SalvationInGod

Posts tonen met het label Schepping. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Schepping. Alle posts tonen

zondag 22 oktober 2017

De Geest van Christus (3)

De boodschap van Romeinen 8

De vorige keer hebben we gezien hoe glorieus eensluidend de Heere Jezus en de apostel Paulus zijn in het onderwijs met betrekking tot zonde, hemel, hel, dood en leven.
We vervolgen onze studie van Romeinen 8 door de verzen 18-25 onder de loep te nemen.

In vers 17 zien we Paulus een overgang maken. In de eerste 17 verzen heeft hij stilgestaan bij het levendmakende en heiligende werk van de Heilige Geest. En in vers 17 zien we dat hij het accent in het hoofdstuk gaat verleggen: het leven door de Heilige Geest betekent niet alleen maar dat de zonde in het leven van gelovigen gedood wordt, maar heeft ook betrekking op iets anders: lijden. Zoals we al hebben gezien, stelt Paulus dat gelovigen met Christus zullen lijden. De focus in 18-25 verschuift dus van heiligmaking naar volharding in het lijden.

Hiermee komen we bij een bijzonder kostbaar en waardevol stuk Schriftonderwijs. Er is vandaag de dag behoefte aan, als ik het zo zou mogen noemen, een grondige en degelijke “theologie van lijden” – een theologie die antwoord biedt op de diepe vragen met betrekking tot gebrokenheid, zonde, schuld, troost en uitzicht op herstel. Niet alleen voor christenen, maar voor de hele schepping. Beide komen in Romeinen 8:18-25 uitvoerig aan de orde. En opnieuw zien we dat Paulus verschillende zaken tegenover elkaar plaatst.

1. Het contrast tussen lijden en heerlijkheid (vers 18)
Allereerst zien we dat Paulus dieper ingaat op het lijden in deze wereld. Er is lijden. En het lijden gaat niet aan christenen voorbij, ook al zijn zij gered door het geloof in Jezus Christus. Laten we dit goed blijven beseffen, zeker in een eeuw en maatschappij waarin het lijden gelijkstaat aan zinloosheid. Als mensen geen uitweg meer zien, of als zij het lijden niet willen verdragen, zien ze de dood nog als enige oplossing. We hebben een bepaald beeld in gedachten van het leven; zó moet het eruit zien. Maar er komt een dag, waarop het lijden dit ideaalplaatje aan diggelen gooit. We kunnen er gewoonweg niet omheen. Ieder mens wordt met lijden geconfronteerd, of we dit nu willen of niet.
Daartegenover staat iets geweldigs. Paulus noemt dit al in Romeinen 5:2, namelijk de hoop op heerlijkheid. Hier brengt hij dit opnieuw voor het voetlicht:

“Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden.”

Nu is er nog lijden, nu moeten wij nog de bitterheid van deze gebroken wereld ondervinden en doorstaan. Maar straks zal Gods heerlijkheid worden geopenbaard en de gebrokenheid verslonden. De hoop die christenen ten diepste hebben is niet primair de afwezigheid van het kwaad, maar de aanwezigheid van God Zelf! Vaak hebben wij een intens verlangen naar een wereld zonder kwaad – en dat is ook begrijpelijk en ook gezond – maar atheïsten en humanisten worden net zo goed door zulke verlangens gemotiveerd om deze wereld “tot een betere plek te maken”. Het verschil is echter dat een christen hoopt op Gods eeuwige aanwezigheid in de vernieuwde schepping, terwijl een atheïst hiervan gruwelt. Verlangen naar de afwezigheid van het slechte is dus geen beslissend kenmerk van de wedergeboorte; verlangen naar de aanwezigheid van God Zelf is dat wel. En hier zegt Paulus dat God aanwezig zal zijn. En hoe! God zal op zo’n intense en heerlijke manier aanwezig zijn, dat al het lijden van deze wereld er niet tegenop weegt. Hoe geweldig moet Zijn aanwezigheid dan zijn! Dat is de gedachte die Paulus met zijn vergelijking wil uitdrukken. Hij probeert niet de pijn van het lijden te verzachten of weg te zetten als aanstellerij; nee, Paulus probeert onder woorden te brengen hoe heerlijk en hoe schitterend de nieuwe hemel en nieuwe aarde zullen zijn.

