SalvationInGod

Posts tonen met het label Koninkrijk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Koninkrijk. Alle posts tonen

zondag 20 oktober 2019

Het kruis van Christus – monument van Gods Koninkrijk

Woordverkondiging Lucas 17:20-37, Christengemeente Bruchem op 20 oktober 2019

Inleiding: Vanmorgen klinkt een aansporing naar aanleiding van een gedeelte uit de Schrift dat spreekt over de verwachting van de komst van Gods Koninkrijk. En als wij het hebben over de komst van Gods Koninkrijk, dan moeten wij ons realiseren dat alle christelijke geloofsbelijdenissen, op grond van de Bijbel, altijd hebben gesproken in termen van verlossing en oordeel. Als het gaat over de wederkomst van Christus, is de Bijbel zwart-wit. Er wordt een scheiding aangebracht die voor de mens confronterend is. Enerzijds is daar de belofte van eeuwige vreugde, eeuwige heerlijkheid en voor eeuwig in de tegenwoordigheid van Christus mogen zijn. Anderzijds is daar die dreigende waarschuwing: als je geen deel hebt aan deze beloften door het geloof in de Heere Jezus Christus, zul je voor eeuwig onderworpen zijn aan de toorn van God, die Hij in Zijn rechtvaardigheid over jou zal doen komen – niet alleen omdat je gezondigd hebt, maar ook omdat je hebt geweigerd Christus te ontvangen als Verzoening voor de zonde. Met andere woorden: Wie Christus afwijst, zondigt in het kwadraat.

Ik wil met u lezen uit Lucas 17:20-37:

“En toen Hem door de Farizeeën gevraagd werd, wanneer het Koninkrijk van God zou komen, antwoordde Hij hun en zei: Het Koninkrijk van God komt niet op waarneembare wijze. En men zal niet zeggen: Zie hier of zie daar, want, zie, het Koninkrijk van God is binnen in u. En Hij zei tegen de discipelen: Er zullen dagen komen dat u ernaar verlangen zult één van de dagen van de Zoon des mensen te zien, en u zult die niet zien. En zij zullen tegen u zeggen: Ziehier of ziedaar is Hij. Ga er niet heen en ga er niet achteraan. Want zoals de bliksem flitst van de ene plaats onder de hemel en naar de andere plaats onder de hemel licht, zo zal ook de Zoon des mensen zijn op Zijn dag. Eerst moet Hij echter veel lijden en verworpen worden door dit mensengeslacht. En zoals het gebeurde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen. Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk en zij werden ten huwelijk gegeven tot op de dag waarop Noach de ark binnenging en de zondvloed kwam en hen allen om deed komen. Op dezelfde manier ook, zoals het gebeurde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Op de dag echter waarop Lot uit Sodom wegging, regende het vuur en zwavel uit de hemel en bracht hen allen om. Evenzo zal het zijn op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden. Wie op die dag op het dak zal zijn, met zijn huisraad in huis, moet niet naar beneden gaan om het mee te nemen. En wie op de akker is, moet evenmin terugkeren naar wat hij achterliet. Denk aan de vrouw van Lot. Wie zijn leven zal proberen te behouden, zal het verliezen. En wie het zal verliezen, zal het behouden. Ik zeg u: In die nacht zullen er twee op één bed zijn. De één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden.
Twee vrouwen zullen samen malen. De één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. Twee zullen er op de akker zijn. De één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. En zij antwoordden en zeiden tegen Hem: Waar, Heere? En Hij zei tegen hen: Waar het lichaam is, daar zullen de gieren zich verzamelen.”

Zoals gezegd, gaan we het vanmorgen hebben over de verwachting van de komst van Gods Koninkrijk. Ik wil met u kijken naar vijf aspecten die in dit gedeelte naar voren komen:

1. Verwacht géén tekenen (vers 20-21)
2. Verwacht misleiding (vers 22-24)
3. Verwacht de gekruisigde Christus (vers 25)
4. Verwacht het oordeel (vers 26-30)
5. Verwacht de eeuwigheid (vers 31-37)


1. Verwachte géén tekenen (vers 20-21)
Zoals u kunt horen, mogen en moeten we als christenen – op grond van Lucas 17:20-37 – vier dingen verwachten. En als u goed naar mij geluisterd hebt, dan hebt u ook gehoord dat we iets ook niet moeten verwachten. En daar wil ik mee beginnen.
Het is namelijk zo dat de vraag die Jezus krijgt, met betrekking tot de komst van Gods Koninkrijk, wordt gesteld door Farizeeën. Kijk maar naar het begin van vers 20:

“En toen Hem door de Farizeeën gevraagd werd, wanneer het Koninkrijk van God zou komen…”

Voor de context is het van belang dat ik laat zien waar deze vraag vandaan komt. Kortgezegd komt het hier op neer: Christus begon Zijn bediening toen een Romeinse vazalkoning over Galilea regeerde, Romeinse stadhouders heersten over Judea en het Judaïsme – de Joodse godsdienst – vermengd was met het hellenisme. Het is in deze context, dat de Farizeeën de vraag over de komst van Gods Koninkrijk stellen. Deze vraag leefde echt. Er werd door rabbi’s gediscussieerd over de vraag of Gods Koninkrijk onverwachts en krachtig zou doorbreken, of dat het Koninkrijk van God zou komen wanneer de Joden zich zouden bekeren. Als we de politieke context van het Israël in die tijd in gedachten houden, is deze vraag niet zo gek.
En toch is de vraag ook wél gek. Ik zal u laten zien waarom. Bladert u voor een ogenblik naar Lucas 11. In Lucas 11:14-23 lezen we dat Christus een demon uitdrijft. De reactie van de mensen is verschillend; de één is niet overtuigd en vraagt om een teken uit de hemel en een ander beweert dat Jezus de demon kan uitdrijven door de macht van satan. In de reactie die Jezus vervolgens geeft, in vers 17-20, laat hij zien hoe absurd deze laatste reactie is:

“Ieder koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een huis dat tegen zichzelf verdeeld is, valt. Als nu ook de satan tegen zichzelf verdeeld is, hoe kan zijn rijk dan standhouden? Want u zegt dat Ik door Beëlzebul de demonen uitdrijf. Als Ik door Beëlzebul de demonen uitdrijf, door wie drijven uw zonen hen dan uit? Daarom zullen zij uw rechters zijn. Maar als Ik door de vinger van God de demonen uitdrijf, dan is het Koninkrijk van God bij u gekomen.”

Lucas 17:20 is in het licht van dit gedeelte – uit Lucas 11:14-23 – ronduit schokkend. Vergeet niet dat de beschuldiging aan het adres van Jezus, dat Hij demonen uitdrijft door satan zelf, in Mattheüs 12 wordt gelijkgesteld met de zonde tegen de Heilige Geest.
De omstanders – en geloof mij: daar zitten óók Farizeeën en Schriftgeleerden tussen – krijgen het hier in de schoot geworpen! Christus zegt: “Als Ik door de vinger van God de demonen uitdrijf, dan is het Koninkrijk van God bij u gekomen.”
En nu, zes hoofdstukken verder, klinkt deze vraag: “Kunt u ons vertellen wanneer Gods Koninkrijk komt?”
Toepassing: Als u wilt weten hoe u de Heere Jezus tot zwijgen moet brengen, dan moet u de leerschool van de Farizeeën volgen. Er zijn mensen die stellen dat “Jezus niet tegen hen spreekt.” Jezus “zegt niks.” Jezus “geeft geen teken.” Christus spreekt wel, maar zij luisteren niet. Dat is het hele punt hier. Christus spreek! Hij heeft gesproken; Hij spreekt 1930 bladzijden als u dit boek leest. En u beweert dat Hij niks zegt? Laat mij u dit zeggen: als u beweert dat u de Bijbel leest en dat Christus is gestopt met spreken, dan kampt u met hetzelfde probleem als de Farizeeën. De woorden van Christus worden spaarzaam als er niet naar Hem geluisterd wordt. De Farizeeën hebben te horen gekregen wat ze hadden kunnen weten. Verder doet Christus er het zwijgen toe. De zwijgzaamheid van Christus is het oordeel over ongeloof. Onthoud dit: Christus is niet gestopt met spreken, u bent gestopt met luisteren. En geef Christus eens ongelijk – u moet Hem sowieso nooit ongelijk geven! – wanneer Hij meer zwijgt dan spreekt vanwege uw slechte luistergedrag. Als u koppig vasthoudt aan uw eigen gelijk en als u uw opvattingen en plannen en gedachten niet wilt toetsen aan de Schrift, wat heeft Hij u dan nog te zeggen?
Dan iets anders. Christus stelt dat het Koninkrijk niet op waarneembare wijze komt. Er gaan geen tekenen aan vooraf. We kunnen geen grip krijgen op de komst van Gods Koninkrijk door een draaiboek met allerlei “eindtijdgebeurtenissen” te maken. In plaats daarvan zegt Christus in vers 21:

“En men zal niet zeggen: Zie hier of zie daar, want, zie, het Koninkrijk van God is binnen in u.”

Hier moet ik een opmerking maken over de vertaling: Christus kan nooit bedoelen dat Gods Koninkrijk in de Farizeeën aanwezig is. Dat is onmogelijk. Het Koninkrijk van God is niet aanwezig in mensen die Jezus niet erkennen als de Gezalfde van God. Christus kan dus onmogelijk bedoelen dat Gods Koninkrijk aanwezig is in Farizeeën die Hem niet erkenden als Gods Messias. In plaats daarvan moeten we zeggen: “Het Koninkrijk van God is binnen uw bereik.” Toen kon dat in letterlijke zin worden begrepen, omdat de Heere Jezus fysiek bij hen aanwezig was.
Dit maakt duidelijk dat Gods Koninkrijk Christus-gecentreerd is. Het Koninkrijk is Christocentrisch. Het feit dat Jezus de titel Zoon des Mensen op Zichzelf betrekt – een term uit Daniël 7:13-14 – wijst op Zijn identiteit als Messias. Overigens is het ook zo dat de term Zoon des Mensen politiek gezien minder beladen was dan een titel als “Messias” of “Zoon van David.” Dit is de boodschap die keer op keer in het Nieuwe Testament klinkt: Wie Gods Koninkrijk binnen wil gaan, kan niet om de Heere Jezus heen. De boodschap van Jezus aan de Farizeeën is hier: “Stop met het zoeken naar tekenen! Ga niet af op de wonderen en tekenen, kom naar Mij!”
Toepassing: En op grond van Gods Woord kan ik dat ook deze morgen zeggen: als u of jij niet in de Heere Jezus gelooft, speur dan niet naar wonderen en tekenen, maar ga naar Hém!
Ik denk dat het een reëel gevaar voor christenen is, dat we afdrijven van het Centrum van Gods Koninkrijk – en dat is de Drie-enige God Zelf – en ons gaan richten op de vruchten van dat Koninkrijk. Vruchten horen erbij, absoluut. Maar ze zijn niet het fundament van Gods Koninkrijk. Ik kom zo nog verder te spreken over dit fundament.

2. Verwacht misleiding (vers 22-24)
Als Christus de Farizeeën heeft toegesproken, wendt Hij Zich tegen Zijn discipelen. Dat lezen we in vers 22-24:

“En Hij zei tegen de discipelen: Er zullen dagen komen dat u ernaar verlangen zult één van de dagen van de Zoon des mensen te zien, en u zult die niet zien.
En zij zullen tegen u zeggen: Ziehier of ziedaar is Hij. Ga er niet heen en ga er niet achteraan.
Want zoals de bliksem flitst van de ene plaats onder de hemel en naar de andere plaats onder de hemel licht, zo zal ook de Zoon des mensen zijn op Zijn dag.”

