SalvationInGod

Posts tonen met het label kruisdragen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kruisdragen. Alle posts tonen

maandag 3 september 2012

De heerlijkheid van Christus [9] ‘Volg Mij!’

Lezen: Matteüs 10:34-39; 16:24-28; Marcus 8:27-38; Lucas 9:18-27; 9:51-62; Lucas 14:25-35; Johannes 8:12-20; 12:20-36; Filippenzen 2:5-11; Hebreeën 12:1-3; Openbaring 14:1-5; 21-22


Er zit een zekere spanning tussen de rechtvaardigmaking en heiligmaking. Er zijn bepaalde uitspraken van Jezus die oppervlakkig beschouwd als tegenstrijdig ervaren kunnen worden. Hoe valt Johannes 3:16 te verenigen met bijvoorbeeld Lucas 9:23-26? Volgens Johannes zegt Jezus dat allen die in Hem geloven behouden zullen worden, maar volgens Lucas zullen alleen de mensen, die bereid zijn hun eigen leven te verliezen, het eeuwige leven verkrijgen. Zijn de evangelisten het er onderling wel over eens dat de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen geschiedt, of toch niet? Welke rol spelen goede werken in dit geheel? Ik denk dat rechtvaardiging en heiliging soms te strikt van elkaar worden gescheiden. Dogmatisch kunnen we helder formuleren wat het verschil is tussen rechtvaardigmaking en de weg van het discipelschap, maar het zijn allebei twee fundamentele zaken, ‘zonder welke niemand de Heere zal zien’ (Hebreeën 12:14). Deze spanning moet nuchter worden benaderd. Ik hoop dat niemand, die Gods Woord serieus wil nemen en dit boek leest, bij de rechtvaardigmaking stopt en denkt: ‘ik ben er!’ We zijn niet alleen gered van iets, maar ook gered tot iets! Ik zal proberen uit te werken hoe de spanning tussen teksten als Johannes 3:16 en Lucas 9:23-26 weggenomen kan worden, zodat niet langer de gedachte in stand blijft dat de inhoud ervan elkaar bijt:

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft.
(Johannes 3:16)

Hij zeide tot allen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij. Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het behouden. Want wat baat het een mens, als hij de gehele wereld wint, maar zichzelf verliest of zelf schade lijdt? Want ieder, die zich voor Mij en voor mijn woorden zal schamen, voor hem zal de Zoon des mensen zich schamen, wanneer Hij komt in zijn heerlijkheid en die van de Vader en de heilige engelen.
(Lucas 9:23-26)

Beide Bijbelgedeelten handelen over de behoudenis, de vraag wie het leven binnengaan. Overduidelijk. De spanning zit hem in het inhoudelijke aspect: volgens Johannes 3:16 lijkt de behoudenis heel gemakkelijk te geschieden, door het geloof, terwijl de passage uit Lucas (en overigens meerdere in de synoptische evangeliën!) doet vermoeden dat het een moeilijke weg is en alles van mensen kost. Jezus waarschuwt Zijn luisteraars ook om eerst de kosten te berekenen, alvorens eraan te beginnen. Dagelijks je kruis opnemen en dragen, jezelf verloochenen, je leven verliezen omwille van Christus tot het eeuwige welzijn van je ziel en jezelf niet schamen voor Hem – het lijken niet alleen onmogelijke eisen, ze gaan recht tegen onze natuur in! Wat een ongemakkelijke spanning! Hoe kunnen we deze teksten met elkaar harmoniseren, zonder aan de één toe te voegen en aan de ander af te doen?