2. Het contrast tussen deze tegenwoordige tijd en dat wat geopenbaard zal worden (vers 18)
Het contrast tussen het lijden van nu en de heerlijkheid straks geeft direct woorden aan een ander contrast, namelijk dat van de tijd. Ook hier moeten we een belangrijke les uit leren: zolang deze wereld, in zijn huidige en vergankelijke toestand, bestaat, moeten we ermee leren leven dat het lijden niet uitgebannen kan worden. Een leven zonder lijden is niet weggelegd voor deze schepping, maar wel voor de hernieuwde, die bij de wederkomst van Christus realiteit zal zijn. Lijden hoort bij deze wereld als gevolg van de zondeval en de vloek die dit met zich meegebracht heeft. Wij zijn niet in staat om het lijden volledig uit te bannen; alleen God kan dat. En hier zien we dat Paulus de heerlijke belofte beschrijft dat God het niet alleen doen kan, maar zeker ook doen gaat!

3. Het contrast tussen vergankelijkheid en vrijheid (vers 19-22)
In vers 19-22 lezen we waarom, waartoe en op Wie de schepping wacht voor de vernieuwing:

“Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God. Want de schepping is aan de zinloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar door hem die haar daaraan onderworpen heeft, in de hoop dat ook de schepping zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf om te komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. Want wij weten dat heel de schepping gezamenlijk zucht en gezamenlijk en gezamenlijk in barensnood verkeert tot nu toe.”

Waarom wacht de schepping op vernieuwing? Vanwege de zinloosheid waaraan zij is onderworpen door de zondeval, als oordeel.
Waartoe wacht de schepping op deze vernieuwing – kortom: wat is het kenmerk van die vernieuwing? Vrijheid! Geen vergankelijkheid meer, geen verderf meer. Ware vrijheid betekent losgemaakt zijn van elke vorm van vergankelijkheid en verderf. De zonde, de dood, het lijden, de ziekte en de schuld. Het zijn niet langer deze dingen waardoor de schepping wordt gekenmerkt, maar – zoals we al bij contrast 1 en 2 zagen – de heerlijkheid van God. Hier schrijft Paulus nóg uitdrukkelijker de “heerlijkheid van Gods kinderen” – kortom: de nieuwe schepping zal alleen voor Gods kinderen bestemd zijn. Laat het hier volkomen helder zijn dat Paulus de gedachte van alverzoening totaal niet onderschrijft. Hij is hier exclusief in zijn schrijven. Je bent óf een kind van God, óf niet. Ben je wél een kind van God, dan zal je de vrijheid ervaren op de vernieuwde schepping, zoals Paulus dat hier beschrijft. Ben je géén kind van God, dan is die vrijheid er niet. Het is van groot belang dat christenen in een tijd van pluriformiteit en “tolerantie” een duidelijk geluid laten horen wanneer het aankomt op eeuwige verlossing: buiten Jezus Christus is er géén verlossing, al is iemand nog zo aardig of vriendelijk. Iedereen moet met God verzoend worden door het bloed van het Lam!
Op Wie wacht de schepping voor vernieuwing? Dat is God Zelf. Ik vind het merkwaardig dat meerdere Bijbelvertalingen de “hem” van vers 20 zonder hoofdletter weergeven, omdat het God is, Die niet alleen de vergankelijkheid als oordeel over de zonde heeft gebracht, maar Die deze schepping juist ook in hoop heeft onderworpen aan deze vergankelijkheid.
In de kern is dit contrast de rode draad van Paulus’ betoog in de verzen 18-25. Tijd en eeuwigheid komen in beeld, net als vergankelijkheid en vrijheid. Het lijden, de vergankelijkheid en de hoop moeten allemaal worden bezien vanuit de lens dat de vloek van de zonde als een deken over deze schepping ligt, die God op een Dag zal wegnemen. We kunnen de gebrokenheid en de gruwelijke realiteit van het lijden in deze wereld onmogelijk begrijpen als we niet inzien dat zich in de hof van Eden een ontzettend drama heeft ontvouwd.

4. Het contrast tussen verlost zijn en verlost worden (vers 23-24)
Het feit dat wij nu nog in deze gebroken schepping leven en de schepping verwachten waarin Gods heerlijkheid zal schitteren, zorgt voortdurend voor een spanningsveld. En dit spanningsveld is in dit gedeelte het meest zichtbaar in de verzen 23 en 24:

“En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wij zelf zuchten in onszelf, in de verwachting van de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam. Want in de hoop zijn wij zalig geworden. Hoop nu die gezien wordt, is geen hoop. Immers, wat iemand ziet, waarom zou hij dat nog hopen?”