Net hebben we gezien wat we niet moeten verwachten, namelijk waarneembare tekenen. Tegen zijn discipelen zegt Christus nu dat zij iets wel moeten verwachten, namelijk misleiding.
En ik vond de combinatie tussen vers 22 en 23 eerst best vreemd. Vers 23 spreekt over het verlangen van de discipelen:

“En Hij zei tegen de discipelen: Er zullen dagen komen dat u ernaar verlangen zult één van de dagen van de Zoon des mensen te zien, en u zult die niet zien.”

En in vers 23 klinkt ineens de waarschuwing:

“En zij zullen tegen u zeggen: Ziehier of ziedaar is Hij. Ga er niet heen en ga er niet achteraan.”

En dan kijk ik naar zo’n tekst en dan vraag ik mij af: “Wat is het verband tussen het verlangen van Christus’ discipelen en de waarschuwing die Jezus geeft?” Het verband tussen vers 23 en 24 is dat we ervoor moeten oppassen dat een verlangen niet zó sterk wordt, dat we daardoor genoegen gaan nemen met dat wat niet echt is, dat wat nep is.

Toepassing: Broeders en zusters, het is een belangrijke les die de Heere Zijn discipelen – en via Lucas ook ons – leert: een sterk verlangen belemmert het onderscheidingsvermogen. Als een verlangen zó sterk wordt, dat het uw leven gaat beheersen, bent u sneller vatbaar voor misleiding. Want u zult dan elk signaal en elk teken en elk bericht willen geloven dat wijst op een naderende vervulling van deze verlangens. Dat is met betrekking tot de wederkomst van Jezus ook zo. Er zijn in de geschiedenis verschillende mensen geweest die beweerden de Messias te zijn. Onlangs was de zogenaamde Kerk van de Almachtige God in het nieuws. Dit is een Chinese sekte, die beweert dat de wederkomst van Jezus al heeft plaatsgevonden. Wees waakzaam, broeders en zusters! Toets uw verlangens, en breng ze in overeenstemming met het Woord van God. Als een bepaald verlangen ongezond sterk wordt, kan er twee dingen gebeuren: óf u volgt misleiders die inspelen op dat verlangen, óf u gaat de Bijbel lezen en interpreteren vanuit dat verlangen. Beiden zijn gevaarlijk. Óf de Bijbel heerst over uw verlangens, óf uw verlangens heersen over de Bijbel.
Christus waarschuwt Zijn discipelen dat Zijn komst in heerlijkheid in geografisch opzicht niet gefaseerd is. De wederkomst van Christus is een kosmisch gebeuren – de hele wereld zal het zien. Denk hier eens over na – de hele wereld! Als de Heere Jezus terugkomt, zal iedereen Hem zien. Iedereen! “Want zoals de bliksem flitst van de ene plaats onder de hemel en naar de andere plaats onder de hemel licht, zo zal ook de Zoon des mensen zijn op Zijn dag.” Van oost tot west en van noord tot zuid: iedereen zal Christus zien verschijnen. Christus komt niet zoals Hij de eerste keer op aarde kwam: de eerste keer moest een ster aan de hemel de weg wijzen naar de plek waar het Koningskind was geboren. De eerste keer moesten Zijn ouders met Hem op de vlucht voor Herodes. Dat is bij Zijn wederkomst heel anders! Niemand hoeft Hem te zoeken, want iedereen zal Hem zien. En Hij zal niet vluchten voor Zijn vijanden; het is juist andersom – Zijn vijanden proberen zich te verbergen voor Hem.
Toepassing: Dus, nogmaals: wees waakzaam. Geloof niemand die beweert dat de Messias is teruggekomen en dat je Hem eerst moet zoeken voordat je Hem kunt vinden. Toets alles op grond van de Bijbel. Luister naar het Woord van Christus. Wees bereid om te zwijgen, zodat Hij kan spreken. U bent geroepen om Christus te volgen. John Flavel schrijft: “De besten onder de mensen zijn op zijn best ook maar mensen; zij hebben hun fouten en gebreken, die zij ruiterlijk zullen erkennen. En waar zij verschillen van Christus, is het onze plicht te verschillen van hen.” U moet met een vaste blik gericht zijn op Jezus. Staar uzelf niet blind op andere mensen, maar houd het oog gericht op Jezus, de “Leidsman en Voleinder van het geloof” (Hebreeën 12:2).

3. Verwacht de gekruisigde Christus (vers 25)
Dit brengt ons bij vers 25. Vers 25 lijkt in eerste instantie een vreemd vers. Want terwijl Christus Zijn discipelen onderwijst over de komst van Gods Koninkrijk, zegt Hij:

“Eerst moet Hij echter veel lijden en verworpen worden door dit mensengeslacht.”

Terwijl Christus eerst een geweldig perspectief schildert voor de discipelen – de wederkomst in heerlijkheid, waar de hele wereld getuige van zal zijn en waar de discipelen naar verlangen – zegt Hij, ogenschijnlijk uit het niets dat de Zoon des Mensen “eerst veel moet lijden en verworpen worden door dit mensengeslacht.” Waarom zegt Hij dat hier? Is dit niet een hele vreemde opmerking?

Nee.

Let op het woord moet. Christus moet veel lijden. Christus moet verworpen worden. Er is geen andere weg. En dan volgt de onvermijdelijke vraag: “Waarom moet dat?”
Laat mij deze vraag beantwoorden met de woorden van Paulus uit Kolossenzen 1:12-14:

“Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht. Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van zonden.”

In deze tekst legt Paulus op schitterende wijze uit wat er is gebeurd toen Christus leed en stierf. U vraagt: “Wat is de relatie tussen het kruis van Christus en het Koninkrijk van God?” Paulus geeft het antwoord: het kruis van Christus is de toegangspoort van Gods Koninkrijk. Het kruis van Christus is niet alleen de poort van Gods Koninkrijk; het is het fundament. De poort van Gods Koninkrijk zou nooit geopend kunnen worden zonder kruis, want het kruis is de toegangspoort! En wanneer u zich vastklampt aan dit kruis, dan treedt u Gods Koninkrijk binnen. En volgens Paulus betekent dat drie dingen:

(1) Wie het Koninkrijk van God is binnengegaan, heeft vergeving van zonden ontvangen (Kolossenzen 1:14). De schuld van de zonde is weggedaan; de zonden zijn vergeven.
(2) Wie het Koninkrijk van God is binnengegaan, is getrokken uit de macht van de duisternis (Kolossenzen 1:13). De macht van de zonde is gebroken.
(3) Wie het Koninkrijk van God is binnengegaan, heeft deel aan de erfenis van de heiligen in het licht (Kolossenzen 1:12). De christen zal ooit worden bevrijd van de aanwezigheid van de zonde.

Toepassing: Broeders en zusters, hier komen we bij de kern van het leven in Gods Koninkrijk. Als wij door het geloof in de Heere Jezus Christus één zijn geworden met Hem, als wij door het kruis Gods Koninkrijk zijn binnengegaan, dan zijn al deze drie dingen ons deel. In Christus zijn al deze zegeningen voor u en voor mij.
Wat betekent dit alles voor het leven in Gods Koninkrijk? Leven in Gods Koninkrijk betekent dat wij in eenheid met Christus leven onder Zijn heerschappij. Het leven in Gods Koninkrijk wordt in feite gekenmerkt door twee woorden: eenheid en afhankelijkheid. Door één te zijn met Christus ontvang ik vergeving van al mijn zonden – en dat niet alleen: ik ontvang ook de volmaakte gerechtigheid van Hém.
Door één te zijn met Christus deel ik in de overwinning die Hij heeft behaald over de zonde en satan. Dit betekent dat de zonde in mijn leven progressief verslagen zal worden. De zonde woont nog wel in mij, maar heeft dankzij de eenheid met Christus geen macht meer over mij. Elke dag leren we om in de voetsporen van Christus te gaan en leren we te vertrouwen op Zijn Woord en leren we gehoorzaam te zijn aan Hem.
Door één te zijn met Christus deel ik in de overwinning die Hij heeft behaald over de dood. Als ik sterf, leef ik – voor eeuwig met Hém. En hoe! Volmaakt, zonder zonde.
Vergeet dit nooit, broeders en zusters – en als u werkelijk kinderen en discipelen van Christus bent, dan zult u dit nooit vergeten: Geen Koninkrijk zonder kruis.
Ik hoop dat u de ernst van deze woorden begrijpt. Ik hoop dat uw begrip en het verstaan van het kruis van Christus – voor zover dit te doorgronden is – diep gaan. Ik hoop dat u het kruis ziet in verhouding tot Gods Koninkrijk. Ik hoop dat u ziet dat het kruis van Christus een werkelijk, historisch monument is – een monument, opgericht van deze machtige verlossingsdaad. Het kruis is het monument van goddelijk oordeel en goddelijke vrijspraak: Hij voor ons. Christus voor ons. Het kruis, broeders en zusters, is geen plek waar wij ons op de borst kunnen kloppen. Het kruis is het monument waar wij geconfronteerd worden met onze zonde, en onze onwaardigheid. En tegelijkertijd worden we herinnerd aan de onbegrijpelijke liefde, barmhartigheid en genade van God.

4. Verwacht het oordeel (vers 26-39)
En hoe vreemd het oog mag klinken: het kruis van Christus, Gods monument voor het machtige verlossingswerk van Zijn Zoon, is enerzijds de plek waar de plek waar het oordeel door Hem gedragen is. Anderzijds is het kruis ook de heenwijzing naar het definitieve oordeel bij Christus’ wederkomst. We lezen in vers 26-30:

“En zoals het gebeurde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen.
Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk en zij werden ten huwelijk gegeven tot op de dag waarop Noach de ark binnenging en de zondvloed kwam en hen allen om deed komen.
Op dezelfde manier ook, zoals het gebeurde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden.
Op de dag echter waarop Lot uit Sodom wegging, regende het vuur en zwavel uit de hemel en bracht hen allen om.
Evenzo zal het zijn op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden.”

De Heere Jezus noemt hier twee momenten waarop God Zijn oordeel heeft voltrokken: de zondvloed en het vernietigen van Sodom en Gomorra. Christus zegt hier als het ware: Kijk goed naar de omstandigheden waarin Gods oordeel werd voltrokken. Zó zal het ook zijn op de Dag dat de Zoon des Mensen geopenbaard zal worden.”
En wat lezen we over die omstandigheden? De omstandigheden zijn opvallend normaal. Kijk maar eens naar de kenmerken die Jezus noemt:

• Mensen eten en drinken (vers 27a, 28a)
• Mensen trouwen (vers 27b)
• Mensen drijven handel en werken (vers 28b)

