens wanneer hij zijn brieven schrijft: “Genade zij u en vrede van God, onze Vader.” Afgelopen week overdacht ik deze woorden en schrok van de heersende tijdgeest. De tijdgeest die heerst binnen de kerk. Binnen de kerk?! Ja, binnen de kerk.
Dat schouderophalen wanneer we horen van tragisch lijden in andere gezinnen; die belerende opmerkingen – uiteraard “onderbouwd” met Bijbelteksten – die we afleveren aan het adres van hen waarvan we denken dat ze het een tandje harder, heiliger of vromer aan moeten pakken; de eigen mond vol van genade en vrede, maar wanneer we onze handen openen zijn beiden daar spaarzaam te vinden. Die dankzeggingen voor onze eigen zaligheid, onze eigen voorspoed, onze eigen zegeningen, maar zo weinig dankbaar voor al die anderen waar we de Gemeente van Christus mee vormen.
Gemeentebreed versus individu
Toen Paulus zijn brieven schreef, richtte hij zich tot een groep mensen, niet slechts tot een individu. De genade en de vrede van God werden op een dieper niveau ervaren, omdat het gedeelde genade en vrede was. Gedeelde genade is dubbele genade. Vandaag de dag lijken we dit steeds meer kwijt te raken. Want ja, ik prijs de Heere, en ik heb genade gevonden, en ik ervaar Gods vrede die alle verstand te boven gaat en ik vermag alle dingen in Christus, die mij kracht geeft. Welkom in het verinnerlijkte christendom. Welkom in het christendom dat uitsluitend alle geestelijke zegeningen in Christus voor zichzelf verzamelt en opspaart.
Wat een ontzettend tragische ontwikkeling! De kerk lijkt niets meer te zijn dan individuen die samenkomen.
Individuen die samenkomen.
Dit is heel wat anders dan een gemeenschap. Ervaren we nog de verbondenheid met elkaar door Gods genade en vrede die Hij ons in Christus geschonken heeft? Of vinden we het wel best als de dienst naar mijn smaak was, en dat mijn favoriete opwekkingsliederen werden gezongen, of dat mijn favoriete voorganger sprak? Onze geloofsbeleving is zó sterk geïndividualiseerd, dat we de interpretaties van Bijbelteksten hebben verengd. De prediking wordt individueel, het gebed wordt individueel, geestelijke strijd wordt individueel en de benadering voor Bijbelse counseling wordt individueel. Alsof ik als christen heel wat zelf af te boksen heb. Nou, mooi niet. Het geestelijke leven is een gezamenlijk leven. Het is niet alleen een kwestie van de omgang tussen God en mij, maar tussen God, mij en medechristenen.
Individuele ervaringen, individuele boodschappen
Het lijkt erop dat wij het accent volledig hebben gelegd op (daar komt ‘ie weer) mijn omgang met God. Maar wat heeft de ander daar aan?
Begrijpen wij nog wat de opdracht “draag elkaars lasten” betekent? En “ween met de wenenden, wees vrolijk met hen die blij zijn”? Soms lijkt het alsof wij de generatie christenen zijn die niet elkaars lasten dragen, maar zichzelf (en de ander) steeds probeert wijs te maken dat we “alles onder dankzegging bij God mogen brengen” en “dus niet bezorgd hoeven te zijn.” We nemen niet meer de tijd om naar elkaars lasten, zorgen, verdriet, pijn en teleurstelling te luisteren, maar maken ons er vanaf met die vier te vaak gehoorde woorden: “Ik bid voor je; goede zondag verder.”
Niet vóór mij, maar mét mij
Het is geweldig, dat je voor mij bid. Maar ik heb liever dat je dat met mij doet. Anders wordt het een goedkope truc, een lege huls.
Hetzelfde geldt voor Bijbelteksten. “Ik heb een tekst voor je.” Dan heb ik liever dat je die tekst samen met mij doorneemt, doorworstelt en doorbid.
Dat is ons probleem. Ik denk te weten wat die ander moet doen. Ik heb de oplossing voor zijn problemen al klaarliggen. Ik heb al van God de genade ontvangen om bepaalde zaken te onderscheiden en dus ga ik hiermee figuurlijk de ander op het hoofd slaan, net zolang tot het ook bij hem landt.
Niets heeft meer verdeeldheid opgeleverd dan mijn Bijbelgebruik, mijn theologische visie, mijn eigen geestelijk leven. Niet omdat de Bijbel slecht is, niet omdat theologische visies per definitie slecht zijn of omdat mijn eigen geestelijke leven noodzakelijkerwijs slecht is, maar omdat al deze zaken dienen tot mijn bevrediging. Ik ben een blije christen. Ik ben een gelukkige christen. Want ik heb genade ontvangen en ik ervaar de vrede van God en als ik nu even voor jou bid, zal jij dit ook krijgen. We hebben van Bijbelgebruik en het gebed onze uitlaatklep gemaakt voor dat wat voor ons werkt.
Dit is wat ik noem de “verenging” van Schrift en gebed, het verinnerlijkte christendom.
We verzamelen alles wat fijn, goed, opbouwend, vertroostend en bemoedigend voor ons is en zetten dat vervolgens in onze voorraadschuur. Maar we weigeren het uit te delen aan de ander.