We zien dat Paulus in dit gedeelte – zoals we overigens ook al in de verzen 12-17 zagen – op meerdere manieren schrijft over de verlossing. We zijn gerechtvaardigd door het geloof in Christus, maar worden nu geheiligd door het werk van de Heilige Geest en wij zullen verheerlijkt worden. Verleden, heden en toekomst komen allen samen in Romeinen 8. Zo ook hier. Wij zijn gered en hebben de hoop dat wij gered worden. Wat is het verschil? Het gaat om de verschillende lagen, of dimensies van Gods verlossingswerk. Zijn we nu al gered? Ja, positioneel zijn christenen gerechtvaardigd in Christus, waardoor zij mogen weten dat Gods toorn over hun zonde is weggenomen; zij hoeven Zijn veroordeling niet meer te vrezen. En moeten wij nog gered worden? Ja, want praktisch hebben christenen nog een lichaam dat ziek kan worden en dat zal sterven (tenzij Christus terugkomt wanneer zij in leven zijn). Bovendien kunnen zij nog zondigen. De verlossing is nu nog ten dele en wacht op de voltooiing ervan. Dit is een voortdurend spanningsveld, waar menig persoon nog wel eens een uitlijder over maakt. Het welvaartsevangelie is hiervan de meest radicale en trieste uiting.

5. Het contrast tussen hopen en zien (vers 24-25)
In de verzen 24 en 25 zien we een contrast dat de essentie van geloof weergeeft:

“Want in de hoop zijn wij zalig geworden. Hoop nu die gezien wordt, is geen hoop. Immers, wat iemand ziet, waarom zou hij dat nog hopen? Maar als wij hopen wat wij niet zien, dan verwachten wij het met volharding.”

Geloven is in essentie de hoop en verwachting vasthouden die God heeft beloofd door het verlossingswerk van Jezus Christus. Het is nu nog niet zichtbaar, maar de hoop rekent erop dat God Zijn belofte van een nieuwe hemel en nieuwe aarde zal vervullen. Er zál een dag komen, waarop wij worden bevrijd van zonde, dood en lijden. Paulus verbindt ook karaktereigenschappen aan de hoop: geduld en volharding. Als jij je vastklampt aan de hoop die God door Zijn belofte heeft gegeven, zal je met groot vertrouwen en vastberaden uitzien – dat is hier geduld – naar het moment dat het werkelijk gebeurt. Hoe groter, sterker en vuriger de hoop, hoe groter de genade als voeding om stand te houden tot het einde. Wil je volharden tot het einde? Voed jezelf dan met de hoop van Romeinen 8!

Veel contrasten, één overeenkomst
We hebben vanuit dit gedeelte vijf contrasten gezien. Er is echter één overeenkomst, die in pastoraal en praktisch opzicht waard is om genoemd te worden. Ik heb er al even aandacht aan besteed: niet alleen de schepping zucht, maar ook de christen. Ik schrijf bewust dat deze observatie vooral in pastoraal en praktisch opzicht waard is genoemd te worden, omdat er mensen zijn die beweren dat het zuchten misschien wel voor de schepping geldt, maar niet voor christenen. Die gedachte kan op grond van dit gedeelte regelrecht de prullenbak in. Een christen – en ik zou haast willen zeggen: juist een christen! – zucht. Misschien is het nog wel aannemelijker dat juist een christen zucht met deze schepping, in vergelijking met een atheïst. Waarom? Omdat een christen niets liever wil dan bevrijd worden van de aanwezigheid van de zonde. Omdat een christen in de tegenwoordigheid van God Zelf wil zijn. Hij wil geen ziekte en geen pijn, net als de atheïst. Maar een christen wil ook de zonde niet. En dat maakt hem tot een ander mens. Zuchten is voor christenen een gezond teken. Sommigen beweren dat ziekte in het leven getuigt van een geestelijk ongezonde staat, maar Paulus schrijft hier duidelijk dat ook een christen te maken heeft met gebrokenheid van deze wereld. We kiezen niet voor het lijden, maar het is onvermijdelijk.
Het lijden hoeft niet altijd een direct gevolg van de zonde zijn. Het kan wel, maar hoeft niet altijd. Wees daarom ook altijd voorzichtig wanneer je lijden en zonde aan elkaar verbindt. Ik ben ervan overtuigd dat de Westerse kerk een grondige theologie moet ontwikkelen voor wat betreft de gebrokenheid en het lijden in deze wereld. We zijn niet geholpen met oppervlakkigheid over een onderwerp dat zo diep doordringt in het menselijk bestaan. En we zijn al helemaal niet geholpen met het atheïstische, evolutionistische idee dat het lijden zinloos is.
Wees bemoedigd en vertroost met de gedachte dat Paulus het lijden van een christen ten volle serieus neemt én dat hij wijst op de toekomst: voor eeuwig in de aanwezigheid van God!