Dit waren de omstandigheden toen de zondvloed kwam en toen God een einde maakte aan Sodom en Gomorra. Wat heeft dit ons te zeggen? Boven alles één ding: Gods oordeel komt over deze wereld op een moment dat de wereld het niet verwacht. Gods oordeel zal de wereld overvallen. Het hoeft ons in dit opzicht niet te verbazen dat de Heere Jezus even verderop in het Lucasevangelie de vraag stelt: “Maar zal de Zoon des Mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?” (Lucas 18:8)
In het normale, in het alledaagse breekt God in. De hemel scheurt open, Gods Zoon verschijnt in ontzagwekkende heerlijkheid, en de legers van de hemel volgen Hem.
Toepassing: Broeders en zusters, verwacht u Gods oordeel over deze wereld? Verwacht u het moment dat ik zojuist verwoord heb? Leg uw levens eens naast de normale omstandigheden die Christus in vers 27 en 28 noemt. U hebt genoeg te eten en te drinken, u wordt eens in de zoveel tijd uitgenodigd voor een feestje. U bent misschien getrouwd. En ik hoop van harte dat u ook gelukkig getrouwd bent! U houdt van uw man of vrouw en brengt veel tijd door samen. En op het gebied van werk of een hobby bent u ook druk bezig. Niks mis mee. Dit zijn allemaal zegeningen die God u heeft geschonken; geniet ervan met ongeremde dankbaarheid! En tegelijkertijd wil ik u deze vraag stellen: beseft u met al deze zegeningen in de hand dat Christus zal verschijnen? Zorg ervoor dat al deze normale zaken van het leven het zicht op Christus’ komst niet verduisteren. Als dat gebeurt, deelt u in hetzelfde lot als degenen die zich buiten de ark en binnen de poorten van Sodom en Gomorra bevonden.
Toepassing: Ik wil u nog een waarschuwing meegeven, broeders en zusters. We leven in een tijd waarin mensen zich steeds vijandiger en agressiever keren tegen het Evangelie van Jezus Christus en tegen de Kerk van Christus. Dat zien we om ons heen gebeuren. Ik ben ervan overtuigd dat dit alleen maar erger zal worden. Realiseer u goed dat de momenten waarop de zonde zich het hevigst manifesteerde het moment was waarop God heeft ingegrepen en Zijn rechtvaardige oordeel heeft voltrokken. Het zou zomaar kunnen zijn dat er een parallel getrokken moet worden tussen het lijden van Christus en het lijden van Zijn Kerk. Wat was de meest heftige vorm van verwerping van Christus? Toen Hij werd gedood. Toen Hij werd gekruisigd. De kruisiging van Christus is het dieptepunt van vijandschap tegen Hem. Maar wat zien we dan gebeuren? God wekt Hem op uit de doden! Als alles voorbij lijkt, als de zonde overwonnen lijkt te hebben, grijpt God in. Zijn oordeel keert álles om. Ik denk dat we er sterk rekening mee moeten houden dat dit ook voor de Kerk geldt. Het verzet tegen haar groeit. De vijandigheid neemt toe. Het kan zomaar zijn dat de Kerk ogenschijnlijk verworpen en verslagen lijkt door de geest van demonische vijandigheid. Maar juist als je denkt dat dát het geval is, grijpt God in. Zoals Christus de wereld overwonnen heeft, zo overwint de Kerk ook de wereld. Niet in zichzelf, maar in Hem – in Christus alleen.

5. Verwacht de eeuwigheid (vers 31-37)
We moeten voorbereid zijn op de Dag dat Jezus Christus Zijn lijdende Kerk op aarde zal verlossen. En Hij geeft Zijn discipelen, en dus ook ons, de volgende opdracht mee:

“Wie op die dag op het dak zal zijn, met zijn huisraad in huis, moet niet naar beneden gaan om het mee te nemen. En wie op de akker is, moet evenmin terugkeren naar wat hij achterliet. Denk aan de vrouw van Lot. Wie zijn leven zal proberen te behouden, zal het verliezen. En wie het zal verliezen, zal het behouden. Ik zeg u: In die nacht zullen er twee op één bed zijn. De één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. Twee vrouwen zullen samen malen. De één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. Twee zullen er op de akker zijn. De één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. En zij antwoordden en zeiden tegen Hem: Waar, Heere? En Hij zei tegen hen: Waar het lichaam is, daar zullen de gieren zich verzamelen.”

Dit gedeelte spreekt van twee soorten mensen: mensen die wel voorbereid zijn op Jezus’ wederkomst en mensen die niet voorbereid zijn op Zijn wederkomst.Als Jezus Christus terugkomt, is uw eeuwige bestemming bezegeld. En daar is dan geen ontsnappen meer aan. We moeten leren van de vrouw van Lot. Ze keek om naar Sodom en Gomorra. U weet wat er met haar gebeurde: ze werd een zoutpilaar. Christus noemt haar hier als waarschuwing om te allen tijde voorbereid te zijn op Zijn komst. Als u niet weet wat er gebeurt op het moment dat Christus terugkomt, bent u verloren. Christus heeft het hier over iemand die zich bevindt op het dak van zijn huis. Nu is het zo dat de huizen in die tijd een buitentrap hadden – een trap langs het huis – waarmee je snel op en van het dak kon komen. Het voordeel hiervan was dat je dan niet door je huis hoefde te gaan. Dit beeld illustreert dat iemand die wil vluchten bereid is een omweg te nemen om zijn bezittingen in veiligheid te brengen.
Toepassing: Als u probeert uw bezittingen in veiligheid te brengen en mee te nemen op uw vlucht, dan gaat u het niet redden.
Laat het mij eens anders zeggen: Als Christus terugkomt, als u Hem ziet verschijnen en de afstand tussen u en Hem wordt niet kleiner maar groter, dan verraad u uzelf en bent u te laat.
Uw lot wordt in vers 37 op een weerzinwekkende manier beschreven:

“Waar het lichaam is, daar zullen de gieren zich verzamelen.”

Dit beeld komen we ook tegen in Ezechiël 32:4-6, 39:17-20 en Openbaring 19:17-18. Het is een afschrikwekkend beeld van Gods oordeel over de goddelozen.
Maar als u werkelijk een kind van God bent, dan zult u Hem zien, en dan zult u Hem tegemoet gaan in de lucht. Als Christus uw leven is, dan zult u bij Zijn wederkomst alles uit uw handen laten vallen om in Zijn tegenwoordigheid te kunnen zijn. Als Christus uw leven is, dan maakt u zich geen zorgen over uw bezittingen op het moment dat Hij terugkomt. Als u werkelijk van Christus bent, dan verlangt u ernaar om bij Hem te zijn, en het liefst zo snel mogelijk!
En naar de belofte van dit gedeelte, zal Hij u aannemen. Ja, u bent nu al juridisch aangenomen als kind van God, omdat u door het geloof in Christus één met Hem bent. Maar dan zult u publiekelijk aangenomen worden. Als Christus terugkomt, zult u publiekelijk Zijn Koninkrijk binnengaan. Net zoals Zijn wederkomst niet ongezien voorbij zal gaan, zal het ook niet onopgemerkt blijven dat u toegang krijgt tot Zijn Koninkrijk.
Toepassing: We mogen leven in deze verwachting, broeders en zusters! Als u denkt aan de Dag van het oordeel, als u denkt aan de Dag dat Christus terugkomt, bedenk dan dat die Dag publiekelijk zal openbaren wat u in deze tijd door het geloof hebt ontvangen.
U hebt in deze tijd door het geloof vergeving van zonden ontvangen – bij de wederkomst van Christus zal dit publiekelijk verklaard worden.
U hebt in deze tijd progressieve overwinning over de zonde mogen vieren – bij de wederkomst van Christus zal dit publiekelijk bewezen worden.
U hebt in deze tijd uitgezien naar het moment dat u in de tegenwoordigheid van Christus zou zijn, volmaakt en zonder zonde – bij de wederkomst van Christus zal dit verlangen en deze hoop in vervulling gaan.

Amen.

vrijdag 23 september 2016

Read & Apply #23 Gods wil, grootse werken en gerechtigheid

Mattheüs 7:21-23


Wanneer we dit gedeelte goed op ons in laten werken, worden we stil. Er bestaat een grote kans dat je ontzet bent. Wat de Heere Jezus Christus hier zegt, is alarmerend. Tegelijkertijd dienen we te beseffen dat deze woorden geheel in lijn liggen met het gedeelte ervoor, waar Hij spreekt over de valse profeten. Ook hier maakt Christus scheiding tussen echt en nep.

1. De belijdenis dat Jezus Christus Heere is, zegt op zichzelf niets
Vers 21 neemt ons mee naar de Dag van Christus’ wederkomst. Het is de Dag dat ieder mens voor Hem zal verschijnen en de definitieve, rechterlijke uitspraak – voor het oog van de hele wereld – te horen krijgt waar hij of zij de eeuwigheid gaat doorbrengen. Jezus geeft hier een ernstige waarschuwing:

“Niet ieder, die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is.”

We zien hier iets gebeuren wat we al eerder tegenkwamen in Read & Apply #17: er is een verschil tussen praten en doen. Hebben de mensen, die Jezus hier noemt, dan geen uitstekende belijdenis? Christus ís toch Heere? Ja, dat is Hij. Maar er ontbrak iets aan deze belijdenis: vrucht. Een belijdenis op zichzelf zal niemand redden. Denk maar aan de woorden van Jakobus:

“Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken? Als er nu een broeder of zuster zonder kleding zou zijn en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel, en iemand van u zou tegen hen zeggen: Ga heen in vrede, word warm en word verzadigd, en u zou hem niet geven wat het lichaam nodig heeft, wat voor nut heeft dat dan? Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood.”
(Jakobus 2:14-17)

De Heere Jezus stelt, net als Jakobus, dat een hartelijk geloof in Hem vruchten zal voortbrengen. Wat voor vrucht? Het doen van de wil van God de Vader. Dát is de vrucht die Jezus zoekt.
Met andere woorden: wij kunnen de belijdenis “Jezus is Heere!” niet zomaar als toverformule gebruiken om voor eeuwig in de hemel te zijn. Het alleen maar uitroepen werkt niets uit, stelt Jezus. Wij mogen nooit denken dat als we Christus “even” als Heere belijden met onze mond, onze redding een feit is. God zoekt geen “toverbelijdenissen”, Hij zoekt mensen die door het geloof in Jezus oprecht Zijn wil doen!

2. De hemel binnengaan betekent bij God zijn
Er is nog wat aan de hand. Jezus koppelt namelijk heel nadrukkelijk Gods tegenwoordigheid aan Zijn wil. Waarom is dit van belang? Omdat de tegenwoordigheid van iemand bepaalt hoe het er op die plek aan toegaat. En een “toverbelijdenis” denkt hier helemaal niet over na. Daarom schiet ze tekort. Ze faalt simpelweg. Iemand die werkelijk naar de hemel wil gaan, weet op zijn minst twee dingen: (1) Wiens tegenwoordigheid is daar? En (2) Wat is Zijn wil?
Kortom: iedereen die naar de hemel wil, zal liefde voor God moeten hebben én liefde voor de wil van God. Zonder dit essentiële aspect – dat op bovennatuurlijke wijze wordt gewerkt door de Heilige Geest – is het onmogelijk om naar de hemel te gaan. Liefde voor de Persoon van God en liefde voor de wil van God zijn niet van elkaar te scheiden. Wie denkt dat dit wel kan – zoals we in het vorige deel hebben gezien – komt bedrogen uit.

3. De groep mensen die Christus hier in het vizier heeft, zijn de valse profeten mét hun aanhang
In vers 22 lezen we het weerwoord van de mensen tot wie Jezus zal spreken op de Oordeelsdag:

“Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam krachten gedaan?”

Dit is een opvallend weerwoord, in meerdere opzichten. Hier wordt duidelijk dat Christus een hele specifieke groep mensen aanduidt: de valse profeten en hun aanhang. Hoe kunnen we hier zo zeker van zijn?
Ten eerste volgt dit gedeelte na de waarschuwing tegen valse profeten, die pretenderen dat je rustig op de brede weg kunt blijven nadat je door de smalle poort bent gegaan. In vers 21 lezen we een waarschuwing tegen juist deze bewering.
Ten tweede verraadt de inhoud van het weerwoord dat dit niet zomaar normale kerkmensen zijn geweest. Dit zijn mensen die beweren in de bediening van Gods Koninkrijk te hebben gewerkt! Lang niet iedereen profeteert, drijft demonen uit en doet veel krachten. Hier wordt duidelijk zogenaamd werk in Gods wijngaard geclaimd.
Daarom doen we mijns inziens het meeste recht aan dit gedeelte, wanneer we stellen dat Christus hier ten eerste spreekt over valse profeten, maar in het verlengde hiervan ook over alle mensen die hen hebben gevolgd. Is deze waarschuwing dan niet voor iedere belijdende christen bedoeld? Ja, maar we moeten het wel in zijn juiste context zien. Dit gaat over valse profeten met een zogenaamd indrukwekkende bediening en over allen die deze bedieningen uitgedragen en gesteund hebben.