Laat mij jou een vraag stellen: wanneer heb je voor het laatst een broeder of zuster benaderd in een geest van genade en vrede? Wanneer heb je in het gebed God gedankt voor de christenen om je heen – ja, ook zij waar je minder goed mee overweg kunt – en Hem geloofd voor het wonder dat Hij een volk voor Zichzelf uitverkoren heeft? Wanneer heb je voor het laatst geluisterd naar het levensverhaal van de ander, zonder uit jouw voorraadschuur materiaal tevoorschijn te halen waarmee het met de ander meteen een stuk beter zou moeten gaan? Wanneer heb je voor het laatst zwijgend naast iemand gezeten, al worstelend met hem of haar een Bijbelgedeelte doorgenomen en in alle oprechtheid – zonder opsmuk, zonder belerende formuleringen – God aangeroepen in het gebed?
Want dát is de Gemeente van Jezus Christus. Zij pot geen genade en vrede op voor zichzelf; zij deelt het uit.
Labels:
Bijbel,
Christelijke leven,
gebed,
Gemeente,
God,
Jezus Christus
vrijdag 7 september 2012
De heerlijkheid van Christus [11] ‘Vader, Ik bid voor hen…’
Lezen: Lucas 22:31-34; Johannes 17; 21:15-19; Hebreeën 7:11-28; 9:11-28; 1 Johannes 1:5-2:2; Openbaring 12:10-12
Het vorige blog eindigde met de heerlijke wetenschap dat allen die in Jezus geloven, eeuwig zijn geborgen in Zijn hand. De goede herder zal geen van Zijn schapen verloren laten gaan. Dit brengt ons bij Christus’ hogepriesterlijke ambt. Hij is vandaag nog steeds de herder en hoeder van Zijn schapen. Hij is niet minder betrokken bij het leven van Zijn volgelingen; zij gaan Hem ter harte. We zullen ontdekken hoe Jezus het leven van de gelovigen – en daarmee ook het eeuwige heil – van begin tot eind Zelf in handen heeft. We moeten hier zowel extreem activisme als passiviteit vermijden, die tot ongebalanceerde situaties kunnen leiden. Want als Jezus het leven van de gelovigen in Zijn hand houdt en hen veilig naar Gods eeuwige heerlijkheid in Zijn Koninkrijk zal leiden, welke verantwoordelijkheid heeft de gelovige dan? Wat gebeurt er als de gelovige zondigt? En wat is het uiteindelijke doel van de christen en christelijke kerk in deze wereld? Wat betekent het dat Christus onze Hogepriester is?
De vaste grond
Laten we allereerst kijken naar de reden waarom alleen Christus onze perfecte Hogepriester kan zijn, alvorens te bestuderen hoe Hij deze taak vervult. De brief aan de Hebreeën spreekt als geen ander Nieuw Testamentisch boek over Jezus’ unieke, Hogepriesterlijke ambt. In hoofdstuk 2:5-18 vinden wij een beknopte heilsleer. In vers 10 staat dat het Gods welbehagen is geweest, dat Zijn Zoon door lijden heen vele zonen tot heerlijkheid zou brengen. De vele zonen zijn mensen, die onder de engelen gesteld zijn en daarom staat er ook geschreven, dat Jezus tijdelijk onder de engelen is gesteld. Hij moest komen in de gestalte van het type schepsel dat Hij verlossen zou: ‘Daar nu de kinderen aan vlees en bloed deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen…’ (vers 14). Zoals wij eerder hebben gezien, heeft Jezus Zijn hemelse heerlijkheid niet krampachtig vast willen houden. Hij is als mens naar de aarde gekomen. In vers 9 staat dat God de Zoon gekomen is als mens – om te sterven. Het doel van Zijn leven was Zijn dood. Het is Zijn dood die vele mensen tot heerlijkheid zullen brengen. Zijn dood was een gewelddadige dood aan het kruis van Golgotha. Er gebeurde in die drie uur meer dan de omstanders zich bewust waren. Met het fysieke oog zag men een Man fysiek lijden, worstelen met de dood – en uiteindelijk sterven. Maar het geestelijke oog ziet meer. Christus is volgens Hebreeën 9:11 en 12 met Zijn eigen bloed de hemelse tabernakel binnengegaan, om zo een eeuwige verlossing te verwerven voor het mensdom. Hij heeft verzoening gebracht voor de zonde van de hele wereld – niet voor Zijn eigen zonde, want die heeft Hij niet. Daarom is Hij de geschikte Middelaar van het Nieuwe Verbond. Elk jaar moest de hogepriester met het bloed van een lam verzoening brengen voor zowel zijn eigen zonden als die van het volk. Maar Jezus Christus is éénmaal verschenen om Zelf als Lam Gods het offer voor de zonden te brengen. Leviticus 17:11 zegt: ‘zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving’. Jezus is dus omwille van ons met Zijn bloed de hemelen doorgegaan, om voor het aangezicht van God te verschijnen. Deze offerande – Zijn bloed – is de vaste grond waarop Zijn Hogepriesterlijk ambt is gefundeerd.