By John Piper. © Desiring God Foundation. Source: desiringGod.org

maandag 3 juni 2013

God werkt alles omwille van God

Waarom schiep God?

Deze vraag is de kernvraag van ons leven. Als wij het antwoord op deze vraag hebben gevonden, hebben wij de zin van ons leven gevonden. Dit klinkt heel beslist in een postmoderne maatschappij, maar de onveranderlijke God heeft ons Zijn eeuwigdurende Woord gegeven waarin wij het antwoord mogen ontdekken. Jonathan Edwards had een scherpzinnige geest en verheven gedachten van God. In zijn werk The End for Which God Created the World, werkt hij Gods scheppingsmotief op verbluffende wijze uit en is hiermee dienstbaar geweest voor generaties na hem te helpen verheven gedachten over God te koesteren. Een beknopt overzicht.

1. Wat is Gods doel met de schepping?
• Gods handelen omwille van Zijn uiteindelijke doel impliceert geen tekort of gebrek in Hemzelf.
• Gods bestaan gaat vooraf aan Zijn handelen en kan dus niet het uiteindelijke doel van de schepping zijn
• Wat vóór het bestaan van de schepping in zichzelf het meest waardevol of te koesteren is, dat is Gods uiteindelijke doel met de schepping
• God verheugt Zich in Zijn eigen onafhankelijke en algenoegzame handelen
• God verheugt Zich erin dat Zijn glorie gekend en genoten wordt
• De schepping stroomt over van Gods volheid
• Het verlangen van God om de schepping over te laten stromen van Zijn volheid gaat vooraf aan en is de grond van het bestaan van elk schepsel

2. De gevolgen van de schepping
• Als God Zelfgenoegzaam is voor geweldige handelingen, dan is het gepast dat Hij ze werkt in de schepping
• Schepselen zijn in staat om te weten wat God van Zijn voortreffelijkheid kan laten zien
• Schepselen kunnen deze glorie kennen en zich hierin verheugen
• God is als het ware een fontein, die overvloedig stroomt om Zijn heerlijke eigenschappen bekend te maken

3. De voortreffelijkheid van God
• Gods morele voortreffelijkheid bestaat uit de waardering van het meest kostbare, namelijk Hemzelf
• Het is gepast dat God door Zijn werken laat zien dat Hij Zichzelf het meeste waardeert. Waardering komt namelijk tot uiting in de handelingen die worden verricht
• De mate van waardering voor een wezen staat in verhouding tot zijn bestaan en voortreffelijkheid. Omdat God oneindig, eeuwig en volmaakt/voortreffelijk is, verdient Hij alle mogelijke waardering
• Het is aannemelijk dat God Zichzelf als doel van de schepping voorstelt. Hij heeft Zichzelf niet vergeten in de schepping, maar heeft deze zó voorgesteld, dat daaruit duidelijk een verheven waardering voor Hemzelf wordt getoond.

Het doel van de schepping is dat Gods glorie wordt gezien en genoten. Gods voortreffelijkheid zien en leren kennen is dus de kern van ons bestaan. Deze conclusie ligt in lijn met wat de Heere Jezus zegt in Johannes 17:3:

En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.

Op welke manieren maakt God Zijn voortreffelijkheid bekend?

• De kennis van God Zelf
- Het gaat om de kennis van het schepsel van God.
- Het is het beeld van Gods eigen kennis over Hemzelf. Het schepsel is geschapen om dit beeld gelijkvormig te worden en te delen in deze kennis.
- Daarnaast is Gods glorie het voorwerp van deze kennis, zodat God erin wordt verheerlijkt, omdat hierdoor Zijn voortreffelijkheid gezien wordt.
- Als God Zijn eigen voortreffelijkheid koestert schept Hij er ook vreugde in als deze wordt getoond en zo verheerlijkt.

