SalvationInGod

Posts tonen met het label Jezus. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Jezus. Alle posts tonen

zaterdag 20 mei 2017

Liefde voor de B(b)ruid

Over de verwevenheid tussen het huwelijksleven en het kerkelijke leven

Vanmorgen ben ik begonnen met het bestuderen en overdenken van 1 Petrus 3:8-12. Het centrale thema van de brief zou je kunnen samenvatten met de zin de hoop van christenen midden in het lijden omwille van Christus.
Mijn motivatie voor dit gedeelte heeft hoofdzakelijk te maken met een hardnekkig pijnpunt in mijn eigen leven, waar ik steeds weer mee moet leren omgaan. De ervaring dat omstandigheden zo zwaar kunnen zijn, dat zij de kracht van Gods Woord lijken te overschreeuwen. Tegelijkertijd weet ik uit ervaring dat Gods Woord de kracht heeft om de pijnlijke angel in omstandigheden weg te nemen. Steeds weer moeten we vrijmoedig tot God naderen om te bidden om verlossing van het scherpe venijn die omstandigheden met zich mee kunnen brengen.

De christenen die Petrus’ brief hebben ontvangen, kenden ook zo’n scherpe angel: vervolging omwille van het geloof in Jezus. Christus volgen in woord en daad deed pijn – en dat doet het vandaag nog steeds. Maar wat doe je dan? Hoe ga je om met onterecht lijden? Je doet niets verkeerd, en toch krijg je de rekening gepresenteerd. Iedere christen krijgt vroeg of laat deze ervaring. Petrus formuleert in zijn brief een antwoord op de vraag hoe christenen moeten reageren op dit onterechte lijden.

Een onverwachte les over het huwelijk
Toch was dit niet het onderwerp van de overdenking vanmorgen. Ik kwam niet verder dan de woorden van vers 8:

“Ten slotte, wees allen eensgezind, vol medeleven, heb de broeders lief, wees barmhartig en vriendelijk.”

Ik vroeg mij af waar de woorden “Ten slotte” naar verwijzen. Uiteraard naar de opdracht die daarop volgt, maar ze borduren voort op de woorden die Petrus daarvoor heeft opgeschreven. En dan blijkt dat hij in vers 1 tot en met 7 heeft geschreven over het huwelijk. Vrouwen krijgen een specifieke opdracht, evenals de mannen.
In vers 8 krijgt uiteindelijk iedereen een opdracht: “Wees allen eensgezind, vol medeleven, heb de broeders lief, wees barmhartig en vriendelijk.”
Wat hebben de woorden van vers 1-7 te maken met de opdracht in vers 8? Is het “slechts” een overgang van huwelijksleven naar kerkelijk leven? Of zit hier meer achter?
Ik geloof dat er overlap in dit gedeelte zit, waarbij het huwelijksleven en het kerkelijke leven als het ware met elkaar verweven worden. Maar hoe dan?

De gezindheid die God in het huwelijk vraagt, wil Hij terugzien in de Kerk
Allereerst moeten we kijken naar de inhoud van de opdracht voor allen. Petrus beschrijft een gezindheid waar iedere gelovige naar dient te streven. Hij noemt de volgende eigenschappen:

• Eensgezind
• Vol medeleven
• De broeders liefhebben
• Barmhartigheid
• Vriendelijkheid

Vijf kenmerken van een christelijke gezindheid. Je zou deze kernmerken kunnen omschrijven als het karakter van Jezus Christus.
Wanneer we vers 1 tot en met 7 hebben gelezen, zien we echter dat deze eigenschappen hier naadloos op aansluiten.
In het huwelijk gaat het erom dat je vanuit je hart betrokken bent op je man of vrouw. Binnen het huwelijk dient eensgezindheid te zijn. Huwelijkspartners dienen met elkaar mee te leven en zich barmhartig en vriendelijk naar elkaar op te stellen. Mannen krijgen zelfs de waarschuwing dat het veronachtzamen van deze opdracht ertoe leidt dat God niet meer luistert naar de gebeden die zij tot Hem richten (vers 7).
De lijst met kenmerken van deze christelijke gezindheid is dus niets anders dan een kernachtige samenvatting van de opdracht die God aan echtgenoten en echtgenotes heeft gegeven. We zien echter dat deze lijn wordt doorgetrokken naar de hele geloofsgemeenschap. Kortom: zoals ik met een christelijke gezindheid om dien te gaan met mijn eigen vrouw, moet ik ook met iedere andere christen omgaan.

Waarom “eng denken” problematisch is
Op dit punt zou ik deze lijn praktisch uiteen willen zetten. Christenen in de eenentwintigste eeuw zijn besmet met het individualiseringsvirus. Ja, ik ook. Ik ben een kind van mijn cultuur en heb net als ieder ander geleerd om allereerst in mijn eigen belang te denken. Wij denken veel te smal, veel te eng. Wij denken dat de consequentie voor het onrechtvaardig behandelen van een echtgenote alleen betrekking heeft op haar man, alsof alleen zijn gebeden niet meer gehoord en verhoord zullen worden. Ik vrees echter dan wij ons hierin lelijk kunnen vergissen.
Ik ben er namelijk van overtuigd geraakt dat de staat van huwelijken binnen een lokale geloofsgemeenschap wel degelijk invloed heeft op de staat van de lokale kerk als geheel. Jouw gezindheid in je huwelijk bepaalt ook jouw gezindheid in de kerk.
Een kerk doet er goed aan om een hoge prioriteit te geven aan de staat van het huwelijksleven van gemeenteleden, omdat de gezindheid van de kerk als geheel hierdoor sterk wordt bepaald. Zo op het eerste gezicht lijkt deze redenering vreemd. En dat is exact het probleem van ons “enge denken”. Ons enge denken maakt ons wijs dat ons privéleven niets met het publiekelijke leven te maken heeft. Ons enge denken wil ons doen geloven dat het huwelijksleven en het kerkelijke leven twee gescheiden werelden zijn. God ziet deze zaken echter als geheel. Ze zijn allemaal met elkaar verweven. Mijn gezindheid dient het karakter van Christus te weerspiegelen, waar ik mij ook bevind. Op mijn werk, in mijn huis, in de bus of in de kerk: er bestaat geen aan-uit-knop voor gelijkvormigheid aan het beeld van Jezus.