Wedergeboorte – First things First!
Het antwoord op deze vraag luidt ook andermaal: door te wijzen op het aanschouwen van de heerlijkheid van Christus. Hierom is het juist verstaan van de wedergeboorte noodzakelijk. We hebben gezien dat in de wedergeboorte iemand tot nieuw leven gewekt wordt, omdat de mens van nature vervreemd is van Gods heerlijkheid en zichzelf wil verheerlijken. Gods licht schijnt in het hart van de zondaar, waardoor de glorie van Jezus wordt gezien. In het aanschouwen van deze heerlijkheid neemt de zondaar Christus geheel en al aan, door het geloof. Dit is het geloof waar Jezus over spreekt in Johannes 3:16.
Dit is hetzelfde geloof waar Jezus over spreekt in teksten als Lucas 9:23-26. Want alles wat Hij in dit gedeelte vraagt, is dat wij sterven aan onze eigen eerzuchtigheid en dat wij Zijn heerlijke aangezicht zoeken en Hem eren. Dat blijkt uit de verzen 24 tot en met 26. Zij die hun leven willen behouden, zoeken de zielsvreugde in alles wat deze wereld te bieden heeft – iets wat iedereen van nature doet. Dit wereldsysteem dient zijn eigen ‘heerlijkheid’ en is vervreemdt aan die van God. Daarom gaan liefde voor deze wereld en liefde voor God totaal niet samen (Jakobus 4:4). Wat baat het de mens als hij zielsvreugde in deze wereld vindt, maar hierdoor Gods heerlijkheid verliest? Dit is de vraag die Jezus stelt in vers 25.
Maar zij die hun leven verliezen omwille van de Zoon des mensen, aanschouwen Zijn heerlijkheid en hebben hierin ultieme vreugde gevonden. We zien hier dat de ziel het meest kostbare is, wat een mens bezit – en wie zijn ziel verliest, verliest alles. De radicaliteit van Jezus’ woorden hoeft ons daarom ook niet te verwonderen. Wij zouden in dit spoor van ernst moeten volgen. Jezus lost het probleem van de mens niet op door van buiten naar binnen te werken, maar door van binnenuit verandering te bewerken, waardoor de buitenkant ook gereinigd wordt. Vreugde in Jezus is vreugde die heiligt, vreugde in alles wat de wereld te bieden heeft, is suïcidale vreugde. Stel dat een echtpaar wordt geconfronteerd met seksuele zonde van de echtgenoot. Als hij wordt gewaarschuwd voor de zonde waarin hij leeft, dan moet hij op de kern van zijn probleem worden gewezen en niet op een (bij)gevolg. Als we hem klem proberen te zetten met de waarschuwing dat hij zijn huwelijk op een doodlopend spoor zet, benoemen we een gevolg van zijn eigenlijke probleem. Het echte probleem is dat zijn ziel zich op een doodlopende weg bevindt, want hij probeert vreugde te vinden in het genot dat de wereld te bieden heeft – en vreugde vinden in deze vorm van genot is suïcidaal. Petrus schrijft in zijn eerste brief – aangaande het huwelijk – dat een vrouw, wiens man ongehoorzaam is aan het Woord van God (in welk opzicht dan ook), hem moet proberen te winnen door haar reine en godvrezende wandel, zonder woorden. Ik vat dit op als een levenswandel die gefundeerd is in het genieten van Gods heerlijkheid in het gelaat van Jezus Christus. Stel jezelf eens de vraag – ongeacht of je een man of vrouw bent, getrouwd of vrijgezel: welke middelen zet jij in om andere mensen te winnen? Dreig je de ander te verstoten of te verlaten? Of wordt de ander tot jaloersheid gewekt doordat hij aan jouw wandel kan aflezen dat jij iets hebt wat hij niet heeft – namelijk, algenoegzame vreugde in Christus? De reden dat we met therapieën aan de slag moeten en proberen her en der wonden te helen, komt voort uit de neiging pas in te grijpen als er slechte symptomen worden gesignaleerd. Zolang we niets merken, denken we dat alles goed is – totdat we met onze neus een vieze geur opvangen. Jezus wil ons deze ellende besparen, door allereerst de slechte bron aan te wijzen en hier genezing voor aan te bieden: het hart laten jubelen door het aanschouwen van Zijn glorie. Pas dan kan iemand waarlijk leven. Dit is wat de volgelingen van Jezus stuk voor stuk kenmerkt. Discipelschap is de levensstijl van de gelovige die dagelijks vecht om Gods heerlijkheid te aanschouwen en daarin zijn vreugde te vinden. Het dagelijks vechten voor deze ultieme vreugde wordt door Jezus omschreven als kruis dragen en zelfverloochening, omdat Zijn volgelingen nog steeds in een wereld leven die deze heerlijkheid niet zoekt. Als we het onderwijs van Christus in dit licht bestuderen, ervaren we niet langer de spanning tussen bepaalde gedeelten.