4. Grootse werken zijn niet per definitie Gods wil
Een ander opvallend aspect van het weerwoord dat we in vers 22 kunnen lezen, is dat valse profeten ons gemakkelijk op het verkeerde been kunnen zetten. Heb je nooit gehoord dat mensen zeggen: “Het is Gods wil (let op vers 21!) dat er geweldige dingen geprofeteerd zullen worden! Het is Gods wil dat we mensen bevrijden van demonen! Het is Gods wil dat we grootse en indrukwekkende werken en krachten doen!”
Het kan aan mij liggen, maar ik heb sterk de indruk dat deze roep alsmaar luider wordt. Denk alleen maar aan de afgelopen conferentie van het Evangelisch Werkverband, There is More!. Het Westerse christendom wordt zo langzamerhand de belichaming van alle tendensen die de valse profeten als weerwoord geven! En dat maakt de zaak uiterst gevaarlijk.
De grote waarschuwing die Christus hier wil geven, is dat we ons niet gek moeten laten maken door iedere zogenaamde christen of profeet die steeds weer begint over wonderen en tekenen en krachten en grootste werken. Dit is niet – in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt – Gods wil! Maar wil God nu niet dat we zullen profeteren, of dat demonen uitgedreven worden, of dat we veel krachten doen? Blijkbaar ligt het accent van Gods wil niet op al dit indrukwekkende gebeuren. Gods wil is dat wij Zijn goedheid weerspiegelen naar andere mensen toe; zo komen we weer uit bij Mattheüs 7:12. Dit is de essentie van de Wet en de Profeten, zegt Jezus daar. Blijkbaar is het voor God van doorslaggevender belang dat we kunnen meehuilen met degenen die verdriet hebben en blij kunnen zijn met degenen die verheugd zijn, in plaats van meteen te gaan roepen dat het Gods wil is dat iedereen geneest.

5. Valse profeten zijn egocentrisch
Een derde, opvallend aspect is de arrogantie van het weerwoord dat de valse profeten en hun aanhang geeft. Let goed op:

“Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam…
hebben wij niet in Uw Naam…
hebben wij niet in Uw Naam…?”

Zij roemen hier in zichzelf, zij hebben het totaal niet over het werk van Christus! Ja, ze zeggen even zijdelings dat de Naam van Jezus hen zogenaamd heeft geholpen, maar het echte succes is toch door henzelf geboekt. “Wij hebben toch dit en dat? Wij hebben ons toch voor U ingespannen? Hoe kunt U ons, die zó veel en krachtige dingen gedaan hebben, nu weigeren in Uw hemel?” Ze doen nota bene alsof ze recht op een plek in de hemel hebben. Iedere wedergeboren christen weet dat een plek in de hemel alles behalve een recht is. Het is genade, alleen genade. Ik verdien het niet. Al zou ik de meest oprechte, God dienende persoon zijn die in de geschiedenis heeft geleefd, dan nog verdien ik er geen plek in de hemel mee. Er moet eerst iets gebeuren, en daar lees je in vers 22 helemaal niets over. Er is geen woord over het lijden, sterven en de opstanding van Jezus Christus. Je leest niets over verzoening tussen God en mens door Christus. Je leest alleen maar hoogdravende pocherij van valse profeten.

6. Het is van levensbelang om de geesten te beproeven
Nu we weten dat het volgen van valse profeten dodelijk is, wordt de oproep van de apostel Johannes nog indringender:

“Geliefden, geloof niet elke geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn; want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan. Hieraan leert u de Geest van God kennen: elke geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en die nu al in de wereld is.”
(1 Johannes 4:1-3)

Deze waarschuwing kan niet vaak genoeg gegeven worden: Pas op, let op, geloof niet alles wat je hoort, geloof niet alles wat je ziet. Al spreekt iemand met de klinkende woorden van engelen, al klinkt het als hemelse muziek in de horen, al klinkt het zo zoet als de tonen van Davids harp: toets, toets, toets! Lang niet alles op het christelijke erf is uit Christus! Laat je alsjeblieft niet meeslepen in een boodschap van alleen maar wonderen en tekenen.
“Ja, maar,” zeggen mensen dan, “jij staat het werk van de Geest tegen. God wil écht grootse werken doen!” Mijn antwoord luidt: het heeft er alle schijn van dat jij het Woord tegenstaat. In dit Bijbelgedeelte klinkt een scherpe, heldere waarschuwing om niet primair bezig te zijn met grootse, indrukwekkende en spectaculaire werken. De Geest werk altijd primair van het Woord en wat er hier gebeurt, is dat het Woord van de Geest wordt losgemaakt. Indrukwekkende wonderen worden belangrijker geacht dan de betekenis en uitleg van de Bijbel. Dit verdient geen andere naam dan ongehoorzaamheid. Christus’ Woord is beslissend, niet wonderbaarlijke werken.
Wanneer de Bijbel met klem oproept om de geesten te beproeven, duidt dit er ook op dat er meerdere geesten binnen de kerk actief kunnen zijn. Dit hoort niet, dat is duidelijk. Alleen Gods Heilige Geest moet binnen de Gemeente van Christus werken. Het is – en dit is een gevoelige stelling, maar vanuit de context wél reëel – goed mogelijk dat andere geesten het werk van de Heilige Geest nabootsen en zo de suggestie wekken dat God werkzaam is. Denk aan het voorbeeld van de magiërs in Egypte in Exodus 7:8-13. Dit is niet bepaald kinderspul, dit moet serieus overdacht worden. Wees hierin absoluut niet naïef!

7. Een echte christen is gericht op het doen van Gods rechtvaardige wil
Nu we weten wat niet Gods primaire wil is, wat is het dan wel? Ik heb het al even aangestipt: lees Mattheüs 7:12 nog eens. Gods wil is dat Zijn goedheid wordt weerspiegeld in ons leven. En dit hoeft heus niet met spectaculaire werken gedaan te worden. Meehuilen, meevieren, een bemoedigend woord spreken, een troostend woord bieden, een vermanend woord brengen – dit alles valt onder Gods wil. Denk na hoe jij door een ander behandeld zou willen worden en handel vervolgens zó naar anderen toe. Dan, zegt Jezus, heb je de kern van het geloof in Hem – en de kern van de Bijbel – voor de praktische levenshouding te pakken.
Als de Heere Jezus in vers 23 spreekt over “wetteloosheid”, dan bedoelt Hij een zelfzuchtig leven, waarin het dienen van jezelf centraal staat. Je dient God niet en je dient mensen niet. Je bent puur met jezelf bezig. Dat heet wetteloosheid. En wat zagen we onder punt 5? Valse profeten zijn alleen maar bezig met de indruk van hun bediening. Zelfzucht. De kern van Gods wil draait om het weerspiegelen van Zijn morele waarden. Keer op keer zien we dit in de brieven terugkomen. Paulus is veel meer bezig met de morele waarden binnen de Gemeente van Christus, dan met genezingswonderen. Sterker nog, over het laatste lees je in de brieven helemaal niets.

Tot slot: wij leven in gevaarlijke tijden
Wanneer we in dit gedeelte een glimp opvangen van de Oordeelsdag, kan ik niets anders constateren dan dat we als christelijke kerk in gevaarlijke tijden leven. We worden overspoeld met charismatische vloeden en winden en mensen die eenzijdig gefocust zijn op wonderen en tekenen. Ik ben bang dat dit absoluut geen teken van een opwekking of herleving is, maar eerder een uiting van groot ongeloof. Want zochten de Joden ook geen teken (zie 1 Kortinthe 1:20-24)? Niet wonderen en tekenen hebben de uiteindelijke macht om mensen tot geloof in Christus te brengen, maar het Woord alleen! Gods Woord, de Bijbel is Gods kracht tot verlossing van zielen.
Ik kan daarom niet genoeg benadrukken hoe gevaarlijk het is om meegesleept te worden in goed een klinkende theologie waarin de ervaring centraal staat. De Bijbel waarschuwt hier niet voor niets tegen, maar wil waarschuwingen gebruiken om te beschermen. Pas goed op jezelf, wees voorzichtig naar wie je luistert. Omwille van jouw verlossing – pas goed op jezelf!

woensdag 27 mei 2015

De heerschappij van Christus en het werk van Gods Geest

Momenteel ben ik bezig in het boek Discovering Jesus in the New Testament van Keith Warrington. Per Bijbelboek zet hij uiteen hoe elke auteur van het Nieuwe Testament het beeld van Jezus schetst.
Warrington is een Bijbelgetrouwe auteur, die dit alles op degelijke, begrijpelijke en praktische wijze uiteenzet.

Opnieuw trof het mij hoezeer Jezus Redder én Heere tegelijk is. Dit voert terug naar de discussie rond “lordship salvation”, waar ik al eerder over schreef. Niet alleen treft het mij steeds meer dát Jezus tegelijk Redder en Heere is, maar ook hoezeer auteurs en voorgangers als John MacArthur, John Piper en Paul Washer een belangrijke stem zijn om dit geluid (steeds weer) te laten horen.
Deze opvatting is echter niet nieuw. Literatuur uit de hoek van de Puriteinen druipt werkelijk van deze materie. John Owen (in zijn werk Communion with the Triune God) en John Flavel (in The Method of Grace) zagen al – en zetten op uitgebreide en Bijbelse wijze uiteen – dat het ontvangen van Jezus in je leven niet gedeeld kan zijn, maar helemaal. Niet alleen de zegeningen van Christus ontvangen, maar ook Zijn eisen. Niet alleen de vergeving, maar ook de reiniging (“Hij komt met bloed én water”, schrijft Flavel).
Toch gaat het er niet om dat ik met dit standpunt instem, omdat bekende mensen dit ook doen. Ik moet er Bijbelse argumenten voor hebben. Die zijn er. En er moet gerekend worden met de Bijbelse feiten.
Boeken doornemen is leuk, maar het gaat erom dat God door Zijn Woord mij verandert naar het beeld van Zijn Zoon. Twee zaken zijn dodelijk in het geloofsleven: vanzelfsprekendheid en vrijblijvendheid. In het vervolg dus geen commentaren meer als: “Dit wisten we al”, of: “Prachtig dat wat wij geloven nu op een andere wijze is omschreven!” Nee, wij luisteren naar Gods Woord en we buigen de gegeven feiten om in vragen. Geen postmoderne vragen (alsof we twijfelen aan de feiten), maar vragen op het persoonlijke vlak. Zie ik dit feit eigenlijk wel zitten? Vind ik dit feit wel fijn? Ben ik bereid om mijn leven in te richten volgens het feit dat hier is neergelegd?

Warrington zet uiteen hoe de synoptische Evangelisten (Mattheüs, Marcus en Lucas) Jezus omschrijven. Tijdens het doornemen van die opsomming drong het opnieuw tot mij door dat de Persoon van Christus geen oppervlakkige Zaligmaker is. De redding die Hij biedt is diepgaand en radicaal.
In Mattheüs 1:21 meldt de gelijknamige Evangelist dat Jezus Zijn volk zal “redden van hun zonden.” Dit impliceert méér dan redden van de hel. Radicaal gesteld: Jezus redt mij van mij – wie ik ben in mijn opstand, rebellie en verzet tegen God. Daar komt de eerste vraag al: zie ik het eigenlijk wel zitten dat Jezus mij redt van mij?
Vervolgens wordt Jezus de Koning over het huis van Jacob genoemd, de Koning van de Joden. Heb ik er eigenlijk wel zin in om door Hem geregeerd te worden? Zie ik het zitten om mijn leven in te richten op de manier zoals Hij (en niet ik) het wil hebben? Dit soort vragen maakt de zaak een stuk minder vanzelfsprekend. Het zijn hartslag verhogende vragen. De spanning stijgt. Want wat heb ik allemaal op te geven wanneer ik deze vragen met “ja” beantwoord?
Dan wordt gezegd dat Jezus ook wel Immanuel wordt genoemd: God met ons.
God met ons? Ja, maar wel op Zijn voorwaarden. De voorwaarden van Zijn regering en Koningschap. Zie ik dit zitten? Vervolgens: Jezus is alle aanbidding waard. Ben ik bereid om mijn leven aan Zijn dienst te wijden, als discipel? Hij wordt Christus (Messias, Gezalfde) genoemd, Redder, Zoon van de Allerhoogste God en Heere.