God werkt in het kleine en laat dit doorwerken in het grote
Op het eerste gezicht lijkt de redenering, dat het huwelijksleven is verweven met het kerkelijk leven, vreemd. Maar dat is het niet. Ook dit is een les die wij als kinderen van onze cultuur moeten leren. Wij zijn geneigd direct groots te denken. Ik ook. We willen actief zijn op grote podia, daar waar anderen ons zien. We willen meedoen met grootste projecten. We willen meehelpen “de kerk opbouwen”.
Dit is echter niet het punt waar God begint. God begint bij het kleine. Hij geeft ons niet allereerst de verantwoordelijkheid over een hele gemeente, maar geeft een huwelijkspartner. En geloof mij, iedere christen kan ervan getuigen dat de gezindheid van vers 8 op geen betere plaats gevormd kan worden dan in het huwelijk. Als je getrouwd bent, ervaar je de pijn en het gevecht die dit met zich meebrengt. Maar het brengt geweldige vrucht en zegeningen voort. Wie de strijd en pijn van het gevecht voor Christusgelijkvormigheid binnen het huwelijk kent, leert ook beter verstaan wat een ontzagwekkend heilige roeping de leiders van kerken hebben en welke strijd zij te voeren hebben. Op die manier zijn het huwelijksleven en kerkelijk leven helemaal met elkaar verbonden.
God vormt ons in het kleine om vruchten te laten rijpen voor het grotere geheel. Als iemand thuis niet in staat is om zichzelf te beheersen, hoe moet het dan in de publieke ruimte? Als iemand thuis alsmaar ruzie uitlokt en anderen provoceert, wat zijn de gevolgen dan voor de gemeenschap? Ik durf de stelling aan dat problemen in een lokale kerk in zekere mate duiden op problemen binnen huwelijken. Concreter: gezindheidsproblemen binnen kerken geven een signaal af: “Dit gebeurt hoogstwaarschijnlijk ook achter de voordeur.”

Het gevecht voor het huwelijk is het gevecht voor de Kerk
Ik weet dat dit nogal scherp klinkt. Misschien te hard, te onvoorzichtig. Maar ik geloof dat de nood vandaag de dag in huwelijken groot is. De Gemeente van Christus mag deze nood absoluut niet relativeren of als “afzonderlijke zaak” behandelen. Niet voor niets wordt het huwelijk in het Nieuwe Testament omschreven vanuit het verlossingswerk van Jezus Christus: Hij heeft een Verbondsrelatie met de Kerk, Zijn bruid. Het huwelijk heeft iets te zeggen over Christus én over de Kerk.
En ook op dit punt bespeur ik een “enge” gedachte. De gedachte dat echtscheiding binnen een huwelijk te verfoeien is, maar tegelijkertijd scheiden gelovigen wel gemakkelijk van gemeenschap. Zijn wij zó individualistisch gaan denken, dat wij ons alleen druk maken om het individuele aspect van een mens en niet langer het zicht van zijn relatie met de gemeenschap bezitten?

Kerken doen er goed aan om te investeren in de huwelijken van gemeenteleden. Concreter: Kerken doen er goed aan om te investeren in de gezindheid van gemeenteleden en een belangrijke graadmeter is de omgang van partners binnen het huwelijk. Het huwelijk is een bijzondere trainingsplek voor Christusgelijkvormigheid waar het grotere geheel van de Gemeente geweldige vruchten van kan plukken!



dinsdag 9 juni 2015

Leven onder de heerschappij van Christus: reflecties voor het geloofsleven

Zoals ik eerder schreef, is het bijzonder zegenrijk en goed om de Bijbelse feiten om te buigen in persoonlijke vragen. Wanneer we de Bijbel lezen en met Christus wandelen, komen we verschillende kanten van Hem tegen, maar worden wijzelf ook van verschillende kanten beschenen. Zo kunnen we ons steeds weer verwonderen over de grote God Die Hij is en ons eigen leven onderzoeken in het licht van Zijn Zelfopenbaring. Gedurende de tijd zal de lijst steeds langer worden. In de linkerkolom staat een link naar deze pagina, zodat je hem snel kunt vinden.


