SalvationInGod

Posts tonen met het label eeuwigheid. Alle posts tonen
Posts tonen met het label eeuwigheid. Alle posts tonen

vrijdag 25 mei 2018

De kracht van het Evangelie

B.E.P.T. als pastoraal model

De vorige keer hebben we gezien hoe we specifieke thema’s vanuit de Bijbel voor onszelf praktisch kunnen uitwerken door te kijken naar de volgende vier elementen met betrekking tot dat thema:

• Behoefte
• Eerzucht
• Persoonlijkheid
• Tijd

Hiermee is echter niet alles gezegd. We zouden moedeloos kunnen blijven hangen in gevoelens van falen en schuld. We zullen gefrustreerd raken wanneer we zien dat specifieke zonden voortkomen uit een bepaald aspect van ons karakter. In het eerste deel hebben we vooral gekeken naar het identificeren en blootleggen van de motieven achter ons zondige gedrag. Wanneer we dit hebben gedaan, moeten we het Evangelie in beeld brengen. Want: hoe complex al deze elementen misschien ook functioneren en met elkaar verweven zijn, het Evangelie is Gods verlossende boodschap die ons op progressieve wijze vrijmaakt van de zonde.

Deel jezelf, deel het Evangelie
Christenen moeten zich realiseren dat het hebben van een zekere “vertrouwenspersoon” of “boezemvriend” een zwaar onderschatte genade kan zijn. Een vriend kan niet verlossen, maar in het proces van verlossing kan een vriend – een gave van God! – absoluut het verschil maken (zie Jakobus 5:19-20). Het is daarom goed om de ontdekkingen over jezelf – je behoeften, je eerzucht, je persoonlijkheid en de momenten waarop je het meest kwetsbaar bent – met zo iemand te bespreken. Dat kan een goede vriend zijn, je echtgeno(o)t(e), een ouderling in de kerkelijke gemeente of een leider van de jeugdgroep. Het is belangrijk te weten dat de informatie die je deelt, door de ander serieus wordt genomen.
Als we hier echter zouden stoppen, hebben we maar een half wapen in handen. Het maken van een analyse is één, maar een effectieve reactie hierop is een tweede. Hoe kunnen wij elkaar nu helpen om er op een effectieve manier voor te zorgen dat we leren steeds minder te leven vanuit onze gevoelde behoefte en eerzucht? Hoe kunnen we nieuwe gedragspatronen aanleren en op die manier werken aan onze persoonlijkheid? En hoe kan ik ervoor zorgen dat ik minder kwetsbaar ben op bepaalde tijden? Voor al deze vragen heeft God in de kern maar één antwoord gegeven: het Evangelie. Zorg er dus voor, dat je niet alleen jezelf deelt en bespreekt, maar ook het Evangelie!

De drie-eenheid van Gods genade
Het lijkt simpel gezegd dat God in de kern het Evangelie als antwoord heeft gegeven. Maar ook hier moeten we bedenken dat in de praktijk verschillende zaken door elkaar heen kunnen lopen. Schuldgevoelens zijn niet gelijk aan de worsteling en het verlangen om niet meer te willen zondigen. Maar hoewel zij niet aan elkaar gelijk zijn, kan er in sommige gevallen toch een verband bestaan. Daarom is het van belang om het Evangelie in al zijn schoonheid te ontvangen en om er niet één aspect uit te lichten. Het Evangelie zou je kunnen omschrijven als Gods boodschap van de drie-enige genade.

1. Genade als medicijn tegen schuld
Als eerste ontdekken we dat de boodschap van het Evangelie afrekent met schuld. Wanneer je met iemand doorpraat over de ontdekkingen die hij of zij bij zichzelf heeft gedaan naar aanleiding van een bepaald Bijbelgedeelte, is het allereerst van belang te beseffen dat door het bloed van Jezus Christus reiniging en vergeving ontvangen kan worden. Mensen zijn zich bewust van een bepaalde schuld en beseffen dat zij de tijd niet meer terug kunnen draaien. Schuldgevoelens kunnen mensen zó in hun greep hangen, dat ze als tralies van een gevangenis ervaren worden. Mensen zitten vast. Ze kunnen geen kant op. De zaak is verloren. De schuld staat op de rekening en afbetalen is onmogelijk. Wat nu? Het eerste dat gedaan mag worden, is het naderen van de troon van barmhartigheid en genade, om daar de hulp te verkrijgen die op dat moment nodig is (Hebreeën 4:14-16). En één van de geweldige manieren waarop Christus helpt, is het wegnemen en vergeven van de schuld.