Christus, de Wet van de christen
John Flavel wijdt in zijn boek The Method of Grace twee hoofdstukken aan de navolging van Christus. Volgens hem is geen christen zichzelf tot wet, om maar te doen wat hem goeddunkt; en zoals de christen zichzelf niet tot wet is, dient niemand op enige wijze te leven, alsof hij andere mensen tot wet heeft: ‘De beste mensen zijn op zijn best gewoon mensen; zij hebben hun fouten en zwakheden, die zij ronduit erkennen; en waar zij verschillen van Christus, moeten wij van hen verschillen.’ De enige wet die de christen heeft, is Jezus Christus. Als Hij Zijn volgelingen opdraagt het kruis op te nemen, te dragen en de eigengereide eerzucht te verzaken omwille van Gods heerlijkheid, dan nodigt Hij hen uit om datgene te doen, waarin Hij is voorgegaan:

‘Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt.’
(Hebreeën 12:1-3)

Jezus navolgen is geen ‘kale’ bezigheid. Het is geen doel op zich. Waarom willen wij Jezus volgen? Omdat het moet? Omdat wij verplicht zijn Hem te gehoorzamen? Nee, wij volgen Jezus omdat wij dezelfde vreugde voor ons zien die Hij zag toen Hij de weg van het kruis ging: eeuwig Gods heerlijkheid genieten! Zoals we hebben gezien, is de motor van gehoorzaamheid aan Gods geboden het kennen van God Zelf en heeft het niets met kille slaafsheid te maken. Het is het verschil tussen het oprechte geloof en dode, godsdienstige werken. Religie zegt met betrekking tot zonde: ‘Ik doe dit niet, want God verbiedt dat in Zijn Woord.’ Het oprechte geloof zegt: ‘Ik doe dit niet, want ik heb de heerlijkheid van Christus aanschouwd en heb hier mijn vreugde in gevonden. Als ik dit doe, zou ik de heerlijkheid geweld aandoen waarin ik eeuwige vreugde heb gevonden.’ De vreugde die in Christus gevonden wordt, kan nimmer overtroffen worden!

Zonder kruis geen heerlijkheid
Als we met Flavel willen belijden dat Christus de enige Wet van de christen dient te zijn – en dat belijden wij – moeten we bij het begin beginnen en dat is bij de incarnatie: God die als mens naar de aarde is gekomen. De lofzang van Paulus op de verhoging van Christus (Filippenzen 2:5-11) valt op te splitsten in drie delen: (1) de incarnatie, (2) Zijn leven op aarde en (3) Zijn verhoging. Laten wij ons leven eens naast deze drie stadia leggen. De apostel roept immers op om de gezindheid van Christus in ook in ons te laten zijn:

Incarnatie
Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.
(vers 6-7)

God de Zoon bevond Zich van eeuwigheid af in de hemelse heerlijkheid, bij de Vader. Deze hemelse heerlijkheid, zo maakt Paulus duidelijk, heeft Hij niet koste wat het kost vast willen houden. De Zoon heeft niet tegen de Vader gezegd: ‘Ik vind het hier prima, Ik wil deze heerlijkheid niet tijdelijk achter Mij laten.’ In plaats daarvan heeft de Zoon gezegd: ‘zie, hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen’ (Hebreeën 10:7). Voor de Zoon was het dus blijkbaar belangrijker om het decreet van de Vader te gehoorzamen dan om voor eeuwig in Zijn hemelse heerlijkheid te blijven. Zo mogen wij Gods decreet, die door de openbaring van Zijn Woord tot ons is gekomen, nooit overrulen met onze eigen wil. Onze eigen wil is verdorven en niet gericht op Zijn eer, maar op die van onszelf. De wereld waarin wij leven, ligt in het boze en wij worden met klem geboden het verdorven wereldsysteem te ontvluchten en Gods heerlijke aangezicht te zoeken. Allen, die aan dit gebod gehoor hebben gegeven, zijn wedergeboren.

Zijn leven op aarde
En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.
(vers 7)

Jezus is gehoorzaam geworden tot de dood. In Hebreeën 5:8 staat dat ‘Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden’. Het lijden dat Jezus gedurende Zijn leven op aarde aan den lijve heeft ondervonden, heeft Hij daarvoor niet gekend. En zoals het ervaren van lijden een nieuwe ervaring voor Hem was, zo is het voor ons een nieuwe ervaring om ons te verheugen in Gods heerlijkheid, Zijn geboden en Zijn wil. We hebben gezien, dat Jezus in alles tot de dood gehoorzaam kon zijn, doordat Hij zag, welke vreugde voor Hem lag. Zijn vreugde en blijdschap is de onze (Johannes 15:11)!