Hij kan volkomen behouden!
Laten we nu een stap verder gaan. Jezus is door Zijn offer borg geworden van een beter verbond. Omdat Hij de Zoon van God is en eeuwig leeft, heeft Hij een eeuwig priesterschap dat niet kan overgaan op iemand anders. Hij is onschuldig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren (dat betekent: Hij heeft geen zonde) en boven de hemelen verheven. Daarom kan Hij alle mensen, die door Hem tot God gaan, volkomen zalig maken. Dit betekent niet alleen dat gelovigen door het geloof in Hem rechtvaardig worden verklaard, maar dat Hij hen gedurende het verdere leven heiligt, tot Hij hen thuishaalt in heerlijkheid. Deze heiliging omvat bewaring en bescherming voor de boze, die de gelovige wil verslinden. Door Zijn menswording kan Christus meevoelen met mensen. Hij is in alle dingen verzocht, gelijk wij worden verzocht. Als de gelovige wordt verzocht tot zonde, of in geestelijke benauwdheid terechtkomt, heeft hij de Rechtvaardige aan zijn zijde die Zich kan inleven en meevoelen met diens zwakte. En de toegang tot Hem, door gebed, mag in alle vrijmoedigheid gezocht worden. Hij zal door genade en barmhartigheid worden gesterkt, want dat zijn de heerlijke namen van Christus’ troon. Gebed is een wezenlijk onderdeel van het geloofsleven. Ook Jezus heeft gedurende Zijn leven op aarde gebeden. In Johannes 17 lezen we Zijn Hogepriesterlijk gebed. De reden dat gebed Hogepriesterlijk gebed genoemd wordt, ligt opgesloten in de inhoud.
Het is een gebed voor alle mensen, die door de Vader aan de Zoon zijn gegeven. Jezus weet op dat moment dat Hij spoedig gevangen zal worden genomen en bidt om Zijn verheerlijking; Hij heeft de Vader verheerlijkt door het werk te volbrengen, dat Hem is opgedragen. Hij heeft van God macht ontvangen over alle mensen – om hen het eeuwige leven te schenken: de enige, waarachtige God kennen en Jezus Christus, die Hij gezonden heeft – God aanschouwen in heerlijkheid en hier voor eeuwig vreugde in vinden! Jezus heeft de naam van God bekendgemaakt aan hen, die de Vader aan de Zoon heeft toevertrouwd. Deze mensen hebben het getuigenis van Christus geloofd en in waarheid erkend. Het getuigenis verkondigt, dat Jezus van de Vader is gezonden en dat de zijnen Zijn heerlijkheid hebben gezien, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders (Johannes 1:14). Jezus bidt uitdrukkelijk voor de mensen die dit getuigenis hebben aangenomen; Hij bidt niet voor de wereld, die dit getuigenis verwerpt en doorgaat met het zoeken van eigen ‘heerlijkheid’. Hij draagt de gelovigen op aan God en bidt in Zijn naam om bewaring voor alle gevaren die op hen af zullen komen in de wereld. Hij heeft Zijn discipelen Zelf bewaard in de naam van Zijn Vader en over hen gewaakt. Hierdoor is niemand verloren gegaan, behalve de zoon des verderfs, Judas Iskariot – opdat de Schrift vervuld zou worden. Hij bidt dat de gelovigen dezelfde blijdschap mogen hebben die in Hemzelf is en dat deze blijdschap onverwoestbaar is, gedurende de tijd op aarde. Want de wereld haat hen en de boze doet verwoede pogingen deze blijdschap te vernietigen. En wat is deze blijdschap? De algenoegzame vreugde in het aanschouwen van de glorie van de Here Jezus! De Heiland bidt expliciet dat al Zijn kinderen Zijn glorie zouden aanschouwen – meer nog: dat zij bij Hem in Zijn heerlijkheid zullen zijn (vers 24)! Het leven in deze wereld is voor de christen een pelgrimstocht en zijn eindbestemming is Gods Koninkrijk, waar Zijn glorie zal schitteren. Wij hebben hier ‘geen blijvende stad’ (Hebreeën 13:14). De wereld is een gevallen, duister oord dat overwonnen dient te worden. Jezus heeft gebeden dat Zijn kinderen bewaard worden voor de boze, die de blijdschap van de gelovige probeert te vernietigen – de blijdschap die voorkomt uit het hebben gesmaakt dat de Here goed is (1 Petrus 2:3). Het is deze blijdschap en zalige vreugde die christenen werkelijk één maakt. Dit is de reden dat de christen na zijn bekering in de wereld blijft. Het is de taak waartoe de christelijke gemeente is geroepen. De vreugde in het aanschouwen van de glorie van Jezus is ons getuigenis naar de wereld toe, opdat de wereld erkent dat Jezus werkelijk door God in deze wereld gezonden is. Als wij ons hart laten verwarmen door deze vreugde, zullen wij elkaar hartelijk liefhebben. Wij zullen voor elkaars ogen de heerlijkheid van Christus schilderen vanuit de Schrift; zo zal de wereld weten dat wij elkaar liefhebben, zoals de Vader de Zoon en de gelovigen heeft liefgehad. Er is geen grotere liefde dan de liefde die ons de heerlijkheid van God laat zien! Het geloof dat zich richt op en verheugt in de heerlijkheid van Christus zal de wereld overwinnen (1 Johannes 5:4; Openbaring 12:11). Misschien ben je na vele jaren ontmoedigd geraakt, of worstel je met de vraag waarom God de christen niet bij de wedergeboorte onmiddellijk opneemt in heerlijkheid. Het kan zijn dat je de verleidingen van de huidige tijd verzucht, omdat deze niet zijn te vergelijken met de tijd van de middeleeuwen. Waarom is de weg achter Christus aan in deze wereld moeilijk en vol beproevingen? Hierom:
Verzoekingen en beproevingen zijn aan de ene kant dus een serieuze poging om onze ziel te beroven van het heerlijke zicht op Jezus, anderzijds zijn het de momenten van verzoeking waarin ons geloof echt blijkt, doordat wij blijven vechten om vreugde in onze Heiland alleen te vinden.
