SalvationInGod

Posts tonen met het label boek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label boek. Alle posts tonen

vrijdag 30 augustus 2019

Geloof werkt! – de invloed van een theologisch systeem

Een onderdompeling in The Gospel According to Jesus

De laatste keer dat ik schreef over John MacArthurs boek The Gospel According to Jesus, eindigde ik met de noodzaak van evangelische genade in de verkondiging van Gods Woord. In hoofdstuk 2 gaat MacArthur in op een ernstige misvatting van het begrip “genade” in evangelische kringen. Dit hoofdstuk is van groot belang, omdat MacArthur twee belangrijke zaken aanstipt: het theologische concept van het hedendaagse genadebegrip en de historische achtergrond hiervan.

“Bekeringsritualisme” als evangelisch taboe
MacArthur begint dit hoofdstuk met de pijnlijke constatering dat iedereen die belijdt een christen te zijn, al heel snel als zodanig binnen de kerk wordt geaccepteerd en behandeld – zonder te onderzoeken of in het leven van zo iemand de vrucht van gerechtigheid zichtbaar is.
Volgens de Amerikaanse voorganger leren hedendaagse christenen te geloven dat zij hun redding nooit in twijfel hoeven te trekken, omdat zij ooit een gebed hebben uitgesproken, of omdat ze tijdens een evangelisatiebijeenkomst naar voren zijn gekomen, of vanwege een andere ervaring.
Hiermee is de evangelische beweging in dezelfde val getrapt als de Rooms-Katholieke kerk: men houdt zich vast aan zekere rituelen. De hedendaagse, belijdende kerk wordt geplaagd door “bekeringsritualisme” – mensen vertrouwen op het eenmalige ritueel dat het moment van de bekering zou markeren. Mensen leren dat ze de oprechtheid van het geloof nooit mogen bevragen, omdat ze toen een gebed hebben uitgesproken, of omdat zij toen naar voren zijn gekomen tijdens een samenkomst.
Daar waar de reformatoren fel van leer trokken tegen de Roomse rituelen, hebben de hedendaagse evangelicalen andere rituelen omarmd als afweermechanisme tegen “aanvallen op geloofszekerheid.”

Hoe “de geestelijke mens” de vleselijke mens is gaan gedogen
Hoe heeft het zover kunnen komen? MacArthur gaat uitvoerig in op de historische achtergrond van deze theologische verschuiving.
Hij neemt de lezer mee naar het jaar 1918 – zeventig jaar vóór het verschijnen van The Gospel According to Jesus. In dit jaar verscheen het werk He That Is Spiritual van Lewis Sperry Chafer. Hoewel de titel het niet doet vermoeden, verdedigt de schrijver de stelling dat de “vleselijke mens” in 1 Korinthe 2:15-3:3 eveneens een christen is, maar dat zijn structurele levenswandel overeenkomt met die van een ongelovige. Met andere woorden: een vleselijke christen is een christen, maar hij leeft als iemand die niet gered is.
Het is niet moeilijk te raden wat een dergelijke opvatting in de praktijk uitricht. Want als er – nota bene met een perikoop uit de Bijbel in de hand – onderbouwd kan worden dat zelfs christenen kunnen leven als mensen die niet gered zijn, waarom zou je dan de realiteit van iemands geloof in twijfel trekken? Waarom zou jij je zorgen maken over de echtheid van jouw geloof als je hebt gehoord dat je ook een “vleselijke christen” kan zijn? Deze opvatting wekt de suggestie dat er twee groepen christenen zijn: normale, of ondermaatse christenen, en superchristenen (de geestelijke, volwassen christenen). Het doet denken aan de theologie van Keswick, of de theologie van de “second blessing.”
Voor de meeste theologen, zo benadrukt MacArthur een aantal keer, was Chafers’ theologische opvatting een vreemd concept. Toch heeft zijn werk veel invloed gehad op de manier waarop het Evangelie heden ten dage wordt verkondigd.

Dispensationeel onderscheiden
Het blijft echter niet bij een verkeerde interpretatie van 1 Korinthe 2:15-3:3. MacArthur noemt nog een aantal theologische opvattingen die hebben bijgedragen aan een verkeerde visie op verlossing.
Al deze opvattingen zijn verankerd in de Bedelingenleer. Door dit te benoemen, valt MacArthur openlijk de theologische school aan waartoe hijzelf in beginsel behoort. Hij beschouwt zichzelf als een “traditional premillennial dispensationalist.” Zijn boek is daarom vooral binnen de kringen van deze theologische stroming omstreden en fel bestreden.
De Bedelingenleer kenmerkt zich sterk door het accent op verschillende “bedelingen” of “tijdvakken” of “perioden”. Zo leefde de Heere Jezus Zelf onder de “bedeling van de Wet”, maar luidde door Zijn dood, opstanding, hemelvaart en het uitstorten van de Heilige Geest de “bedeling van de genade” in.
Lewis Sperry Chafer beschouwde deze tijdperioden als exclusief. Dit betekent dat er in de bedeling van de Wet geen genade aanwezig was, en omgekeerd – dat de bedeling van de genade geen wet kent. Hij zag Wet en genade als strikt gescheiden van elkaar. Degenen die ná Chafer zijn gekomen, hebben deze denklijn theologisch doorgetrokken. Eén van de zure vruchten die dit heeft opgeleverd, is dat men zwart op wit begon te stellen dat de Bergrede niet voor de Kerk kan zijn, omdat deze rede van Jezus één en al Wet zou bevatten. Op deze manier wordt het onderwijs van Christus uitgespeeld tegen dat van de apostel Paulus – in het voordeel van laatstgenoemde.
De strikte scheiding tussen Wet en genade wordt door bepaalde dispensationalisten gebruikt als filter om het onderwijs van Christus te verklaren; men past het toe op een andere tijd dan de huidige.
De scheiding tussen Wet en genade is niet het enige onderscheid dat dispensationalisten maken. Zo zien ze een verschil tussen Jezus als Redder en Jezus als Heere. Wie Christus ontvangt als Redder, wordt behouden, ook al weigert diegene zich te onderwerpen aan Christus als Heere.
Een ander onderscheid is dat tussen verlossing en discipelschap. Christus’ geboden in de Evangeliën hebben geen betrekking op ongelovigen, maar alleen op volgelingen van Hem.