2. Genade als kracht voor verandering
Maar met vergeving houdt Christus’ hulp niet op. Hij schenkt ook de kracht om te kunnen veranderen. De schuld van het verleden herinneren wij ons nog en is dankzij het verlossingswerk van Christus weggenomen. Maar het Evangelie vertelt ons ook dat het in de toekomst anders kán. Een christen heeft in het Evangelie een geweldig wapen tegen de zondige begeerten die invloed uitoefenen op zijn behoefte, eerzucht, persoonlijkheid en die hem kwetsbaar maken op bepaalde momenten. En opnieuw: dit lijkt makkelijk gezegd, maar dat is het absoluut niet. Dit is de reden waarom de heiligmaking nooit in dit leven wordt vervolmaakt. De grote vraag is namelijk of wij bereid zijn onze behoeften te verloochenen ten gunste van Gods wil. Of wij Zijn glorie meer willen koesteren dan onze eigen eer. Dat we onze eigen persoonlijkheid verloochenen om Zijn karakter te weerspiegelen. En dat we niet ten dele toegewijd zijn aan Hem, maar altijd. Dit is de strijd die iedere christen elke dag weer ervaart.
Wanneer je deze vorm van genade overdenkt, is het belangrijk om in het Bijbelgedeelte – waar het besproken thema aan bod komt – te zoeken naar concrete aanwijzingen van Gods wil, Zijn karakter en de schittering van Zijn glorie. Het is essentieel om hier uitvoerig bij stil te staan, omdat een heerlijke, door de Heilige Geest gewerkte indruk van deze drie aspecten in staat zijn een verandering in het hart van de persoon tot stand te brengen.

3. Genade als uitzicht op heerlijkheid
Tot slot hebben we in het Evangelie niet alleen de vergeving, niet alleen de kracht om zonde te overwinnen, maar hebben we ook het perspectief op de eeuwige heerlijkheid gekregen! Een christen gaat op zijn doel af. Hij weet waar hij naartoe gaat en hij wil boven alles dáár zijn – bij Christus. De Heere Jezus Zelf is de “Hoop op heerlijkheid” (Kolossenzen 1:27). Dit is voor hem een hoopvolle aanmoediging, omdat hij in het zicht van de eeuwigheid ziet dat zijn dagelijkse strijd tegen de zonde niet tevergeefs is. Op een dag zal hij volkomen bevrijd zijn van de zonde! Daarom schrijft de auteur van de brief aan de Hebreeën ook over “aansporen” (3:13, Engelse vertaling). Christenen zouden de aanmoedigers voor de eeuwigheid moeten zijn. We hebben het volste vertrouwen om ons leven succesvol te eindigen. Niet vanwege onszelf, maar dankzij Degene Die onze schuld vergeeft, onze zonde overwint door de kracht van Zijn Geest en ons het heerlijke uitzicht op de eeuwige aanwezigheid van Christus Zelf heeft gegeven.

zondag 25 februari 2018

“Vader, Ik bid voor hen…” (1)

De boodschap van Johannes 17

Zijn lijden is aanstaande. Zijn gruwelijke marteldood staat voor de deur. Enkele momenten voordat Zijn lijdenweg begint, spreekt Jezus Christus met Zijn Vader in de hemel. Hij bidt. Voor… ja, voor wie eigenlijk?
We lezen het in Johannes 17 – het Hogepriesterlijk gebed. Christus bidt voor Zijn volk, maar ook voor Hemzelf! Eigenlijk is het gebed van Christus in Johannes 17 te omschrijven als het verzoek om bewaring van Gods volk tot eer en glorie van Gods Naam. Hoe dit alles precies zit, zullen we gaan ontdekken. In dit eerste deel staan we stil bij de eerste vijf verzen.

1. Christus’ blik naar de hemel (vers 1a)
We lezen als eerste dat Christus Zijn ogen opslaat naar de hemel:

“Dit sprak Jezus, en Hij sloeg Zijn ogen op naar de hemel en zei: Vader, het uur is gekomen…”

Christus is Zich bewust van Zijn lijdensweg. Hij weet wat Hem te wachten staat. Dit is hét moment waarvan al werd geprofeteerd door Jesaja. Christus is straks letterlijk de “lijdende Knecht van de Heere” (zie Jesaja 53).
Drie jaar lang heeft Hij opgetrokken met twaalf discipelen. Twaalf mannen, die de uitnodiging hebben aanvaard om Hem te volgen. Twaalf mannen, die met vallen en opstaan hebben geleerd Wie Christus is – al is het vanuit de directe context te betwijfelen of zij toen al werkelijk zo’n heerlijk zicht op Hem hadden als na Zijn opstanding. Zo vraagt Filippus bijvoorbeeld aan de Heere Jezus in Johannes 14:8 om de Vader te laten zien. Christus reageert daarop in vers 9 met een wedervraag:

“Ben ik zo’n lange tijd bij u, en kent u Mij niet, Filippus? Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien; en hoe kunt u dan zeggen: Laat ons de Vader zien?”

Het moment van tijdelijk afscheid en lijden is gekomen. Wellicht snappen de discipelen ook op dit moment niet wat er allemaal gaande is. Maar Christus weet dat wel. En in die wetenschap, op de drempel van Zijn lijden en sterven richt Hij Zich tot Zijn Vader. Hij spreekt met Hem.