• Het delen van Zijn heiligheid
- Een andere verschijning van goddelijke volheid is het communiceren of overbrengen van heiligheid aan het schepsel.
- Het schepsel krijgt hierdoor deel aan Gods eigen morele voortreffelijkheid.
- Zoals God Zich verheugt in Zijn heiligheid, zal Hij zich noodzakelijkerwijs ook verheugen in de heiligheid van het schepsel.
- Deze heiligheid bestaat in het met het hart verhogen, prijzen en verheerlijken van God. Liefde tot God wordt getoond/beoefend in een hoge waardering van God, bewondering van Zijn volmaaktheden en het prijzen hiervan.

• Het delen van Zijn blijdschap
- Deze blijdschap bestaat in het genieten van en verheugen in Hemzelf en ook dat van het schepsel. Dit is niet zelfzuchtig of egoïstisch, omdat God in het universum de enige is voor wie het grootmaken/verhogen van Zichzelf de grootste waarde heeft en de meest liefdevolle daad is. Waarom? Omdat… God in het grootmaken van Hemzelf de enige Realiteit in het universum is dat onze ziel voldoening kan schenken en Hij de passie voor die Realiteit deelt, die Hem voldoening schenkt. Het voorwerp van onze blijdschap is dus God en onze blijdschap is Gods blijdschap.
- De blijdschap van het schepsel bestaat in het verheugen in God, waardoor God wordt geprezen/grootgemaakt en verhoogd.

• Het geven van een eeuwig Beeld van God aan schepselen, dat in eeuwigheid zal toenemen
- Het gaat hier om toenemende kennis van God, liefde tot Hem en vreugde in Hem.
- Hoe meer deze kennis, liefde en vreugde in het schepsel groeien, des te meer wordt hij gelijkvormig naar het beeld van God. Het beeld wordt meer en meer volmaakt en meer gelijkvormig aan God.
- Het zal voor eeuwig dichterbij die volmaaktheid komen die er ook is tussen de Vader en de Zoon. Zo zal het komen tot de vervulling en verhoring van het gebed van Christus in Johannes 17:21.

Tegenwerpingen

1.Doet God alles vanuit een egoïstische geest?

Antwoord 1
Als God inderdaad geweldig en voortreffelijk is, zodat al het andere als niets voor Hem is, en Hij onfeilbaar en alwetend is en perfect weet dat Hij het meest Voortreffelijke Wezen is, dan is het gepast dat Zijn hart hiermee instemt en Hij Zichzelf oneindig meer waardeert dan enig schepsel.

Antwoord 2
Gods verheven Zelfwaardering is niet in strijd met Zijn waardering van menselijk geluk of welzijn, om Hijzelf dat geluk is. God is de Auteur en Hoofd van de gehele schepping en het gehele systeem. Alles is afhankelijk van Hem. Hij is de fontein van het bestaan en het welzijn/goed van alles. Het is onmogelijk dat God Zijn eigen belang aanhoudt als Hij weet dat deze in strijd is met het welzijn van de gehele schepping.

Antwoord 3
Niets is meer liefdevol voor God, dan Zichzelf te verhogen voor het welzijn en geluk van mensen. Het is Gods vreugde in Hemzelf die Hem ertoe beweegt Zijn glorie bekend te maken en te verspreiden door Zijn scheppingswerken.

2. Is het geen minachting voor God om Zijn werken te doen voor eer, lof en toejuiching van schepselen?

Antwoord 1
Als Gods glorie oneindig waardig is, dan is het zich hierin verheugen en loven ervan voortreffelijk. De meest waarachtige en voortreffelijke kennis is de kennis van Gods glorie en Zijn morele perfectie. De meest voortreffelijke uitvoering van de wil bestaat uit waardering van, liefde voor en vreugde in Zijn glorie. Als het loven van God voortreffelijk is, zou God Zelf ondoordacht zijn wanneer Hij Zich hier niet in verheugt.
God waardeert heiligheid in het schepsel en heiligheid is in essentie het waarderen van God. In het bijzonder moeten deze twee zaken overdacht worden:
a. In God mogen Zijn liefde voor Hemzelf en liefde voor Zijn schepselen niet worden gescheiden.
b. In God kan de liefde voor wat gepast is, niet worden gescheiden van de liefde voor Hemzelf, want de liefde van God is datgene waarin alle heiligheid bestaat en Gods eigen heiligheid moet bestaan uit liefde voor Hemzelf. Gemakkelijker gezegd: Als heiligheid in God hoofdzakelijk bestaat uit liefde voor Hemzelf, moet heiligheid in het schepsel bestaan uit liefde voor God. En als God heiligheid in Hemzelf liefheeft, dan heeft Hij de heiligheid van het schepsel ook lief.