De misleiding van een “twee fase-redding”
Toen ik het verband ging zien tussen de verlossing die Jezus bewerkt heeft én de manier waarop de Synoptici Hem omschrijven, drong het tot mij door dat het verlossingswerk van Christus juist ook in het verband van Zijn Naam en eigenschappen moet worden gezien. Het maakt een einde aan de mythe van de zogenaamde “twee fase-redding”. Fase één is het geloven in Jezus als Redder, fase twee maakt later een keer ernst met de levenswandel. Dit is ronduit absurd. Het onderscheid is op geen enkele Bijbelse grond te verdedigen. Het is een Westers concept en (naar ik vrees) de vrucht van het gemak en de luxe van alle welvaart die wij hier genieten, waardoor we op één of andere manier zijn afgestompt voor veel serieuze en urgente zaken in het leven. Het lijkt wel of wij de urgentie en ernst van een dergelijke Bijbelse boodschap hebben aangepast aan het materiele niveau waarop wij zelf leven. Onze zelfredzaamheid staat haaks op de Bijbelse oproep om jezelf te verliezen omwille van Gods Koninkrijk. De oproep om Jezus eerst aan te nemen als persoonlijke Verlosser en dan later als de Heere en Meester over je leven, zal bij de schrijvers van het Nieuwe Testament kromme tenen hebben opgeleverd – schat ik zo. De aansporingen van Jezus Zelf én van de apostelen die een brief schreven, hebben allemaal, zonder uitzondering, een belangrijk deel van het onderwijs gewijd aan de inrichting van het leven als christen. Paulus had het zelfs zwaar met betrekking tot de Galaten, omdat zij dreigden af te dwalen van het Evangelie en zodoende Christus nog geen gestalte in hen had gekregen (zie 4:19). Ik kan mij dus niet vinden in de opvatting dat je eerst voor eeuwig gered moet worden van het oordeel dat boven je hoofd hangt, terwijl er in die “redding” geen ernst wordt gemaakt met het waarom van het oordeel: je eigen zonde.
Daarom is het stellen van persoonlijke vragen zo belangrijk. Jezus redt mij van mijzelf. Mijn egoïstische leven. Mijn ik-gerichtheid. Mijn zelfdienstbaarheid. Mijn afgoden. En de vraag is of ik dit werkelijk wil. Of niet.
Het heeft geen zin om “gered” te willen worden, als ik mijzelf vast wil houden. Als ik mijzelf wil blijven. Het heeft geen zin om “gered” te worden, als de heerschappij van Degene Die mij redt, mij niet aanstaat.
Wat Jezus in het schenken van verlossing doet, is dat Hij mijn leven plaatst onder Zijn heerschappij, Zijn Koningschap, Zijn gezag. Hij neemt mijn leven op zodanige wijze in Zijn hand. Het is dus in het geheel helemaal niet de vraag of ik Hem wel of niet als Heere wil ontvangen. Hij is zo’n Redder dat áls Hij mij redt, Hij mij onmiddellijk tot Zijn dienstknecht maakt en Hij dus mijn Heere ís. Juist omdát Hij zo’n Redder is, is Hij Heere en omdat Hij zo’n Heere is, is Hij Redder.

Het werk van Gods Geest
Voor mij klopt dit als een bus. Maar er is nog iets. Verderop in Warringtons boek komt de doop van Johannes én die van Jezus ter sprake. Johannes als wegbereider van Christus, die bekering predikte en mensen opriep deze bekering uit te drukken in de symbolische handeling van de doop.
Jezus kwam ook om te dopen, maar dan met de Heilige Geest en vuur. Volgens het Oude Testament duidt vuur op oordeel, reiniging en transformatie. Met deze kennis wordt één plus één twee. Als Jezus zo’n Redder is, die door het verlossende werk mensen onder Zijn heerschappij plaatst én als de Heilige Geest een Geest van oordeel, reiniging en transformatie is, vallen de puzzelstukjes op zijn plek: het verlossende werk van God is zó radicaal dat Hij het oordeel voltrekt over de zondaar, Hem reinigt van zijn zonde en verandert naar het beeld van Christus. Dit begint allemaal op hetzelfde moment. God heeft de verlossing wel “verdeeld” over verschillende stadia (rechtvaardigmaking, heiligmaking en verheerlijking), maar Hij gaat mij niet vragen of ik toe ben aan de volgende fase. Vanaf de eerste bekering tot de wederkomst van Christus is Hij met mij bezig.

Jezus, de Koning Die gewillig maakt
Dit is nu het werk van de Heilige Geest. Koning Jezus schenkt Zijn Geest aan mij, zodat ik gewillig wordt gemaakt om te leven onder Zijn heerschappij. Zijn Woord en wil zijn mijn wet.
Voor de Gemeente van Christus is het van fundamenteel belang dat zij het verband ziet tussen Christus’ heerschappij en het werk van de Heilige Geest. Christus biedt geen goedkope of oppervlakkige verlossing aan.
Er moet een helder en heerlijk zicht zijn op het werk van de Heilige Geest. Het is een uniek en geweldig voorrecht om de Heilige Geest te ontvangen! Het is de Geest Die Christus overschaduwde en de kracht gaf om volmaakt de wil van de Vader te doen. Daarom kunnen wij er ook zeker van zijn dat Hij machtige werken in ons persoonlijke leven kan doen, omdat we in het leven van Jezus deze kracht reeds werkzaam hebben gezien. En juist omdat het de Geest is, Die machtige werken doet in ons leven, krijgt God de eer en glorie, omdat Hij dingen werkt die ik zelf niet kan.
Er is een helder, diepgaand zicht nodig op de verlossing. Warrington wijst erop dat de Evangelisten vanaf de geboorte van Jezus al bezig zijn om met hun pen op Hem te wijzen en het eigenlijk literair willen uitroepen: “Let op Hem! Let op Hem! Hij is waardig om alle aandacht en aanbidding te ontvangen!” In zijn boek gebruikt Warrington een treffend voorbeeld: wie de Bijbel leest, zit op de eerste rij om te zien en te horen wat Jezus exact doet en onderwijst. Vanaf bladzijde één van het Nieuwe Testament wijzen de Vader en de Geest geheel naar de Zoon.
Dit heeft maar één reden: Jezus is God in mensenvlees. Wij zouden alleen al in ontzag voor Jezus moeten neerknielen, omdat Hij God is.
Wat wij echter vaak doen, is dat we Hem en Zijn werk gaan beschouwen vanuit de vraag wat Hij precies is komen brengen. Wij zien het kruis en daarom knielen wij. Maar volgens de Evangelisten is de geboorte al één groot en geweldig getuigenis om bij te knielen. Het gaat om de Persoon Die de wereld in is gekomen – God is in de wereld gekomen! Warrington stelt terecht dat nog voor Jezus ook maar Zijn bediening is begonnen, God de Vader en de Heilige Geest Hem bevestigen als Degene Die Hij is.
De Vader zegt: “Deze is Mijn Geliefde Zoon, in Hem vind Ik Mijn welbehagen” en de Heilige Geest daalt op Jezus neer in de vorm van een duif.
Er zal in ons leven meer ontzag moeten zijn dan alleen voor het kruis. We kunnen niet selectief kiezen welk gedeelte van het Evangelie wij oppakken, overnemen en op onszelf toepassen en welke gedeelten niet. Het is alles of niets. God vraagt van ons, dat wij erkennen met ons leven, zowel in woord en daad, dat Hij God is. Niet alleen wanneer wij spreken over het kruis, maar ook als iemand om vergeving komt vragen. Niet alleen wanneer we stellen dat de zonden vergeven zijn, maar ook dat wijzelf strijden tegen onze zonden. Als God ons verlost voor Zijn Koninkrijk, dan zal Hij ook alle dingen werken die nodig zijn voor onze houding met betrekking tot dat Koninkrijk.

Verlossing: een parallel met Jezus’ leven
Warrington wijst erop dat niet alleen de Geest Jezus’ authenticiteit bevestigt, maar ook de Vader. Jezus is echt God. Zijn leven is waar. Honderd procent volmaakt.
Maar datzelfde getuigenis werkt de Geest ook in ons leven. Wanneer wij dus spreken over de zekerheid van onze redding, is ons eigen getuigenis op zichzelf staand niet van doorslaggevend belang. Het is niet Robert die zichzelf moet overtuigen dat hij gered is; het is Gods Geest Die dat doet.
Ik kan daarom hoog en laag springen wat ik wil, en roepen dat “alles aan het kruis is volbracht” en dat “ik geloof”, maar dat zal uiteindelijk weinig indruk maken. Wat werkelijk indruk maakt, is dat Gods Geest het getuigenis geeft. En hoe doet Hij dat? Door zó te werken in mijn leven, dat ik gewillig gemaakt word om in vreugdevolle aanbidding te buigen voor Koning Jezus. Ik ga wandelen door die Heilige Geest.
Er is een geweldige, grootste, indrukwekkende samenwerking in de Drie-eenheid, die op deze manier tot uiting komt in de verlossing. De Vader schenkt ons de Zoon, Die de verlossing tot stand heeft gebracht; Hij schenkt de Heilige Geest, Die dit verlossingswerk zal toepassen in het leven van de gelovige. De Redder, Koning en Heere Jezus geeft Zijn Geest, Die mij gewillig maakt om onder Zijn heerschappij te leven.
En die gewilligheid houdt dus ook in dat ik mijzelf kritische vragen ga stellen die gaan over leven en dood. De Evangelie uitnodiging is een serieuze zaak. God Die als Mens in de wereld is gekomen, is een serieuze zaak. De inwijding en volledige doorbraak van Gods Koninkrijk zijn een serieuze zaak.

Verlossing: leven onder de heerschappij van Christus
Wanneer iemand beweert te zijn gered, belijdt hij hiermee te leven onder de heerschappij van Jezus Christus. Hij heeft de regie. Zijn Woord en wil zijn de volmaakte levensregel en Wet van de gelovige. Gaat het altijd goed? Nee. Maar ook daar heeft God in Zijn voorzienigheid middelen van genade voor gegeven. En het gaat erom dat de gelovige op de juiste momenten de juiste middelen weet te hanteren die God in Zijn genade schenkt.
De Kerk van Christus moet minder praten over “gered zijn” en bewuster bezig zijn met haar wandel als verlost volk. Dat is de enige manier waarop de zekerheid van redding groeit en het is ook van belang voor het getuigenis van Gods volk naar de wereld toe.
Wij lijken het Bijbelse beeld kwijt te raken dat élke dag op deze – nog niet verloste – wereld er werkelijk toe doet. Gods getuigenis over mijn leven – als ik werkelijk Zijn kind ben – gaat vandaag door. En als Hij het mij geeft, morgen ook. Dit heeft niets te maken met bangmakerij, maar alles met de manier waarop God door Zijn Geest werkt.
Het is een gevaarlijke – zo niet, dodelijke – simplificatie wanneer wij denken dat verlossing betekent dat ik één keer voor Jezus heb gekozen en dat ik voor de rest van mijn leven gegarandeerd ben van Gods zorg, lui achterover kan zitten en genieten van de vergeving van mijn zonden.
Wanneer ik werkelijk gered ben, zal ik er niet passief bij gaan zitten, maar juist – door het werk van de Heilige Geest – actief wandelen in de goede werken die God voor de grondlegging van de wereld al gereed had liggen (Efeze 2:10).