2. Christus’ verzoek om de verheerlijking van Hemzelf (vers 1b-2)
Zijn eerste verzoek is hoogst opmerkelijk:

“…verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt…”

Het eerste verzoek van Christus is… de verheerlijking van Christus! Vanwaar dit verzoek? Is Christus zo op Zichzelf gericht? Waarom is dit het eerste dat Hij zegt? Let op dat Hij dit niet lukraak zegt. Hij geeft er ook een motivatie bij: “opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt…”Kortom: de verheerlijking van de Zoon betekent automatisch de verheerlijking van de Vader. God de Vader heeft er volgens Christus alle belang bij dat de Zoon wordt verheerlijkt. God is een Zichzelf verheerlijkend God. En dan haken wij af. We staan met onze oren te klapperen: “Ik dacht dat God er voor MIJ was! En Hij is er dus voor Zichzelf?!”
Veel mensen, ook veel binnen de kerk, hebben de gedachte dat God er primair is om het de mens naar zijn zin te maken. Ik wil gelukkig worden, en God moet mij daarbij helpen. Ik wil mijn dromen najagen, en God moet deze laten uitkomen. Ik voel mij minderwaardig, en God moet mij laten ervaren dat ik waardevol en kostbaar ben.
Het eerste verzoek van Christus aan Zijn Vader in Johannes 17 sluit niet bepaald aan op deze wensen. Het gaat recht tegen ons natuurlijke verlangen in – en ook ons natuurlijke Godsbeeld. God is er niet primair voor jou (let op dat woordje primair, dat is belangrijk), maar voor Hemzelf. Hij geeft om Zijn schepping, Hij neemt Zijn schepping serieus en zorgt daar met liefde voor. Maar Zijn drijvende motivatie, Zijn verlangen is de verheerlijking van Zijn Naam. Dit kan echter een cliché worden, waarbij het mantra van Gods verlangen naar de verheerlijking van Zijn Naam blijft klinken, zonder te weten hoe dit precies werkt. We zullen moeten weten waarin Gods Naam verheerlijkt wordt – en in de context van het Hogepriesterlijk gebed zullen we ook moeten ontdekken wat de rol van Christus als Gods Zoon in dit geheel is. Vers 2 geeft ons concreet inzicht:

“…zoals U Hem macht hebt gegeven over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt.”

We krijgen hier een unieke inkijk in de samenwerking tussen God de Vader en God de Zoon. God de Vader heeft macht, autoriteit gegeven aan Zijn Zoon.
Waarover?
Over een groep mensen.
Waarom?
Om hen het eeuwige leven te geven.
God heeft een specifieke groep mensen in Zijn macht gegeven, om aan hen het eeuwige leven te geven. Let op hoe alomvattend dit klinkt: Christus zegt niet “zoals U Hem macht hebt gegeven over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan sommigen, die tot geloof zullen komen.” Christus spreekt hier anders. Hij spreekt hier over uitverkiezing. En Hij spreekt hier over een volledige groep mensen. Deze woorden impliceren dat de groep verlosten volledig is.

Hoe een gezonde calvinist kan zwemmen tussen de oevers van het Arminianisme en hyper-calvinisme
Ik ontkom er niet aan om hier de woorden Calvinisme en Arminianisme te benoemen. Want hoe kan een “gezonde” calvinist gezond blijven en niet vervallen tot hyper-calvinisme? De reden dat ik op het punt van uitverkiezing een calvinist ben, is onder andere gegrond op dit vers. Het Arminiaanse standpunt kán mijns inziens niet in stand gehouden worden. De Arminiaanse theologie stelt dat Christus is gestorven voor alle mensen en dat het uiteindelijk aan de mens zelf is om door het geloof verlossing te ontvangen. Niet voor niets verdedigt het Arminianisme de leer van de vrije wil en het kunnen tegenstaan van Gods genade in Christus. Ik moet als mens zelf de “keuze maken” om in Christus te geloven. Die macht, die wil ligt in mij. Het uiteindelijke aantal verlosten ligt dus niet zozeer in Gods hand, maar in de mens die moet gaan geloven. Christus stierf om iedereen te kunnen verlossen. Tegelijkertijd leert de Bijbel ons – en Arminianen stemmen hiermee in – dat niet iedereen verlost zal worden. De vraag is nu: is het verlossingswerk van Christus hiermee mislukt? Heeft het gefaald? Want als Hij komt om iedereen te verlossen, dan is elke ziel die verloren gaat een smet op dat verlossingswerk. Het is – hoe je het ook wend of keert – een soort mislukking. Hoe moeten we dit zien?
Het antwoord op deze vraag maakt mij tot een calvinist. Ik weiger te geloven dat het verlossingswerk van Christus onvolmaakt en (deels) mislukt is. Maar ja – dan kom je bij die moeilijke vraag: heeft God dan ook mensen voorbestemd om verloren te gaan? Het antwoord luidt: daar zwijgt de Bijbel over. We weten alleen – en laten we het daarbij houden – dat God mensen heeft uitverkoren tot het eeuwige leven. Hyper-calvinisten gaan zover dat zij stellen: “Wij weten niet wie er uitverkoren is en daarom mogen wij niet iedereen oproepen tot geloof in en bekering tot Jezus Christus.” Zie hier maar eens als een “gezonde calvinist” tussendoor te zwemmen! Hoe kan ik ervoor zorgen dat ik Bijbels spreek over de uitverkiezing, zonder te suggereren dat Christus’ verlossingswerk deels mislukt is? En hoe kan ik ervoor zorgen dat ik geen hyper-calvinist word, die geen uitnodiging tot Christus doet? Het enige antwoord ligt volgens mij exact in vers 2.
Christus zegt daar dat God Hem macht heeft gegeven over alle vlees, om aan hen het eeuwige leven te geven. Dit kan nooit betrekking hebben op alle mensen, maar alleen op de uitverkorenen, omdat de Heere Jezus in vers 2b stelt dat Hij al deze mensen het eeuwige leven geeft. Dit is mijn antwoord op de Arminiaanse theologie: Christus’ verlossingswerk faalt niet! Ook al gaan er mensen verloren, Zijn verlossingswerk faalt niet. Waarom niet? Omdat Hij van Zijn Vader die macht en autoriteit heeft gekregen om hen te verzoenen met God, hen te kopen met Zijn eigen bloed én om hen tot in eeuwigheid te bewaren. Hij heeft Gods macht en autoriteit ontvangen om dit te doen voor deze specifieke groep mensen. En hierin faalt Christus niet.
Moeten we dan hyper-calvinisten worden? Absoluut niet! Want het is juist door de oproep van het Evangelie dat mensen tot geloof komen en verlost worden. En hoe kunnen mensen tot geloof komen als zij geen uitnodiging krijgen? De uitverkiezing moet vooral als pastorale troost worden benaderd, en niet als star theologisch dogma. Dat klinkt lichtelijk ironisch na een uitgebreide uitzetting over verschillende standpunten, dat geef ik toe. Het is belangrijk om te weten waarom je denkt wat je denkt en soms is het ook goed om verschillende standpunten te evalueren. Maar houd ook altijd in alles de pastorale uitwerking in de gaten. En vergeet niet dat Christus in het Hogepriesterlijk gebed ontzettend pastoraal is! Hij geeft bemoediging, troost en uitzicht aan Zijn kinderen!