‘Ik heb gebeden, dat uw geloof niet ophoudt…’
Het is dit geloof, waar de boze furieus zijn pijlen op richt en probeert te vernietigen. Hij wil de blik op Christus’ heerlijkheid wegnemen, de gelovigen frustreren en ontmoedigen, door de ultieme zielsvreugde in de Heer aan te vallen. In Lucas 22:31-34 lezen we hoe Jezus de apostel Petrus waarschuwt voor pogingen van satan om zijn geloof te vernietigen:
Er zitten een drietal observaties in, die praktisch van aard zijn:
1. Satan wil de gelovige ziften
De volgelingen van Jezus hebben hun ultieme vreugde gevonden in het aanschouwen van de heerlijkheid van hun Heiland. Deze vreugde wordt beconcurreerd door ‘vreugde’ die satan aanbiedt in allerlei vormen van werelds en zondig genot; hij probeert de enige, ware, zalige vreugde te vernietigen door het opwerpen van duizend en één substitutievreugden. Het doel van dit alles is dat de schapen worden weggelokt bij de goede herder en dat zij zover afdwalen en zozeer verstrikt raken in zonde, zodat de goede herder Zijn schaap dood terugvindt en het voorgoed kwijt is. De christen wordt iedere dag aan dit gevaar blootgesteld en het moet zeker niet onderschat worden. Als Jezus tegen Petrus zegt, dat satan verlangd heeft hem te ziften als de tarwe, dan bedoelt Hij dat satan heeft begeerd de vreugde van de apostel in het aanschouwen van Christus’ heerlijkheid te vernietigen door bedreven zonde. Zodoende hoopt de gevallen engel dat Petrus niet meer de moed heeft terug te keren tot Christus en zichzelf, net als Judas, van het leven te berooft om voor eeuwig verloren te gaan. Daarom is het de grote vraag waarin wij onze vreugde zoeken. Er zijn veel verschillen tussen het leven van een gelovige en dat van een ongelovige te benoemen, maar er is één gemeenschappelijk element: in beide levens draait het om vreugde en aan de levensstijl is af te lezen waar men vreugde in zoekt en gevonden heeft. Als satan mensen zover krijgt geen vreugde meer te zoeken in het leven, proberen ze het te zoeken in de dood. Daarom moeten wij onszelf de vraag stellen, wat onze vreugde is. Hebben wij vreugde in de zonde – met de dood tot gevolg (Romeinen 6:23; 8:13) – of hebben wij vreugde in de Here?
2. Christus bidt dat het geloof van Zijn volgelingen niet bezwijkt
Jezus zorgt ervoor dat Zijn kinderen niet verslonden worden door de boze en sterven in hun zonde. Hij bidt, dat het geloof van de Zijnen niet bezwijkt. Als we het geloof van Gods kinderen verbinden met vreugde vinden in de heerlijkheid van Christus, raken we het hart van de gedachte die Jezus uitdrukt in het woord dat Hij in vers 32 tot Petrus spreekt. Ja, satan zal proberen onze ziel vreugden aan te smeren die de vreugde in Christus moeten vervangen en uiteindelijk helemaal moeten vernietigen, maar Jezus staat er Zelf borg voor dat de vreugde van de gelovige in Hem niet definitief ophoudt!
3. Een christen kan zondigen, maar zijn bekering is gegarandeerd
Het is mogelijk dat een christen door verzoeking in zonde valt. Hij drukt daarmee uit, dat hij op dat moment meer vreugde in iets anders dan Christus heeft gezocht. Ik gebruik hier het woord gezocht, omdat hij na het zondigen tot de ontdekking komt, dat het hem geen vreugde heeft gebracht. Petrus heeft Jezus driemaal verloochend – en hij was vooraf gewaarschuwd! Hij durfde zich niet te identificeren met de Onschuldige, die naar het huis van hogepriester Kajafas was geleid. Hij vond zijn eigen reputatie en veiligheid op dat moment belangrijker dan uitkomen voor de Messias. Toen hij voor de derde maal had ontkend Jezus te kennen, kraaide de haan. Toen zag de apostel zijn Meester en herinnerde hij zich Zijn waarschuwing. Hij kon zijn tranen niet bedwingen, liep naar buiten en weende bitter.
