SalvationInGod

Posts tonen met het label Vraag. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vraag. Alle posts tonen

maandag 18 maart 2013

Vraag & Antwoord [4] - Je schrijft dat Johannes 3:16 en Lucas 9:23-23 ‘overduidelijk’ over de behoudenis gaan. Onderschrijf jij de leer van ‘Lordship Salvation’?

Dit is een onderwerp waar ik de afgelopen twee jaar intensief en met interesse over heb gelezen. Ik heb boeken en artikelen van zowel voor –als tegenstanders gelezen en moet toegeven dat ik – aangaande dit onderwerp – heb geschipperd. Belangrijke naslagwerken over dit onderwerp betreffen The Gospel According to Jesus van John MacArthur, Een Waar Geloof van Arthur Pink en In Defense of the Gospel van Lou Martuneac. Ik wil hier, na bestudering van deze bronnen, mijn positie verwoorden.

Ik heb inderdaad geschreven dat Johannes 3:16 en Lucas 9:23-26 over de behoudenis gaan en heb geprobeerd deze twee teksten met elkaar te harmoniseren door het aanschouwen en genieten van de heerlijkheid van Christus als kern van het zaligmakende geloof te noemen. Overigens zijn er veel meer zogenaamde Bijbelgedeelten die oproepen tot discipelschap. Wat voor mij de doorslag heeft gegeven te concluderen dat Jezus in Lucas 9:23-26 ook over de behoudenis spreekt, zijn Zijn woorden dat ‘ieder die zijn leven wil behouden, het zal verliezen.’ Ik weet dat er mensen zijn die een tweedeling maken tussen de oproep tot geloof en de oproep tot discipelschap en radicale navolging. Maar deze woorden van Jezus (en overigens meerdere) hebben mij ertoe gebracht te beseffen dat de oproep tot navolging feitelijk de oproep tot geloof is. Hoe is het anders te verklaren dat Jezus spreekt over het leven winnen of verliezen? Het moet hier feitelijk dus wel over de behoudenis gaan. Het navolgen van de Heere Jezus is geen ‘hoger stapje’ in het christenleven; het hoort bij het leven van iedere christen.

Geen ander Evangelie
Ik ben ook op de hoogte van de opvattingen van hen die deze leer als onbijbels bestempelen. Het zou gaan om een theologie van ‘behoudenis door werken’ en zelfs een ‘ander Evangelie’. Het zou ‘toevoegen aan de genade’ zijn. Maar de crux zit hem in de definitie van het zaligmakende geloof. Waar gaat het nu echt om? Tegenstanders wijzen elke keer op het volbrachte werk van de Heere Jezus aan het kruis. Hier moeten we in rusten, zo stellen zij – dit is de essentie van het zaligmakende geloof. Op deze manier komen zij er ook toe te stellen dat de behoudenis en navolging twee verschillende zaken zijn, die strikt van elkaar moeten worden gescheiden. En dan kom ik op het punt te moeten concluderen dat deze definitie te gering is. Zoals ik heb geprobeerd aan te geven, is de essentie van het zaligmakende geloof het aannemen van de Heere Jezus Christus. Niet alleen Zijn offer aan het kruis, maar ook Zijn woorden als Profeet en ook Zijn recht om te heersen als Koning. Ik kan niet serieus worden genomen als ik stel dat ik een paar aspecten van Christus wil aanvaarden en sommige wil afwijzen. Het is alles of niets.

Door scherp in te zoomen op het kruis van Golgotha is de oproep tot navolging verwaterd en soms afgezwakt. Het kruis is genoeg en wij moeten vooral niet de suggestie wekken er ‘iets aan toe te willen voegen’, lijkt de houding vaak te zijn. Hoeveel begrip ik misschien op kan brengen om op deze manier de genade van God groot te maken, het is in mijn ogen te simplistisch. Jezus was niet alleen geïnteresseerd in het redden van zondaren om maar zoveel mensen in de hemel te krijgen, maar het is Zijn verlangen om een volk te vergaren voor de glorie van Zijn Vader in de hemel. Hij wil mensen die vreugde vinden in Hem alleen, omdat Hij hét Leven is. God schenkt redding met het doel ons weer tot Hemzelf te brengen. Wie dit niet wil, kan daarom ook niet oprecht roemen in het kruis. Het is zeer gevaarlijk God te danken en te pleiten op het volbrachte werk van de Heere Jezus en de betekenis ervan niet te begrijpen.

De behoudenis kost je alles
Als we het kruis van Christus op juiste waarde schatten, komen we tot de ontdekking dat er niets van ons overblijft. Onze eigen heerlijkheid en eer stellen niets voor. Het wordt te gronde gericht. Het maakt plaats voor de eer van God, voor de koestering van Zijn schoonheid. Het verandert je leven drastisch. Als we het Evangelie prediken aan onbekeerde mensen, moeten we dit in alle eerlijkheid vertellen. Soms lijkt het of de strikte scheiding tussen redding en discipelschap wordt aangebracht om ongelovige mensen en pasbekeerden niet al te veel voor het hoofd te stoten. Er wordt ook ronduit gesteld dat onbekeerde mensen niet opgroepen moeten worden zich te onderwerpen aan de heerschappij van de Heere Jezus; slechts ‘geloven’ is genoeg. Hiermee verliezen we de essentie van redding. Als mensen worden gered, worden ze van het rijk der duisternis ‘overgebracht naar het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde’ (Kolossenzen 1:13). Dit impliceert veel, veel meer dan alleen redding van de hel. Het betekent dat een persoon een andere Vader heeft. Hij staat niet langer onder de regie van de duivel met zijn verderfelijke programma, maar heeft nu Christus als Rechtmatige Heer over zijn leven. Het is ronduit dwaas te stellen dat iemand verlost kan worden van de hel, zonder te worden bevrijd van het rijk van de hel en de levensweg die hier naartoe voert. Wie niet tot eer van God wil leven en niet wil inzien dat alles in het leven om Gods glorie draait (of zou moeten draaien), verkeert nog in staat van verblinding door de satan (2 Korinte 4:6), waardoor de oproep om ‘slechts’ of ‘gewoon’ in Jezus te geloven [feitelijk: het ‘rusten in Zijn volbrachte werk aan het kruis’] van nul tot generlei waarde is. De wedergeboorte rekent radicaal af met geestelijke zelfverrijking en vijandschap ten aanzien van God.

Jezus roept op tot gehoorzaamheid
‘Lordship Salvation’ benadrukt deze radicaliteit en laat hierdoor de glansrijke waarheid van Gods genade schitteren. Het is onbijbels iemands ‘geloof’ te scheiden van zijn levenswandel. Wie daadwerkelijk vreugde in Christus heeft gevonden en van Hem geniet, leeft anders. Jezus bracht geen eenvoudige boodschap. Het bewijs hiervan vinden we in Johannes 6, waar velen van Zijn ‘discipelen’ Hem niet meer willen volgen, omdat Hij onderwijs gaf dat hen te zeer tegen de borst stuitte. Jezus verkondigde niet de boodschap van ‘slechts’ geloven. Hij vroeg concrete gehoorzaamheid. Een aantal voorbeelden:

‘Indien uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. Indien uw rechterhand u tot zonde zou verleiden, houw haar af en werp haar van u; want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam ter helle vare.’
(Matteüs 5:29-30)

‘Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet, een ieder zijn broeder, van harte vergeeft.’
(Matteüs 18:35)

‘Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en zuster en moeder.’
(Marcus 3:35)

‘Een goed mens brengt uit de goede schat zijns harten het goede voort en een slecht mens brengt uit de boze schat het boze voort. Want waar het hart vol van is, daarvan spreekt de mond.’
(Lucas 6:45)

Jezus maakt geloven hier heel concreet. Mensen die onderscheid willen maken tussen de oproep tot geloof en navolging hebben met deze woorden een probleem; het is namelijk onmogelijk in Jezus te geloven en tegelijkertijd met zoveel mogelijk vrouwen of mannen het bed in te duiken of ongeremd vuile taal over je lippen te laten komen. Dit is niet iets waarvan we kunnen zeggen: ‘geloof maar in het volbrachte werk van de Heere Jezus, deze dingen komen later wel.’ God werkt in mensenlevens en Hij pakt deze zaken aan. Ik denk dat ik hier duidelijk over geschreven heb in het hoofdstuk over de wedergeboorte en elk woord dat ik hier nog extra aan besteed is een herhaling van zetten. In ieder geval moet het ons aan het denken zetten – en ik denk ook dat hier het ongemak in opgesloten ligt – dat de Heere Jezus concreet houdingen en gedragingen aanwijst en mensen voor radicale keuzes stelt.