Wat is de verheerlijking van de Vader en de Zoon?
Nu moeten we de vraag beantwoorden wat dit alles bijdraagt aan de verheerlijking van God de Vader en de Zoon. Christus legt immers Zijn volbrachte verlossingswerk – wat dat is, gaan we later zien – als grond onder Zijn verzoek van vers 1. Dit is ook meteen het antwoord. De verheerlijking van God vindt zijn hoogtepunt, wordt het meest zichtbaar in het verlossingswerk van Jezus Christus. Waarom kan Christus dit als grond onder Zijn verzoek leggen? Omdat Hij de wil van de Vader volmaakt heeft gedaan! Hij heeft allen, die door de Vader aan Hem gegeven zijn, het eeuwige leven gegeven en hen bewaard. Zijn missie is volmaakt vervuld. Dit is de reden dat God dit gebed van Zijn Zoon kan verhoren. Daarom kan de Vader de Zoon verheerlijken. Christus wijst hier als het ware naar het verlossingsplan en verlossingswerk. Hij zegt: “Vader, Ik heb alles gedaan wat U Mij opgedragen hebt. Maak dit werk niet beschaamd – maak het verlossingswerk effectief voor allen die u aan Mij gegeven hebt.” Hierin worden zowel de Vader als de Zoon verheerlijkt. In feite bidt Christus hier dus voor zowel de verheerlijking van God als de verlossing van Zijn kinderen.

3. Christus’ definitie van het eeuwige leven (vers 3)
In vers 3 gaat Christus verder over het eeuwige leven. We lezen daar de definitie die Hij eraan geeft:

“En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.”

Een definitie die nóg meer is gericht op God en Christus, is er niet. Het eeuwige leven betekent dat wij God en Christus kennen. En dan niet in de zin van: “Ik heb ooit over Hem gehoord en weet vaag wie het is.” Het gaat hier over omgangskennis. Vriendschappelijke omgang. Degenen die door Christus verlost zijn, kennen Gods karakter. En dat niet uit een theorieboek, maar ook in de ervaring, in de praktijk. Gelovigen kunnen getuigen van Gods trouw, goedheid, zorg, bescherming, bewaring, genade en barmhartigheid.
Merk ook op hoezeer God en Christus met elkaar verbonden zijn. Sommige mensen zeggen: “Ik geloof wel in God, maar met Jezus heb ik niets.” Dit kan Bijbels gezien niet. Het is onmogelijk om in God te geloven zonder de lens die Christus heet, te willen hanteren voor het zicht op Hem. In welke god je dan ook zegt te geloven, het is niet de God van de Bijbel! Zeggen te geloven in Christus is één ding, Hem werkelijk in de ervaring kennen – gegrond op Zijn Woord en het getuigende werk van de Heilige Geest – is heel wat anders!

4. Christus’ volbrachte werk op aarde (vers 4)
Vers 4 lijkt op het eerste gezicht een vreemd vers. Wat bedoelt Christus daar precies? Hij zegt:

“Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb het werk volbracht dat U Mij gegeven hebt om te doen.”