• Welke Jezus wil ik werkelijk? De Jezus die mijn dromen vervult en waarmaakt? Of Die mij in Zijn dienst roept om God te kennen, met Hem te wandelen en in de kracht van Zijn Geest na te volgen?
• Waar moet Jezus mij van verlossen (volgens mijzelf)? Is dit ook Bijbels?
• Besef ik dat Bijbellezen staat voor het zitten op de eerste rij, waar wij Jezus het duidelijkst zien? Volg ik alles wat Hij doet en zegt? Of alleen die dingen die mij interesseren?
• Besef ik de parallel tussen Jezus’ leven en mijn leven, dat er op ons gelet en gewezen wordt, doordat de Heilige Geest (op krachtige wijze) in ons leven werkt?
• Realiseer ik mij dat de Geest, verenigd met Jezus, zekerheid schenkt over de krachtige werking waarmee Hij in Christus’ leven is, alsook over de kracht van mijn getuigenis?
• Besef ik dat God de eer en glorie krijgt wanneer Zijn Geest door mij heen iets werkt wat ik zelf niet kan?
• Besef ik dat Jezus mijn Heere is, juist omdat Hij mijn Verlosser is, en andersom?
• Wil ik werkelijk gered worden van mijn zonden?
• Wil ik werkelijk leven in het Koninkrijk van Koning Jezus?
• Wil ik werkelijk dat God met mij is, op grond van Zijn voorwaarden?
• Wil ik werkelijk Jezus aanbidden?
• Wil ik werkelijk leven onder Jezus’ heerschappij, Die de Heilige is?
• Wil ik werkelijk dat Jezus mijn Heere en Meester is?
• Wil ik werkelijk door Jezus worden gered van mijzelf en de zonde?
• Besef ik dat Koning Jezus Zijn Geest aan Zijn volk schenkt om het gewillig onder Zijn Koningschap te laten leven?
• Wil ik werkelijk dat Gods Geest mij reinigt en verandert?
• Wil ik werkelijk afstand doen van de dingen waar Gods oordeel op rust, omdat het in strijd is met Wie Hij is en met de aard van Zijn Koninkrijk?
• Realiseer ik mij dat Jezus werd bevestigd door het getuigenis van de Heilige Geest?
• Ben ik mij ervan bewust dat het alléén de Heilige Geest is, Die de authenticiteit van zowel Jezus’ getuigenis als het mijne kan bevestigen?
• Ben ik bereid mijn leven te onderzoeken op de aanwezigheid van het getuigenis van de Heilige Geest?
• Ben ik bereid om méér te jagen en streven naar het krachtige werk en getuigenis van de Geest in mijn leven, dan dat ik bezig ben mijzelf te verzekeren dat ik een kind van God ben? Kortom: minder praten over de persoonlijke zaligheid, meer leven vanuit de persoonlijke zaligheid, gewerkt door Gods Geest?
• Wil ik de Bijbel lezen om God te zien?
• Realiseer ik mij dat Gods aanvaarding van mij in Christus juist een actief geloofsleven tot gevolg heeft?
• Wil ik mij verheugen in God, in het aangezicht van Jezus Christus?
• Wil ik, geleid door Gods Geest, Hem behagen en doen genieten van mijn leven, omdat Hij dan Zichzelf in mij ziet?
• Realiseer ik mij dat het om de Persoon van God gaat en niet alleen om de beloften die Hij schenkt?
• Besef ik dat verzoeking probeert om het getuigenis over mijn leven los te maken van mijn taak en missie?
• Wil ik werkelijk mijn getuigenis (dat ik Gods kind ben) uitleven in de taak en missie die God hier automatisch aan koppelt?
• Realiseer ik mij dat verzoekingen de (al dan niet) werkzame kracht van Gods Geest in mijn leven laat zien?
• Geloof ik werkelijk dat ik door het werk en getuigenis van Gods Geest niet alleen geroepen, maar ook in staat ben de verzoeking te overwinnen?
• Geloof ik werkelijk dat Christus oppermachtig is ten opzichte van kwade machten en krachten?
• Besef ik dat verzoeking Gods Woord misbruikt en het hierdoor niet de kracht kan verlenen om getrouw te zijn in de taak en missie?
• Vertrouw ik werkelijk op Jezus’ onderwijs en werken?
• Besef ik dat geloven breder is dan geloven in kruis en opstanding?
• Wil ik mijn leven werkelijk verbinden aan Jezus’ woorden en werken, omdat Hij God – en dus betrouwbaar – is?
• Besef ik dat leven in ongeloof betekent dat ik Jezus afschilder als onbetrouwbaar, in woord of in daad?
• Realiseer ik mij werkelijk waarom Jezus zo fel was tegen de Farizeeën en Schriftgeleerden van Zijn dagen?
• Besef ik dat ik eerst mijn leven in geloof moet toevertrouwen aan de betrouwbare Christus, vóórdat Hij mij kan zegenen met alle geestelijke zegeningen?
• Realiseer ik mij dat ‘geloof’ in Johannes 3:16 of 19:30 NIET het ‘ongeloof’ in bijvoorbeeld Mattheüs 5:11-12 of Johannes 8:32 kan compenseren?
• Aanvaard ik de roeping als christen, waarin God heerlijkheid en lijden samenvoegt tot één leven en de weg naar eeuwige glorie?
• Als ik lijd, ben ik dan bereid om al mijn tegenwerpingen te laten varen en tegen God te zeggen: “Ik kan hier niet omheen!”, zoals Jezus deed in Gethsemané?
• Wil ik met alle duisternis in mijn leven tot Christus’ schitterende en stralende licht komen – niet omdat de duisternis (direct) weggenomen wordt, maar omdat zij in Jezus’ heerlijke licht verbleekt?
• Wordt in mijn hart (en wil ik dat?) het vuur aangewakkerd door Gods Geest, wanneer ik lees van mensen die mij voorgegaan zijn in heerlijkheid, terwijl zij zonden hebben gedaan en tijdens hun roeping verschillende vormen en momenten van lijden hebben gekend?
• Realiseer ik mij dat Jezus Koninklijke waardigheid bezit?
• Besef ik dat Jezus’ waardigheid gehoorzaamheid van mij vraagt? Gehoorzaamheid aan Hem alleen?
• Realiseer ik mij dat lang niet iedereen naar de waardige Christus heeft geluisterd en dat het daarom een illusie is te verwachten dat mensen wél naar mij zullen luisteren?
• Wil ik Jezus werkelijk gehoorzaam zijn, zonder anderen gehoorzaam te willen maken aan mijzelf?
• Ben ik mij er écht van bewust dat mijn leven alleen een succes is geworden, als ik getrouw, tot het einde toe, de roeping heb vervuld (door Gods Geest) die God mij gegeven heeft?
• Ben ik bereid om het onderwijs van Jezus door de kracht van Gods Geest en onder Gods heerschappij uit te leven?
• Verlang ik er werkelijk naar Jezus gehoorzaam te zijn, zonder te blijven hangen in verstandelijke waarheden?