Antwoord 2
Als Gods lof en eer van eenvoudige schepselen komt, haalt dit de glorie van Zijn genade naar voren. De lof en toejuiching van veel mensen is vaak niet gebaseerd op een juist beeld van dingen, maar op het paaien, fouten, dwaasheid en overdreven liefde voor bepaalde zaken. Het is echter geen minachting voor de voortreffelijke, wijze en goede God wanneer Hij de lof van mensen voor Hemzelf waardeert, omdat Hij het waardig is.

3. Zijn schepselen minder verplicht dankbaar te zijn jegens God, als Hij handelt omwille van Hemzelf?

Antwoord 1
Gods glorie en het welzijn van het schepsel zijn niet verschillend. God en het schepsel zijn niet tegenover elkaar geplaatst. Wanneer dit wel gebeurt, betekent dit dat Gods eerbied voor Zijn eigen glorie en de bekendmaking hiervan aan schepselen geheel andere dingen zijn. Dit zijn geen gescheiden zaken, maar sluiten elkaar juist in.
In het zoeken naar de verspreiding van Zijn glorie, zoekt God juist het welzijn en geluk van schepselen. Het schepsel wordt steeds meer gelijkvormig gemaakt naar Gods Beeld, zodat Gods lof voor het schepsel een steeds volmaaktere lof voor Hemzelf is. Paulus schrijft dat Christus’ liefde voor de Gemeente liefde voor Hemzelf is (Efeze 5:25). God is hierdoor niet minder goed, omdat het goed dat Hij verleent en schenkt, Hemzelf is. Zijn liefde voor Hemzelf is niet egoïstisch beperkt, omdat de gehele schepping een uitdrukking van Hemzelf is.
Gods handelen is geheel vrij, omdat dit niet wordt beïnvloed of afgedwongen door iets buiten Hemzelf. God handelt vanuit Zichzelf en voor Zichzelf, zoals hierboven al besproken is.
Daarom zijn schepselen niet minder verplicht dankbaarheid jegens God te betonen. Immers, de schepselen hebben baat bij de bekendmaking van Gods glorie en voortreffelijkheid. God Zelf is een zuivere en juiste bron van goedheid.

Tot slot
Openbaring is de veiligste gids.

Bijbelteksten die ons vertellen dat God Zichzelf als uiteindelijk doel van de schepping maakt

Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, zijn Verlosser, de HEERE van de legermachten: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten Mij is er geen God (...) Ja, ‘van de heilige stad’ noemen zij zich en zij steunen op de God van Israël, HEERE van de legermachten is Zijn Naam.
Jesaja 44:6 en 48:2

Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige. (...) die zei: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste, en: Wat u ziet, schrijf dat op een boekrol en stuur het aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: naar Efeze, naar Smyrna, naar Pergamus, naar Thyatira, naar Sardis, naar Filadelfia en naar Laodicea. (...) En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten, en Hij legde Zijn rechterhand op mij en zei tegen mij: Wees niet bevreesd, Ik ben de Eerste en de Laatste (...) En Hij zei tegen mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het water des levens. (...) Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste.
Openbaring 1:8, 11, 17; 21:6; 22:13

Wat betekent dit?
Als de Schrift spreekt over God als de Alpha en Omega, de eerste en de laatste, dan betekent dit dat Hij de eerste oorzaak en bron is waaruit alles ontstaat en dat Hij de beslissende oorzaak of reden is waarvoor alles is geschapen.

Teksten ter overdenking

Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.
Romeinen 11:36

Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen. Kolossenzen 1:16

Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn, dat Hij, om veel kinderen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman van hun zaligheid door lijden zou heiligen. Hebreeën 2:10

De HEERE heeft alles gemaakt omwille van Zichzelf, ja, zelfs de goddeloze voor de dag van het onheil. Spreuken 16:4

Blogarchief