Hermeneutiek
Ik kan niet anders dan MacArthur complimenteren voor wijze waarop hij de historische achtergrond heeft beschreven: duidelijk en relatief beknopt. Zoals al eerder gezegd, is dit een belangrijk hoofdstuk in het boek.
Het laat zien dat we niet alleen ons exegetische huiswerk op orde moeten hebben, maar dat we ook kennis moeten hebben van de ontwikkelingen in de kerkgeschiedenis. Opnieuw zien we hier hoe belangrijk het is om Bijbelse kennis te hebben over Gods genade. In de lijn van dispensationalisten als Lewis Sperry Chafer wordt genade zeer eenzijdig en beperkt verstaan. De manier waarop Chafer en andere dispensationele theologen genade verstaan, kan het best worden omschreven als vrijspraak voor schuldige zondaren. Deze eenzijdige blik op Gods genade heeft vergaande consequenties. En MacArthur heeft absoluut een punt als hij de alarmbel luidt wanneer hij deze consequenties noemt.
Ik heb mij in het verleden uitgesproken en verzet tegen de visie op Gods genade en verlossing zoals deze in de Bedelingenleer vertolkt worden. En ik zal hier niets van terugnemen.
Oppervlakkig gezien lijkt de Bedelingenleer een probleem te hebben met de visie op verlossing en Gods genade, maar wie doordringt in het theologische systeem, zal ontdekken dat het probleem dieper ligt. De Bedelingenleer heeft een hermeneutisch probleem. Dit betekent dat de manier waarop de Bijbel in zijn geheel wordt gelezen en verstaan, fundamentele gebreken kent.
Eén fundamenteel gebrek is dat men de Bijbel leest in zogenaamde “tijdvakken” of “bedelingen”. Dit heeft grote gevolgen. Het betekent dat een Bijbelgedeelte over het leven van Mozes minder zeggenschap zou hebben dan een gedeelte uit de Nieuw Testamentische brieven. “We kunnen er natuurlijk wel van leren,” zeggen dispensationalisten dan, “maar het is niet gericht aan de Gemeente van Jezus Christus.” Om het anders te zeggen: de Bijbel is een boek dat is gericht aan ons, maar niet alles wat erin staat is voor ons. Dit heeft te maken met een ander hermeneutisch probleem binnen de Bedelingenleer: men kent hoofdzakelijk drie groepen geadresseerden in de Bijbel. Dit zijn Israël, de Gemeente en de wereld (of: de heidenen). Dit onderscheid maken dispensationalisten op grond van 1 Korinthe 10:32. Het is echter nogal wat om op grond van dit vers een hele hermeneutiek te bouwen!
Het is onverantwoord om te stellen dat bepaalde Bijbelgedeelten voor vandaag wel gelden, maar andere teksten niet. De hele Bijbel heeft vandaag de dag zeggingskracht. En hoewel we er rekening mee moeten houden dat bepaalde gebeurtenissen niet herhaald worden en uniek zijn, moeten we in elk gedeelte de onveranderlijke principes van Gods Woord ontdekken en onderzoeken hoe Gods verlossingswerk in Jezus in deze geschiedenissen zichtbaar wordt.

De genade van het Evangelie kan niet worden verdeeld
Lewis Sperry Chafer wilde Gods “pure genade” – dat betekent onvervalst of ongemengd – niet verwarren met enige inspanning van de mens. Dit is enerzijds te prijzen, omdat het verlossingswerk in een mensenleven Gods werk is. Dat is ook het slotakkoord van MacArthur in hoofdstuk 2.
Anderzijds moet in gedachten worden gehouden dat Gods genade niet enkel gaat over het vrijspreken van schuldige zondaren. En volgens MacArthur ligt de onjuiste visie op Gods genade ten grondslag aan het lordship-debat. Hierin heeft hij mijns inziens volkomen gelijk.
De cruciale vraag in het lordship-debat is of Gods genade meer doet dan de schuldige zondaar vrijspreken. En het Bijbelse antwoord is helder: ja. Gods genade spreekt niet alleen vrij van zonde, maar maakt ook vrij van zonde. En dit is de reden waarom wordt gesproken over “lordship salvation” – Lordship in dit verband wil communiceren dat een gelovige in Christus zich onderwerpt aan Zijn heerschappij, om te worden vrijgemaakt van de zonde. Niets meer en niets minder. En het is waar: als jouw begrip van genade niet verder reikt dan het vrijspreken van een schuldige zondaar, dan zal MacArthurs pleidooi op zijn minst provocerend en op zijn ergst als grove dwaling worden ontvangen.
Er komt echter wel een vraag naar boven wanneer we MacArthurs argumentatie doornemen. Want hij verwijt de traditionele dispensationalisten – en mijns inziens dus terecht – dat zij Christus en Paulus tegen elkaar uitspelen. Maar zien we dit in MacArthurs boek ook niet gebeuren? Daar waar de tegenstanders van “lordship salvation” grotendeels leunen op het onderwijs van Paulus, zit MacArthurs betoog aan de andere kant van het spectrum. Hij richt zich in zijn boek primair op de bediening van de Heere Jezus. Heeft hij, in zijn ijver critici te laten zien dat de Bijbel een bredere visie op genade en verlossing biedt, te veel accent gelegd op het onderwijs van Christus en is hij daardoor niet zelf ook eenzijdig te werk gegaan?
Net zoals de Heere Jezus Zelf niet opgedeeld kan worden (Hij is niet een stukje Profeet, een stukje Priester, een stukje Koning – Hij is volmaakt één in Zijn ambten), kan ook Gods genade niet worden verdeeld. MacArthur heeft er volkomen gelijk in als hij stelt dat er geen stukje vergevende genade is, zonder ook het stukje heiligende genade en het stukje bewarende genade te ontvangen. Wie christen wordt, ontvangt al deze genade! Daarom vind ik het jammer dat MacArthur in het begin van het boek niet ingaat op het fundamentele aspect van het Evangelie: dat verloren zondaren vergeving aangeboden wordt op grond van het volmaakt heilige offer dat Jezus Christus heeft gebracht, door te sterven aan het kruis en op te staan uit de dood. In dit opzicht vind ik MacArthurs insteek in het begin te eenzijdig. En bovendien werkt het iets in de hand wat we in de Kerk niet moeten willen: krampachtige pogingen tot heiligmaking.