• Realiseer ik mij dat Jezus Zichzelf neerlegt als Voorwerp, Inwijder van het Koninkrijk en dat elk onderwijselement praktische consequenties met zich meebrengt?
• Realiseer ik mij dat Christus gezag heeft over de toegang tot en omgang in Gods Koninkrijk, en dat daarom elk woord van Hem aanspoort tot gehoorzaamheid?
• Realiseer ik mij dat ik niet ben geroepen om verstandelijke waarheden te verkondigen en belijden, maar om Jezus na te volgen? En medechristenen hierbij te helpen?
• Besef ik dat het schokkend is wanneer ik vrolijk met waarheden instem, zonder de verantwoordelijkheid op mij te nemen, die de waarheid bij mij neerlegt?
• Geloof ik werkelijk dat Jezus de macht heeft om Zijn onderwijs in mijn leven uit te werken, door de kracht van de Heilige Geest?
• Besef ik dat God Woord en Geest samenvoegt en bij elkaar houdt? Dat het Woord verkondigt en de Geest toepast? En dat hier het geheim van succes ligt binnen Gods Koninkrijk?
• Realiseer ik mij dat Gods Koninkrijk de meest heerlijke en veilige plek is om in te leven, omdat je er bij Jezus van op aan kunt dat Hij toepast en werkt wat Hij verkondigt?
• Besef ik werkelijk dat Christus de toekomst kent en in Zijn hand heeft?
• Geloof ik werkelijk dat Hij mijn toekomst kent en alles in mijn leven werkt tot Gods eer?
• Besef ik dat Jezus vervolgingen heeft voorspeld en dat het daarom een geestelijk teken van veiligheid is, wanneer ik het meemaak?
• Realiseer ik mij dat Jezus door het voorspellen van vervolging geen enkele afstand doet van Zijn praktisch onderwijs voor mijn persoonlijke leven?
• Geloof ik werkelijk dat ik met vrijmoedigheid kan gehoorzamen, juist omdat Christus over mijn leven waakt – ongeacht reacties van de wereld?
• Geloof ik werkelijk dat Jezus alle verleden, heden en toekomst kent en werkt?
• Geloof ik werkelijk dat ik met vrijmoedigheid kan gehoorzamen, omdat Jezus terug zal komen en dan alles rechtvaardig zal oordelen?
• Ben ik werkelijk bereid om Gods wil te doen, zelfs al betekent dit dat ik door muren heen breek en geen taboes onaangeroerd laat?
• Wil ik werkelijk Gods wil en leiding in mijn leven zoeken, ook al betekent dit dat ik niet altijd tegemoet kan komen aan de verlangens van mensen?
• Wil ik Jezus echt navolgen door geen mensen te discrimineren en om te gaan met mensen die aan de rand van de samenleving staan of die een slechte reputatie hebben, met het oog daarop, dat zij Christus kunnen leren kennen?
• Ben ik werkelijk bereid om de woorden van Jezus te bestuderen en te graven naar de betekenis en toepassing ervan, in de wetenschap dat Hij niet altijd alles direct prijsgeeft en Zijn hoorders zelf naar de conclusie laat zoeken?
• Ben ik werkelijk bereid om situaties eerst grondig te analyseren en onderzoeken, voordat ik met overhaaste en onjuiste conclusies of beschuldigingen aan kom zetten?
• Ben ik werkelijk bereid om hypocrisie bij anderen te benoemen en aan de kaak te stellen?
• Wil ik werkelijk mensen uitdagen door Gods Woord te laten spreken en hen zélf dit Woord te laten onderzoeken, zonder steeds mijn eigen positie te verdedigen?
• Realiseer ik mij dat Jezus’ handelen geen verdediging nodig heeft, omdat dat wat God doet, goed is?
• Realiseer ik mij dat het Jezus niet te doen is om mijn logica of vooronderstellingen, maar dat in alles Gods Naam geheiligd zal worden?
• Ben ik bereid om mijn logica en vooronderstellingen af te leggen en radicaal, vol passie, te leven voor de heiliging van Gods Naam, gegrond op het Woord?
• Besef ik dat God mij vragen kan stellen (en wil ik dit?), om zo mijn vragen aan Hem of opstandige houding tegenover Hem te overwinnen, omdat ik dan inzie wat werkelijk belangrijk is?
• Realiseer ik mij dat Jezus niet alleen predikt tegen de zonde, maar ook aanspoort tot radicale, passievolle gerechtigheid, gewerkt door de Heilige Geest?
• Geloof ik werkelijk dat Jezus het hart en de essentie van de Wet heeft vervuld in Zijn leven?
• Realiseer ik mij dat Jezus mij oproept om Hem na te volgen door het hart en de essentie van Gods geboden uit te leven?
• Wil ik werkelijk steeds weer, vanuit mijn hart, authentiek gehoorzaam zijn aan Gods Woord en daarmee automatisme tegengaan?
• Wil ik werkelijk uitstralen dat ik meen wat ik zeg en doe, zoals Jezus dit deed en ook nu doet?
• Besef ik dat zonden pas echt vergeven zijn als God dit Zelf verklaart – en geen mens?
• Realiseer ik mij dat zonde uitsluitend wordt vergeven als ik in geloof tot Jezus ga?
• Besef ik dat ik van vergeving een oppervlakkige en uitgeholde gebeurtenis kan maken?
• Weet ik mij werkelijk door God vergeven, in Christus?
• Ben ik werkelijk bereid om met zowel zonde als vergeving om te gaan, zoals God dit in Zijn Woord gebiedt?
• Ben ik mij er echt van bewust dat zonde God pijn doet, hoe groot of klein het in mijn ogen ook is?
• Ben ik bereid om mensen op hun zonde te wijzen, zonder onderscheid te maken tussen “grote” en “kleine” zonden? En hen bij bekering te wijzen op de heerlijke belofte van vergeving?
• Ben ik bereid om echt alle zonden te vergeven, die broeders en zusters tegen mij begaan?
• Heb ik wellicht van vergeving een “egoïstische belofte” gemaakt? (“Wel voor mij, niet voor jou!”)
• Realiseer ik mij dat Gods vergeving de eerste stap is in de wandel met Hem, en niet de laatste?
• Besef ik werkelijk hoe uniek zowel Jezus als vergeving is?
• Realiseer ik mij dat ik met mijn (al dan niet) vergevingsgezinde houding als lid van het lichaam van Christus Hem weerspiegel óf verloochen?
• Ben ik bereid om Gods gezag – om te vergeven – te zien over het leven van de ander en niet alleen in mijn eigen leven?
• Realiseer ik mij dat Jezus de Heere van de Kerk is?
• Besef ik werkelijk dat de Kerk de plek is waar God oprechte aanbidding verlangt?
• Wil ik werkelijk God aanbidden?
• Ben ik bereid om mij door Jezus te laten reinigen van afgoden en diensten die oprechte aanbidding van God verhinderen?
• Heb ik werkelijk liefde voor Gods Kerk zoals Hij Zijn Kerk liefheeft?
• Gaat het in mijn leven werkelijk om de aanbidding van God?