Petrus is bijzonder hersteld door zijn Heiland. We lezen hiervan in Johannes 21:15-19. Driemaal vraagt Jezus hem: ‘Petrus, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief?’ Bij de laatste keer wordt Petrus bedroefd en belijdt ten derde male: ‘Here, Gij weet alles, Gij weet dat ik U liefheb.’ Jezus weet het en herstelt zijn dienaar: ‘Weid Mijn schapen.’ De apostel heeft deze opdracht vervuld. En dat is maar aan één ding te danken: het gebed van de Here Jezus! Petrus heeft geleerd, zeer zeker, en is een herder geworden voor anderen. Want dit is dezelfde Petrus, van wie twee zendbrieven zijn opgenomen in de Bijbelse canon. Zijn leven laat ons zien, dat een gelovige diep kan vallen, maar ook machtig hersteld zal worden door zijn Hogepriester – de eeuwige Zoon van God.
Bewaar de balans
Nu we hebben gezien dat Christus bij machte is de gelovige volkomen te behouden, moeten we twee extremiteiten behandelen. Sommige mensen zullen misbruik maken van deze Bijbelse gegevens en net als de Romeinen zeggen: ‘als het allemaal genade is, laat ons dan lekker in de zonde leven! Als Jezus mijn Hogepriester is, kan ik zo vaak zondigen als ik maar wil – Hij staat toch altijd klaar om mij te vergeven!’ Paulus wijst hen echter resoluut terecht: ‘Absoluut niet!’ (Romeinen 6:1) Dit is ook onmogelijk. Hoe kan iemand, die zijn ultieme vreugde in Christus heeft gevonden, in de zonde blijven en zijn eigen heerlijkheid blijven dienen? Dat is een contradictie van jewelste!
Een andere groep mensen is bang dat zij de behoudenis verspelen als zij zondigen. Ze hebben veel schroom om naar de troon van barmhartigheid en genade te komen voor vergeving en herstel. Zij willen graag wandelen in het licht, maar merken dat zij zonde hebben. Dan mag het woord van de apostel Johannes een bemoediging zijn: ‘Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld’ (1 Johannes 2:1-2). Het is Zijn bloed dat jou reinigt van al je zonden (1 Johannes 1:7, 9).
Samengevat: de vreugde in het aanschouwen in de heerlijkheid van Jezus Christus zal geen ruimte bieden voor een vreugde in de zonde. En als je hebt gezondigd, staat jouw Hogepriester, Jezus Christus, bij de troon van barmhartigheid en genade klaar om je daar te ontvangen en je zielsvreugde in het aanschouwen van Zijn glorie te herstellen. Hij is jouw Advocaat in Gods hemelse troonzaal en Hij bidt voor jou. Twijfel niet aan Zijn macht en twijfel niet aan Zijn bereidwilligheid. Hij heeft persoonlijk gebeden dat jij Zijn glorie zou aanschouwen door het geloof. Door Zijn gebed zul jij de wereld overwinnen door het geloof: het aanschouwen van en verheugen in Zijn heerlijkheid.
Het vorige blog eindigde met de heerlijke wetenschap dat allen die in Jezus geloven, eeuwig zijn geborgen in Zijn hand. De goede herder zal geen van Zijn schapen verloren laten gaan. Dit brengt ons bij Christus’ hogepriesterlijke ambt. Hij is vandaag nog steeds de herder en hoeder van Zijn schapen. Hij is niet minder betrokken bij het leven van Zijn volgelingen; zij gaan Hem ter harte. We zullen ontdekken hoe Jezus het leven van de gelovigen – en daarmee ook het eeuwige heil – van begin tot eind Zelf in handen heeft. We moeten hier zowel extreem activisme als passiviteit vermijden, die tot ongebalanceerde situaties kunnen leiden. Want als Jezus het leven van de gelovigen in Zijn hand houdt en hen veilig naar Gods eeuwige heerlijkheid in Zijn Koninkrijk zal leiden, welke verantwoordelijkheid heeft de gelovige dan? Wat gebeurt er als de gelovige zondigt? En wat is het uiteindelijke doel van de christen en christelijke kerk in deze wereld? Wat betekent het dat Christus onze Hogepriester is?