Ik heb de boodschap van het kruis nodig – iedere dag!
Ik schrijf dit niet, omdat ik iets te zeuren wil hebben, of omdat ik zo nodig kritisch moet zijn; ik schrijf dit uit ervaring. Probeer maar eens een dag of een week of een maand of een heel jaar te leven met de intentie God te gehoorzamen door het geloof in Christus, zonder iedere dag te beginnen bij het kruis, het open graf en de troon van Gods genade, waar de hemelse Advocaat jouw belangen behartigt. Het gaat je niet lukken. Je word er wanhopig van. Je probeert heilig te worden zonder het krachtige bloed van Jezus Christus. Wie geheiligd wil worden buiten de reinigende kracht van Christus’ bloed om, verliest geestelijke kracht. Zo iemand wordt ziek. Probeer geen belofte te ontvangen, of gebod te gehoorzamen, zonder te pleiten op het bloed van Jezus.
Waarom schrijf ik dit? Vanwege meerdere redenen:

1. Als heiliging structureel wordt losgemaakt van het bloed van Christus, worden we verwaand, denkend dat we God gehoorzaam kunnen zijn zonder de kracht die Hij ons verleent
2. Als heiliging structureel wordt losgemaakt van het bloed van Christus, worden we wanhopig, denkend aan ons eigen falen, terwijl we het verlossingswerk van God in Jezus vergeten
3. Als heiliging structureel wordt losgemaakt van het bloed van Christus, verliezen we Gods vergevende genade uit het oog – de vergevende genade die het fundament van onze verlossing is én de vergevende genade die we iedere dag nodig hebben vanwege nieuwe zonden
4. Als heiliging structureel wordt losgemaakt van het bloed van Christus, worden we “christenautonomen” – mensen die denken dat, nadat God Zijn deel in de Heere Jezus heeft gedaan, wij nu onze verantwoordelijkheid moeten nemen

Wil ik hiermee MacArthurs pleidooi ontkrachten? Nee.
Wat ik hiermee wél wil laten zien, is dat we heel goed op de hoogte moeten zijn van de context waarin voorgangers, auteurs en theologen hun visies uitdragen. MacArthurs aversie tegen de positie dat Gods genade enkel en alleen vergevend van aard zou zijn is begrijpelijk, al moet ook gezegd worden dat hij de heiligende kracht van Gods genade benadrukt en weinig verbinding legt met de vergevende genade. Dat kan bij anderen weer vragen oproepen. En die vragen zijn ook gekomen.
In het voorwoord op de tweede druk van The Gospel According to Jesus schrijft MacArthur dat hij twee nieuwe hoofdstukken heeft toegevoegd, over de rechtvaardiging door het geloof én over het verlossingswerk van Christus aan het kruis.
Het bewijst mijns inziens dat MacArthur bij de eerste uitgave van zijn boek te eenzijdig is geweest. Hij verdient echter lof voor de manier waarop hij reageert op critici; niet iedereen is bereid zijn werk op deze manier te herzien. Het geeft aan dat hij corrigeerbaar is én – verreweg het belangrijkste – dat hij het volbrachte verlossingswerk van Zijn Heere wil eren. Minder dan dit is een betrouwbare, christelijke voorganger onwaardig.

zondag 12 mei 2019

Geloof werkt! – genade in het schrijven

Een onderdompeling in The Gospel According to Jesus

Nu ik het boek The Gospel According to Jesus aan het behandelen ben met als doel om te ontdekken waar persoonlijke ongemakken zitten bij het lezen, kom ik onder andere tot de conclusie dat het de schrijftoon is die de lezersmuziek maakt. Boeken die zijn geschreven om de auteur te positioneren binnen een bepaalde discussie, lopen het risico de waarheid aan hun kant te hebben, maar in de felheid van het argumenteren niet datgene te bereiken wat men beoogt.

De hele mens moet gevoed worden
Voor schrijvers en sprekers lijkt het misschien vanzelfsprekend dat wanneer zij “de dingen duidelijk genoeg zeggen, de mensen dit ook wel zullen begrijpen.” En duidelijk kan ook wel eens betekenen: hard. Dat zou kunnen, maar als dat zo is, dan heb je een mens waarschijnlijk maar voor de helft gewonnen.
Eén van de redenen waarom ik graag Puriteinen lees, is dat zij schoonheid hebben gelegd in hun geschriften. En ook Puriteinen waren van tijd tot tijd verwikkeld in discussies. Zo is The Death of Death in the Death of Christ van John Owen een polemisch boek, waarin hij de particuliere verzoeningsleer verdedigt (Calvinistisch) ten gunste van de algemene verzoeningsleer (Arminiaans). Dit is een nogal omstreden opvatting, omdat niet iedereen het begrijpt wanneer je zegt dat Christus voor de uitverkorenen is gestorven. Toch vinden we in het boek ook prachtige zinnen, zoals deze: “God was more pleased with the obedience, offering, and sacrifice of His Son, than displeased with the sins and rebellions of all the elect.” Met andere woorden: God had meer vreugde in de gehoorzaamheid en het offer van Christus, dan dat Hij onbehagen had in de zonden van Zijn uitverkoren volk. En dit raakt de kern van wat ik bedoel, als ik zeg dat je met het verkondigen van een waarheid misschien maar de helft van een mens gewonnen hebt. Want de zin die John Owen in zijn betoog op papier heeft gezet, doet ook iets met het hart van een mens; het brengt niet alleen een denkproces op gang. Er wordt ook liefde tot God gevoed, door de onschatbare waarde van Christus’ verzoeningswerk zo diep te duiden.