• Wil ik echt God ontmoeten, en broeders en zusters, rondom Gods heerlijke aanwezigheid?
• Ben ik mij er werkelijk van bewust dat God mij als kind van Hem voorrechten en verantwoordelijkheden heeft gegeven binnen Zijn Kerk en dat er van mij wordt verwacht dit trouw en stipt te volgen in gehoorzaamheid?
• Ben ik bereid om binnen de Kerk ‘tafels om te gooien’ – zoals Jezus bij de tempelreiniging – en aan te wijzen wat niet naar Gods Woord en wil is?
• Realiseer ik mij echt dat Jezus mensen, activiteiten en woorden zal oordelen?
• Ben ik bereid om mijn leven, met mijn daden, plannen en woorden, te onderwerpen aan Koning Jezus?
• Realiseer ik mij dat Jezus de Zoon des Mensen is, Die gezag van God heeft ontvangen?
• Besef ik echt het belang van een gebalanceerd beeld van Jezus? Zowel Hogepriester als Rechter, maar niet het één boven het ander?
• Besef ik werkelijk dat het zien van de Zoon des Mensen ontzagwekkend zal zijn?
• Heb ik wellicht een te eenzijdig beeld van Jezus? Of heel lieflijk en aardig, of heel toornig?
• Realiseer ik mij werkelijk hoe uniek het is dat de verheven Zoon des Mensen één van ons werd en heeft geleden?
• Besef ik dat ik onderscheid moet maken tussen de werken die Jezus deed om Zijn gezag te tonen enerzijds en de werken die Jezus deed om na te volgen anderzijds?
• Besef ik werkelijk wat er gebeurt als Jezus terugkomt in majesteit?
• Besef ik werkelijk dat ik niet kan spotten met Gods Zoon?
• Realiseer ik mij echt dat Jezus kan meevoelen in zwakheden van de menselijke ervaring?
• Besef ik hoe bijzonder het is dat Jezus Zijn heerlijkheid en majesteit heeft afgelegd?
• Besef ik werkelijk dat de Zoon des Mensen Zijn volk is voorgegaan in lijden en dood, maar juist hierdoor de opstanding en overwinning verworven heeft?
• In welke Jezus geloof ik eigenlijk? Werkelijk in de Jezus van de Bijbel?
• Heb ik wellicht de Persoon van Jezus teveel aangepast aan mijn eigen wensenlijst?
• Heb ik werkelijk een zuiver beeld van Jezus, gegrond op Gods Woord?
• Laat mijn omgang met Jezus wellicht zien dat ik Hem in dienst stel van mijn afgod(en)?
• Ben ik mij er werkelijk van bewust dat Gods zegeningen alleen geschonken zullen worden wanneer mijn leven wordt geplaatst onder de heerschappij van Christus?
• Erken ik het gevaar van verwachtingen over Jezus die niet op de Bijbel gegrond zijn?
• Wil ik werkelijk op een op Bijbelteksten gebaseerde manier over Jezus spreken?
• Ben ik mij er werkelijk van bewust dat niet alleen de Vader, maar ook de duivel en demonen Jezus belijden als de Zoon van God?
• Realiseer ik mij echt dat ik Jezus kan belijden en het mogelijk is tóch niet uit God geboren te zijn, omdat ik leef als een demon?
• Kunnen zowel Gods kinderen als Zijn vijanden opmerken dat ik een kind van God ben?
• Ben ik mij ervan bewust dat gemeenschap met God hebben de hemel al is?
• Ken ik God werkelijk zoals Jezus Zijn Vader kent, zonder abstract te zijn?
• Heb ik (en wil ik dat?) werkelijk een relatie met God in Christus, waarbij ik mijzelf helemaal aan Hem geef en alles uit mijn leven deel, zoals ook Jezus heeft gedaan?
• Wil ik werkelijk alles van God weten en Hem kennen, zoals Jezus Hem kent, voor zover dit mogelijk is?
• Realiseer ik mij dat het er in de omgang met God niet zozeer om gaat te geloven dat ik Zijn kind ben, maar te geloven in de Vader Die Hij is?
• Geloof ik echt dat God in alles wil laten zien en werken dat Hij de Vader is?
• Ben ik echt bereid om in het geloof, dat God de Vader is, alle angst, achterdocht en argwaan af te leggen?
• Geloof ik werkelijk dat de Vader Die roept, ook bekwaam maakt om de roeping te vervullen?
• Zie ik het als genade dat Jezus mij roept als Zijn discipel?
• Ben ik mij ervan bewust dat Jezus Zijn missie op aarde is begonnen en dat Hij deze niet voltooide bij Zijn hemelvaart, maar doorgaat tot aan de voleinding van deze wereld en Zijn missie voortzet door mij heen?
• Realiseer ik mij dat God het redden van zondaren en de missie van Kerk om het Koninkrijk te prediken en uit te leven aan elkaar verbindt in het onderwijs dat Jezus geeft, en dat dit niet tegen elkaar mag en kan worden uitgespeeld?
• Ben ik mij er werkelijk van bewust dat het Evangelie van Jezus Christus verkondigd moet worden in de context van Zijn Koninkrijk? En dat mensen dus onderwezen moeten worden over Gods principes?
• Realiseer ik mij echt dat Jezus volledige toewijding en inzet van mij gebiedt?
• Realiseer ik mij dat ik als discipel van Jezus ben geroepen om Zijn Koninkrijk te verkondigen en principes hiervan in zelfverloochening en lijden uit te leven?
• Wil ik Jezus’ onderwijs over de dagelijkse praktijk werkelijk gehoorzamen?
• Realiseer ik mij dat als Jezus zegt: “Ik ben met u,” Hij belooft dat ondersteuning en kracht te geven voor het uitleven en verkondigen van Zijn onderwijs?
• Durf ik werkelijk de beloning die Christus bepaalt, hoger te achten dan de verwerping en het verzet waar de wereld mee dreigt?
• Realiseer ik mij werkelijk dat Jezus de Beloner is en niemand anders?
• Durf ik werkelijk de beloning die Christus bepaalt, hoger te achten dan de verwerping en het verzet waar de wereld mee dreigt?
• Realiseer ik mij werkelijk dat Jezus de Beloner is en niemand anders?
• Realiseer ik mij dat Jezus met Zijn wonderen geen sensatie wil creëren, maar laten zien wie Hij is, namelijk God in het vlees?
• Ben ik mij ervan bewust dat Jezus wonderen werkt als brug naar discipelschap?
• Besef ik dat het Jezus niet zozeer te doen is om de wonderen op zichzelf, maar het gezag wat Hij hiermee toont?
• Ben ik bereid om elk moment van mijn leven te beschouwen als een wonder en daarom te buigen in ontzag voor de majesteit van Christus?
• Realiseer ik mij dat het onmogelijk is om een scheiding aan te brengen tussen Jezus’ wonderen en gezag?
• Ben ik bereid om de focus niet op het wonder zelf te richten, maar op de vraag die het wonder oproept, namelijk: “Wie is Hij?”?