Het kan voor enige verwarring zorgen dat de Heere Jezus hier spreekt in de voltooid verleden tijd: “Ik heb het werk volbracht…” Maar Hij moet nog lijden, sterven en uiteindelijk opgewekt worden. Zijn werk zit er nog niet op. Hoe kan Hij dit hier dan zeggen?
Op grond van de context geloof ik dat Christus hier niet zozeer Zijn verzoenend lijden en sterven bedoelt, maar het openbaren van God de Vader.
De eerste reden is het vervolg van Christus’ gebed. Als we doorlezen in de verzen 6-8, ontdekken we dat Christus daar spreekt over het “openbaren van Gods Naam” door Zijn onderwijs. Ook lezen we over het geloof van de discipelen als reactie op deze openbaring.
De tweede reden sluit hier naadloos op aan, want door de woorden van vers 6-8 als sleutel te zien, kunnen we ook de plek van vers 4 ná vers 3 beter begrijpen. In vers 3 hebben we gelezen dat het eeuwige leven inhoudt dat gelovigen “U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.” En het openbaren van de Vader is nu gebeurd. Dát werk zit erop. Christus heeft Zijn taak om de Vader te openbaren, vervuld. En in het bekendmaken van de Vader wordt de Vader ook verheerlijkt. Want iedereen die in Christus God ziet en Hem in Christus door het geloof leert kennen, gaat met God leven en Hem verheerlijken. Christus is het Beeld van de Vader. Gods karakter is zichtbaar in Christus.

5. Christus’ heerlijkheid bij de Vader (vers 5)
Het openbaren, bekendmaken van de Vader is gebeurd. Christus heeft dit werk volbracht. En nu is het tijd dat God Zijn Zoon zal verheerlijken (vers 5):

“En nu verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was.”

We worden hier als het ware buiten de tijd geplaatst. Nog voordat God ook maar iets gemaakt had, bezat Zijn Zoon al de heerlijkheid bij Zijn Vader. We kunnen het ons maar moeilijk voorstellen. Het gaat ons besef van tijd vér te boven. Christus is tot ons gekomen, heeft de Vader geopenbaard en is uiteindelijk als glorieuze Koning van het heelal teruggekeerd naar de heerlijkheid waaruit Hij is gekomen. Dit gebed is verhoord. Toen Jezus Christus op de Olijfberg stond met Zijn discipelen, aan het zicht onttrokken werd, en Hij werd opgenomen in de hemel, is dit gebed vervuld. Hij is de heerlijkheid binnengegaan bij Zijn hemelse Vader. Hij is bij Zijn Vader, heerst daar als Heere der heren en Koning der koningen en heeft volledige macht om te verlossen “wie door Hem tot God gaan” (Hebreeën 7:25). Onze verheerlijkte Heere pleit voor Zijn volk. Hij heeft degenen verlost die God aan Hem toevertrouwd heeft. Hij zal hen volkomen, helemaal, perfect, volmaakt verlossen. Niet voor de helft, niet voor driekwart en ook niet voor negenennegentig procent – he-le-maal. Hoe weten wij dit zo zeker?
Omdat Christus Zijn taak op aarde volmaakt vervuld heeft. Hij heeft de Vader geopenbaard en Hij heeft met Zijn bloed allen gekocht, die door de Vader aan Hem gegeven zijn. Mocht je nog buiten staan en het eeuwige leven willen ontvangen, dan is hier de uitnodiging: deze volmaakte Verlosser en Koning is bereid je te ontvangen en om jou het leven met God en Hemzelf te schenken.
Als je twijfelt over de vraag of je wel mag komen, dan klinkt ook hier de oproep: ga tot Christus en laat je niet weerhouden door de leer van de uitverkiezing. De uitverkiezing is niet bedoeld als ontmoediging om tot Christus te gaan, maar juist als uitnodiging! Als je er zeker van wilt zijn dat jij uitverkoren bent, ga dan in het geloof tot de Heere Jezus!
Als je twijfelt over jouw volharding in het geloof, dan klinkt ook hier de uitnodiging: blijf tot Christus gaan, iedere dag opnieuw! Hij heeft Zijn volk – ieder individu – in Zijn hand. En Zijn handen lekken niet. De verlossing is verzegeld. Hij raakt nooit iemand kwijt die door de Vader aan Hem is toevertrouwd. En die verzegeling ligt niet in jou, die ligt in Hem. Want Hij, en Hij alleen, heeft volmaakt vervuld, wat de Vader van Hem heeft gevraagd. En daarom is Hij nu met eer en heerlijkheid gekroond!

zondag 22 oktober 2017

De Geest van Christus (3)

De boodschap van Romeinen 8

De vorige keer hebben we gezien hoe glorieus eensluidend de Heere Jezus en de apostel Paulus zijn in het onderwijs met betrekking tot zonde, hemel, hel, dood en leven.
We vervolgen onze studie van Romeinen 8 door de verzen 18-25 onder de loep te nemen.