De kunst van het verwoorden
Dit is de reden dat ik de Puriteinen zo bewonder. Zij wisten in een discussie of polemiek altijd de schoonheid en heerlijkheid van Christus voor ogen te houden en wisten dit op een prachtige manier te verwoorden. De eerlijkheid gebied te zeggen dat ik dit wel eens mis in hedendaagse, polemische boeken. En dat is jammer. Want iemand als John MacArthur schrijft waardevolle dingen en heeft het wat mij betreft aan het rechte eind in zijn boek The Gospel According to Jesus, maar ergens mis ik in zijn schrijven de schoonheid die het verlangen aanwakkert om gehoorzaam te zijn aan het Woord van God. Het is één ding om Bijbels-theologisch te betogen dat “gehoorzaamheid bij het geloof hoort” en dat “een christen vrucht draagt voor God” maar het is nog wat anders om de lezer daadwerkelijk te motiveren om Gods geboden te gehoorzamen. Wat ik bedoel te zeggen, is dit: je kunt de waarheid op zo’n manier verkondigen, dat je het tegenovergestelde resultaat bereikt dan wat je beoogt. De manier van schrijven doet ook iets met mensen. Hoe je iets formuleert, heeft impact. Het kan de lezer een beslissend duwtje in de rug geven, maar het kan ook afstotend werken – hoe zuiver het onderwijs ook kan zijn.
Neem bijvoorbeeld deze zin van John Owen, wanneer hij schrijft over de Persoon van Christus:

“Faith discovering this manifestation of the glory of God in Christ, engages the soul to universal obedience, as finding therein abundant reason for it and encouragement to it.”

Met andere woorden, wat is volgens Owen de grote reden en motivatie om God te gehoorzamen? Het geloof dat ziet op de heerlijkheid van God in Christus.
Dit is de sleutel, het geheim voor degenen die medechristenen onderwijzen en hen zo helpen Christus na te volgen: voortdurend verbinding zoeken met de schittering van Christus’ karakter en gehoorzaamheid, zoals deze in het Evangelie zijn geopenbaard. Als Christus Degene is Die de motivatie aanwakkert, moet een christen ook op Hem zien. De Evangeliën beschrijven Christus’ onderwijs en werken, de brieven van de apostelen verklaren deze als het ware. We moeten er als sprekers en schrijvers voor oppassen dat ons onderwijs geen christelijk moraliteitsbetoog wordt. Ook al is het nog zo terecht dat mensen een gezaghebbende boven hen – en het Oppergezag is de Drie-enige God – hebben te gehoorzamen, het argument “dat het nou eenmaal moet, omdat het daar en daar en daar en daar in de Bijbel staat” zal weinig mensen daadwerkelijk van harte motiveren om het ook echt te doen. De ouder, die zijn kind verwaarloost, verspeelt een hoop krediet, geloofwaardigheid en vertrouwen van zijn kroost, ook al heeft hij het recht om als gezaghebbende gehoorzaamheid te eisen van dat kind.

Heilig olie op heilig vuur
Het lijkt nu net alsof ik het betoog van John MacArthur onderuit probeer te halen. Dat probeer ik juist niet. Mijn streven is om verder te kijken dan de theologische positionering op zich.
Is het waar dat Jezus Christus Heere is? Ja.
Is het waar dat een christen zich onderwerpt aan de heerschappij van Christus? Ja.
Is het waar dat als God een goed werk in Zijn kinderen begint, Hij dit ook zal voltooien? Ja.
Het manco van de polemiek in het lordship-debat is echter dat de discussie voortdurend om deze vragen blijft cirkelen. Ik pleit niet voor een ander antwoord op deze vragen. Op dit punt is MacArthur zeker geslaagd. Hij weet de Bijbelse antwoorden goed te onderbouwen. Ik pleit echter voor een diepere doordenking van Degene aan Wie christenen zich onderwerpen: Wie is deze Heere Jezus Christus? Wie is Deze God, Die het werk in Zijn kinderen door Zijn Geest zal voltooien?
Ik denk dat iemand als John Owen in zijn werken genoeg aanknopingspunten geeft om op dit spoor verder te gaan. Hij beschrijft de voortreffelijkheid van Christus’ gehoorzaamheid aan God de Vader omwille van Zijn volk en gooit op die manier de heilige olie op het heilige vuur van toewijding in het leven van de gelovige.

De drie-eenheid van het leven onder de heerschappij van Christus
Mijn overtuiging is, dat in het onderwijs van voorgangers (gesproken of geschreven) de gehoorzaamheid aan en liefde voor Christus met elkaar worden verbonden. En dat niet alleen – het moet op zo’n manier gebeuren dat gehoorzaamheid ontstaat vanuit een oprechte liefde tot Jezus Christus. Het is niet genoeg om in een theologisch debat Johannes 14:15 aan te halen en te zeggen dat “degene die Christus liefheeft, ook zijn geboden in acht neemt.” Er moet ook worden omschreven waarom Christus deze liefde dient te ontvangen. Om in de termen van “lordship salvation” te spreken: in het Evangelie is sprake van een drie-eenheid van onderwerping aan de heerschappij van Christus: genade, liefde en gehoorzaamheid. Overgave of onderwerping aan Christus begint allereerst – en kan alleen maar gevormd worden, of groeien – door genade. Door genade wordt aan de gelovige geopenbaard Wie God is, door Jezus Christus. Door dit genadige zicht ontstaat een liefde voor de Persoon van Christus, waardoor het gelovige hart wordt gestimuleerd Hem te gehoorzamen – niet kil of gedwongen, maar als een natuurlijke reflex die volgt op het zien van de heerlijkheid van Christus in het Evangelie.
Gods genade is het kanaal waardoor Gods liefde voor zondaren in Christus tot mensen stroomt, en Gods genade is eveneens het kanaal waardoor de gelovige in Christus liefde tot God ontvangt en bewijst.
Op sommige plekken in The Gospel According to Jesus vang ik de glimpen van deze heerlijke realiteit gelukkig enigszins op. Maar overall wordt dit tot nu toe wel in grote mate ondergesneeuwd door het voortdurend hameren op gehoorzaamheid.