De vaste grond
Laten we allereerst kijken naar de reden waarom alleen Christus onze perfecte Hogepriester kan zijn, alvorens te bestuderen hoe Hij deze taak vervult. De brief aan de Hebreeën spreekt als geen ander Nieuw Testamentisch boek over Jezus’ unieke, Hogepriesterlijke ambt. In hoofdstuk 2:5-18 vinden wij een beknopte heilsleer. In vers 10 staat dat het Gods welbehagen is geweest, dat Zijn Zoon door lijden heen vele zonen tot heerlijkheid zou brengen. De vele zonen zijn mensen, die onder de engelen gesteld zijn en daarom staat er ook geschreven, dat Jezus tijdelijk onder de engelen is gesteld. Hij moest komen in de gestalte van het type schepsel dat Hij verlossen zou: ‘Daar nu de kinderen aan vlees en bloed deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen…’ (vers 14). Zoals wij eerder hebben gezien, heeft Jezus Zijn hemelse heerlijkheid niet krampachtig vast willen houden. Hij is als mens naar de aarde gekomen. In vers 9 staat dat God de Zoon gekomen is als mens – om te sterven. Het doel van Zijn leven was Zijn dood. Het is Zijn dood die vele mensen tot heerlijkheid zullen brengen. Zijn dood was een gewelddadige dood aan het kruis van Golgotha. Er gebeurde in die drie uur meer dan de omstanders zich bewust waren. Met het fysieke oog zag men een Man fysiek lijden, worstelen met de dood – en uiteindelijk sterven. Maar het geestelijke oog ziet meer. Christus is volgens Hebreeën 9:11 en 12 met Zijn eigen bloed de hemelse tabernakel binnengegaan, om zo een eeuwige verlossing te verwerven voor het mensdom. Hij heeft verzoening gebracht voor de zonde van de hele wereld – niet voor Zijn eigen zonde, want die heeft Hij niet. Daarom is Hij de geschikte Middelaar van het Nieuwe Verbond. Elk jaar moest de hogepriester met het bloed van een lam verzoening brengen voor zowel zijn eigen zonden als die van het volk. Maar Jezus Christus is éénmaal verschenen om Zelf als Lam Gods het offer voor de zonden te brengen. Leviticus 17:11 zegt: ‘zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving’. Jezus is dus omwille van ons met Zijn bloed de hemelen doorgegaan, om voor het aangezicht van God te verschijnen. Deze offerande – Zijn bloed – is de vaste grond waarop Zijn Hogepriesterlijk ambt is gefundeerd.
Hij kan volkomen behouden!
Laten we nu een stap verder gaan. Jezus is door Zijn offer borg geworden van een beter verbond. Omdat Hij de Zoon van God is en eeuwig leeft, heeft Hij een eeuwig priesterschap dat niet kan overgaan op iemand anders. Hij is onschuldig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren (dat betekent: Hij heeft geen zonde) en boven de hemelen verheven. Daarom kan Hij alle mensen, die door Hem tot God gaan, volkomen zalig maken. Dit betekent niet alleen dat gelovigen door het geloof in Hem rechtvaardig worden verklaard, maar dat Hij hen gedurende het verdere leven heiligt, tot Hij hen thuishaalt in heerlijkheid. Deze heiliging omvat bewaring en bescherming voor de boze, die de gelovige wil verslinden. Door Zijn menswording kan Christus meevoelen met mensen. Hij is in alle dingen verzocht, gelijk wij worden verzocht. Als de gelovige wordt verzocht tot zonde, of in geestelijke benauwdheid terechtkomt, heeft hij de Rechtvaardige aan zijn zijde die Zich kan inleven en meevoelen met diens zwakte. En de toegang tot Hem, door gebed, mag in alle vrijmoedigheid gezocht worden. Hij zal door genade en barmhartigheid worden gesterkt, want dat zijn de heerlijke namen van Christus’ troon. Gebed is een wezenlijk onderdeel van het geloofsleven. Ook Jezus heeft gedurende Zijn leven op aarde gebeden. In Johannes 17 lezen we Zijn Hogepriesterlijk gebed. De reden dat gebed Hogepriesterlijk gebed genoemd wordt, ligt opgesloten in de inhoud.
Het is een gebed voor alle mensen, die door de Vader aan de Zoon zijn gegeven. Jezus weet op dat moment dat Hij spoedig gevangen zal worden genomen en bidt om Zijn verheerlijking; Hij heeft de Vader verheerlijkt door het werk te volbrengen, dat Hem is opgedragen. Hij heeft van God macht ontvangen over alle mensen – om hen het eeuwige leven te schenken: de enige, waarachtige God kennen en Jezus Christus, die Hij gezonden heeft – God aanschouwen in heerlijkheid en hier voor eeuwig vreugde in vinden! Jezus heeft de naam van God bekendgemaakt aan hen, die de Vader aan de Zoon heeft toevertrouwd. Deze mensen hebben het getuigenis van Christus geloofd en in waarheid erkend. Het getuigenis verkondigt, dat Jezus van de Vader is gezonden en dat de zijnen Zijn heerlijkheid hebben gezien, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders (Johannes 1:14). Jezus bidt uitdrukkelijk voor de mensen die dit getuigenis hebben aangenomen; Hij bidt niet voor de wereld, die dit getuigenis verwerpt en doorgaat met het zoeken van eigen ‘heerlijkheid’. Hij draagt de gelovigen op aan God en bidt in Zijn naam om bewaring voor alle gevaren die op hen af zullen komen in de wereld. Hij heeft Zijn discipelen Zelf bewaard in de naam van Zijn Vader en over hen gewaakt. Hierdoor is niemand verloren gegaan, behalve de zoon des verderfs, Judas Iskariot – opdat de Schrift vervuld zou worden. Hij bidt dat de gelovigen dezelfde blijdschap