Wat heeft het voor zin naar de hemel te verlangen als je het Lam Gods niet volgen wilt?
Dit is in de kern de grote vraag. Het mag controversieel klinken, maar de oproep van Jezus tot navolging is wel degelijk een uitnodiging tot de zaligheid en geen vervolgstap of ‘dieper geestelijk leven’. Als je leert begrijpen – niet slechts puur rationeel, maar ook bevindelijk – wat het betekent eeuwig leven te ontvangen, dan is navolging van de Heere Jezus onbetwistbaar noodzakelijk en een gevolg van de rechtvaardigmaking. Als voorstanders van ‘Lordship Salvation’ verklaren dat navolging noodzakelijk is, bedoelen zij allerminst dat de weg van het discipelschap wordt beloond met eeuwig leven, maar dat navolging het eeuwige leven is – het betekent ‘God steeds beter leren kennen door Zijn heerlijkheid te aanschouwen, van Hem te genieten en zo gemeenschap met Hem te hebben.’ Het navolgen van de Heere Jezus, zoals ik heb proberen uit te leggen in het hoofdstuk over discipelschap, gaat het in de kern om een groeiende omgang met de Heiland, waarin Zijn schoonheid meer en meer aan de christen geopenbaard wordt. Hoe stralender Zijn glorie aan ons hart wordt bekendgemaakt, des te vuriger zal ons verlangen worden om Hem in alles na te volgen. Het kan niet bestaan dat we onze Herder zien in heerlijkheid, zonder dat dit effect heeft op onze levenswandel. Wie meent dat het ontvangen van eeuwig leven betekent dat de schuld nu weg is en we gered zijn van de hel, heeft een minimaal begrip van de redding die God ons heeft willen schenken. Hoewel MacArthur nota bene zelf waarschuwt om rechtvaardiging en heiliging niet met elkaar te verwarren, verwijten zijn opponenten hem dat hij dit zelf juist wel doet, door onbekeerden met ‘discipelschapsteksten’ aan te moedigen in de Heere Jezus Christus te geloven. Zelf schrijft hij in het hoofdstuk over de rechtvaardigmaking:

Twee belangrijke dwalingen moeten ten aanzien van de rechtvaardigmaking vermeden worden. Ten eerste moet de rechtvaardigmaking niet verward worden met de heiligmaking. In de rooms-katholieke theologie wordt deze vergissing gemaakt. De heiligmaking is het werk van God, waarin Hij de zondaar losmaakt van de zonde. Heiligmaking is een praktische realiteit, niet alleen maar een gerechtelijke uitspraak. De heiligmaking houdt een verandering van het karakter van de zondaar in en betekent niet dat hij daardoor anders voor God komt te staan. Door de heiligmaking als een aspect van de rechtvaardigmaking te beschouwen, stelt de rooms-katholieke theologie dat ogenblikkelijke rechtvaardigmaking onmogelijk is. En wat nog erger is, dit standpunt stelt de onvolmaakte gerechtigheid van de gelovige in de plaats van Christus’ volmaakte gerechtigheid als de basis voor rechtvaardiging.
Er bestaat nog een tweede, net zo’n gevaarlijke dwaling. We moeten rechtvaardigmaking en heiligmaking niet zo radicaal van elkaar scheiden dat het ene zou komen los te staan van het andere. Dat is de dwaling van het antinomianisme. God zal iemand die Hij niet zal heiligen ook niet rechtvaardigen. God biedt de rechtvaardigmaking niet aan als een op zichzelf staand middel tot behoudenis. Verkiezing, wedergeboorte, geloof, rechtvaardigmaking, heiligmaking en zelfs verheerlijking behoren alle integraal tot Gods behoudende werk: ‘Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons [heiligmaking]… en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt’ (Rom. 8:29-30). Rechtvaardigmaking kan niet op zichzelf staan en kan niet beschouwd worden als de kern waarom het uiteindelijk gaat in Gods behoudende werk. En dat is nu precies de dwaling die in de hedendaagse theologie wordt aangehangen.

Wat MacArthur hier betoogt, is de Bijbelse waarheid dat rechtvaardigmakend geloof niet alleen staat. Zonder heiliging geen rechtvaardigmaking. Het lijkt hier net alsof de rechtvaardiging afhangt van de hoeveelheid heiliging die gedurende je leven aan de dag wordt gelegd. Dit zou betekenen dat mensen pas op de oordeelsdag zeker kunnen weten dat zij behouden zijn. Deze gedachte is echter niet juist. De Bijbel schetst duidelijk het beeld van de gelovige die ‘opwast tot de zaligheid’, die zich ‘beijvert om de roeping en verkiezing te bevestigen, want zó zal hem rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Heere en Heiland, Jezus Christus’ (1 Petrus 2:2; 2 Petrus 1:10-11). Wie gerechtvaardigd wil worden door God, kiest daarom voor de onvermijdelijke weg van de heiliging en navolging. Daarom vind ik het reëel om de woorden van Jezus over discipelschap voor te leggen aan ongelovige mensen.
Anderen menen echter dat de ‘onmogelijke eisen’ van navolging pas gaan gelden als iemand de Heere Jezus als zijn persoonlijke Verlosser heeft aanvaard. Ik ben het hier niet mee eens. Jezus vraagt mensen die overwegen Hem te gaan volgen om de kosten hiervan te berekenen. Hij illustreert dit als volgt:

Vele scharen reisden met Hem mede, en Zich omkerende zeide Hij tot hen: Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn. Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn. Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen? Anders zouden, als hij de fundering gemaakt had, en het werk niet kon voltooien, allen, die het zagen, beginnen hem te bespotten, zeggende: Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien.
(Lucas 14:25-30)

We zien hier iets opvallends. Jezus zegt namelijk: ‘Indien iemand tot Mij komt…’ De uitnodiging die vele predikers geven om verlost te worden, klinkt exact zo – ‘Kom tot Jezus!’ Deze oproep is dus Bijbels. Het opvallende hier is echter dat Jezus het komen tot Hem automatisch verbindt met de consequenties die voor de levenswandel gelden. En dat niet voor een korte tijd, maar voor de rest van je leven! Hoe kunnen we dat hier zien? Dat is heel eenvoudig: Jezus noemt discipelschap hier een levenslange weg van navolging, achter Hem aan. En elke volgeling moet volharden tot deze weg in zijn geheel gelopen is, dus tot het einde toe. Iemand kan veertig jaar lang de Heere Jezus volgen, maar als hij dan alsnog afhaakt, heeft hij deze weg niet met succes kunnen voleindigen. Het verlangen om de Heere Jezus in glorie te zien brandt niet voor een paar jaar in je hart – het leeft voor de rest van je leven. De ene keer sterker dan de andere, maar het verlangen is levend. Wie bouwt, moet het gehele bouwproject afronden. Een gebouw is niet af als niet alle onderdelen tot in detail zijn afgerond, zoals de architect het op de tekentafel heeft uitgewerkt. Zo moet ook de weg van discipelschap volledig worden gegaan. Niet half, niet driekwart – helemaal. En als iemand nu vroegtijdig afhaakt omdat hij ziet dat het meer kost dan hij ervoor kan of wil betalen? Jezus antwoordt hierop: ‘Hij kan mijn discipel niet zijn.’ Arthur Pink verwoordt het zo:

‘‘‘Komen tot Christus’ betekent het gaan van een door de Geest verlichte ziel naar de Heere Jezus – als Profeet om door Hem onderwezen te worden, als Priester op Wiens verzoening en bemiddeling vertrouwd moet worden, en als Koning om door Hem geregeerd te worden. Komen tot Christus betekent dat we de wereld de rug toekeren en ons tot Hem wenden als onze enige Hoop en ons enig Deel. Het is een uitgaan uit zichzelf, om niet langer op iets van zichzelf te vertrouwen. Het is het afstand doen van alle afgoden en alle andere steunsels, waarbij het hart naar Hem uitgaat in liefdevolle onderwerping en vertrouwende overgave. De wil geeft zich gewonnen aan Hem als Heere en is bereid Zijn juk te dragen, het kruis op te nemen en Hem zonder voorbehoud te volgen. ‘Tot Christus komen’ is het zich wenden van de gehele ziel naar een gehele Christus, in de beoefening van goddelijke genade die op Hem gericht is. De geest, het hart en de wil worden bovennatuurlijk tot Hem getrokken om Hem te vertrouwen, lief te hebben en te dienen.’’