• Realiseer ik mij dat Jezus gezag heeft over de gehele schepping?
• Ben ik mij ervan bewust dat Jezus heerst over zowel licht als duisternis?
• Geloof ik werkelijk dat Jezus met één woord van gezag kan ingrijpen en de situatie volledig kan omkeren?
• Wil ik mijn leven werkelijk stellen onder het gezag van Jezus, Die zo verheven regeert?
• Durf ik echt in het vertrouwen te leven dat Jezus de macht van de duisternis gebroken heeft?
• Ben ik bereid op zo’n manier te leven, dat zichtbaar zal worden dat niet de dood het laatste woord heeft, maar de heerschappij van Christus?
• Wil ik de werken van Christus steeds weer beschouwen in het licht van Zijn gezag en blijven ontdekken Wie Hij is?
• Besef ik echt dat Jezus in deze gebroken wereld is gekomen om herstel te bieden aan “verstotelingen”, mensen die door de maatschappij verworpen zijn?
• Realiseer ik mij het belang van een zuiver Godsbeeld wanneer het aankomt op contact met mensen aan de rand van maatschappij of kerk?
• Ben ik mij ervan bewust dat poort van Gods Koninkrijk niet alleen te breed, maar ook te smal gemaakt kan worden?
• Realiseer ik mij dat het Evangelie niet alleen om het persoonlijke zielenheil draait, maar dat het Gods boodschap van herstel is voor mensen in een gebroken wereld?
• Ben ik mij ervan bewust dat een onjuiste visie op ziekte (dat het altijd een straf van God is) verwijdering tussen mensen onderling tot gevolg heeft, maar ook kan zorgen voor “verwijdering” tussen de zieke en God?
• Ben ik mij ervan bewust dat Bijbelse gebrokenheid altijd betrekking heeft op de relatie tussen God en mens?
• Zie ik echt het gevaar van een onjuist Godsbeeld, wat een hoogmoedige houding tot gevolg heeft ten aanzien van mensen die “meer” of “grotere” gebrokenheid ervaren dan ikzelf?
• Geloof ik werkelijk dat God in Jezus herstel wil schenken?
• Realiseer ik mij dat ik als christen en de Kerk als geheel een Godsbeeld communiceren naar de gebroken wereld toe?
• Besef ik dat Jezus in de wereld is gekomen om de zonde te overwinnen, met alle vormen van lijden en dood die zij met zich mee heeft gebracht?
• Wil ik werkelijk dat de zonde in mijn leven overwonnen wordt?
• Besef ik dat elk wonder van Jezus een glimp is van de uiteindelijke en totale overwinning?
• Durf ik het leven achter Christus aan werkelijk te beschouwen als de weg naar de uiteindelijke overwinning?
• Wil ik werkelijk achterlaten waar Christus over heeft getriomfeerd?
• Wil ik mijn affecties voeden met Gods heerlijkheid en de aard van Zijn Koninkrijk, in het vaste vertrouwen dat Hij de uiteindelijke overwinning zal openbaren?
• Realiseer ik mij dat Jezus is gekomen om mij te bevrijden uit de macht van de duivel, om mij Gods glorie te tonen en onder Zijn heerschappij te stellen?
• Besef ik werkelijk dat het verlossingswerk twee kanten kent? Jezus komt naar ons, ik moet in bekering en geloof tot Hem komen. Wil ik echt in bekering en geloof tot Hem komen?
• Realiseer ik mij echt dat ik een hulpeloos mens ben, die Gods barmhartigheid nodig heeft om verlost te worden?
• Besef ik dat Jezus zó gericht was op Zijn missie – kruis en opstanding – dat de “triomfintocht” in Jeruzalem Hem niet deed wankelen en Zich er niet toe liet verleiden in dit zogenaamde “succes” te blijven hangen?
• Wil ik Jezus echt navolgen in het weerstaan van applaus en hulde, totdat mijn door God gegeven en gewerkte missie volbracht is?
• Kan en wil ik oprecht met Jezus meehuilen over hen die Hem niet kennen, of niet kennen zoals Hij is?
• Realiseer ik mij dat Jezus Zichzelf vrijwillig als een losprijs heeft gegeven?
• Besef ik werkelijk dat God mij roept, achter Zijn Zoon aan, zelfs tot in de dood?
• Besef ik dat Christus’ offer het fundament is voor de roeping als christen om mijn leven te offeren voor anderen?
• Wil ik werkelijk door God gebruikt worden om te worden geofferd, zodat zondaren tot Jezus kunnen komen?
• Besef ik dat Jezus op alle vlakken zwaar heeft geleden? Fysiek, emotioneel, mentaal, psychisch en geestelijk?
• Besef ik werkelijk hoe bijzonder het is dat Jezus gewillig was om door de Vader verlaten te worden, zodat ik niet meer van God verlaten hoef te leven?
• Geloof ik werkelijk dat God bij machte is om mij te laten lijden, zoals Christus geleden heeft, en door dit alles heen mij te bewaren?
• Ben ik bereid al mijn lijden omwille van Jezus’ Naam te zien in het perspectief van Zijn lijden?
• Realiseer ik mij dat God mij oproept om mijn leven vrijwillig op te offeren, zoals Christus?
• Ben ik bereid om net als Jezus fysiek, emotioneel, mentaal, psychisch en geestelijk te lijden?
• Realiseer ik mij echt dat Jezus’ opstanding het fundament van eeuwige hoop in Gods heerlijke nabijheid is?
• Durf ik angst voor de dood af te leggen en mijn vertrouwen voor het eeuwige leven volledig op Jezus te stellen?
• Besef ik dat Jezus als Heere over de dood heeft getriomfeerd en dat Hij als Heere mij de kracht schenkt om meer dan een overwinnaar te zijn?
• Ben ik mij ervan bewust dat Jezus de overwinning behaald heeft in vijandig gebied?
• Wil ik werkelijk leven in de kracht van Gods Geest in dit vijandelijke gebied en de angst voor de vijand afleggen in het licht van Christus’ zekere overwinning?
• Realiseer ik mij dat Jezus’ werk er na de opstanding niet opzit, maar dat Hij ook vandaag doorgaat met Zijn missie?
• Besef ik dat Gods heilsplan in de wereld niet stopt bij de opstanding van Jezus, maar dat dankzij Zijn opstanding de Heilige Geest is uitgestort en Hij Zijn volgelingen succesvol in de wereld kan zenden met Zijn Evangelie?
• Ben ik bereid als volgeling van Jezus om in de kracht van Zijn Geest Zijn Evangelie te brengen?
• Realiseer ik mij dat het werk op aarde voor Gods Koninkrijk alleen succesvol is, omdat dit vanuit de hemel wordt gewerkt?
• Besef ik dat, zoals Jezus uitriep: “Het is volbracht!”, ik dit ook aan het einde van dit aardse leven kan uitroepen, omdat Hij mij hiervoor de kracht zal geven?