Verlossing: God zien in de Bijbel
Het is levensgevaarlijk wanneer we “geloven” in zekere beloften van Gods Woord, die op onszelf gaan “toepassen” of ons “toe-eigenen”, terwijl de realiteit van Gods getuigende Geest in ons leven ontbreekt. Het trof mij dat juist vandaag een artikel van John Piper over deze zaken verscheen op zijn website.
God heeft Zijn Woord gegeven om ons de mogelijkheid te geven Hem te ontmoeten, te leren kennen en ons leven in te richten naar Zijn voorschriften en geboden. Als ik de Bijbel open, dan verlangt God ernaar dat ik Hem zie. Hij wil niet dat ik er een leuke belofte uitpluk, waar ik voor de rest van de dag zoet mee ben, zonder Hemzelf te hebben ontmoet. Hij wil dat ik Hem ontmoet door Zijn Woord en door het getuigende, oordelende, reinigende en transformerende werk van Zijn Geest wordt veranderd naar Zijn beeld – zoals Jezus de Vader volmaakt weerspiegelt. Dit is het verlossende leven. Leven onder Gods heerschappij, waarbij Hij steeds meer van Zichzelf in mij ziet. En dit doet Hem enorm veel plezier! Heiliging is dus een goddelijk plezierig werk!
Het reinigende werk van Gods Geest wordt iedere dag weer voortgezet. Het oordelende werk van de Geest wordt iedere dag weer voortgezet. Het transformerende werk van Gods Geest wordt iedere dag weer voortgezet.
Elke dag dat ik wakker word, sta ik op onder het gezag van Koning Jezus. Geen dag is hetzelfde.
Laat de christen en de Kerk zich bezinnen op Gods verlossing. De diepgang ervan. De aard ervan. De duur ervan. Het plezier ervan. Maar ook de radicaliteit ervan. Dood de oppervlakkigheid. Dood de vanzelfsprekendheid. Leef in Zijn Koninkrijk. Leef onder Zijn heerschappij. Met alle pijnlijke, confronterende vragen die hierbij horen. Stel ze. Leg ze voor aan Hem; Hij is immers de Heere. Worstel ermee. Bid dat God door Zijn Geest werkt wat je zelf niet kunt. En barst uit in gejuich, omdat Hij Zich een getrouw God zal betonen.
Want de Redder Die Heere is, Die Heere is Redder.






dinsdag 7 april 2015

Gods eer en de onze

Wanneer wij schuilen bij God


Nog niet eerder had ik Psalm 91 bestudeerd. Eerlijk gezegd kon ik er ook niet echt mee uit te voeten. Oppervlakkig beschouwd kwam het over als een verzameling van zestien verzen die lijken te suggereren dat de gelovige op zodanige wijze kon rekenen op Gods bescherming, dat hij geen enkele vorm van kwaad te vrezen heeft. Behoedzaamheid is hier dus belangrijk. Enerzijds wil ik de schittering van de beloften niet verduisteren, en aan de andere kant wil ik de beloften niet zó uitleggen, dat zij ons de volmaaktheid in dit gebroken bestaan voorhouden.
Ja, de Psalm leert dat er een vorm van kwaad is die de gelovige niet definitief ten val kan brengen. En nee, de Psalm belooft niet dat gelovigen in dit leven volmaakt vrij zijn van alle vormen van kwaad.
De rode draad van de Psalm maakt duidelijk dat er een innige relatie bestaat tussen God en de rechtvaardige. De beloften die hier worden gegeven, zijn niet gering; ze zijn diepgaand en onvoorstelbaar rijk.
Willen we de aanwijzing met betrekking tot Gods belofte goed kunnen duiden, dan zullen we moeten inzien dat er een voorwaarde aan verbonden wordt.
Voor sommigen zal het wellicht een verrassing zijn dat de belofte gepaard gaat met een voorwaarde. Een voorwaarde roept immers de sfeer op van verdienste. Genade is juist krijgen waar je geen recht op hebt. Hoe kan het dan dat hier een voorwaardelijke belofte wordt gegeven? Want dat is het.
Het antwoord op deze vraag heeft alles te maken met Gods eer en de onze.

Satanisch Bijbelgebruik
Voordat ik de sleutel geef voor het ontdekken en doorzien van de onvoorstelbare, rijke schat die God hier aanbiedt, wil ik eerst verhelderen waarom het voorwaardelijke verband van de belofte essentieel is.
Psalm 91 is namelijk de Psalm die satan gebruikt om de Heere Jezus te verzoeken in de woestijn (Mattheüs 4:1-11; Lucas 4:1-13). En zijn “Bijbelgebruik” is niet bepaald zuiver; de zaak stinkt.
Met opzet. De oplettende lezer zal namelijk zien dat hij subtiel een regel uit de originele tekst ongenoemd laat. Dit is de oorspronkelijke tekst:

“Want Hij zal voor u Zijn engelen bevel geven
dat zij u bewaren op al uw wegen.
Zij zullen u op de handen dragen,
zodat u uw voet aan geen steen stoot.”

Hier is de versie van de duivel:

“Want Hij zal voor u Zijn engelen bevel geven,
en dat zij U op de handen zullen dragen, opdat U Uw voet niet misschien aan een steen stoot.”

Buiten het feit dat de boze voor het gemak het woord “misschien” tevoorschijn haalt, zien we dat hij de regel “dat zij u bewaren op uw pad” hier niet noemt. En het is juist deze zin die ons goed zicht geeft op de belofte van God! Hij heeft hier de link tussen belofte en voorwaarde op geniepige wijze weggenomen. En de vraag die zich opdringt, is de volgende: worden wij ook niet verzocht om beloften van God klakkeloos, vaak, oppervlakkig en half toe te eigenen? Is het niet zo dat satan ons te grazen kan nemen met teksten als Titus 2:11? Als ik zondige gevoelens bemerk en zondige gedachten beginnen binnen te druppelen, dan kan hij op deze tekst wijzen en zeggen: “Wat doe je moeilijk? Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen… Punt!” Als ik hierin meega, kan ik denken: “Ja, inderdaad. Wat doe ik moeilijk? Jezus is in de wereld gekomen, is gestorven en opgestaan, stierf voor mijn zonden… Waarom zou ik mij druk maken om de zondige gevoelens en gedachten?” Waarom zou ik mij druk maken?
Ik zou ertegenin gaan vanwege vers 12, 13 en 14:

“…en [Gods genade] leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven, terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus. Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.”

Wanneer satan alleen de belofte voorhoudt, zonder het kader waarin de deze wordt gedaan, moeten er alarmbellen gaan rinkelen. Op grond van Titus 2:11 hoef ik mij niet druk te maken om mijn zonde, maar de verzen 12 tot en met 14 stellen mij het doel van de genade voor ogen en dan liggen de zaken anders. Als satan op grond van vers 11 zegt: “Waar maak jij je druk om? De genade is verschenen…” dan kan ik met Gods Woord antwoorden: “Juist omdat de genade is verschenen, maak ik mij druk om de zonde, want Gods genade leert mij de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven!” Hier leggen we de verbinding tussen belofte en voorwaarde. De betekenis en reikwijdte van de belofte komen nu volledig in beeld. Er valt slechts eer te behalen wanneer wij werkelijk naar God toegaan voor de genade die wij nodig hebben. Hij wil dat wij de rijkdom van Zijn beloften onderzoeken, overdenken, toe-eigenen en koesteren. Dit gaat verder dan het aanleren of verdedigen van dogma’s.
Geloven in God en ons leven in aanbidding toewijden aan Hem gaat véél verder dan het maken van een juiste geloofsleer en dit op een briefje meegeven aan mede –of ongelovigen.
Wat maakt iemand tot een christen? Wanneer ontdek je wie christen is en wie niet? Het antwoord is: degene die God werkelijk aanbidt. Die bij Hem schuilt voor kracht en genade. Degene die wandelt met God. Het hoeft niet altijd degene te zijn met de juiste leer. Wat koop je daarvoor?
Ik geloof dat satan op dit punt een wapen in handen heeft, waarmee hij de Geest van Christus en ware aanbidding kan tegenwerken. En het is een gevaarlijker wapen dan mensen zich misschien beseffen. Ik wil de tactiek van satan proberen te ontmaskeren en verwoorden.
Zoals we hebben gezien bij de verzoeking van Jezus, probeert de duivel Gods Woord dusdanig te verdraaien, dat Gods Zoon het verkeerde gaat aanbidden en dienen.
De Bijbel is Gods Voedingsboek voor de ziel; het is de Openbaring tot heilzame aanbidding. En als satan mensen tegen elkaar op kan zetten vanwege meningsverschillen (al dan niet terecht), dan zal hij deze kans beslist niet onbenut laten.
De Bijbel is geen boek om meningen en visies te vormen, maar om op een oprechte wijze te aanbidden.

Persoonlijk weet ik wat het is om overtuigd te zijn van de juiste leer, zonder werkelijk te aanbidden. En dat is een hele gemene, sluwe streek, waarbij het zondige vlees en satan op een zekere manier samenwerken. De vraag naar het reddende geloof wordt op deze wijze cruciaal. Niets is erger dan de juiste leer aan te hangen… en onbekeerd zijn. Ik heb een tijdlang geworsteld met clichés over de verlossing. Het probleem? We kunnen praten over datgene wat we moeten doen en we kunnen ervan overtuigd zijn dat we het juiste zeggen, zonder het goede te doen. Iemand die zegt te vertrouwen op Christus, moet je die zomaar op zijn woord geloven? Naar de leer gesproken verkondigt hij de waarheid, maar hoe kun je er zeker van zijn dat hij het werkelijk doet? Dit is het hart van aanbidding. Iemand die Christus werkelijk aanbidt als “Degene die werkelijk alles is wat hij nodig heeft,” zal in woord en daad laten blijken dat hij afhankelijk van Hem is.
We kunnen praten over het “vertrouwen op Christus,” zonder het te doen. Dat is tragisch.
Het leven van Gods kinderen wordt gekenmerkt door hartelijke toewijding aan Hem. Het is een zaak van het hart.
Waartoe dient dan de leer? De leer is voeding. De leer maakt bekend Wie God is, wat Hij wil, wie wij zijn en hoe wij behoren te leven in gemeenschap met Hem.
Ik ontken het belang van dogma’s dus op geen enkele manier; ik zie alleen het gevaar wanneer we de leer losmaken van aanbidding. Kunnen we nog genieten van Gods openbaring? Of is de Bijbel een middel geworden om anderen de mond mee te snoeren?
Hoe gaan wij om met Gods beloften? Zijn het slechts teksten om ons gelijk mee te onderstrepen? Of zoeken we werkelijk voor Gods aangezicht, en in de kracht van Zijn Geest, de vervulling ervan in ons hart en leven? Juist in het vervullen van de belofte ligt een geweldige rijkdom, niet slechts in het belijden!

Verlossing: wonen bij God en scheiden van zondig kwaad
Het karakter van Psalm 91 onderstreept dit volgens mij. Het gaat over praktische verlossing en het leven met God. Ik geloof dat Gods belofte van Psalm 91 betrekking heeft op de verlossing van het kwaad dat “zonde” heet. Een aanwijzing hiervoor vind ik in vers 7 en 8:

Al zullen er duizend vallen aan uw zijde
en tienduizend aan uw rechterhand –
bij u zal het onheil niet komen.
Slechts met uw ogen zult u het aanschouwen,
u zult de vergelding aan de goddelozen zien.