Is de behoudenis een gemakkelijke of moeilijke zaak?
De wijze waarop ik de wedergeboorte omschrijf, laat zien dat het liefhebben en genieten van God de kernzaak is en daarmee een cruciale vereiste om behouden te worden. Ik weet dat mensen zullen tegenwerpen dat dit een onmogelijke vereiste is. Dat klopt. Maar hiermee lijkt te worden gesuggereerd dat het liefhebben van God een onhaalbare opgave is en het geloof in de Heere Jezus gemakkelijk. Sinds wanneer is het geloof in de Heere Jezus gemakkelijk en het liefhebben van Hem een onmogelijke opgave? Is het niet zo dat beide alleen mogelijk zijn door de werkzame genade van Gods Geest? Het ‘geloven in’ en ‘liefhebben van’ de Heere Jezus hebben één kernzaak gemeen: het is onmogelijk als God niet met Zijn licht in het hart van een geestelijk dode zondaar heeft geschenen en Christus heeft geopenbaard als uitmuntend en schitterend boven al het andere. Als God Zijn Zoon openbaart aan de ziel van een mens, valt volgens mij het verschil tussen geloof en liefhebben weg. Christus wordt gekoesterd en de mens zal in blijdschap juichen: ‘Mijn Heere! Mijn God! U wil ik volgen, waarheen U ook gaat! U hebt mij vrijgekocht met Uw dierbaar bloed! U behoor ik toe! U bent mijn leven! In U heb vind ik algenoegzame zielsvreugde! Het geloof grijpt de Heere Jezus geheel en al aan en koestert Hem als de Hoogste Schat, het Hoogste Goed. Dit is precies wat Hij is! Het is daarom ook misleidend te stellen dat het niet gepast is ongelovigen op te roepen Christus boven alles lief te hebben. De misleiding zit hem in de manier waarop Christus wordt gewaardeerd: zo waarderen ongelovigen Christus als toevlucht om gered te worden van de hel en discipelen waarderen Jezus als gans begeerlijk boven alles. Is het dan de bedoeling mensen te leren Jezus lief te hebben als zij tot geloof gekomen zijn? Gaat dit niet automatisch samen? Ik denk van wel en daarom acht ik het niet meer dan terecht dat ongelovigen opgeroepen mogen worden de schoonheid van Christus te zoeken en te zien en Hem in het geloof aan te nemen. Voordat iemand Jezus in geloof kan aannemen, moet diegene Hem als uitmuntend waarderen; niemand heeft immers iets lief wat hij niet koestert of waar zijn verlangen niet naar uitgaat. Geloven en liefhebben gaan daarom samen en mogen mijns inziens niet worden beschouwd als twee verschillende zaken. Opvallend is de manier waarop Arthur Pink schrijft over de verhouding tussen ‘geloven’ en ‘liefhebben’:

‘‘Als we de balans van de waarheid goed willen bewaren, dan moeten we nauwkeurig opmerken op welke manier de Heilige Geest in het Nieuwe Testament spreekt over ‘geloven’ en ‘liefhebben’. Overdenk de volgende verzen eens: ‘En wij weten, dat degenen die God (niet ‘vertrouwen’ maar) liefhebben, alle dingen medewerken ten goede’ (Romeinen 8:28). ‘Hetgeen God bereid heeft dien, die Hem (niet alleen ‘geloven’ maar ook) liefhebben (1 Korinthe 2:9). ‘Zo iemand God liefheeft, die is van Hem gekend (of heeft Zijn goedkeuring)’ (1 Korinthe 8:3). ‘Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen (niet die geloofd hebben in maar) die Zijn verschijning liefgehad hebben (2 Timoteus 4:8). ‘De kroon des levens, welke de Heere beloofd heeft dengenen die Hem liefhebben’ (Jakobus 1:12). ‘Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend, want God is Liefde’ (1 Johannes 4:8). (…) Voor hen die geloven ‘is Hij dierbaar’ (1 Petrus 2:7) – zo dierbaar, dat ze gewillig zijn om afstand te doen van de wereld en van alles opdat ze ‘Christus mogen winnen’ (Filippenzen 3:8).’’

Het geloof in de Heere Jezus wordt wel eens voorgesteld als zijnde gemakkelijk. Het zou ‘net zo simpel zijn’ als eten, drinken en het binnengaan door een deur (zie Johannes 6, 7 en 10). Maar is het werkelijk zo simpel? We mogen niet vergeten dat Christus in deze gedeelten gebruik maakt van beeldspraak om geestelijke waarheden begrijpelijk te communiceren. Laten we ze allemaal eens bij langs gaan en bekijken of het echt zo simpel is als sommigen ons willen doen geloven.

a. Eten (Johannes 6:35-40)
Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. Maar Ik heb u gezegd, dat gij niet gelooft, ook al hebt gij Mij gezien. Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.

Hier spreekt de Heere Jezus inderdaad over eten. Maar er gaat een duidelijke voorwaarde aan vooraf: iemand moet hongeren naar het eeuwige leven. Mensen moeten zich willen voeden met spijs waarin duidelijk geproefd kan worden dat de Heere goed is. Voor iemand die nu geen honger heeft naar het zien van de schoonheid van de Heere Jezus, zijn deze woorden van Christus al moeilijk genoeg. En laten we eerlijk zijn: iedereen is van nature bezig zijn buikje rond te eten van wereldse genoegens. Omdat de wereld echter geen blijvend verzadigend voedsel te bieden heeft, blijft de honger. Alleen het genieten van de Zoon van God schenkt eeuwigdurende vreugde.

b. Drinken (Johannes 7:37-39)
En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.

Hier zien we hetzelfde principe. Jezus’ uitnodiging staat in een voorwaardelijk verband: ‘Indien iemand dorst heeft…’ Iemand die geen dorst heeft, voelt niet de behoefte te drinken. Iemand die niets van God wil weten, zal niet tot Christus gaan om het eeuwige en gelukzalige water des levens te drinken. Iemand moet allereerst zijn uitgehongerd en uitgedorst van al het genot dat inwonende zonde, de wereld en satan aanbieden. Er moet een besef komen dat het aangeboden, giftige water van de zonde een steeds terugkerende dorst tot gevolg heeft. Jezus zegt: ‘Je bent geschapen om te genieten van je Maker. Drink van Mij en vind eeuwige vreugde in Mijn schoonheid.’

c. Door een deur binnengaan (Johannes 10:7-18)
Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. Allen, die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord. Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed. Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor de schapen; maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht – en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen – want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte. Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen. Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder. Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen.

Deze metafoor heb ik al uitgebreid besproken in het artikel over de Goede Herder. De christen kent de stem van zijn Heiland en zal Hem volgen. De stem van Christus is een roepende stem die Zijn volgelingen achter Hem aan wil hebben. De herder en het schaap hebben een relatie. Contextueel bezien is het duidelijk dat het hier om navolgen gaat.
Jezus verklaart dat allen die vóór Hem zijn gekomen, dieven en rovers waren. Zij waren dwaallichten. De schapen hebben niet naar hen geluisterd. Dit impliceert duidelijk het aspect van navolging. Profeten riepen het volk op zich te bekeren van hun zonden en afgodische levensstijl en predikten terugkeer naar de God des hemels. Niemand kan beweren dat het aspect van gehoorzaamheid hier ontbreekt. Zoals al eerder aangegeven concentreerde ook Jezus’ bediening zich sterk op dit aspect. De vraag die in Johannes 10 centraal staat is een vraag die in het hele Evangelie naar Johannes actueel blijft: is Jezus nu werkelijk de Messias? Deze grote vraag wordt een aantal verzen later letterlijk door de Joden gesteld, in vers 24:

De Joden dan omringden Hem en zeiden tot Hem: Hoelang houdt Gij onze ziel nog in spanning? Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons ronduit. Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd en gij gelooft het niet; de werken, die Ik doe in de naam mijns Vaders, die getuigen van Mij; maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort. Mijn schapen horen naar Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij, en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders. Ik en de Vader zijn één.
(Johannes 10:24-30)