Zijn verhoging
Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!
(vers 8-11)

De vreugde die Jezus voor Zich zag liggen, áchter het kruis, was de eeuwige heerlijkheid Gods. En dat is ook de vreugde die elke christen voor zich ziet liggen! Want elke knie zal voor deze Here buigen, en elke tong zal belijden dat Hij de Here ís, tot eer van God, de Vader! Jezus heeft de Naam boven alle namen gekregen, dé Naam waardoor wij zalig kunnen worden. Hij heeft Gods wil perfect gehoorzaamd en zo Zijn heerlijkheid aan de wereld laten zien. Christen, het kruis van Christus draait niet enkel om jouw rechtvaardigverklaring in de troonzaal van God; wie het kruis van Christus aanschouwt, ziet daar ook heiliging en verheerlijking. Paulus roept ons niet voor niets op de gezindheid van Christus in ons te laten heersen. Wie de lijdende Christus in het gelaat aanschouwt, ziet Zijn wens: ‘Laat de waarden van de wereld achter u en kom tot Mij; Ik heb immers Mijn eigen heerlijkheid ook niet krampachtig vast proberen te houden – Ik heb datgene gedaan wat Mij was opgedragen. Neem uw kruis op en volg Mij. Gedenk dat Ik hier lijd om u te verlossen van uw ijdele wegen, opdat u genezen zult worden en zult leven.’ Op de grote dag van Zijn verschijning in glorie zullen alle mensen buigen voor Hem en Zijn Naam lof en eer toebrengen – gelovig of ongelovig! Er zal dan geen ongelovige meer zijn, want ‘zij zullen Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben’ (Openbaring 1:7). Wij zullen diep voor Hem buigen en ons blijvend verwonderen over het mirakel van Zijn leven – dat Hij als Onschuldige bereid was Zichzelf te geven tot het einde toe. Voor zo’n God, Die dit alles in welbehagen, onverplicht en uit genade heeft gedaan, past geen andere respons dan een diepe buiging en het bejubelen van Zijn Naam.

Als zondaars je tegenwerken
De wereld is verdeeld in twee kampen: zij die Gods heerlijkheid eren door het geloof in Jezus Christus en zij die hun eigen heerlijkheid dienen. In Matteüs 13:24-30 vertelt de Here Jezus de gelijkenis van een akker, waarin iemand goed zaad heeft gezaaid. Als iedereen ligt te slapen strooit zijn vijand er onkruid overheen. De Heer van de akker laat het koren en het onkruid samen opgroeien, tot de oogst. We leren uit deze gelijkenis dat tot de Dag van de Heer Gods kinderen en de kinderen der ongehoorzaamheid (Efeze 5:6) samen de wereldbevolking vormen. Gods kinderen zullen hierdoor dagelijks worden geconfronteerd met de ‘tegenspraak der zondaren’, zoals ook hun Heer heeft moeten verdragen. Bespottingen, vervolgingen, valse beschuldigingen, onbegrip en bedreigingen zullen niet uitblijven en Jezus’ volgelingen moeten zich hierop voorbereiden. Deze ‘zondaren’ kunnen heel dichtbij je staan. Het kan familie zijn. Of mensen waar je bevriend mee was in de tijd voordat je tot geloof kwam. Huisgezinnen zullen verdeeld worden. De zoon die de heerlijkheid van Christus als ultieme vreugde heeft en boven alles wil eren, komt tegenover zijn vader te staan, die exact het tegenovergestelde nastreeft. Het is confronterend en zeker niet gemakkelijk. Maar als we Jezus’ roepstem horen, die ons gebiedt te volgen, kunnen we niet aarzelen en hinken op twee gedachten (Lucas 9:57-62). Hoe kunnen we dit kruis van vervolging en verachting dragen? Door te blijven zien op de vreugde die voor ons ligt. Christenen hebben Hem lief, die onbekeerde zondaars haten. Als men Christus te schande heeft gemaakt, reken er dan op dat dit ook met Zijn volgelingen zal gebeuren. Immers, wij worden gelijkvormig gemaakt naar Zijn beeld. De haat van zondaars is niet zozeer gericht op jou persoonlijk, maar op Hem, Wiens beeld steeds meer gestalte in je krijgt.
Lees de Schrift, de woorden van Christus in het licht van Zijn heerlijkheid en bid God om vreugde in Zijn glorie alleen. En als je tegengewerkt wordt door zondaren, weet dan dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden (Romeinen 8:18). En als mensen willen dat je verantwoording aflegt, verwoordt dan de zekere hoop die je hebt – dat je Jezus zult aanschouwen in heerlijkheid en dat dit jouw eeuwige vreugde zal zijn.