mogen hebben die in Hemzelf is en dat deze blijdschap onverwoestbaar is, gedurende de tijd op aarde. Want de wereld haat hen en de boze doet verwoede pogingen deze blijdschap te vernietigen. En wat is deze blijdschap? De algenoegzame vreugde in het aanschouwen van de glorie van de Here Jezus! De Heiland bidt expliciet dat al Zijn kinderen Zijn glorie zouden aanschouwen – meer nog: dat zij bij Hem in Zijn heerlijkheid zullen zijn (vers 24)! Het leven in deze wereld is voor de christen een pelgrimstocht en zijn eindbestemming is Gods Koninkrijk, waar Zijn glorie zal schitteren. Wij hebben hier ‘geen blijvende stad’ (Hebreeën 13:14). De wereld is een gevallen, duister oord dat overwonnen dient te worden. Jezus heeft gebeden dat Zijn kinderen bewaard worden voor de boze, die de blijdschap van de gelovige probeert te vernietigen – de blijdschap die voorkomt uit het hebben gesmaakt dat de Here goed is (1 Petrus 2:3). Het is deze blijdschap en zalige vreugde die christenen werkelijk één maakt. Dit is de reden dat de christen na zijn bekering in de wereld blijft. Het is de taak waartoe de christelijke gemeente is geroepen. De vreugde in het aanschouwen van de glorie van Jezus is ons getuigenis naar de wereld toe, opdat de wereld erkent dat Jezus werkelijk door God in deze wereld gezonden is. Als wij ons hart laten verwarmen door deze vreugde, zullen wij elkaar hartelijk liefhebben. Wij zullen voor elkaars ogen de heerlijkheid van Christus schilderen vanuit de Schrift; zo zal de wereld weten dat wij elkaar liefhebben, zoals de Vader de Zoon en de gelovigen heeft liefgehad. Er is geen grotere liefde dan de liefde die ons de heerlijkheid van God laat zien! Het geloof dat zich richt op en verheugt in de heerlijkheid van Christus zal de wereld overwinnen (1 Johannes 5:4; Openbaring 12:11). Misschien ben je na vele jaren ontmoedigd geraakt, of worstel je met de vraag waarom God de christen niet bij de wedergeboorte onmiddellijk opneemt in heerlijkheid. Het kan zijn dat je de verleidingen van de huidige tijd verzucht, omdat deze niet zijn te vergelijken met de tijd van de middeleeuwen. Waarom is de weg achter Christus aan in deze wereld moeilijk en vol beproevingen? Hierom:
‘Opdat de echtheid van uw geloof, kostbaarder dan vergankelijk goud, dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Christus. Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen.’(1 Petrus 1:7-9)
Verzoekingen en beproevingen zijn aan de ene kant dus een serieuze poging om onze ziel te beroven van het heerlijke zicht op Jezus, anderzijds zijn het de momenten van verzoeking waarin ons geloof echt blijkt, doordat wij blijven vechten om vreugde in onze Heiland alleen te vinden.
‘Ik heb gebeden, dat uw geloof niet ophoudt…’
Het is dit geloof, waar de boze furieus zijn pijlen op richt en probeert te vernietigen. Hij wil de blik op Christus’ heerlijkheid wegnemen, de gelovigen frustreren en ontmoedigen, door de ultieme zielsvreugde in de Heer aan te vallen. In Lucas 22:31-34 lezen we hoe Jezus de apostel Petrus waarschuwt voor pogingen van satan om zijn geloof te vernietigen:
‘Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen. En hij zeide tot Hem: Here, met U ben ik bereid ook gevangenis en dood in te gaan! Maar Hij zeide: Ik zeg u Petrus, de haan zal heden niet kraaien, eer gij driemaal zult geloochend hebben, dat gij Mij kent.’
Er zitten een drietal observaties in, die praktisch van aard zijn:
1. Satan wil de gelovige ziften
De volgelingen van Jezus hebben hun ultieme vreugde gevonden in het aanschouwen van de heerlijkheid van hun Heiland. Deze vreugde wordt beconcurreerd door ‘vreugde’ die satan aanbiedt in allerlei vormen van werelds en zondig genot; hij probeert de enige, ware, zalige vreugde te vernietigen door het opwerpen van duizend en één substitutievreugden. Het doel van dit alles is dat de schapen worden weggelokt bij de goede herder en dat zij zover afdwalen en zozeer verstrikt raken in zonde, zodat de goede herder Zijn schaap dood terugvindt en het voorgoed kwijt is. De christen wordt iedere dag aan dit gevaar blootgesteld en het moet zeker niet onderschat worden. Als Jezus tegen Petrus zegt, dat satan verlangd heeft hem te ziften als de tarwe, dan bedoelt Hij dat satan heeft begeerd de vreugde van de apostel in het aanschouwen van Christus’ heerlijkheid te vernietigen door bedreven zonde. Zodoende hoopt de gevallen engel dat Petrus niet meer de moed heeft terug te keren tot Christus en zichzelf, net als Judas, van het leven te berooft om voor eeuwig verloren te gaan. Daarom is het de grote vraag waarin wij onze vreugde zoeken. Er zijn veel verschillen tussen het leven van een gelovige en dat van een ongelovige te benoemen, maar er is één gemeenschappelijk element: in beide levens draait het om vreugde en aan de levensstijl is af te lezen waar men vreugde in zoekt en gevonden heeft. Als satan mensen zover krijgt geen vreugde meer te zoeken in het leven, proberen ze het te zoeken in de dood. Daarom moeten wij onszelf de vraag stellen, wat onze vreugde is. Hebben wij vreugde in de zonde – met de dood tot gevolg (Romeinen 6:23; 8:13) – of hebben wij vreugde in de Here?