Vers 8 maakt duidelijk dat hier sprake is van een val die uitsluitend wordt beperkt tot goddelozen. En dat terwijl ze veel dingen gemeen lijken te hebben met gelovigen: allebei lijden ze aan ziekte, allebei zullen ze eens sterven, allebei kennen ze armoede, allebei kunnen ze gebukt gaan onder leed dat hen wordt aangedaan. Er is echter één cruciaal verschil: de rechtvaardige wordt verlost. Van zonde.
Hier is geen sprake van een welvaartsevangelie – een boodschap van onophoudelijke, voortdurende voorspoed in materieel, geestelijk en financieel opzicht.
Het mag echter duidelijk zijn dat deze verzen slechts betrekking hebben op hen die God liefhebben en vanuit die liefde het kwade haten.
Het verschil tussen de goddeloze en rechtvaardige wordt hier zo ontzettend scherp meegedeeld, omdat de scheiding gewoonweg scherp is. Wij leren ontdekken hoe God met Zijn beloften omgaat. Hij schenkt ze, maar vervult ze ook. In het schenken wordt zichtbaar wat God kan doen in het leven van eenieder die Hem liefheeft, terwijl de vervulling het bewijs is dat God daadwerkelijk heeft gehandeld. In het vervullen van de beloften maakt God zichtbaar wie Hem toebehoren en wie niet. Het is niet de zelfverklaarde christen die werkelijk veilig en gered is; het is degene die nederig en in afhankelijkheid schuilt bij de Almachtige. Het is door de vervulling van beloften, dat God aan de wereld toont, wie werkelijk een kind van Hem is. Wij zouden daarom acht moeten slaan op het vervullen van Gods beloften in het leven van mensen.

De rijkdom van het leven als rechtvaardige
Het is nu tijd om de schat open te maken. Hoe gaat Gods voorwaardelijke belofte hier nu precies in vervulling? Gods belofte wordt vervuld wanneer de rechtvaardige voldoet aan de voorwaarde die wordt gegeven. Enkele typeringen van de voorwaarde zijn de volgende:

Want U, HEERE, bent mijn toevlucht.
De Allerhoogste hebt u tot uw woning gemaakt.
Geen onheil zal u overkomen,
geen plaag zal uw tent naderen.
(vers 9 en 10, cursivering door mij)

Omdat hij liefde voor Mij opgevat heeft, zegt God, zal Ik hem bevrijden;
Ik zal hem in een veilige vesting zetten, want hij kent Mijn Naam.
Hij zal Mij aanroepen en Ik zal hem verhoren,
in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn,
Ik zal hem eruit helpen en hem verheerlijken.
(vers 14 en 15, cursivering door mij)

Wonen bij God, liefde tot God en het aanroepen van God zijn hier de voorwaardelijke kaders waarin Hij Zijn beloften vervult. Schuilen bij God is geen abstracte, feitelijke zaak. Het is concreet; het is praktisch. Wie schuilt bij God, erkent de gevaarlijke situatie waarin hij zich bevindt. En dat niet één keer op een dag, maar voortdurend. Elk moment ligt de zonde op de loer om toe te slaan. Samengevat is dit de belofte die God hier geeft:

“Ik zal mijn engelen gebieden de wegen te bewaren van allen die bij Mij wonen en schuilen, zodat zij het kwaad onder hun voet zullen vertrappen.”

Met andere woorden: God belooft hier dat Hij Zijn kinderen zal verlossen, wanneer zij strijden tegen het kwaad van de zonde. Het is geen vage verlossing die hier wordt aangeboden. Het is een belofte die betrouwbaar is (vers 4), omdat God bescherming zál bieden aan allen die bij Hem komen schuilen.
Nu komen we bij het punt van de eer. Volgens vers 15 zal God de rechtvaardige eren, omdat hij tot God gaat voor verlossing. Om wat voor eer gaat het hier? En waarom geeft God eer?
Allereerst is het eer aan God, wanneer wij erkennen dat alleen Hij ons kan verlossen. Dat is Zijn eer. Wanneer wij onszelf volledig toevertrouwen aan Hem, geeft dit Hem eer. En wanneer Hij Zijn belofte vervult – dat is: wanneer Hij Zijn kinderen verlost – is dit de beloning voor het zoeken van de verlossing bij God alleen. De eer die God bewijst is dus de beloofde verlossing.

Wat de ware eer is
Deze eer is het centrum van alle redding die God schenkt. Er is maar één ware eer; de eer die alleen God geven kan. Ik heb dit leren zien, juist door mijn zonde. Als ik boos word, of jaloers, of teleurgesteld, bijt ik mij vast in het rechtvaardigheidsgevoel. Wat ik graag wil zien gebeuren, moet gebeuren. Juist dan is het zicht op de eer van God – zowel het schenken als het ontvangen – van cruciaal belang.
Door het begrip van deze ware eer, heeft de gelovige een belangrijk wapen in handen om ervoor te zorgen dat het rechtvaardigheidsgevoel niet overgaat in verbittering. Hoe? Door de gevoelens van boosheid, teleurstelling, jaloezie, en andere lasten bij God te brengen, het bij Hem te laten en te bidden om verlossing – in de wetenschap dat dit Hem én mij meer eer brengt dan wanneer ik koppig aan mijn beeld van rechtvaardigheid vasthoud.
Schuilen bij God betekent dat ik mijn rechtvaardigheidsgevoel bij Hem breng. Als iemand tegen mij zondigt, heb ik Gods genade en de kracht van Zijn Geest nodig om niet verbitterd te raken en om vergeving te kunnen schenken. Met andere woorden: ik geef God op deze manier de eer door te zeggen: “Heere, deze broeder of zuster heeft tegen mij gezondigd en ik ben teleurgesteld door zijn of haar gedrag; het maakt mij boos. Maar ik breng het bij U, want U bent de rechtvaardige Rechter over allen. Ik bid U om genade en kracht vergeving te schenken en hem of haar te zegenen.”
En God zal deze houding, dit gebed, beantwoorden met de vervulling van Zijn belofte: “Want als u de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader u ook vergeven. Maar als u de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader uw overtredingen ook niet vergeven” (Mattheüs 6:14-15).
Deze woorden van de Heere Jezus volgen onmiddellijk na het Onze Vader. De vraag is: waarom? Hij zegt dit direct na het gebed, en gaat alleen maar in op vergeving. Hij gaat helemaal niet in op alle andere aspecten. Waarom doet Hij dit zo? Het antwoord is dat in het Onze Vader maar één verantwoordelijkheid bij ons wordt neergelegd, en dat is het vergeven van andere mensen. “Uw Naam worde geheiligd” is Gods verantwoordelijkheid; “Uw Koninkrijk kome” is Gods werk; “Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op de aarde” ligt in Gods macht; “Geef ons heden ons dagelijks brood” is Gods voorzienigheid; “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze” is Gods verlossende werk. Maar in de woorden “vergeef ons onze zonden” laat Jezus zien dat wij onze verantwoordelijkheid niet hebben genomen. Het doen van de zonde ligt op ons bord, niet op dat van God.
In ware aanbidding zit dus ook werkelijk ware eer. Gehoorzaamheid aan God laat zien dat wij Hem werkelijk beschouwen als Degene die alles kan schenken wat wij nodig hebben; het laat zien dat het werkelijk de glorieuze God is die oproept tot hartelijke aanbidding. En het laat zien dat deze heerlijke God vertrouwende geloofsgehoorzaamheid zal belonen met de rijkelijke toegang tot Hemzelf.

maandag 31 maart 2014

Heerlijk vooruitzicht

“En Ik zeg u in waarheid: Er zijn sommigen van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven, voordat zij het Koninkrijk van God hebben gezien” - LUCAS 9:27


In hoofdstuk 9 van Lucas wordt een vraag beantwoordt die al vanaf hoofdstuk 5 wordt gesteld door verschillende mensen: “Wie is Hij toch?” Wie is Jezus Christus?

Wie is Jezus?
Eén ding is in ieder geval duidelijk: de mensen realiseren zich dat Hij een bijzonder Persoon is. Alleen is de typering niet eensluidend: Hij zou Johannes de Doper, Elia of één van de oude profeten zijn. De mensen krijgen geen definitieve blik op Hem; de meningen lopen uiteen. Er is echter geen twijfel bij het volk over het feit dat Jezus een profeet is.
We lezen deze typering door het volk tweemaal in Lucas 9. De eerste keer is in vers 7 en 8, wanneer Jezus Zijn twaalf apostelen heeft uitgezonden om het Evangelie van Gods Koninkrijk te verkondigen. Deze verkondiging gaat gepaard met de tekenen van genezing en uitdrijving van demonen. Wanneer de berichten hierover ook Herodes bereiken, vraagt hij zich af wie dit “nu weer” kan zijn. Hij had Johannes de Doper namelijk al ter dood laten brengen. Hij stond versteld. Dacht hij een einde gemaakt te hebben aan die vervelende profetische inmenging, bleek alles tóch door te gaan! Maar wie is er nu dan bezig? Mensen stellen dat het Johannes de Doper is, of Elia, of één van de oude profeten die is opgestaan uit de dood. Herodes is gewaarschuwd: God werkt onverminderd door. Mensen uitschakelen kan, Gods werk blokkeren geenszins!

Dat de gedachten van het volk over Jezus geen lukrake gissingen zijn, wordt onderstreept door het feit dat de discipelen in vers 19 exact hetzelfde rijtje noemen dat we in vers 7 en 8 tegenkomen. Het was een algemeen en breed gedragen opvatting.
Jezus vraagt Zijn leerlingen bewust naar de opvattingen van het volk. “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” (Lucas 9:18) Het juiste antwoord zit er echter niet bij. Daarom vraagt Jezus door: “Wie zeggen júllie dat Ik ben?”
De menigten volgden Jezus weliswaar, maar uit de verslaglegging van Lucas kunnen we opmaken dat dit meer met spektakel te maken had, dan een daadwerkelijke interesse in Jezus Zelf. Het heeft er soms alle schijn van dat mensen slechts voor de genezing of het eigen welzijn komen en dat ze Jezus Zelf niet beter willen leren kennen. Deze houding verklaart waarschijnlijk ook waarom zij Hem niet juist kunnen typeren. Ze zagen wel Zijn bijzonderheid, maar niet Zijn ware Persoonlijkheid. Bijzonderheid in de Heere Jezus zien, is dus nog geen bewijs van zaligmakend geloof.
Wanneer Jezus aan Zijn discipelen vraagt wie zíj denken dat Hij is, antwoord Petrus: “De Christus van God.” Eerst zien we hoe de Heere Jezus Zijn discipelen uitdrukkelijk gebied dit (juiste!) antwoord niet rond te bazuinen. Maar waarom toch? Waarom mag op dat moment niet verteld worden dat Jezus de “Christus van God” is? Het antwoord komt in vers 22: Hij moet veel lijden, door de mensen verworpen worden, sterven en na drie dagen opstaan uit de dood.
Deze boodschap zal ruw op het dak van het volk vallen, dat met menigten achter Hem aan loopt. Het doel van Jezus, om te sterven, past niet in het beeld dat de Joden hebben van de Messias; zij dromen van politieke bevrijding. Ze zuchten onder het zware juk van de Romeinse overheersing. Zij zouden er zeker alles aan gedaan hebben om Zijn leven te beschermen, hoewel dit deels ook weer te betwijfelen valt, gezien het feit dat er al één poging was ondernomen om Hem van het leven te beroven (zie Lucas 4:16-30).