Genade, wat is het?
De apostel Petrus begint zijn tweede brief met de volgende woorden:

“Simeon Petrus, een dienstknecht [Gr. doulos; slaaf] en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even kostbaar [Gr. isotimos; eer, gelijkwaardig] geloof ontvangen hebben als wij, door de gerechtigheid van onze God en Zaligmaker [Gr. soter; Verlosser, Redder] Jezus Christus: moge genade en vrede voor u vermeerderd worden door de kennis van God en Jezus, onze Heere.”
(2 Petrus 1:1-2)

Deze groet en zegenbede geeft het geheim van Gods genade weer: iedere dag, ieder ogenblik komt Gods genade tot ons, om Hem beter te leren kennen door Christus. En het is deze kennis van God door Christus, dat ons genade en vrede vermeerderd wordt.
John MacArthur heeft volledig gelijk wanneer hij in hoofdstuk 2 schrijft dat “genade niet statisch is.” Genade is niet slechts passief, omdat het Gods gunst uitspreekt ten opzichte van zondaren. Nee, Gods genade is ook werkzaam, omdat het de kracht is waardoor mensen veranderd worden naar het beeld van Christus. Deze dynamische genade wordt ook beschreven in 2 Petrus 1:1-2 (en op zoveel andere plekken in de Bijbel).

Verkondigen wij Gods genade?
De vraag die overblijft, is deze: laten wij, als verkondigers van het Evangelie, op deze manier Gods genade zien? Of zijn we – wellicht gedreven door polemische invloeden – eenzijdig geworden, en missen we op die manier een zo volledig mogelijk beeld van genade? Blijven we hangen bij de onverdiende gunst, de goedkeuring van God door het geloof in Jezus Christus? Of hameren we voortdurend op de kracht van Gods genade, die ons in staat stelt om Hem daadwerkelijk te gehoorzamen?
Geven wij de lezer en hoorder Christus mee? Is Gods genade zo werkzaam in ons spreken en schrijven, dat anderen Hem leren kennen? God kennen in Christus is de grootste genade. We kunnen spreken over gehoorzaamheid, we kunnen hameren op toewijding, maar wie voorbijgaat aan de genade van het kennen van God in Jezus Christus, heeft niets meer dan een moralistische boodschap. Wie zijn handen gevuld heeft met puur moralisme, staat in Gods Koninkrijk uiteindelijk met lege handen. Omdat er geen evangelische genade in gevonden wordt.

zaterdag 27 april 2019

Geloof werkt! – het kennen van je plek als eigendom van Christus

Een onderdompeling in The Gospel According to Jesus

In het begin van hoofdstuk 1 behandelt MacArthur twee woorden die een grote rol spelen in het lordship-debat. Het eerste woord is Kurios, het Griekse woord voor Heere. Het tweede woord, het Griekse doulos, is controversieel. Het betekent slaaf. En de voorganger wijst erop dat in verreweg de meeste Engelse Bijbelvertalingen het Griekse woord doulos niet met slaaf is vertaald, maar met dienstknecht (servant). Zeer waarschijnlijk heeft men dit bewust gedaan, rekening houdend met het pijnlijke slavernijverleden.
Hoe pijnlijk dit verleden ook is, de Bijbel portretteert volgens MacArthur een christen wel degelijk als een slaaf van Christus – en niet slechts als dienstknecht.

Je dient niet alleen Christus, maar je bént van Hem
Hoewel het riskant lijkt om – uitgerekend in de Amerikaanse context – te benadrukken dat een christen een slaaf van Christus is, juist in dit beeld ligt een geweldige bemoediging en troost voor het begrijpen van het Evangelie. Het is namelijk zeer verhelderend te weten wat het verschil is tussen een slaaf en een dienstknecht.
MacArthur citeert Murray J. Harris, en maakt zo het verschil duidelijk:

Een dienstknecht verleent diensten aan iemand, maar een slaaf behoort iemand toe.

Wat volgt is een opsomming van een aantal Bijbelteksten die deze stelling onderbouwen (Romeinen 14:7-9; 1 Korinthe 6:19-20; 2 Petrus 2:1; Openbaring 5:9).
Met andere woorden: wat op het eerste gezicht op een hele starre, strenge en koele werkrelatie lijkt, is in de kern het grote evangelische wonder van genade: Christus is niet gekomen om vanuit een starre heerschappij dienstknechten aan het werk te zetten, maar Hij heeft Zichzelf gegeven als een losprijs voor velen, zodat Hij met Zijn bloed hen maken tot Zijn eigendom! Christendom is géén religie vanuit een werkrelatie. Christendom is bevrijdend leven onder de verlossende heerschappij en zorg van Degene Die Zelf de verlossing tot stand gebracht heeft.

Op dit punt wordt de spanning in mijn denken over The Gospel According to Jesus al fors gecorrigeerd. MacArthur brengt namelijk twee aspecten bij elkaar: slaven en vrienden. Christus noemt Zijn volgelingen slaven en vrienden. In de tijd van het Nieuwe Testament was dit ongekend. Er is een Latijns spreekwoord, dat luidt: “Wie veel slaven heeft, kent vele vijanden.” Dat geeft de gespannen relatie tussen meesters en slaven aan. Dat Christus Zijn volgelingen slaven én vrienden noemt, verklaart MacArthur aan de hand van Johannes 15:15:

“Ik noem u niet meer dienaren, want een dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar Ik heb u vrienden genoemd, omdat Ik u alles wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, bekendgemaakt heb.”