Let op de beschrijving die Jezus geeft van waarachtige gelovigen: ‘…maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort. Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij…’ Volgelingen van de Heere Jezus luisteren naar Hem. Zij nemen Zijn getuigenis aan en zijn gehoorzaam aan Zijn stem, getuige de woorden ‘zij volgen Mij’. Jezus koppelt hier geloven en navolgen aan elkaar en Hij verklaart deze Joden dat zij Hem niet volgen… omdat zij Hem niet geloven! Geloven is volgen en volgen is geloven. Jezus gebruikt deze twee begrippen hier dus door elkaar heen.
Uit het bovengaande concludeer ik dat de behoudenis niet zo gemakkelijk is als door sommigen wordt verondersteld. Zegt de Heere Jezus immers niet dat we moeten strijden door de enge poort binnen te gaan? Moedigde de apostel Paulus zijn kind in het geloof, Timoteus, niet aan om de goede strijd van het geloof te strijden? Stelde de Heere Jezus niet dat het zinloos is Hem ‘Heere! Heere!’ te noemen, terwijl je niet doet wat Hij zegt? Arthur Pink merkt terecht op:

‘‘De Heere Jezus leerde niet dat het zaligmakende geloof een eenvoudige zaak was. Verre van dat. In plaats van te zeggen dat de redding van de ziel heel gemakkelijk was en dat velen er deel aan zouden hebben, zei Hij: ‘Want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die dezelve vinden’ (Matteüs 7:14). Het enige pad dat naar de hemel leidt, is slechts met moeite en inspanning te bewandelen. ‘Wij moeten door vele verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk Gods’ (Handelingen 14:22). Wie op dat pad wil gaan wandelen, moet zijn ziel maximaal inspannen – ‘Strijdt om in te gaan door de enge poort’ (Lukas 13:24).’’

John MacArthur verklaart over het woord strijden dat wordt gebruikt in Lucas 13:24:

Het Griekse woord dat met ‘strijden’ vertaald is, is agonizomai, wat een doelbewuste hevige worsteling betekent. In 1 Corintiers 9:25 wordt hetzelfde woord gebruikt voor een atleet die de overwinning wil behalen. Ook wordt het gebruikt in Colossenzen 4:12 voor Epafras die in zijn gebeden worstelde en in 1 Timoteus 6:12 voor de christen, ‘die de goede strijd des geloofs strijdt.’ Het is een worsteling, een strijd, een uiterste poging. Er is bijna sprake van gewelddadigheid. En terecht, want het koninkrijk binnengaan betekent de strijd aangaan. In Matteus 11:12 zei Jezus: ‘Het Koninkrijk der hemelen breekt zich baan met geweld, en geweldenaars grijpen ernaar.’ Lucas 16:16 zegt: ‘Het evangelie van het koninkrijk Gods wordt gepredikt en ieder dringt zich erin’ (verg. Hand. 14:22). Petrus schreef: ‘En indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt, waar zal dan de goddeloze en de zondaar verschijnen?’ (1 Petr. 4:18).
Hoe zijn deze teksten te rijmen met de hedendaagse opvatting dat behouden worden zo gemakkelijk zou zijn? Wat heeft het van doen met het populaire onderwijs dat christen worden slechts een kwestie zou zijn van het aanvaarden van een aantal feiten, het zetten van een handtekening op een stippellijn, het opsteken van een hand of het nazeggen van een van tevoren opgesteld gebed? Zou dat kunnen betekenen dat velen van onze bekeerlingen zich op de verkeerde weg bevinden omdat ze de gemakkelijke weg door de verkeerde poort genomen hebben?
De behoudenis is niet gemakkelijk. ‘Eng is de poort… en weinigen zijn er die hem vinden’ (Mat. 7:14). Dat betekent dat slechts mensen die ijverig de poort zoeken, de poort kunnen vinden. In Jeremia 29:13 zegt God: ‘Dan zult gij Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij vraagt met uw ganse hart.’
De boodschap die Jezus bracht, biedt geen enkele grond voor goedkope genade of een gemakkelijk geloofssysteem. Het koninkrijk is niet voor mensen die Jezus wel willen hebben, maar die hun leven niet willen veranderen. Het is alleen voor degenen die het zoeken met hun ganse hart.

Het verband tussen vreugde in God en ‘Lordship Salvation’
Ik heb betoogd dat het geloof in de Heere Jezus betekent dat de zondaar Hem aanschouwt in heerlijkheid met de ogen van het geloof, zich verheugt in Hem en van Hem geniet en Hem aanneemt. Zijn ziel vindt ultieme zielsvreugde in de Heere Jezus Christus. Nu heb ik betoogd dat ik de leer van ‘Lordship Salvation’ onderschrijf. Hoe zijn deze leer en mijn vaste overtuiging nu met elkaar te rijmen? De overeenkomst tussen beiden is dat zij wijzen op de kern van het Evangelie: Gods heerlijkheid aanschouwen in het aangezicht van Jezus Christus. God wordt als meest verheven voorgesteld, het Hoogste Goed, de Grootste Schoonheid. Alleen als mensen de uitmuntendheid van Christus zien en Hem met het gehele hart omhelzen, kan er sprake zijn van een vitaal leven als christen. Het zien van de glorie van Jezus zal een mensenhart blijdschap schenken en vanuit deze blijdschap groeien de vruchten in de levenswandel. Een kind van God blijft niet zonder geestelijke vruchten. Het is het doel van onze zaligheid: godhatende zondaars worden getransformeerd in mensen die van Hem willen genieten en vreugde in Hem alleen vinden. Dit is de wortel van het geloof, waaruit vruchten groeien. De christen heeft maar één doel: God verheerlijken door van Hem te genieten – door met zijn gehele leven te laten zien dat God de meest verheven schoonheid is en dat Hij hem alles waard is. Met de woorden van Jezus:

‘Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn.’
(Johannes 15:8)

En waarom zei Hij dit?

‘Dit heb Ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap vervuld worde.’
(Johannes 15:11)

Laat de blijdschap van Christus jouw blijdschap worden. Heb ultieme zielsvreugde in Hem. Verheerlijk God door van Hem te genieten. Dit is mijn vaste overtuiging en naar mijn mening ook de boodschap die ‘Lordship Salvation’ brengt.

zondag 10 maart 2013

Vraag & Antwoord [3] - Welke rol speelt het kruis voor het vinden van vreugde in God?

Ik kan mij voorstellen dat mensen sommige van mijn woorden zullen beschouwen als ‘op het randje’, met name over het kruis. Het gaat dan met name om deze bewering: ‘Iemand die de heerlijkheid van Christus niet gezien en gesmaakt heeft, kan niet tot de wedergeboren mensen worden gerekend. Hoe vaak men ook praat over God, over religie, zelfs over het kruis van Jezus – als de glorie van Jezus Christus totaal vreemd is voor iemand en deze op geen enkele wijze het leven heeft veranderd, dan is al het religieuze gepraat een lege huls.’ Het is daarom gepast hier dieper op in te gaan.

Kan vreugde in God losstaan van het kruis?
Persoonlijk heb ik geworsteld met de vraag wat de verhouding is tot het vinden van ultieme zielsvreugde in de Heere Jezus enerzijds en Zijn werk aan het kruis anderzijds. De manier waarop ik heb geschreven over het vinden van vreugde in Gods heerlijkheid kan de spannende vraag oproepen of het kruis in dit geheel wel zijn plek wordt gegeven die het behoort te krijgen – en om het scherper te formuleren: is vreugde in Gods heerlijkheid los te verkrijgen? Maakt dit het kruis overbodig? Het is absurd om op deze belangrijke vragen ‘ja’ te antwoorden. Nee, vreugde in Gods heerlijkheid kan niet bestaan zonder het lijden, sterven en de opstanding van de Heere Jezus. Wie meent zonder het kruis van Christus een behouden kind van God te kunnen zijn, ontneemt het Evangelie haar krachtige boodschap die levend maakt. Feitelijk is het zelfs zo, dat het hele fundament van de christen, Jezus Christus, nooit bestaansrecht zou hebben gehad als Jezus niet in alles, gedurende Zijn hele leven, de wil van de Vader perfect heeft gedaan.