zondag 19 april 2015

De lessen van een bozer(obert)ik

Hoe God een omslag bewerkt

Wie herkent het niet? Gevoelens van frustratie, teleurstelling, bitterheid en boosheid wanneer je, je zin niet krijgt. Zaken lopen anders dan je gedacht of gehoopt had. Vaak vind je het onrechtvaardig dat er bepaalde, pijnlijke dingen gebeuren en het liefst zou je het iemand willen vergelden of juist je best doen om te bewijzen dat het anders of beter kan. En om een vroom sausje over je boosheid heen te gooien: “Het kan Bijbelser!”

Er is een soort boosheid dat gevaarlijk is voor het geestelijk leven. Het is zelfs een bedreiging voor de ziel. De laatste tijd ben ik bezig om de woorden van Jezus te bestuderen. Alhoewel, bestuderen is niet het juiste woord. Het doet geen recht aan de bedoeling van Zijn woorden. Overdenken is een beter woord. John Owen beschrijft zo mooi wat gemeenschap met God inhoudt:

“Onze omgang met God bestaat hieruit, dat Hij Zichzelf bekendmaakt aan ons en dat wij als respons aan Hem teruggeven wat Hij van ons vraagt en aanvaardt, voortvloeiend uit de vereniging die wij in Jezus Christus met Hem hebben.”

Communion with the Triune God, pagina 94

Wie omgang heeft met God, ontvangt eerst van God, om vervolgens terug te geven wat hij van Hem heeft gezien. Intellectuele omgang met God is eng en een doodlopende weg. Thomas Watson legt het verschil uit tussen studeren en overdenken:

“Studeren is het werk van de hersenen, het overdenken is het werk van het hart. […] Het doel van het studeren is het begrip, het doel van het overdenken is de vroomheid. […] Het studeren laat een mens nooit ook maar een greintje beter achter. Het is als een winterzonnetje dat weinig warmte en invloed heeft; het overdenken laat iemand in een heilige gemoedsgesteldheid achter.”

Geestelijke vreugde, pagina 50

Dus, daar ga ik. Met mijn zwakte om snel gefrustreerd te raken en boos te worden… én met de woorden van Jezus.

Overvloedige gerechtigheid
Wanneer je studeert, analyseer je de woorden die je leest. Desnoods pak je de Griekse grondtekst erbij; op die manier kun je de intensiteit van woorden beter proeven. Je stelt een tekststructuur vast en legt verbanden. Prima, en dan?
Dan naar het hart. Dat kan maar op één manier: verbanden leggen tussen de tekst én je eigen leven. Dat is andere koek; er is geen ontsnappen meer aan. Ik kan mij niet meer verschuilen achter indrukwekkende termen.
Een aantal dagen heb ik Mattheüs 5:17-20 overdacht. Het eindresultaat was dat ik mijzelf de vraag begon te stellen: “Wie zegt dat Jezus niet hetzelfde over mij kan zeggen als over die Farizeeën en Schriftgeleerden? Dat Hij tegen mijn vrouw of familie of vrienden zou zeggen: “Ik zeg u, indien uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van Robert, zult u het Koninkrijk der hemelen niet binnengaan”?
Dat is een fikse aanklacht! De Farizeeën en Schriftgeleerden, altijd met Gods Woord bezig. De mensen die het zogenaamd ‘weten’. Het ‘weten’ en toch niet ‘binnenkomen’. Wat koop je daarvoor?

Vervolgens kom ik bij Mattheüs 5:21-26. Het onderwerp? Moord en boosheid. Een aantal dagen heb ik dit gedeelte overdacht.
Het is goed om dit een aantal dagen te doen. God schenkt niet alle rijkdom van Zijn Woord op één dag. Uiteindelijk ben ik op een lijst met zeven praktische principes gekomen.

#1. Jezus draait mijn positie om
Er vindt een radicale switch plaats in vers 22 en 23. Ben ik in vers 22 nog die lompe, botte, agressieve en scheldende persoon die boos is op iemand anders, in vers 23 ben ik zelf de boosdoener. Met andere woorden: Jezus maakt mij van aanklager tot aangeklaagde. Ik wijs op de fout van een ander, Jezus wijst op de zonde van mij. Hij draait mijn positie dus om. Ik kan nu niet meer in de luie stoel zitten en de vinger overal heenwijzen; de vinger wordt nu resoluut naar mij gewezen. Ik ben de boosdoener.

#2. Mijn opdracht is om recht te doen aan de ander
Door mij uit de positie van slachtoffer te halen en te plaatsen in de rol van dader, gaat Jezus’ boodschap ineens een kant uit die ik niet aan heb zien komen. Ik ga naar de kerk, zing liederen, neem deel aan het Heilig Avondmaal en bezoek kringavonden. “Maar,” zou Jezus zeggen, “als iemand jou op rechtmatige grond kan beschuldigen van zonde, moet je het eerst in orde maken, voordat je blijmoedig de handen in de lucht gooit.” Kun jij het je voorstellen? De handen die eerst vol passie omhoog gaan, als offer om God te loven, zijn dezelfde om na de dienst je broeder een (geestelijke) klap mee te verkopen.
Ik moet het eerst in orde maken met mijn broers en zussen. Dat is wat Jezus hier van mij vraagt. En dat is pijnlijk. Hij lijkt zomaar over mijn gevoelens heen te stappen. Hij lijkt niet meer te zien waarom ik boos ben geworden.