Het verschil tussen iemand die slechts een slaaf is en iemand die zowel slaaf als vriend is, komt hier tot uitdrukking: Christus heeft niets verborgen gehouden voor Zijn discipelen. Hij heeft de Vader aan hen geopenbaard. Overigens zien we dat ook in Herziene Statenvertaling het woord doulos is vertaald met dienaar. En daardoor lijkt de verhouding tussen Christus en de gelovige op het eerste gezicht toch een soort werkrelatie te zijn. En daardoor mis je de diepste kern van wat Christus daar zegt.
Daarom lijkt het misschien wel leuk en goed om een controverse over slavernij uit de weg te gaan door doulos weer te geven met dienaren, maar wanneer we gaan kijken naar de identiteit en definitie van een christen, worden we hierdoor toch op een dwaalspoor gezet.
Als een christen zou moeten vertellen wie hij is, dan zou hij niet moeten antwoorden in subjectieve termen. Een christen moet niet verwijzen naar zijn baan, opleiding of diagnose van fysiek of psychisch lijden. Een christen moet zichzelf altijd zien als bezit van Christus. Zelfs iemand, die een geestelijk ambt in een kerkelijke gemeente bekleed, of een zendeling, moet zichzelf niet in die termen omschrijven.

Het nadeel van polemiek
En zo kom ik op het punt dat ik kan inzien dat MacArthur’s betoog in hoofdstuk 1 dubbele ontspanning met zich meebrengt. Ontspanning die ik ontzettend hard nodig heb en waarvan ik blij ben dat deze al zo vroeg komt, hoewel ik er ook een kanttekening bij plaats.
De “geïsoleerde werkrelatie-gedachte” kan de prullenbak in. Daarmee bedoel ik: de gedachte dat het christenleven primair en uitsluitend een leven van werken is. De christen werkt, Christus beoordeelt hem. En, voordat de antinomianen te vroeg juichen: gehoorzaamheid is wel degelijk belangrijk. Gehoorzaamheid aan Christus bewijst dat je een vriend bent geworden van Hem. Ook hier laat MacArthur geen twijfel over bestaan.
De enige kanttekening die ik hierbij wel moet plaatsen, is dat het einde van het hoofdstuk toch eindigt met een sterk werk –en gehoorzaamheidsgehalte. En dan wreekt zich hier echt het feit dat The Gospel According to Jesus een polemisch werk is. Want juist door het vele hameren op de waarheid dat een christen een slaaf van Christus is, en juist door het eenzijdig omschrijven van het geloofsleven als een dienend en werkzaam leven onder de heerschappij van Christus, is het risico groot dat de blijdschap van de lezer over het feit dat Christus hem of haar tot Zijn eigendom heeft gemaakt door Zijn bloed wordt overschaduwd door de repeterende waarheid dat iemand zich pas een vriend van Christus kan noemen wanneer hij gehoorzaamheid ziet in zijn eigen leven.
Hoe mooi zou het zijn geweest als MacArthur dit hoofdstuk had afgesloten met een prachtig portret van de verlossende Heere, Die Zijn leven geeft voor de schapen (Johannes 10:11) en op die manier laat zien dat het geen last, maar een eer en groot voorrecht is onder Zijn almachtige regering te leven?
Hiermee wil ik geenszins de indruk wekken dat de Amerikaanse voorganger in hoofdstuk 1 Bijbelse waarheden verdraait of valse leer verkondigt. De stelling dat een christen van Christus is en daarom is toegewijd aan Hem, deel ik van harte. Ik vraag mij echter af of MacArthur vanuit het volbrachte verlossingswerk van Christus niet méér heeft kunnen getuigen van Zijn heerlijkheid en schoonheid. Juist het “strijdbaar” schrijven kan erin resulteren dat de waarheid ruw verkondigd wordt, waardoor de glans ervan verdwijnt. Ik vraag mij af of dit in het eerste hoofdstuk is gebeurd.

zaterdag 20 april 2019

Geloof werkt! – De geboorte van een boek

Een onderdompeling in The Gospel According to Jesus

In de introductie maakt John MacArthur duidelijk waarom hij het boek The Gospel According to Jesus heeft geschreven. Zoals gezegd, is dit boek polemisch van aard. Het wil een duidelijke stem zijn in een debat of discussie. De wijze waarop MacArthur zijn introducerende woorden op papier heeft gezet, laat dan ook niets aan de verbeelding over. Een aantal essentiële punten komen aan bod. Wanneer we de introductie goed op ons in laten werken, zien we de rode draad door zijn betoog: geloof gehoorzaamt.

Wat is het Evangelie?
MacArthur begint zijn introductie met een korte, maar levensbelangrijke vraag: “Wat is het Evangelie?” Om zich heen kijkend, is de voorganger tot het trieste besef gekomen dat de moderne Evangelieverkondiging niet in lijn is met het onderwijs van de Heere Jezus Zelf. Op dit punt moet ik een positieve opmerking plaatsen, omdat MacArthur schrijft dat dit besef is ontstaan door het bestuderen van het Mattheüs-Evangelie. Je kunt dus niet stellen dat hij een chagrijnige voorganger is, die altijd iets te zeuren moet hebben. The Gospel According to Jesus is dus een vrucht van jarenlange (hij bestudeerde de vier Evangeliën maar liefst zeven jaar!) en grondige studie. Dan heb je ook wel recht van spreken.

Juist de pijnlijke en confronterende elementen van Christus’ bediening, worden vandaag de dag – bewust of onbewust – veelal gemeden. Zou dit ook de reden zijn van het feit dat de introductie van het boek zelf ook pijnlijk en confronterend is? MacArthur zet de boel onmiddellijk op scherp en schudt hevig aan de fundamenten van de hedendaagse evangelische beweging (Evangelicalism).