Het is volbracht – maar wat is ‘het’?
Op dit punt wil ik je meenemen naar een veelgeciteerd Bijbelvers, Johannes 19:30. Hier staat het laatste kruiswoord van de Heere Jezus opgetekend, ‘Het is volbracht’. Wat bedoelt de Heiland als Hij zegt dat ‘het’ is volbracht? Vaak – zo niet altijd – worden deze woorden opgevat als een verwijzing naar Zijn lijden en sterven. Mensen stellen het dan zo voor, dat de Heere Jezus aan het kruis alles gedaan heeft om onze verlossing te verwerven. Wat ons te doen staat, is slechts te zien op dit kruis en dit werk aan te nemen. De aanmoediging om ‘te rusten in het volbrachte werk van de Heere Jezus’ wordt afgeleid uit dit vers. De vraag is echter of Jezus met deze woorden alleen Zijn lijden en sterven op het oog heeft, of dat dit moet worden opgevat als de perfecte vervulling van Gods werk in Zijn hele leven. Persoonlijk ben ik van mening dat de laatste verklaring de juiste is. Niet alleen Jezus’ lijden en sterven was de taak waarmee God Hem in de wereld heeft gezonden, maar alles wat Hij heeft gedaan behoort tot ‘het doen van Gods wil’. Zijn onderwijs en werken zijn minstens zo belangrijk als Zijn offer aan het kruis. Misschien heb je het beeld van het Evangelie dat Jezus uitsluitend kwam om te lijden en sterven. Maar als dit zo is, hoe moeten wij dan omgaan met Zijn onderwijs? Johannes schrijft in de proloog van zijn Evangelie dat hij en anderen de heerlijkheid van Christus hebben aanschouwd en hier kan gewoon niet enkel het lijden en sterven van de Messias mee bedoeld worden. Wat ik heb proberen aan te geven in het hoofdstuk over de wedergeboorte, is dat het zich toevertrouwen aan Christus niet alleen betrekking heeft op Zijn plaatsvervangend sterven, maar op Hem geheel. Het opvallende aan het Nieuwe Testament is dat de zaken toch complexer lijken te liggen dan wij ons vaak voorstellen. Wij zijn geneigd te zeggen: ‘ik vertrouw op het volbrachte werk van de Heere Jezus aan het kruis…’ Deze uitspraak kan erg snel verwateren tot een cliché en dan is mijns inziens de vraag waarom het Nieuwe Testament deze taal zelf niet bezigt, geheel op zijn plaats. Paulus schrijft bijvoorbeeld – terwijl de tranen in zijn ogen staan – dat sommigen wandelen als ‘vijanden van het kruis van Christus’ en Jakobus waarschuwt zijn lezers dat ‘geloof zonder werken dood is’ (Jakobus 2:14-17). De apostel Johannes schrijft nergens dat christenen hun redding kunnen aflezen aan het gegeven dat zij ‘rusten in het volbrachte werk van de Heere Jezus’. Op dit punt moet ik Arthur Pink gelijk geven.
Een andere passage die in dit opzicht niet ongenoemd kan blijven, is Handelingen 8:26-40, waar de kamerling uit Morenland vraagt of hij gedoopt mag worden. Wat zegt Filippus? ‘Indien gij van ganser harte gelooft gelooft, is het geoorloofd.’ En hij [de kamerling] antwoordde: ‘Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is’ (Handelingen 8:27).
Vandaag de dag hoor ik als belangrijkste criterium om gedoopt te mogen worden ‘het geloof dat Jezus mijn zonde aan het kruis gedragen heeft’. De geloofsbelijdenis van de kamerling gaat echter veel verder. Hij belijdt de Persoon Jezus Christus en niet slechts een aspect van Zijn ambten.

De genade van God en het kruis van Christus
Ik weet dat ik, door wat ik nu heb geschreven, de kans loop te worden bestempeld als ketter of kan worden beticht van dwaling. Daarom is het niet meer dan gepast mijn visie op het kruis van Christus uiteen te zetten. Ik wil dit zo concreet mogelijk doen. Het is Bijbels en dogmatisch om tegen mensen te zeggen dat zij hebben gezondigd, maar dat blijft grotendeels vaag. Er zijn mensen die zich hier totaal niet druk om maken en er zijn mensen die zullen zeggen dat er verschillende soorten en maten van zonden hebt en dat het met henzelf uiteindelijk best wel meevalt. Daarom moet ik beginnen uit te leggen wat het betekent dat de mens heeft gezondigd. Ik formuleer het als volgt:

God heeft ons geschapen, opdat wij Zijn heerlijkheid en schoonheid zien en hiervan genieten.

God heeft ons geschapen voor Hemzelf. Maar de mens is verleid om voor ‘eigen succes’ te gaan. Hij is voor zichzelf gaan leven. Hij wil zelf prachtig gevonden worden en als zodanig vereerd worden. De mens heeft dus gezondigd tegen God door niet de vreugde in Hem te vinden, maar in zichzelf. Vanaf de zondeval kunnen wij dus geen isgelijkteken zetten tussen de wil van God en de wil van de mens. Zonde roept Gods toorn op – alles moet tot eer van Hemzelf zijn. Hij is perfect, Hij is goed, Hij is rechtvaardig, Hij is de Norm. Wie afwijkt, komt uit bij de tegenpolen: onvolmaaktheid, slechtheid, kwaad en ongerechtigheid. Moreel is het dus niet vreemd dat God alles zal oordelen. Als God Zelf geen genade heeft, ligt het oordeel van alle mensen dus al vast: iedereen is verloren. Dit is precies de conclusie die de Bijbel trekt: ‘Allen hebben gezondigd en derven de nabijheid Gods’ (Romeinen 3:23). Niemand zocht God, niemand wil uit zichzelf van Hem genieten, niemand wil zijn vreugde in Hem vinden, niemand wil Zijn schoonheid zien. Dat is wat de Bijbel zonde noemt. Specifieke zonden zijn hier een gevolg en uiting van.
Omdat God wél genadig heeft willen zijn voor mensen, heeft Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven, als ‘een losprijs voor velen’ (Matteüs 20:28). Jezus Christus heeft Zijn leven gegeven als een losprijs: Hij heeft onze schuld op Zich genomen. God heeft als het ware tegen Christus gezegd: ‘Mijn Zoon, zij hebben Mij niet gezocht. Zij hebben niet van Mij willen genieten. Zij hebben hun vreugde niet in Mij willen vinden. Zij begeerden niet Mijn schoonheid te zien. Ik zend jou de wereld in, opdat het voor hen weer mogelijk wordt volmaakt van Mij te kunnen genieten en ultieme zielsvreugde in Mij te vinden.’ De Zoon stemde hiermee in: ‘Zie, hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen’ (Hebreeën 10:7). Daarom is de Heere Jezus naar deze wereld gekomen. Hij heeft door Zijn lijden, sterven en opstanding verzoening gebracht tussen God en mensen. Nu is het voor ons weer mogelijk om vrijmoedig tot God te gaan en van Hem te genieten. Aan het kruis is de straf op de zonde betaald.

De belofte van de Heilige Geest
Het kruis heeft nog iets anders tot stand gebracht. En dit is iets waar nog maar weinig over wordt gepreekt. Het kruis rekent niet alleen af met de schuld, maar ook met de oude, ik-gerichte, menselijke natuur. Omdat Christus zondeloos is, kon de dood geen vat op Hem houden. Hij stond op uit het graf en heeft bij Zijn hemelvaart de belofte van de Heilige Geest gegeven. Deze is uitgestort op het Pinksterfeest (Handelingen 2:1-4). God wil Zelf dat wij weer volmaakt van Hem kunnen genieten. De straf van begane zonden uit het verleden is hiervoor niet genoeg; de mens moet worden wedergeboren. Hij moet nieuw leven ontvangen, waarin hij ernaar verlangt Gods heerlijkheid te zien. De Heilige Geest van God wekt mensen tot dit nieuwe leven, waardoor zij nieuwe scheppingen worden (1 Korinte 5:17). Gelovigen hebben de Heilige Geest ontvangen; de Geest woont in hen. Hij getuigt van de Heere Jezus en verheerlijkt Hem (Johannes 15:26; 16:14), waardoor kinderen van God de voortreffelijkheid van hun Heiland meer en meer ontdekken en zich erin zullen verheugen. Het werk aan het kruis en het werk van de Geest mogen dus niet van elkaar losgekoppeld worden. Ik zie het kruis van Christus als Gods verheven middel tot verzoening, zodat wij voor eeuwig van Hem kunnen genieten.