dinsdag 19 juli 2011

Christus' kruis en ons kruis

En Jezus vertrok met zijn discipelen naar de dorpen van Caesarea Filippi. En onderweg vroeg Hij zijn discipelen en sprak tot hen: Wie zeggen de mensen, dat Ik ben? Zij antwoordden en zeiden: Johannes de Doper; en anderen: Elia; weer anderen: Een van de profeten. En Hij vroeg hun: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus. En Hij verbood hun nadrukkelijk met iemand hierover te spreken.
En Hij begon hen te leren, dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten en de overpriesters en de schriftgeleerden, en gedood worden en na drie dagen opstaan. Hij sprak dit woord vrijuit. En Petrus nam Hem terzijde en begon Hem te bestraffen. Doch Hij keerde Zich om en, ziende naar zijn discipelen, bestrafte Hij Petrus en zeide: Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen.
En Hij riep de schare, met zijn discipelen, tot Zich en zeide tot hen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verliezen zal om Mijnentwil en om des evangelies wil, die zal het behouden. Want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel schade te lijden? Want wat zou een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven? Want wie zich voor Mij en voor mijn woorden schaamt in dit overspelig en zondig geslacht, de Zoon des mensen zal Zich ook voor hem schamen, wanneer Hij komt in de heerlijkheid zijns Vaders, met de heilige engelen.

(Marcus 8:31-38, NBG)


Wie is Jezus?
Marcus beschrijft dat Jezus na de genezing van een blinde in Betsaida met zijn discipelen naar de dorpen van Caesarea Filippi vertrekt. En onderweg stelt Hij hen deze vraag: Wie zeggen de mensen, dat Ik ben? De discipelen geven verschillende antwoorden. Sommigen zien Jezus aan als Johannes de Doper, Elia of een van de profeten. Dit geeft aan dat de mensen hoog van Jezus opgeven, dat ze Hem als een wonderbaarlijk Persoon zien. Anderzijds heeft blijkbaar niemand het beeld van Jezus als de Christus, de Messias. Dit is op zijn minst opvallend: door het hele evangelie van Marcus zien we dat de mensen steeds verbaasd staan over de macht die Hij heeft (2:12). Zij erkenden Zijn goddelijke macht. Waarom zeggen zij dan niet dat Hij de Christus is? Ik denk dat er twee mogelijke oorzaken zijn:

1. De manier waarop Jezus Zijn bediening uitvoerde, voldeed niet aan het beeld dat het volk in die tijd van de Messias had. De Joden verwachtten immers dat de Messias hen zou bevrijden en het Koninkrijk van Israel zou herstellen. Jezus deed wel wonderwerken, maar maakte niet bepaald aanstalten om de Romeinen uit Israel te verdrijven en het Koningschap op Zich te nemen. Hier komen we in het vervolg nog op terug.
2. De geestelijke leiders zagen Jezus als een bedreiging en de meesten van hen waren niet gecharmeerd van Zijn aanwezigheid. Dit kan invloed hebben gehad op de mensen, die op deze manier terughoudender zijn om openlijk te belijden hoe zij Jezus zien. Vers 38 geeft ons in dit verband reden tot nadenken.

Maar Jezus laat het niet bij deze vraag. Nu betrekt Hij de vraag op Zijn eigen discipelen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Petrus antwoordt: Gij zijt de Christus. Deze vraag wordt ook heden aan ons gesteld, zolang wij nog van een heden kunnen spreken (Hebreeën 3:13). Hoe zien wij Jezus?