In vers 17 zien we Paulus een overgang maken. In de eerste 17 verzen heeft hij stilgestaan bij het levendmakende en heiligende werk van de Heilige Geest. En in vers 17 zien we dat hij het accent in het hoofdstuk gaat verleggen: het leven door de Heilige Geest betekent niet alleen maar dat de zonde in het leven van gelovigen gedood wordt, maar heeft ook betrekking op iets anders: lijden. Zoals we al hebben gezien, stelt Paulus dat gelovigen met Christus zullen lijden. De focus in 18-25 verschuift dus van heiligmaking naar volharding in het lijden.

Hiermee komen we bij een bijzonder kostbaar en waardevol stuk Schriftonderwijs. Er is vandaag de dag behoefte aan, als ik het zo zou mogen noemen, een grondige en degelijke “theologie van lijden” – een theologie die antwoord biedt op de diepe vragen met betrekking tot gebrokenheid, zonde, schuld, troost en uitzicht op herstel. Niet alleen voor christenen, maar voor de hele schepping. Beide komen in Romeinen 8:18-25 uitvoerig aan de orde. En opnieuw zien we dat Paulus verschillende zaken tegenover elkaar plaatst.

1. Het contrast tussen lijden en heerlijkheid (vers 18)
Allereerst zien we dat Paulus dieper ingaat op het lijden in deze wereld. Er is lijden. En het lijden gaat niet aan christenen voorbij, ook al zijn zij gered door het geloof in Jezus Christus. Laten we dit goed blijven beseffen, zeker in een eeuw en maatschappij waarin het lijden gelijkstaat aan zinloosheid. Als mensen geen uitweg meer zien, of als zij het lijden niet willen verdragen, zien ze de dood nog als enige oplossing. We hebben een bepaald beeld in gedachten van het leven; zó moet het eruit zien. Maar er komt een dag, waarop het lijden dit ideaalplaatje aan diggelen gooit. We kunnen er gewoonweg niet omheen. Ieder mens wordt met lijden geconfronteerd, of we dit nu willen of niet.
Daartegenover staat iets geweldigs. Paulus noemt dit al in Romeinen 5:2, namelijk de hoop op heerlijkheid. Hier brengt hij dit opnieuw voor het voetlicht:

“Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden.”

Nu is er nog lijden, nu moeten wij nog de bitterheid van deze gebroken wereld ondervinden en doorstaan. Maar straks zal Gods heerlijkheid worden geopenbaard en de gebrokenheid verslonden. De hoop die christenen ten diepste hebben is niet primair de afwezigheid van het kwaad, maar de aanwezigheid van God Zelf! Vaak hebben wij een intens verlangen naar een wereld zonder kwaad – en dat is ook begrijpelijk en ook gezond – maar atheïsten en humanisten worden net zo goed door zulke verlangens gemotiveerd om deze wereld “tot een betere plek te maken”. Het verschil is echter dat een christen hoopt op Gods eeuwige aanwezigheid in de vernieuwde schepping, terwijl een atheïst hiervan gruwelt. Verlangen naar de afwezigheid van het slechte is dus geen beslissend kenmerk van de wedergeboorte; verlangen naar de aanwezigheid van God Zelf is dat wel. En hier zegt Paulus dat God aanwezig zal zijn. En hoe! God zal op zo’n intense en heerlijke manier aanwezig zijn, dat al het lijden van deze wereld er niet tegenop weegt. Hoe geweldig moet Zijn aanwezigheid dan zijn! Dat is de gedachte die Paulus met zijn vergelijking wil uitdrukken. Hij probeert niet de pijn van het lijden te verzachten of weg te zetten als aanstellerij; nee, Paulus probeert onder woorden te brengen hoe heerlijk en hoe schitterend de nieuwe hemel en nieuwe aarde zullen zijn.

2. Het contrast tussen deze tegenwoordige tijd en dat wat geopenbaard zal worden (vers 18)
Het contrast tussen het lijden van nu en de heerlijkheid straks geeft direct woorden aan een ander contrast, namelijk dat van de tijd. Ook hier moeten we een belangrijke les uit leren: zolang deze wereld, in zijn huidige en vergankelijke toestand, bestaat, moeten we ermee leren leven dat het lijden niet uitgebannen kan worden. Een leven zonder lijden is niet weggelegd voor deze schepping, maar wel voor de hernieuwde, die bij de wederkomst van Christus realiteit zal zijn. Lijden hoort bij deze wereld als gevolg van de zondeval en de vloek die dit met zich meegebracht heeft. Wij zijn niet in staat om het lijden volledig uit te bannen; alleen God kan dat. En hier zien we dat Paulus de heerlijke belofte beschrijft dat God het niet alleen doen kan, maar zeker ook doen gaat!

3. Het contrast tussen vergankelijkheid en vrijheid (vers 19-22)
In vers 19-22 lezen we waarom, waartoe en op Wie de schepping wacht voor de vernieuwing:

“Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God. Want de schepping is aan de zinloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar door hem die haar daaraan onderworpen heeft, in de hoop dat ook de schepping zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf om te komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. Want wij weten dat heel de schepping gezamenlijk zucht en gezamenlijk en gezamenlijk in barensnood verkeert tot nu toe.”