2. Christus bidt dat het geloof van Zijn volgelingen niet bezwijkt
Jezus zorgt ervoor dat Zijn kinderen niet verslonden worden door de boze en sterven in hun zonde. Hij bidt, dat het geloof van de Zijnen niet bezwijkt. Als we het geloof van Gods kinderen verbinden met vreugde vinden in de heerlijkheid van Christus, raken we het hart van de gedachte die Jezus uitdrukt in het woord dat Hij in vers 32 tot Petrus spreekt. Ja, satan zal proberen onze ziel vreugden aan te smeren die de vreugde in Christus moeten vervangen en uiteindelijk helemaal moeten vernietigen, maar Jezus staat er Zelf borg voor dat de vreugde van de gelovige in Hem niet definitief ophoudt!
3. Een christen kan zondigen, maar zijn bekering is gegarandeerd
Het is mogelijk dat een christen door verzoeking in zonde valt. Hij drukt daarmee uit, dat hij op dat moment meer vreugde in iets anders dan Christus heeft gezocht. Ik gebruik hier het woord gezocht, omdat hij na het zondigen tot de ontdekking komt, dat het hem geen vreugde heeft gebracht. Petrus heeft Jezus driemaal verloochend – en hij was vooraf gewaarschuwd! Hij durfde zich niet te identificeren met de Onschuldige, die naar het huis van hogepriester Kajafas was geleid. Hij vond zijn eigen reputatie en veiligheid op dat moment belangrijker dan uitkomen voor de Messias. Toen hij voor de derde maal had ontkend Jezus te kennen, kraaide de haan. Toen zag de apostel zijn Meester en herinnerde hij zich Zijn waarschuwing. Hij kon zijn tranen niet bedwingen, liep naar buiten en weende bitter.
Petrus is bijzonder hersteld door zijn Heiland. We lezen hiervan in Johannes 21:15-19. Driemaal vraagt Jezus hem: ‘Petrus, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief?’ Bij de laatste keer wordt Petrus bedroefd en belijdt ten derde male: ‘Here, Gij weet alles, Gij weet dat ik U liefheb.’ Jezus weet het en herstelt zijn dienaar: ‘Weid Mijn schapen.’ De apostel heeft deze opdracht vervuld. En dat is maar aan één ding te danken: het gebed van de Here Jezus! Petrus heeft geleerd, zeer zeker, en is een herder geworden voor anderen. Want dit is dezelfde Petrus, van wie twee zendbrieven zijn opgenomen in de Bijbelse canon. Zijn leven laat ons zien, dat een gelovige diep kan vallen, maar ook machtig hersteld zal worden door zijn Hogepriester – de eeuwige Zoon van God.
Bewaar de balans
Nu we hebben gezien dat Christus bij machte is de gelovige volkomen te behouden, moeten we twee extremiteiten behandelen. Sommige mensen zullen misbruik maken van deze Bijbelse gegevens en net als de Romeinen zeggen: ‘als het allemaal genade is, laat ons dan lekker in de zonde leven! Als Jezus mijn Hogepriester is, kan ik zo vaak zondigen als ik maar wil – Hij staat toch altijd klaar om mij te vergeven!’ Paulus wijst hen echter resoluut terecht: ‘Absoluut niet!’ (Romeinen 6:1) Dit is ook onmogelijk. Hoe kan iemand, die zijn ultieme vreugde in Christus heeft gevonden, in de zonde blijven en zijn eigen heerlijkheid blijven dienen? Dat is een contradictie van jewelste!
Een andere groep mensen is bang dat zij de behoudenis verspelen als zij zondigen. Ze hebben veel schroom om naar de troon van barmhartigheid en genade te komen voor vergeving en herstel. Zij willen graag wandelen in het licht, maar merken dat zij zonde hebben. Dan mag het woord van de apostel Johannes een bemoediging zijn: ‘Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld’ (1 Johannes 2:1-2). Het is Zijn bloed dat jou reinigt van al je zonden (1 Johannes 1:7, 9).
Samengevat: de vreugde in het aanschouwen in de heerlijkheid van Jezus Christus zal geen ruimte bieden voor een vreugde in de zonde. En als je hebt gezondigd, staat jouw Hogepriester, Jezus Christus, bij de troon van barmhartigheid en genade klaar om je daar te ontvangen en je zielsvreugde in het aanschouwen van Zijn glorie te herstellen. Hij is jouw Advocaat in Gods hemelse troonzaal en Hij bidt voor jou. Twijfel niet aan Zijn macht en twijfel niet aan Zijn bereidwilligheid. Hij heeft persoonlijk gebeden dat jij Zijn glorie zou aanschouwen door het geloof. Door Zijn gebed zul jij de wereld overwinnen door het geloof: het aanschouwen van en verheugen in Zijn heerlijkheid.
Labels:
gebed,
Heerlijkheid,
Hogepriester,
Jezus Christus,
Serie
Abonneren op:
Posts (Atom)