De weg van het lijden
Met het antwoord van Petrus, die belijdt dat Jezus de Christus is, komen we bij de eerste aankondiging van het lijden aan. We zien Gods weg met Christus. En deze weg is duidelijk niet de weg die mensen voor ogen zouden hebben. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat in vers 30 geschreven staat dat Hij hun nadrukkelijk verbood met iemand hierover te spreken. Vrijzinnigen maken gretig gebruik van dit vers om Jezus’ Messiasschap in twijfel te trekken en redeneren als volgt: ‘Indien Jezus de Messias (de Zoon van God) is, dan had Hij dit Zelf toch ook ronduit moeten zeggen? Maar hier verbiedt Hij Zijn discipelen dit tegen anderen te zeggen.’ Drie argumenten pleiten tegen deze houding van ongeloof. Als eerste hebben we Marcus 14:61, waar Jezus door de hogepriester ondervraagd wordt. De vraag luidt: ‘Zijt Gij de Christus, de Zoon des Gezegenden Gods?’ Het antwoord uit Jezus’ eigen mond: ‘Ik ben het.’ Geen speld tussen te krijgen!
Er is nog een andere reden waarom de vrijzinnige opvatting niet klopt. Je kunt iemand iets verbieden te zeggen, maar dit hoeft nog helemaal niet te betekenen dat het inhoudelijke gedeelte niet waar is. Als een man opbiecht tegen zijn beste vriend dat hij zijn buurman heeft vermoord met daaropvolgend de mededeling dat het maar beter is als die vriend het niet verder vertelt, ontkent de man dan zijn eigen daad? Nee, maar hij wil niet dat het nieuws zich als een lopend vuurtje verspreid in de regio. Bovendien, zoals we hiervoor ook gezien hebben, hadden maar weinig mensen onder het volk het belijdende besef dat Jezus de Messias is. Het is ondoordacht om bekend nieuws stil proberen te houden, nietwaar? Dat zou geen enkel nut hebben.
Het laatste argument is dat Jezus Petrus niet bestraft om diens belijdenis, maar instrueert. Jezus wordt niet boos, Hij corrigeert Petrus’ woorden niet, Hij zegt alleen dat het op dat moment nog in die kleine kring bekend moet blijven. De vraag is nu, waarom Jezus dit zo wil hebben. Ik denk aan de volgende verklaring: als het volk te weten zou komen dat Jezus de Messias is, zouden ze Hem ongetwijfeld tot Koning willen kronen. Gods weg met Christus gaat echter anders: door lijden heen. Het volk zou ongetwijfeld niet kunnen begrijpen waarom dit op deze manier moet – Petrus krijgt in vers 33 een bestraffing van gelijke strekking. Maar hier is iets bijzonders aan de hand.
In vers 31 maakt Jezus duidelijk dat de Zoon des mensen door lijden heen verheerlijkt moet worden. Petrus kan niet met deze verklaring leven en neemt Jezus apart, om Hem terzijde te nemen en te bestraffen (!). Dan draait Jezus Zich om en ziende op Zijn discipelen zegt Hij: Gaat weg achter Mij, satan. Hij zegt niet: Gaat weg achter Mij, Petrus. Nee, Hij zegt: Gaat weg achter Mij, satan. Waarom spreekt Hij deze woorden?

Gods heilsplan en satanische sabotage
Het lijden, waar Christus over spreekt, is Gods heilsplan. En alles wat dit heilsplan dwarsboomt, is satanisch. Wist satan dan dat Jezus’ lijden, sterven en opstanding zijn ondergang zou betekenen? Gelet op dit gedeelte hebben we weinig reden om deze gedachte tegen te spreken. Denk echter ook aan wat de bezetenen in Matteüs 8:29 zeggen: Wat hebt Gij met ons te maken, Zoon van God? Zijt gij hier gekomen om ons vóór de tijd te pijnigen? Er is dus bij de duivels en demonen besef aanwezig van hun naderende ondergang. En ze weten precies wie dit definitieve vonnis zal voltrekken: de Christus. Maar dit wil niet zeggen dat zij Hem met rust laten en het laten gebeuren. Nu kunnen we ook beter begrijpen waarom Jezus tegen Petrus zegt: Gaat weg achter Mij, satan. Petrus is op dat moment in feite spreekbuis van de duivel. Dit is wat Jezus duidelijk wil maken: ‘God wil dat Ik door het lijden heen verheerlijkt word, maar de mensen willen mij het liefst tot Koning kronen en jij, Petrus, laat uit je spreken blijken dat je bedacht bent op de dingen der mensen, niet op de dingen Gods. Daarom: breng Mij niet van de goede weg af. Weerhoud Mij er niet van om de weg van het lijden te gaan.’

Christus’ kruis en ons kruis
Vanaf vers 34 richt Jezus Zich weer tot de schare en de discipelen. In alle ernst spreekt Hij de woorden: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. Hij maakt een verbinding van Zijn eigen lijden met dat van Zijn discipelen. Ook de apostel Paulus was zich hier bewust van: ‘en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan’ (Handelingen 14:22b).