Waarom wacht de schepping op vernieuwing? Vanwege de zinloosheid waaraan zij is onderworpen door de zondeval, als oordeel.
Waartoe wacht de schepping op deze vernieuwing – kortom: wat is het kenmerk van die vernieuwing? Vrijheid! Geen vergankelijkheid meer, geen verderf meer. Ware vrijheid betekent losgemaakt zijn van elke vorm van vergankelijkheid en verderf. De zonde, de dood, het lijden, de ziekte en de schuld. Het zijn niet langer deze dingen waardoor de schepping wordt gekenmerkt, maar – zoals we al bij contrast 1 en 2 zagen – de heerlijkheid van God. Hier schrijft Paulus nóg uitdrukkelijker de “heerlijkheid van Gods kinderen” – kortom: de nieuwe schepping zal alleen voor Gods kinderen bestemd zijn. Laat het hier volkomen helder zijn dat Paulus de gedachte van alverzoening totaal niet onderschrijft. Hij is hier exclusief in zijn schrijven. Je bent óf een kind van God, óf niet. Ben je wél een kind van God, dan zal je de vrijheid ervaren op de vernieuwde schepping, zoals Paulus dat hier beschrijft. Ben je géén kind van God, dan is die vrijheid er niet. Het is van groot belang dat christenen in een tijd van pluriformiteit en “tolerantie” een duidelijk geluid laten horen wanneer het aankomt op eeuwige verlossing: buiten Jezus Christus is er géén verlossing, al is iemand nog zo aardig of vriendelijk. Iedereen moet met God verzoend worden door het bloed van het Lam!
Op Wie wacht de schepping voor vernieuwing? Dat is God Zelf. Ik vind het merkwaardig dat meerdere Bijbelvertalingen de “hem” van vers 20 zonder hoofdletter weergeven, omdat het God is, Die niet alleen de vergankelijkheid als oordeel over de zonde heeft gebracht, maar Die deze schepping juist ook in hoop heeft onderworpen aan deze vergankelijkheid.
In de kern is dit contrast de rode draad van Paulus’ betoog in de verzen 18-25. Tijd en eeuwigheid komen in beeld, net als vergankelijkheid en vrijheid. Het lijden, de vergankelijkheid en de hoop moeten allemaal worden bezien vanuit de lens dat de vloek van de zonde als een deken over deze schepping ligt, die God op een Dag zal wegnemen. We kunnen de gebrokenheid en de gruwelijke realiteit van het lijden in deze wereld onmogelijk begrijpen als we niet inzien dat zich in de hof van Eden een ontzettend drama heeft ontvouwd.

4. Het contrast tussen verlost zijn en verlost worden (vers 23-24)
Het feit dat wij nu nog in deze gebroken schepping leven en de schepping verwachten waarin Gods heerlijkheid zal schitteren, zorgt voortdurend voor een spanningsveld. En dit spanningsveld is in dit gedeelte het meest zichtbaar in de verzen 23 en 24:

“En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wij zelf zuchten in onszelf, in de verwachting van de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam. Want in de hoop zijn wij zalig geworden. Hoop nu die gezien wordt, is geen hoop. Immers, wat iemand ziet, waarom zou hij dat nog hopen?”

We zien dat Paulus in dit gedeelte – zoals we overigens ook al in de verzen 12-17 zagen – op meerdere manieren schrijft over de verlossing. We zijn gerechtvaardigd door het geloof in Christus, maar worden nu geheiligd door het werk van de Heilige Geest en wij zullen verheerlijkt worden. Verleden, heden en toekomst komen allen samen in Romeinen 8. Zo ook hier. Wij zijn gered en hebben de hoop dat wij gered worden. Wat is het verschil? Het gaat om de verschillende lagen, of dimensies van Gods verlossingswerk. Zijn we nu al gered? Ja, positioneel zijn christenen gerechtvaardigd in Christus, waardoor zij mogen weten dat Gods toorn over hun zonde is weggenomen; zij hoeven Zijn veroordeling niet meer te vrezen. En moeten wij nog gered worden? Ja, want praktisch hebben christenen nog een lichaam dat ziek kan worden en dat zal sterven (tenzij Christus terugkomt wanneer zij in leven zijn). Bovendien kunnen zij nog zondigen. De verlossing is nu nog ten dele en wacht op de voltooiing ervan. Dit is een voortdurend spanningsveld, waar menig persoon nog wel eens een uitlijder over maakt. Het welvaartsevangelie is hiervan de meest radicale en trieste uiting.

5. Het contrast tussen hopen en zien (vers 24-25)
In de verzen 24 en 25 zien we een contrast dat de essentie van geloof weergeeft:

“Want in de hoop zijn wij zalig geworden. Hoop nu die gezien wordt, is geen hoop. Immers, wat iemand ziet, waarom zou hij dat nog hopen? Maar als wij hopen wat wij niet zien, dan verwachten wij het met volharding.”