#3. Het gaat niet om mijn rechtvaardigheidsgevoel
Dit is één van mijn grootste valkuilen: het rechtvaardigheidsgevoel. En laat mij er meteen bij zeggen: er zit een hoop huichelachtigheid in; het is een verstoord rechtvaardigheidsgevoel. Is het niet zo dat wij vaak klagen en zeuren omdat wij tekort worden gedaan? Ik klaag, want iemand behandelt mij onrechtvaardig. Ik zeur niet wanneer een collega onterecht de wind van voren krijgt. Dus wat is nu eigenlijk dat rechtvaardigheidsgevoel?
Jezus corrigeert mijn definitie van rechtvaardigheidsgevoel. Hij zegt: jij moet gerechtigheid bewijzen aan de ander. Wij zitten allemaal te wachten tot de ander gaat inzien dat hij fout zit en met excuses komt. Soms kan dit wachten heel lang duren; daarom bestaan er veel conflicten. Hij leert mij om als eerste de stap van en naar verzoening te zetten. Iedereen wacht op elkaar en iemand moet de eerste zijn… ik dus!

#4. Ook de zonde maakt subtiel gebruik van rechtvaardigheid
Zelfs al begrijp ik dit, dan nog kan ik tegen blijven sputteren. Want hoe zit het dan met die fouten en zonden van de ander? Moet ik daar zomaar overheen stappen? Dit is nu het verstoorde rechtvaardigheidsgevoel. Het is gevaarlijk om op je eigen recht te blijven staan. Het is eenzijdigheid van de zuiverste soort, die slechts kijkt naar het recht voor mij in plaats van het recht van mij. Jezus laat er geen twijfel over bestaan dat het in dit leven (de tijd voorafgaand aan de eeuwigheid, zie #7) recht van mij boven het recht voor mij gaat.

#5. Het gaat om Gods gerechtigheid
Jezus laat dus geen spaan heel van het argument dat er tegen mij is gezondigd. Hij wijst mij op de weg van gerechtigheid. Het is erger om beschuldigd te worden dan om te beschuldigen. Maak daarom ernst met het oplossen van het eerste!
Hoe zit het dan met de zonde van de ander? Die zogenaamde roep om recht? Dat deel is voor God Zelf. In conflictsituaties zeggen wij altijd: “Hij! Hij! Hij!” Maar God legt de verantwoordelijkheid bij onszelf neer en zegt: “Jij! Jij! Jij!”
Hij zal zelf de ongerechtigheid van die ander rechtzetten. Echt, dat zal Hij doen. Misschien wacht Hij daar voor jouw gevoel te lang mee. Maar eens zal Hij het vergelden. Misschien wacht jij wel te lang met het zoeken naar verzoening.

#6. Jezus is het Volmaakte voorbeeld van verzoening
Is verzoening niet het hart van het Evangelie? Heeft God Zichzelf niet met ons verzoend door Zijn Zoon, de Heere Jezus? Dan getuigt het van de grootste huichelarij als wij verbitterd blijven vasthouden aan ons recht. God had helemaal geen plicht om verzoening te schenken. Hij had alle reden om ons verloren te laten gaan. En toch, omwille van Zijn grote genade, barmhartigheid en indrukwekkende glorie, gaf Hij Jezus. Zouden wij blijmoedig zingen over de vergeving in Christus en tegelijkertijd de vergeving onthouden aan hen die tegen ons zondigen?

#7. Het verband tussen boosheid nu en de lengte van het leven
Er staat nog iets in de tekst. Jezus maakt er melding van dat ik met mijn conflictbroeder op weg ben naar de rechter. Ook dit beeld ziet er haast ongelofelijk uit. Al ruziënd zijn we op weg naar de plaats waar het vonnis over mij voltrokken zal worden, maar nog steeds wil ik mijn zin en mijn recht hebben. Dit gaat niet over een wandeling van twintig minuten, maar misschien wel twintig jaar! Zou je zolang willen herrieschoppen, terwijl jij weet dat de rechter jou zal veroordelen voor jouw onverzoenlijke houding?
Ik weet dat er factoren zijn die onze boosheid kunnen intensiveren. Onze boosheid kan sterker gemaakt worden. Ik geloof niet dat mensen zondigen door een slechte opvoeding; ik geloof wel dat de opvoeding zondige neigen kan versterken. Feit is en blijft dat er een verleden achter je ligt. Ook met teleurstellingen, frustraties en woede. De tijd tikt door en het verleden wordt groter. Wanneer deze frustraties en teleurstellingen niet onder Gods heerschappij gesteld worden en je bent niet bereid om vergevingsgezind te zijn, wordt de bodem voor boosheid met de tijd (die langer duurt) steeds dieper. Geval wordt op geval gestapeld en voor je het weet heb je het idee dat de hele wereld tegen je is. Of je denkt dat God Zelf tegen je is.
Voed de bodem niet langer. Je bent onderweg naar de Rechter van het heelal en je weet dat Hij de verantwoordelijkheid bij jou neerlegt. Paulus schrijft in Romeinen 12 dat wij persoonlijk onrecht nooit mogen vergelden. Wij moeten er alles aan doen om de ander te tonen dat wij verzoening op het oog hebben. Zou jij voor God durven verschijnen met een kring “beschuldigers” om je heen, die ervan getuigen dat je een onverzoenlijk iemand was?
Of wil je voor Hem verschijnen als iemand die – dwars door allerlei zonden en fouten heen – heeft geleerd Gods principes van verzoening te ontdekken en uit te dragen? Jezus vraagt het laatste van ons. Niet om klakkeloos en zomaar over je pijn heen te stappen, niet omdat Hij je niet serieus zou nemen, maar omdat Hijzelf de heerlijkheid van Gods verzoening heeft getoond in kruis en opstanding. Het is de gerechtigheid, overvloediger dan die van de Farizeeën en Schriftgeleerden.

Blogarchief