Voor wie het kruis niet tot nut is
De verbinding tussen kruis en Geest breng ik bewust ter sprake, omdat iemand kan belijden te geloven dat Jezus zijn straf heeft gedragen, maar hiermee is het nog helemaal geen uitgemaakte zaak dat de Heilige Geest deze persoon daadwerkelijk tot nieuw leven heeft gewekt. Paulus schrijft: ‘Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe’ (Romeinen 8:9). Het is de Heilige Geest die met onze geest ‘getuigt dat wij kinderen Gods zijn’ (Romeinen 8:16). Iemand mag dus nooit uit zichzelf zeggen dat God hem heeft gered. De Heilige Geest moet dit met hem getuigen. Het kruis van Jezus Christus heeft de weg naar het genieten van God vrijgemaakt, maar het is de Heilige Geest die dit leven moet wekken – door het geloof in de Heere Jezus. Door de Zoon van God in perfecte schoonheid te openbaren en het hart van de zondaar aan te raken, door hem van een godhatend mens te veranderen in iemand die ernaar verlangt God te zien. Als de Geest dit doet, zal Hij er ook van getuigen dat de persoon door Zijn werking een kind van God is.

zondag 3 maart 2013

Vraag & Antwoord [2] - Ik worstel met je oproep en boodschap om algenoegzame vreugde in Christus te zoeken en te vinden. Wat moet ik nu doen?

Laat mij allereerst een ervaring uit mijn eigen leven delen. Deze ervaring is mij niet vreemd. Er kunnen verschillende redenen ten grondslag liggen aan deze lusteloosheid. Bij mij is dit gekomen door een periode van depressie. De grond schudt als het ware onder je voeten. Het laatste wat ik zou verwachten wanneer God Zijn licht heeft doen schijnen in mijn hart met de blijdschap om Zijn Zoon, is een periode van lusteloosheid en nergens zin in hebben.

Te hoog ideaal?
Streef ik nu een te hoog ideaal na? Zit ik er nu naast? Is het doel van mijn leven dan niet om vreugde te vinden in Gods heerlijkheid en om te vechten voor deze vreugde? Deze vragen stel ik mijzelf als eerste. Ik moet er echter rekening mee houden dat de menselijke ervaring van dag tot dag wisselt. Geen dag is hetzelfde. Dit brengt altijd een deel onzekerheid met zich mee. Vandaag ben je vrolijk, maar morgen kun je een verdrietige boodschap te horen krijgen bij de huisarts. En dan? Weg blijdschap? Moeten je nu in paniek raken?
Je moet er niet van opkijken dat er in het begin van een dergelijke periode een schokbeweging in je leven is. De menselijke ervaring is hier gevoelig voor en ook kwetsbaar. Dit is iets waar je op voorbereid moet zijn en wat je ook niet krampachtig moet ontkennen; dat werkt averechts, het heeft geen zin. Wie zo’n periode in zijn leven meemaakt of meegemaakt heeft, zal merken dat het een depressie of dergelijke gemoedstoestand gaat wringen. Het ideaal om vreugde in Christus te vinden en om van Hem te genieten is dan voor het gevoel te hoog gegrepen.

Geen ideaal om na te streven, maar Gods vrije en eeuwige geschenk
De realiteit van ons broze bestaan op zowel het fysieke als geestelijke vlak mag niet worden ontkend. Tegelijkertijd ben ik er op grond van de Bijbel van overtuigd dat het Christus’ doel en blijdschap is wanneer ik mij in Zijn glorie verheug. Het feit dat Zijn doel en mijn dagelijkse ervaring mijlenver uit elkaar kunnen liggen, betekent niet dat Zijn doel niet meer geldt, of dat Hij deze bijstelt naar het niveau van mijn gemoed. Wees reëel dat Gods doel en jouw menselijke ervaring ver uit elkaar kunnen liggen. Elke christen ervaart teleurstellingen en niemand kan in dit leven zeggen volmaakt te zijn. Dat we er wel naar moeten streven is een ander verhaal. Maar wanneer het verschil tussen doel en ervaring ver uit elkaar liggen, moeten we hier pastoraal zorgvuldig mee omgaan.
Wat ik in dit opzicht mee zou willen geven, is dat het vinden van algenoegzame vreugde in de heerlijkheid van Christus geen ideaal is wat moet worden nagestreefd. Misschien zijn sommige mensen verrast dat – na alles wat ik hierover heb geschreven – ik dit zo stel. Wat ik hiermee bedoel, is dat wij het onszelf niet moeten opleggen als norm. Als we ervaren dat we tekortschieten in het aanschouwen van Christus’ heerlijkheid, moeten we niet zeggen: ‘dit is de norm, dit zou ik moeten doen.’ Het lost niets op. Je bent dan bezig om de vreugde in Christus tot hoofdzaak te maken en niet de vreugde in Christus. Dit is een belangrijk onderscheid waar je op moet letten. Vreugde kan een afgod worden. Genieten kan een afgod worden. Er bestaat ook een vorm van vreugde en genieten die vernietigend werkt en die God tegenstaat. Het gaat dus niet zozeer om ‘vreugde vinden’, maar om vreugde vinden ‘in Christus’!
We moeten ons realiseren dat het Gods welbehagen is dat wij Zijn eniggeboren Zoon aanschouwen en vreugde in Hem vinden. Met dit doel heeft Hij ons ook gered. Het initiatief ligt bij God. De Norm is God. Het ultieme doel ligt in God. Het is niet iets wat de mens zelf heeft uitgevonden. God is de initiator en Hij heeft ons hulpmiddelen gegeven om Zijn doel in ons leven te verwezenlijken.

Heiliging is een strijd voor de rest van ons leven
Heiliging duurt niet één dag of week. Het is geen opleiding van vier jaar, waarna je met een ‘heiligingsdiploma’ van school komt. Als God ons vormt naar het beeld van Christus door ons de vreugde in Hem te schenken, duurt dat ons hele leven lang. Als je vandaag lusteloos bent, hoef jij je niet lam te laten leggen door een hopeloze gedachte die zegt dat dit geldt voor de rest van je leven. Je mag hoop houden. Het kan soms een hele tijd duren voordat God machtig Zijn licht laat doorbreken in jouw hart en leven. Ik heb ook een aantal jaren ‘rationeel’ in Christus geloofd, zonder dat ik Zijn schoonheid echt heb begeerd te zien. Ik wist wat Hij gezegd heeft, ik wist wat Hij heeft gedaan en toch ontbrak het aan het geweldige licht waarin ik Hem in al Zijn schoonheid kon zien. Laat je dus niet ontmoedigen als je vandaag in het duister zit.
Heiliging is geen geïsoleerd gebeuren. Je doet het niet alleen, je blijft niet alleen. Je behoort tot de Gemeente van Christus, waarin je gemeenschap mag hebben met broeders en zusters. Ik hoop dat je vrijmoedigheid en veiligheid ervaart om iets van die duisternis te kunnen delen. Wanneer je depressief bent, weet je één ding: als je geen mensen om je heen hebt, en geen dingen omhanden hebt, blijf je de hele dag doelloos alleen, waarschijnlijk in bed. Praat met mensen. Je zult op sommige momenten onvermijdelijk tegen je gevoel in moeten handelen en toch dingen doen waar je helemaal geen zin in hebt. Neem de tijd om met elkaar te gaan zitten, met een geopende Bijbel en gevouwen handen. Erken de realiteit dat je op dit moment geen lust hebt in het zoeken van God. Dit uitspreken kan al een opluchting op zich zijn. Bid tot God, dat Hij Zichzelf aan jou wil openbaren als werkelijk prachtig boven al het andere.

Hoe duisternis Gods glorie intenser kan laten schitteren
Kan God duisternis gebruiken om Zijn Naam te verheerlijken? Zonder twijfel antwoord ik: ja. Mensen mogen menen dat dit crue gesteld is, maar als God duisternis niet kan gebruiken om Zijn glorie te laten schitteren, dan is zelfs het leven van Christus in dit opzicht problematisch en dan zouden wij zelfs een verkeerd begrip van het Evangelie hebben! We krijgen niet altijd antwoord op onze indringende vragen naar persoonlijk lijden, maar als we naar Christus kijken, zien we duidelijk dat Hij door lijden heen bleef kijken op de vreugde die vóór Hem lag. Die vreugde is in God. En Zijn glorie. Die vreugde is eeuwig. Die vreugde blijft. Die vreugde wordt nu nog beproefd, maar als God haar heeft geschonken aan een mensenziel, is zij onverwoestbaar. Ik bid dat de duistere momenten in het leven jou niet zullen afhouden van het heerlijke uitzicht om op een dag bij Jezus Zelf te zijn, om voor eeuwig van Hem te mogen genieten.


zaterdag 2 maart 2013

Vraag & Antwoord [1] – Betekent ‘strijden voor vreugde in God’ dat je het door eigen inzet moet bewerkstelligen?