Identificatie in het lijden
In vers 23 richt Hij Zich tot allen en gaat Zijn volgelingen identificeren met Zijn lijden. De weg van Christus is óók de weg van Zijn volgelingen. Zij hebben geen andere keus. Als zij achter Jezus aan willen komen, moeten zij “zichzelf verloochenen” en “dagelijks het kruis op zich nemen.” De beeldspraak hier is duidelijk: navolging van Christus betekent het einde van jezelf. Je gaat dood. Christus stierf, nam het kruis op Zich en verloochende in Getsemane Zijn menselijke worstelingen om het lijden niet te ondergaan. Hij stierf. En Hij vraagt exact hetzelfde van iedereen die Hem wil volgen.
Deze oproep tot navolging gaat niet over het ontvangen van veel of weinig beloningen in de hemel, maar om eeuwig leven te ontvangen. Dit kunnen we lezen in vers 26: “Want wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben, voor hem zal de Zoon des Mensen Zich schamen, wanneer Hij zal komen in heerlijkheid en in die van de Vader en in die van de heilige engelen.”
Het Evangelie van Jezus Christus gaat niet om redding in deze wereld, maar om redding van deze wereld. Ons lot wordt niet bepaald door de manier waarop wij nu, in deze wereld, veilig zijn en onze veiligheid waarborgen, maar of we in genade worden aangenomen door Jezus wanneer Hij komt in Zijn glorie. Wat Christus hier zegt, is dat wij alles van onszelf moeten laten varen, alles van onszelf moeten weggooien, alles van onszelf moeten afleggen – ja, dat wijzelf moeten sterven, zodat Hij door Zijn Geest in ons kan leven en Hij Zijn Naam door ons heen kan grootmaken.
Dit is het grote geheim van de verlossing. Ik sterf, Christus wordt mijn leven. Ik stel mijn leven in dienst van Jezus. Hij mag met mij doen wat Hij wil, Zijn wil is mijn wet. Dit betekent dat verlossing in mijn leven een radicale verandering tot stand brengt, want in mijn natuurlijke staat denk ik zo niet. Ik baseer mijn ideeën op mijzelf, ik baseer mijn handelingen op mijzelf en ik bepaal mijn keuzes vanuit mijzelf. Ik ben geboren als een ik-gericht, God hatend persoon. Van nature “schaam” ik mij voor God, omdat ik mijn eigen hachje wil redden. Ik wil mijzelf dienen. Ik wil mijn nederlaag niet erkennen om God te behagen. Het is andersom: ik verloochen Gods grootheid en heerlijkheid door mijzelf te behagen.
Jezus roept ons hier op om de zaak om te draaien: “Verloochen jezelf, behaag God door Zijn heerlijkheid te weerspiegelen. Schaam je niet voor Hem. Als jij je voor Hem schaamt, schaam jij je voor Mij.” Opvallend is dat Jezus deze manier van spreken vaker gebruikt. Hoe wij met andere mensen omgaan, maakt duidelijk hoe wij met Jezus omgaan; als mensen de discipelen niet willen ontvangen, verwerpen zij hiermee Jezus. En uiteindelijk ook God.
Mensen die niet bereid zijn geweest de radicale verandering te ondergaan die Jezus hier van ons vraagt, zullen geweigerd worden voor de eeuwige heerlijkheid.

Voorproefje
In vers 27 zien we, zo op het eerste gezicht, een merkwaardige overgang: “En Ik zeg u in waarheid: Er zijn sommigen van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven, voordat zij het Koninkrijk van God hebben gezien.”
Het verband wordt echter duidelijk wanneer we de geschiedenis erna lezen, namelijk de verheerlijking op de berg. Jezus neemt Petrus, Johannes en Jakobus mee en tijdens het bidden verandert Zijn aangezicht en Zijn kleding in blinkend wit. We lezen in vers 32 dat Jezus’ aanwezige discipelen Zijn heerlijkheid zien.
Petrus, Johannes en Jakobus waren in slaap gevallen. Toen ze wakker werden, zagen ze dat Jezus’ verschijning heerlijk was.
Maar ze zagen nog meer. Er waren twee mannen met Hem. Zij praatten met elkaar; Mozes en Elia hadden zich gevoegd bij Christus. Waar spraken zij precies over met elkaar? Over het lijden dat de Heere Jezus zou moeten doorstaan in Jeruzalem. Het oogt vriendschappelijk; we krijgen hier het beeld van boezemvrienden die elkaars ervaringen uitwisselen en elkaar aanmoedigen.
Mozes en Elia hebben in hun eigen, aardse leven ontzettend geleden. En nu verschijnen ze met Christus in heerlijkheid! De boodschap die in dit gedeelte wordt gecommuniceerd, ligt volledig in lijn met de woorden van Jezus in de verzen 23 tot en met 27. We zien hier namelijk drie personen in heerlijkheid, waarvan twee deze heerlijkheid bereikt hebben na een weg van verdrukking en lijden. Mozes en Elia konden uit eigen ervaring vertellen wat lijden betekent, maar zij kunnen nu ook vertellen hoe geweldig de eeuwige heerlijkheid bij God is. Met andere woorden, Jezus praat hier met mensen die beide kennen: het lijden en de heerlijkheid. Zij kunnen Hem aanmoedigen de weg van het kruis te gaan, want ze hebben zelf de wedloop van het geloof met succes gelopen; zij hebben de finish gehaald. Ja, het gaat pijn doen; ja, het gaat Jezus Zijn leven kosten. Maar het is het waard! De eeuwige heerlijkheid ligt erachter! Mozes en Elia hebben in het gesprek met Jezus ongetwijfeld beide elementen genoemd. Het is het waard om in deze wereld te lijden voor Gods eer, voor Gods glorie en om daarna voor eeuwig bij Hem te zijn.
Dít is het verband tussen de verzen 23-26 en 27. “Gods Koninkrijk zien” betekent de glorie van de Heere Jezus zien, verzameld zijn met de heiligen van alle tijden en alle plaatsen en luisteren naar het onderwijs van Christus (zie vers 29, 31 en 35). Gods Koninkrijk zien is dus Zijn glorie zien, samen met alle heiligen. Ons aandeel is Christus de eer geven die Hij waard is. Al Zijn onderwijs is heerlijkheid. Het is alles heerlijkheid.
Lees je Zijn geboden? Het is heerlijkheid! Lees je Zijn beloften? Het is heerlijkheid! Lees je Zijn waarschuwingen? Het is heerlijkheid! Heerlijkheid, heerlijkheid, alles is heerlijkheid!

Wat Petrus, Johannes en Jakobus hebben gezien, is een voorproefje van de heerlijkheid van de Zoon des Mensen, die Jezus in vers 26 noemt. We komen nu weer terug op het punt dat we eerder hebben gezien: Jezus wil dat wij ons met Hem identificeren in het lijden. Hij droeg Zijn kruis, wij het onze. Hij verheerlijkte God en bleef dit doen, ook al wist Hij dat Hij moest sterven. Zo moeten ook wij onszelf verloochenen, om Jezus te gehoorzamen tot eer van God. Voor de drie discipelen zullen de woorden van Jezus in de verzen 23-26 een levendige betekenis hebben gekregen door datgene wat zij hebben gezien op de berg. Zij hebben die heerlijkheid gezien, waar Jezus over spreekt in vers 26. En wil je dan door Hem weggestuurd worden? Wil je dan te horen krijgen dat Hij, Die zulke glorie uitstraalt, Zich schaamt voor jou?
Er zijn nu nog mensen die zich niet schamen om Christus te verloochenen, maar ze zullen het niet wagen om dit te doen wanneer zij Hem in als Zijn glorie zien verschijnen. Op die Dag zullen ze zien hoe groot het kwaad is dat zij bedreven hebben. Zij zullen erkennen dat zij ongehoorzaam zijn geweest aan deze heerlijke en grote God. Zij zullen zich schamen voor zichzelf. En Christus voor hen.

Gods Koninkrijk is Gods heerlijkheid
De verheerlijking op de berg geeft ons belangrijke aanwijzingen voor het beantwoorden van de vraag wat Gods Koninkrijk is. We kunnen drie kernmerken onderscheiden.
Allereerst zal Christus in Zijn glorie gezien worden. Dit is verreweg het grootste voorrecht dat ons te wachten staat. Het is niet de afwezigheid van ziekte, zonde, ellende en lijden – het is de aanwezigheid van Christus, Die het Beeld Gods is. Zijn aanwezigheid sluit alle kwaad uit.
Ten tweede lezen we dat alle kinderen van God verheerlijkt zullen zijn. Zij stralen Gods heerlijkheid uit. Er is geen zonde meer in hen te vinden. Zij zijn volkomen gelijkgemaakt aan het karakter van Jezus Zelf.
Tenslotte zien we dat God er een behagen in heeft wanneer wij Zijn Zoon gehoorzamen: “Luister naar Hem!”
Het Koninkrijk van God is daar waar Zijn heerlijkheid straalt door weerspiegeling van Zijn karakter. Dit is de essentie van gehoorzaamheid aan Jezus. Dáárom zegt God dat wij naar Hem moeten luisteren. Een andere reden is er niet. Navolging van Christus betekent gelijkvormig worden naar Zijn Beeld. Hij straalt volmaakt Gods glorie uit; wij mogen hierin groeien. Dít is Gods Koninkrijk. Dít is de eeuwige heerlijkheid. Dít is ons levensdoel. Dít is de vreugde van gehoorzaamheid.

dinsdag 28 juni 2011

Zonder pijn geen Koninkrijk

Gods wil doen zal pijnlijk botsen met eigen verlangens. Het gebed van Jezus in Gethsemane mag gezien worden als een bemoediging voor gelovigen. Hij worstelde tot driemaal toe met de beker die God voor Hem bereid had. Te midden van de verzoeking gaf Hij Zich ten volle over aan de wil Zijns Vaders. Maar het geeft ook een klemmende oproep voor Gods volk. Met eenmaal bidden ben je er niet. Van harte instemmen met Gods wil en om Zijn wil ook de jouwe te laten zijn, kost moeite en tijd. Al moet ik dertig maal in de nacht tot God bidden in de tijden van verzoeking, dan zal ik dat doen: God is een beloner van wie Hem zoeken en heeft een welbehagen in het volhardend gebed.

Het kan niet zo zijn, het mag niet zo zijn en het zal niet zo zijn, dat Christus als enige de pijn gevoeld heeft, die leidt naar de eeuwige heerlijkheid van het Koninkrijk Gods. Welke pijn moeten wij dan lijden? De pijn van het doen van de wil van de Vader, Die in de hemelen in, dwars tegen onze eigen wil in. Verzoekingen en verdrukkingen doorstaan. Het is een leven van vechten tegen jezelf. Het is een leven van ontzeggen. Het is een leven van het uit laten hongeren van de zonde. Zondige neigingen geen voeding geven, dat is pijnlijk. Jarenlang heb je het gevoed en heeft het zogenaamde ‘verzadiging’ gebracht. Vechten tegen Gods wil is gevaarlijker dan worstelen met Gods wil – vechten is dodelijk. Christus worstelde zichtbaar en heeft daarin de zonde niet aangegrepen. Als Hij gevochten zou hebben tegen Gods wil, zou Hij de worsteling hebben laten escaleren door verontwaardigd en agressief de waaromvraag te stellen. Maar dat deed Hij niet. Aan het kruis stelde Hij wel de waaromvraag, maar niet met verontwaardiging en agressie, doch met de erkenning dat Hij op dat moment tot zonde werd gemaakt door God en dat Diens toorn die drie duistere uren over Hemzelf werd uitgegoten. Als de waaromvraag gevoed zou zijn geweest met teleurstelling en verontwaardiging, dan zou Hij inderdaad naar de listige stemmen van de omstanders hebben geluisterd en van het kruis af zijn gekomen. Daarentegen zag Jezus de heerlijkheid voor zich – en daarin vond Hij vreugde en kon Hij ook de weg van pijn en dood gaan. Wij hebben hetzelfde perspectief – eeuwige heerlijkheid! Willen wij ook die weg gaan? Zonder pijn geen Koninkrijk!

Protestantse gedachten in een Rooms-Katholiek klooster, Gerleve, 25 juni 2011

Blogarchief