In het boek Geloven in Praktijk van Joel Beeke staat het verhaal van een Amerikaanse vrouw, een christin, die zich zeer verzette tegen sommige wegen van God. Op een keer zei ze tegen God: ‘Ik zou mijn kruis graag willen ruilen met dat van ieder ander.’
Die nacht kreeg de vrouw een droom, waarin iedereen uit haar huizenblok zijn kruis in de voortuin zette. Ze ging naar het eerste huis, maar toen ze dat zag, zei ze: ‘Ik denk dat ik dit maar laat staan, ik probeer een ander.’ Ze ging van kruis naar kruis, maar liet ze allemaal voor wat ze waren. Toen kwam ze bij een huis waar geen kruis in de voortuin stond. Ze liep naar de voordeur en belde aan. Een vrouw deed de deur open en ze zei tegen haar: ‘Mag ik mijn beproevingen ruilen met die van u? U neemt mijn kruizen over en ik die van u.’ De vrouw antwoordde: ‘Lieverd, die van mij wil je echt niet; ze passen niet eens door de deur.’
Toen de vrouw wakker werd realiseerde ze zich dat haar opstand misplaatst was. Ze zag dat Gods kruis precies bij haar paste; ze moest niet proberen om Gods voorzienige leiding te veranderen, maar had ootmoedig geloof nodig om te vertrouwen op Zijn wegen.

Zoals Petrus zich verzette tegen de aankondiging van het lijden van Christus, zo heeft deze vrouw zich verzet tegen een aantal van Gods wegen.

Vertrouw in dit korte aardse leven niet op de zekerheden die geen zekerheden zijn. Denk niet dat je leven veilig is als je gezond bent, een goed financieel plaatje hebt, een mooi huis, een partner, kinderen, een goede opleiding en leuk werk. Het eeuwige leven, het heil, de verlossing is niet door onszelf te verzekeren en te verkrijgen, enkel buiten onszelf, namelijk door Jezus Christus.
Wees bereid deze zekerheden lager te waarderen dan het leven met Christus. Dat is in essentie wat Jezus in vers 35-37 zegt. Dan kun je werkelijk Gods Naam groot maken – soli Deo gloria! – ook in beproevingen en de diepst duistere nacht van je leven.
Het kan ook geen toeval zijn dat Jezus eerst spreekt over Zijn eigen kruis en daarna over het kruis van Zijn discipelen. Het bemoedigende nieuws voor vandaag, is dat Hij vrijwillig de toorn van de Vader heeft gedragen. En wat er ook mag zijn in ons leven, welke beproevingen wij ook hebben, dit hoeft ons geen angst in te boezemen, want de opstanding volgt. Het graf is leeg, Christus is opgestaan en Hij is gezeten ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen (Hebreeën 8:1). Soli Deo gloria!

dinsdag 28 juni 2011

Het kruis lieflijker dan alles wat ik ben en heb

Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig. En die zijn kruis niet [op zich] neemt, en Mij navolgt, is Mijns niet waardig.
Die zijn ziel vindt, zal [dezelve] verliezen; en die zijn ziel zal verloren hebben om Mijnentwil, zal dezelve vinden.