Is het vinden van vreugde in God een strijd? Zo ja, waarom? En hoe moeten we omgaan met deze strijd? Zo nee, zit ik er dan naast? Dit is een belangrijke vraag. Het antwoord hierop legt iets bloot van jouw visie op heiliging. Ik behandel deze vraag, omdat ik een pastorale nood zie, die voortkomt uit het waarnemen van een subtiele verwisseling van het onderwerp en subject van de vreugde die ik hier bedoel. Laat mij dit allereerst toelichten.

In sommige preken en de heiligingsvisie van Keswick wordt gesproken over ‘rusten’ in Christus en ‘laat het Hem door jou heen doen’. Dit impliceert dat elke poging van de mens zelf verdacht is, omdat het dan riekt naar ‘presteren uit eigen kracht’. Zo iemand laat volgens deze visie zien dat hij toch zelf wil proberen God te behagen en gehoorzaam te zijn. Om deze schijn te vermijden, moeten we volgens hen ‘rusten’, zelf geen inspanning verrichten, maar het van Christus verwachten. Een andere oproep in dergelijke preken die steevast terugkomt is ‘erin gaan staan’ – Ga in de vergeving staan! Ga in het geloof staan! Ga beseffen wie jij in de Heere Jezus bent! Dit volgt op het onderscheidt tussen staat en stand: ik weet dat ik door God aanvaard en vergeven ben, maar in de praktijk… Verschillende evangelisatietraktaten worden ook gekenmerkt door te beginnen met de zinsnede Ik heb in Christus… gevolgd door een parafrase van losse verzen over vergeving, geen veroordeling, geen geest van angst ontvangen en dergelijke. Op den duur worden dit clichématige feiten, waarvan ik je wil aanmoedigen ze kritisch te toetsen en ook niet lukraak op mensen af te vuren. Ik betwijfel of het beseffen wie ik ben in Christus de sleutel is om te groeien als christen in heiliging.

Wie is hier nu het onderwerp?
De reden dat ik dit betwijfel, is tweeledig. Ten eerste is de focus gericht op de christen. Is dit fout? Natuurlijk is het goed om te beseffen wat het betekent om christen te zijn en wat je doel is. Maar het gevaar is dat wij meer gaan focussen op mijn-positie-in-Christus dan op Christus Zelf. Dit zijn twee verschillende fundamenten, maar het verschil is subtiel. In het Nieuwe Testament lezen we nergens dat gelovigen wordt opgeroepen om ‘in de vergeving’ te gaan staan. Deze visie op heiliging lijkt een sterk reactief karakter in zich te hebben: ‘Omdat mij zoveel schuld vergeven is door God, ben ik in staat om deze vergeving uit te delen en God gehoorzaam te zijn.’ Maar wat nu als God die vergeving nooit geschonken zou hebben? Het probleem met een dergelijke benadering is dat de christen gaat handelen vanuit de genade of goedgunstigheid die hem bewezen is. Ook in de Heidelbergse Catechismus kom je deze redenering tegen:

Vraag 86 Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?
Daarom, dat Christus, nadat Hij ons, met Zijn bloed ons gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Heiligen Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor Zijn weldaden bewijzen, en Hij door ons geprezen worde. Daarna ook, dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden.

Hier wordt dankbaarheid voor bewezen weldaden aangevoerd als de grond voor gehoorzaamheid aan God. De vraag die ik hierbij wil stellen is of het ons te doen is om Wie God is – Zijn Persoon, Zijn Wezen – of om wat Hij doet en ons schenkt. Dit is een fundamenteel verschil en wel hierom: de eerste is reactief en ogenschijnlijk voorwaardelijk, de tweede spreekt over liefde tot de persoon, ongeacht Zijn handelingen. Het is niet moeilijk om een rechtvaardige God te prijzen die Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven tot een losprijs voor velen, maar het wordt knap lastig voor ons om dezelfde rechtvaardige God te loven en prijzen als Hij dit niet gedaan zou hebben. Jonathan Edwards schrijf in zijn bekende werk ‘Religious affections’:

‘‘Dit is (…) het (…) verschil tussen de blijdschap van een schijnheilige en de blijdschap van een ware gelovige. De [schijnheilige] verheugt zich in zichzelf; het eigen ik is ten diepste het fundament van zijn blijdschap; de [ware gelovige] verheugt zich in God. (…) Ware gelovigen vinden in de allereerste plaats onuitsprekelijke blijdschap in de heerlijke en beminnelijke aard van Gods gaven. Zij scheppen behagen in de lieflijke gedachten die van God zijn. En dit is de bron van al hun vreugde, de kern van hun blijdschap. (…) Maar de gevoelens van schijnheiligen kennen een tegengestelde volgorde: eerst zijn zij blij (…) dat God hoog van hen opgeeft; en vervolgens vinden ze Hem op grond daarvan in zekere zin liefdevol.’’

Het doet denken aan een waarschuwing van Jezus in de Bergrede:

‘‘Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde? Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.’’
(Matteüs 6:43-48)

Ik ben benieuwd hoeveel mensen – en laten we het aantal onder christenen toch ook niet onderschatten – hun liefde voor God baseren en verwoorden op de manier die Jezus hier omschrijft: ‘Ik houd van God, omdat Hij Zijn Zoon voor mij geschonken heeft…’; ‘Ik heb God lief, want Hij heeft mij lief...’; ‘Ik houd van God, want Hij is goed voor mij…’
Liefde tot God moet om God Zelf gaan. Als jij God liefhebt, dan stroom jij over van brandende passie en verlangen om van Hem te genieten. Je wilt Hem steeds beter leren kennen, steeds meer van Hem ontdekken. Zuivere liefde tot God staat los van Zijn liefde voor jou. Als jijzelf op enige wijze – direct of indirect – een reden of grond vormt om God lief te hebben, is het geen zuivere liefde voor God alleen. Het kan dan zomaar zijn dat jij Hem gebruikt om er zelf op enige wijze beter van te worden.

Gij hebt Christus leren kennen!
We moeten leren begrijpen dat dit een subtiel, maar essentieel verschil van fundament inhoudt. Wat ik heb willen aangeven met het vinden van vreugde in het aanschouwen van Christus’ glorie, raakt op dit punt de kern – namelijk: als ik Hem zie, in al Zijn heerlijkheid, als de Heilige Geest werkzaam is en Christus op verheven wijze aan mij toont wanneer ik de Schrift lees, dan groeit mijn verwondering en liefde voor Hem en in dit alles legt God de basis voor het heiligen van Zijn kinderen.
Met deze benadering schreef de apostel Paulus ook indringend tot de gelovigen in Efeze:

Dit zeg ik dan en getuig ervan in de Heere, dat u niet meer wandelt zoals de andere heidenen wandelen, in de zinloosheid van hun denken, verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven dat uit God is,door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart. Zij hebben zich, ongevoelig als ze zijn geworden, overgegeven aan losbandigheid, om alle onreinheid begerig te bedrijven.
(Efeze 4:17-19)