Een gebroken evangelie
Welke fundamenten zijn dit dan? Om te beginnen – en dit is ook in Nederland uiterst actueel en een bekende manier van spreken – belooft het hedendaagse evangelie eeuwig leven, terwijl mensen gewoon in de zonde blijven leven. Kortom: je mag de belofte ontvangen dat God Zich met jou heeft verzoend in de Heere Jezus Christus, ook al leef jijzelf consequent in vijandschap met Hem. Er wordt gesproken over “Christus ontvangen als Verlosser.” Jouw eigen leven toewijden aan Hem als Heere en Meester over jouw leven komt in dit verhaal niet of pas later aan bod. Zoals MacArthur schrijft: “Het belooft verlossing van de hel, maar niet noodzakelijkerwijs bevrijding van ongerechtigheid.”
Dit heeft twee schadelijke effecten tot gevolg.
De eerste is dat dat mensen (en MacArthur noemt een aantal getallen aan de hand van de zogenaamde Gallup poll) op deze manier misleid worden met een valse hoop. Juist omdat er geen enkele morele claim op het leven van de persoon wordt gelegd, wordt de drempel voor de zogenaamde geloofszekerheid drastisch naar beneden gehaald. MacArthur is ervan overtuigd dat velen zich door dit bedrog laten misleiden. Ze zijn misschien wel christelijk, maar geen christen. Ze denken naar de hemel te gaan, maar zijn van top tot teen gebonden aan de machten van de hel.
Het tweede schadelijke effect dat MacArthur signaleert, is dat dit moderne evangelie onherroepelijk zal resulteren in ernstige imagoschade voor het volk van God – de Kerk. Want, opnieuw, als er geen morele claim meer gelegd wordt op degenen die belijden christen te zijn, dan kun je ook niet langer ingrijpen wanneer die mensen zich misdragen. Op deze manier wordt de kerkelijke tucht (ook een thema in het onderwijs van Christus!) bij het grofvuil gezet.
Het hedendaagse evangelie draait de zaak om: als iemand in zonde leeft, mag je het christen-zijn en de verlossing van die persoon niet in twijfel trekken, omdat diegene belijdt Jezus als Verlosser ontvangen te hebben.
In het onderwijs van het Nieuwe Testament zie je altijd het tegenovergestelde gebeuren: daar wordt zonder schroom getwijfeld aan de realiteit van iemands geloof in Christus als Verlosser, als vaststaat dat iemand in zonde leeft.

De insteek van het boek
MacArthur wil zich uitspreken tegen deze misstanden en doet dit in The Gospel According to Jesus primair vanuit Christus’ eigen bediening. Hoe sprak de Heere Jezus over geloof? Hoe nodigde Hij mensen uit tot Hemzelf? Welke beloften en waarschuwingen gaf Hij?
Een studie over Christus’ bediening – de gesprekken die Hij voerde, het onderwijs dat Hij gaf en de wonderen die Hij deed – moet volgens MacArthur uiteindelijk aantonen dat “lordship salvation” een Bijbels fundament heeft. En juist omdat “lordship salvation” door tegenstanders is verworpen als “een ander evangelie” (zie Galaten 1:6-9) heeft de Amerikaanse voorganger zijn taak serieus genomen.

Twee observaties, één belangrijke toepassing
Na het lezen van de introductie kunnen we al twee dingen met zekerheid vaststellen.
Als eerste kunnen we concluderen dat MacArthur primair zorgen heeft over belijdende christenen binnen de kerk. Hij wil het geloof van kerkmensen toetsen aan de hand van de elementen die Christus in Zijn onderwijs benoemt.
Ten tweede zien we dat MacArthur het geloof in Christus primair bekijkt door de lens van gehoorzaamheid. Geloof en zonde gaan niet samen. Christus en zonde gaan niet samen. Daarom kan het leven van een christen óók niet gelijkstaan aan een leven in zonde.
Dit alles samenvattend, kunnen we stellen dat de introductie helder verwoord is. Tegelijkertijd is het een ongemakkelijk begin van een boek. Het is praktisch. En het drukt je als lezer direct met de neus op de feiten.
Juist omdat het boek het geloof in Christus bekijkt vanuit de lens van gehoorzaamheid, roept het ook spanning op. Want wanneer wordt zonde een dusdanig groot probleem in jouw leven, dat je serieus de vraag moet stellen óf je wel een christen bent? Het feit dat MacArthur hier de aandacht op vestigt, is hem niet in dank afgenomen. Veel (belijdende) christenen lopen liever weg voor de mogelijkheid dat er zoiets bestaat als een “ingebeeld” geloof. Ze klampen zich dan maar vast aan selectieve beloften in de Bijbel.
Tegelijkertijd moeten we er ook voor oppassen dat we niet voortdurend met deze vraag bezig zijn. Daar wordt het geloofsleven op den duur niet gezonder van.
Wanneer ik denk aan The Gospel According to Jesus, dan ben ik verwonderd dat God mij meerdere malen aan de hand heeft genomen door teksten die in het lordship-debat aan de orde komen. De eerste ervaring van ongemakkelijkheid kwam door het lezen van Mattheüs 7:21-23:

“Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!”

Tegelijkertijd merk ik dat er iets extreems of ongezonds gebeurt in mijn denken, wanneer ik dergelijke waarschuwingen lees. Ik kan dan moeilijk nuchter blijven, lijkt het wel. Dan maakt de confronterende ongemakkelijkheid plaats voor fatalistisch en wanhopig denken: “Het is foute boel. Het zit niet goed.” Dat zijn ook zaken die The Gospel According to Jesus losmaken. Je zou zeggen: “Als je weet dat dit gebeurt, dan kun je dat boek toch beter laten liggen?” Natuurlijk. Ik kan het op de plank laten staan. Ik kan ervoor kiezen om er niet meer in te lezen. Ik kan er zelfs voor kiezen om het via Marktplaats te verkopen!
De vraag is echter of dit helpend is. En ik vind de uitdaging groot genoeg om er tóch in te lezen. Want ik hoop dat door het lezen van het hele boek dit extreme denken (deels) kan worden gecorrigeerd. En als dit aan het einde – na alles te hebben gelezen en geanalyseerd – in enige mate merkbaar is, dan is er al heel veel winst geboekt.

zondag 14 april 2019

Geloof werkt! (Introductie)

Een onderdompeling in The Gospel According to Jesus

1988 is voor mij niet alleen bijzonder omdat ik in de lente van dat jaar ter wereld kwam. Er gebeurde in dat jaar iets wat in theologisch opzicht van groot belang was voor de Amerikaanse context: het boek The Gospel According to Jesus van de Amerikaanse voorganger John MacArthur werd gepubliceerd.
In dit boek zet hij de theologische opvatting uiteen van wat heden ten dage “lordship salvation” wordt genoemd. Ik heb er al vaker ook over geschreven, evenals de rol die het boek in mijn persoonlijke leven heeft gespeeld.