Eén van de redenen waarom ik een zekere behoefte voel mij af te zetten tegen alle psychotherapeutische opkikkertjes die vandaag de dag in Bijbeltekstinterpretaties en overdenkingen gepropt worden, heeft ermee te maken dat we er bij voorbaat al vanuit gaan dat God ons zo bijzonder waardevol vindt, terwijl dat nergens in de gehele Schrift te vinden is. Zijn we soms de zondvloed vergeten? Heeft God binnen een aantal millennia Zijn mensbeeld bijgesteld in het voordeel van ons? Wat is er toch gebeurd dat wij in deze tijd zulke taal uitkramen? Zouden de apostelen ook vol zijn geweest van dit soort ‘devotionals’ (‘broeders, laten we het glas heffen, we zijn parels..!’)? Jezus laat ons hier in ieder geval zien, wie Hem waardig is: degene die Hem wil volgen en die zijn kruis op zich wil nemen en die bereid is boven alles Jezus te dienen en te gehoorzamen. ‘Als je Mij wilt volgen en je kruis op je wilt nemen, dán kunnen we pas met elkaar praten’, zou Jezus zeggen. Wat zou Jezus tegen mij zeggen als het hierop aankomt? Het zal je maar gezegd worden: ‘Jij volgt Mij niet, jij bent mij niet waard…’ Eén van de grootste gevaren die ik vandaag de dag zie, en dan met name in de evangelische beweging, is dat Jezus tot middel gemaakt wordt ter versterking van onze eigenliefde en zelfwaardering, terwijl Hij Zelf heeft opgeroepen om een groot kruis door onszelf te zetten – niet ik leef, maar Hij moet leven door mij. We roepen maar wat raak over ‘Gods onvoorwaardelijke liefde’, ‘onze kostbaarheid in Gods ogen’ en ‘zijn als een parel in Gods hand’. Jezus praat niet zozeer in deze termen – in plaats daarvan spreekt Hij van waardigheid. Sommigen merken vast op: ‘Niemand is waardig!’ Dat is helemaal waar: van nature zijn we dood in onze zonden kunnen we God niet behagen. Daarom zijn enkel navolgers van Christus, die bereid zijn hun kruis op te nemen en het dragen, Jezus waardig. Het evangelie is niet de boodschap van: ‘Dank U, Heer, dat ik er helemaal mag zijn zoals ik ben’ – wat een zotheid om God te danken dat je zo mag zijn in je zondige staat! Ik durf zelfs te beweren dat zulke uitspraken de boodschap van het evangelie tegenstaan. Als we gaan redeneren vanuit de acceptatie, vanuit het gedogen – welk nut heeft dat dan? Met dit doel was en is het evangelie nooit de wereld ingezonden. Het gaat er niet om dat een zondaar zich geaccepteerd weet bij God, maar dat hij genezen wordt dóór God. Hoe valt Johannes 3:36 te rijmen met dit soort ‘positief-denken-psychologie’? Eenieder die de Zoon ongehoorzaam is, op hem blijft de toorn Gods rusten. Hallo?! Wij blijven maar verkondigen, dat God ons zo geweldig vindt, dat God ons zo kostbaar vindt, dat God ons als een parel in Zijn hand houdt, terwijl de zondaar het object is van Gods woede – de Schrift zegt dat God een zondaar in de Gehenna kan werpen als Zijn toorn niet over die persoon wordt weggenomen – Hij kan het niet alleen, Hij doet het ook! Daarom is de boodschap van het evangelie: ‘Dank U, Heer, dat U nieuw leven schenkt waardoor ik oprecht en getrouw achter U aan mag en kan gaan – met het kruis op mijn schouder laat ik niets van mijzelf over, maar zal ik vrucht dragen voor U.’ Geen psychologische akkefietjes, geen woordenbrij van ophemeling, maar Jezus volgen. Nergens (behoudens de feelgood psycho boeken) staat geschreven dat Gods kinderen te herkennen zijn aan het teken van 'het positief beleven van hun identiteit in Christus', wel dat zij de stem van de Goede Herder horen en die gehoorzamen. Zo kan het zijn. Zo mag het zijn. Zo moet het zijn. Christus is mijn leven – Christus en niets of iemand anders: iets of iemand buiten Christus die alles voor mij betekent, is een afgod. Het heeft mij getroffen, wat Marcel Rebiai in het boek Im Bilde Gottes – Leben in der Nachfolge Jesu Christi kernachtig weet te benoemen: Wann man das Leben und Wirken Jesu betrachtet, fällt auf, dass Jesus sehr viele Anhänger hatte, aber nur wenige Jünger. Als er für seine Zuhörer Brot und Fisch vermehrte, waren fünftausend Männer bei ihm, Frauen und Kinder nicht mitgezählt. Aber als er seine Jünger zu zweit aussandte, waren es bloss 72. Oftewel: Jezus had vele aanhangers (mensen die graag bij Hem kwamen als er iets te beleven viel), maar weinigen volgden Hem na. Denk hier maar eens over na: ben ik iemand die komt als Jezus brood en vis uitdeelt, als Hij geneest of als Hij ervoor weet te zorgen dat een feest nog even doorgevierd kan worden door water in wijn te veranderen? Of ben ik werkelijk iemand die zegt: ‘Heer, hier ben ik, niet om enkel gretig alle goede gaven te innen, maar om in Uw voetsporen te treden. Wat het ook kost, ik zal het kruis dat U mij gegeven hebt gewillig dragen en de wil die U mij geopenbaard hebt gewillig doen.’

Protestantse gedachten in een Rooms-Katholiek klooster, Gerleve, 26 juni 2011

Blogarchief