Stop. Laat even op je inwerken wat hij hier zegt. Hij is hier bezig het contrast te schetsen tussen de gelovigen en de heidenen. Wat zijn kenmerken van een heidense levensstijl? Het lijkt er sterk op dat de apostel hier een neerwaartse spiraal beschrijft, waarin mensen steeds meer afglijden tot losbandigheid en goddeloosheid. Ze drijven steeds meer van God af. Het begint met de ijdelheid in het denken. Mensen denken niet aan de dingen van eeuwigheidswaarde, maar zijn blind gefocust op het hier en nu en alles wat in de wereld te koop. Vervolgens is het verstand verduisterd, omdat dit denken een patroon is geworden wat zich door de jaren heen ontwikkeld heeft. De kern van dit probleem is dat zij God niet kennen – ze zijn totaal vervreemd van Hem. Ze hebben niets met Hem. Ze gaan hun eigen gang. Ze negeren Hem. Het gevolg is onwetendheid. Niet incidenteel, maar het heerst als een waren koning over hen – want hun hart is verhardt. Ze zijn niet meer gevoelig voor dat wat ze doen. Ze verliezen gevoel voor verantwoordelijkheid. Alles moet kunnen. Paulus noemt dit een staat van verdoving. Verdoving wordt toegediend, zodat iemand niets van de pijn hoeft te voelen. Zo is het ook met de ongelovige heidenen, die zo diep zijn gezonken in hun zonden dat zij de pijn hiervan nauwelijks nog voelen. Ze hebben zoveel gegeten en gedronken van de zonde – een levensstijl die geen acht slaat op God en Zijn eer – dat het de normaalste zaak van de wereld is geworden. En omdat dit ‘normaal’ is geworden, is het ook ‘geaccepteerd’. Paulus gaat verder:

Maar u hebt Christus zo niet leren kennen, als u Hem tenminste gehoord hebt en door Hem bent onderwezen, zoals de waarheid in Jezus is, namelijk dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten, en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
(Efeze 4:20-24)

Wat geeft volgens Paulus de doorslag dat christenen anders zijn? Dit: zij hebben Christus leren kennen! Nergens in het Nieuwe Testament wordt de gelovige aangespoord te ‘beseffen’ wie hij is in Christus, of om ergens ‘in te gaan staan’. Als we al ergens in moeten gaan staan, dan is het ‘in de Heere’ (Efeze 6:10; Kolossenzen 2:6-7). Ook Jezus hield Zijn discipelen voor ogen dat zij ‘in Hem’ moesten blijven (Johannes 15); de voeding die de christen eet en drinkt is de kennis van zijn Heiland en Meester. Nergens wordt de christen opgeroepen zichzelf als onderwerp te zien en Christus als meewerkend voorwerp.

Christus het Middel en Doel van de heiliging
God stelt Christus voor ons als het gaat om de heiliging. Hij is het Grote Doel, want wij worden in de heiliging gelijkvormig gemaakt naar Zijn beeld. Maar nu is de cruciale vraag: welke middelen heeft God ons gegeven om hierin te groeien?
De reden dat ik dit een cruciale vraag vind, komt voort uit de overtuiging dat in alles God centraal moet staat. Veel mensen zullen waarschijnlijk vroom instemmen met deze opvatting, maar wanneer je naar sommige visies op heiliging luistert, merk je hier nog maar weinig van. Hier ligt mijn punt van zorg. De voorbeelden waar ik de beantwoording van deze vraag mee begon, zijn hier een goede illustratie van. Als iemand zegt, dat we ergens in moeten gaan staan, of dat wij moeten beseffen wie wij zijn in Christus, verlies je onmiddellijk God als Centrum; je raakt Christus kwijt als Middel van de heiliging. Mensen stimuleren je om te lezen wat God over jou zegt. Persoonlijk kom ik echter steeds meer tot de ontdekking en overtuiging dat het ‘m niet in dit ‘beseffen’ ligt. Waarom zou ik diepgaande over mijzelf na moeten den ken en allerlei dingen over mijzelf moeten ‘beseffen’, als God Zijn eniggeboren Zoon als Voorwerp heeft geschonken? Paulus wees de Efeziers erop dat zij Christus hebben leren kennen en door Hem zijn onderwezen. Onze ogen moeten gericht blijven op de Heere Jezus – niet in de goedkope, vrome zin van het woord, maar door een levend geloof, bekrachtigd door de Heilige Geest. Op Christus zien betekent dat we van Hem lezen en door de Heilige Geest genade, kracht en zicht ontvangen om Zijn schoonheid te zien in hoe Jezus wordt voorgesteld. We moeten leren genieten van alles wat we over en van Hem lezen. Zo wordt Zijn heerlijkheid tastbaar voor ons en zijn we in staat echt van Hem te kunnen genieten.

Dubbelzinnigheid
Ik bemerk een dubbelzinnigheid in de opvatting die stelt dat we zelf niet allemaal dingen moeten willen doen om te groeien in heiliging. Hiermee wil men voorkomen te worden beticht van ‘werkheiligheid’, maar de manier waarop we volgens worden aangespoord, komt toch weer neer op iets wat we zelf moeten doen, namelijk het beseffen. Ik moet beseffen wie ik ben. Met wie ben ik nu bezig? Juist, met mijzelf. Is dit bemoedigend? Ogenschijnlijk wel. Maar is dit nu niet erg dubbelzinnig? Mensen gooien het in een vroom vat door te stellen: ‘ja, dat is wel zo, maar we richten ons op wat God over ons zegt. We mogen weten dat we geliefd zijn, aanvaard, vergeven en geen veroordeling meer hoeven te verwachten.’ Op deze manier worden ook de woorden staat en stand gebruikt. Als je veel falen (de stand) in je leven ervaart, valt dit altijd te relativeren met het besef dat je bent vergeven en aanvaard (de staat).
Nu de cruciale vraag: is dit het middel dat God ons heeft gegeven om te groeien naar het beeld van Zijn Zoon? Moet ik allerlei dingen over mezelf beseffen om op Christus te lijken en om van Hem te genieten? Deze gedachte kom ik niet tegen in het Nieuwe Testament. Wij behoren te luisteren naar de stem van de Goede Herder. Als wij op Hem willen gaan lijken, moeten we Hem ontdekken. We moeten leren wat Hij doet, hoe Hij doet en waarom Hij dingen doet. Als we ons richten op wie wij zijn in Hem, veranderen we het middel van de heiliging, maken we onszelf tot onderwerp en koppelen we Christus los van de centrale rol die God Hem heeft gegeven in de heiliging van ons leven.

Daarbij roept de oproep om te ‘rusten’ en ergens ‘in te gaan staan’ vragen op. Mag je iemand die worstelt met angst wijzen op een enkel Bijbelvers dat zegt dat de volmaakte liefde de angst uitdrijft? Moet iemand hier gewoon ‘in gaan staan’? Was het maar zo makkelijk! De kans is groot dat de worsteling en twijfel alleen maar groter wordt. Immers, als God mij een geest van liefde, kracht en nuchterheid heeft gegeven, waarom ervaar ik dan nog steeds angst? Heb ik Zijn Geest dan wel ontvangen? Zie je wie in al deze vragen het onderwerp is? Ik!

Waar de strijd werkelijk wordt gevoerd
Laat mij heel direct stellen dat de strijd gevoerd wordt om de Heere Jezus te zien als begeerlijk en prachtig boven alle andere dingen. Hij wil dat wij Zijn glorie aanschouwen. Mijn strijd speelt niet af op het gebied van het beseffen wie ik in Christus ben en waar ik wel of niet in moet gaan staan. De strijd speelt zich af daar waar gezocht wordt naar de schoonheid van Jezus Christus, niet naar mijn positie in Hem. Als ik met angst geconfronteerd word, of ik word verzocht tot het opzoeken van pornografie, dan speelt de strijd zich af wat ik werkelijk wil zien en waar ik echt van wil genieten. Wil ik van de Heere Jezus genieten? Of uiteindelijk toch niet? Op welke wijze helpt mijn ‘besef’ over wie ik ben tot een overwinnend strijden? Het is in mijn optiek een verkeerde vraag om jezelf mee te wapenen. Het gevecht draait om het zien van Christus, niet over mijn besef over mijzelf. Pornografie wil mij doen geloven dat het meer schoonheid bezit dan Christus. Het is een blasfemische gedachte en die kan ik maar op één manier te lijf gaan: door de Heere Jezus te zoeken, begeren Hem te zien in al Zijn schoonheid en om van Hem te genieten. Dit is wat ik bedoel met ‘strijden voor vreugde in de heerlijkheid van Christus’. Dit heeft niets te maken met vermeende ‘rechtvaardiging door goede werken’. Dat is hier niet aan de orde. Waar het hier op aankomt is dat we blijven opzien naar het einddoel – het aanschouwen van de heerlijkheid van Christus. Welk middel hebben wij hiertoe gekregen? Wat moeten wij doen? Met onze geestelijke ogen de glorie van Jezus begeren te zien en van Hem genieten. Christus is alles – het Middel en het Einddoel.

Blogarchief