Felle discussie
MacArthur is na de publicatie van dit boek fel bekritiseerd. En de kritiek op iemand waarvan je meent dat hij het bij het rechte eind heeft, doet ook iets met mij als lezer van zijn werk. Andere theologen klommen in de pen om zijn standpunt te weerleggen en meenden dat hij “een ander Evangelie verkondigt” (vgl. Galaten 1:6), dat hij genade en werken door elkaar husselt, zodat de fundamentele, protestantse leer van de rechtvaardiging door het geloof verloren gaat en dat hij lasten op de schouders van ongelovigen legt, die zij onmogelijk kunnen dragen – complete overgave aan Jezus als Heere.

“Lordship Salvation” wordt door tegenstanders doorgaans op twee manieren omschreven:
1. Om gered te worden moet iemand zich volledig overgeven aan de heerschappij van Jezus Christus
2. Iemand kan gered zijn, maar hij of zij moet deze verlossing vervolgens door eigen inspanning behouden middels het verrichten van goede werken

Met andere woorden: bij de eerste omschrijving is het gered worden zélf al een onmogelijke zaak, omdat je eerst je eigen leven op orde moet hebben gebracht door alles onder de heerschappij van Christus te stellen; bij de tweede variant kan de christen alleen maar zekerheid van redding ervaren als hij voortdurend goede werken doet.
Maar wat zegt MacArthur hier zelf over? In zijn boek Faith Works: The Gospel According to the Apostles definieert hij “lordship salvation” als volgt:

The belief that the gospel call to faith presupposes that sinners must repent and yield to Christ’s authority.

In normaal Nederlands betekent dit dat “lordship salvation” veronderstelt dat het Evangelie zondaren oproept zich te bekeren en dat zij zich moeten onderwerpen aan de heerschappij van Jezus Christus.

Gered door werken?
Het is de vraag of de kritiek op MacArthur terecht genoemd kan worden. Hij heeft in ieder geval duidelijk een zenuw geraakt in het protestantse kerkelijke landschap. Dit hoeft niet per se een indicatie te zijn dat hij het dus bij het verkeerde eind heeft. Ik denk zelfs dat het een “profetisch” signaal is wanneer er een stortvloed van kritiek over iemand heen komt; de profeten in de Bijbel waren immers ook niet geliefd en nota bene de Heere Jezus Zelf – Gods Zoon in het vlees – is verworpen en gedood. De hoeveelheid kritiek die iemand over zich heen krijgt, zegt wat mij betreft dan ook niets over de vraag of hij de waarheid aan zijn kant heeft. De vraag die gesteld moet worden, is deze: Waar baseert men een stelling op? En is deze stelling inhoudelijk consistent te verdedigen?
In dit geval moeten we dus de vraag stellen óf MacArthur expliciet of impliciet schrijft dat iemand eerst zijn leven onder de heerschappij van Christus moet brengen om daarna redding te ontvangen. Met andere woorden: hoe omschrijft hij het komen tot Christus? De andere vraag die we moeten stellen, is: hoe omschrijft MacArthur het leven als christen? Wanneer we de antwoorden op deze twee vragen hebben beantwoord, kunnen we een eerlijke en evenwichtige conclusie trekken.

Polemiek
Het boek The Gospel According to Jesus – en ook het vervolgboek daarop, Faith Works: The Gospel According to the Apostles – is een polemisch werk. Dit betekent dat het zich duidelijk uitspreekt in een controverse, debat of discussie.
Dit is belangrijk om te weten. Het gevaar van een polemisch werk is dat het in sterke bewoordingen ageert tegen afwijkende opvattingen. Hierdoor kan het gebeuren dat gebruikte woorden wel eens te fel worden en dat de zaak teveel op de spits wordt gedreven. Zodoende kan een formulering dermate scherp op papier gezet zijn, dat het niet meer klopt. Het valt niet te ontkennen dat MacArthur scherp schrijft – zó scherp, dat er herziene uitgaven van het boek zijn verschenen met hier en daar correcties. Nu kun je dit een zwaktebod noemen, want hij lijkt hiermee toe te geven dat hij op sommige punten fout zit.
Ik denk echter dat dit juist het sterke punt van de voorganger is. Het laat in ieder geval zien dat hij kritiek serieus neemt en zijn woorden goed en weloverwogen wil kiezen.

Persoonlijke uitdaging
Misschien is het juist zijn scherpe manier van schrijven, of het feit dat het boek een polemisch werk is, dat ik er een haat-liefdeverhouding mee heb ontwikkeld. Want ergens is bij mij de gedachte ontstaan dat dergelijke boeken een activistische houding aanwakkeren en het geestelijk leven onder druk zet.
Dit is de reden dat ik voor mijzelf de uitdaging aanga om het boek in zijn geheel opnieuw te lezen. Mogelijk neemt het bepaalde druk of spanning in mijn denken weg. De komende tijd zal ik reflecteren op het boek én mijn eigen denken. Er is zo ontzettend veel over dit boek en over dit onderwerp geschreven, maar uiteindelijk zullen we zelf conclusies moeten trekken door het raadplegen van de bronnen die primair voorhanden zijn. Ik hoop dat het een leerzame en verhelderende onderneming zal zijn!

Wordt vervolgd.

[Latere toevoeging: Wanneer tegenstanders “lordship salvation” afwijzen en beweren dat iemand zich volgens deze theologische opvatting volledig moet onderwerpen aan de heerschappij van Christus om gered te worden, dan wordt hiermee bedoeld dat zij dit afschilderen als een voorwaarde om gered te worden. Met andere woorden: iemand moet eerst zijn eigen leven opknappen en verbeteren, om uiteindelijk te kunnen zeggen: “Nu heb ik mijn leven onder de totale heerschappij van Christus gebracht, dus nu maak ik aanspraak op verlossing.” Met andere woorden: men probeert het als een karikatuur neer te zetten, door te beweren dat aanhangers van “lordship salvation” het leven onder de heerschappij van Christus niet als kenmerk, maar als voorwaarde voor verlossing omschrijven.]

Blogarchief