Geloven is in essentie de hoop en verwachting vasthouden die God heeft beloofd door het verlossingswerk van Jezus Christus. Het is nu nog niet zichtbaar, maar de hoop rekent erop dat God Zijn belofte van een nieuwe hemel en nieuwe aarde zal vervullen. Er zál een dag komen, waarop wij worden bevrijd van zonde, dood en lijden. Paulus verbindt ook karaktereigenschappen aan de hoop: geduld en volharding. Als jij je vastklampt aan de hoop die God door Zijn belofte heeft gegeven, zal je met groot vertrouwen en vastberaden uitzien – dat is hier geduld – naar het moment dat het werkelijk gebeurt. Hoe groter, sterker en vuriger de hoop, hoe groter de genade als voeding om stand te houden tot het einde. Wil je volharden tot het einde? Voed jezelf dan met de hoop van Romeinen 8!

Veel contrasten, één overeenkomst
We hebben vanuit dit gedeelte vijf contrasten gezien. Er is echter één overeenkomst, die in pastoraal en praktisch opzicht waard is om genoemd te worden. Ik heb er al even aandacht aan besteed: niet alleen de schepping zucht, maar ook de christen. Ik schrijf bewust dat deze observatie vooral in pastoraal en praktisch opzicht waard is genoemd te worden, omdat er mensen zijn die beweren dat het zuchten misschien wel voor de schepping geldt, maar niet voor christenen. Die gedachte kan op grond van dit gedeelte regelrecht de prullenbak in. Een christen – en ik zou haast willen zeggen: juist een christen! – zucht. Misschien is het nog wel aannemelijker dat juist een christen zucht met deze schepping, in vergelijking met een atheïst. Waarom? Omdat een christen niets liever wil dan bevrijd worden van de aanwezigheid van de zonde. Omdat een christen in de tegenwoordigheid van God Zelf wil zijn. Hij wil geen ziekte en geen pijn, net als de atheïst. Maar een christen wil ook de zonde niet. En dat maakt hem tot een ander mens. Zuchten is voor christenen een gezond teken. Sommigen beweren dat ziekte in het leven getuigt van een geestelijk ongezonde staat, maar Paulus schrijft hier duidelijk dat ook een christen te maken heeft met gebrokenheid van deze wereld. We kiezen niet voor het lijden, maar het is onvermijdelijk.
Het lijden hoeft niet altijd een direct gevolg van de zonde zijn. Het kan wel, maar hoeft niet altijd. Wees daarom ook altijd voorzichtig wanneer je lijden en zonde aan elkaar verbindt. Ik ben ervan overtuigd dat de Westerse kerk een grondige theologie moet ontwikkelen voor wat betreft de gebrokenheid en het lijden in deze wereld. We zijn niet geholpen met oppervlakkigheid over een onderwerp dat zo diep doordringt in het menselijk bestaan. En we zijn al helemaal niet geholpen met het atheïstische, evolutionistische idee dat het lijden zinloos is.
Wees bemoedigd en vertroost met de gedachte dat Paulus het lijden van een christen ten volle serieus neemt én dat hij wijst op de toekomst: voor eeuwig in de aanwezigheid van God!






By John Piper. © Desiring God Foundation. Source: desiringGod.org

donderdag 19 oktober 2017

“Alle dingen nieuw”

Gedicht naar aanleiding van Jesaja 65:17-25

Aan de horizon gloort
het herstel, de hoop
waarvan ik heb gehoord.

God maakt alles, maar
dan ook alles nieuw –
Hijzelf is bij ons, dáár.

Soms zou ik willen dat
ik weer kan worden als
dat jongetje – dat geen zorgen had.

Een dag, buiten lopend –
liggend, verlangend kijkend
en sterk hopend.

Denkend aan die Dag, waarop
ik Christus hoor: “Kom maar, jongen –
de vorige dingen zitten erop.”

Ik wil zijn, dáár, voor eeuwig in
het Nieuwe Jeruzalem – dáár
is het eind van deze gebroken zin.

Dan zal ik huppelen, springen,
juichen – en vol overgave
de lof van mijn God bezingen.

Niemand zal meer weten,
hoe in deze wereld
onze vijanden heetten.

Want God heeft beloofd
alles te gaan herstellen,
voor degene die gelooft.

De traan, vloeiend uit het oog,
veegt Hij eigenhandig
met Zijn vertroosting droog.

De zonde, mijn ongerechtigheid
ben ik dáár, in dat Nieuwe Jeruzalem
voor eeuwig kwijt.

Al het gezwoeg van mij,
tussen dorens en distels,
is daar voor eeuwig voorbij.

Dus zondaar, wat sta je hier
te spotten en vechten
voor onverzadigbaar plezier?

Ga, de uitnodiging ligt
al eeuwenlang klaar –
helder voor het zicht.

De Christus Die jij veracht,
heeft ook voor jou
eeuwige verzoening gebracht.

Delen, dat is wat Hij wil,
van Zijn vreugde – dit alles
maakt voor eeuwig het verschil.

Kom je niet mee, naar Hem,
om te luisteren naar
Zijn gezegende stem?

Zijn boodschap, eens te meer –
luidt vol verlangen: “Kom, wees welkom
in de vreugde van de Heer.”


zondag 28 mei 2017

“Vechten tegen de dood”

Gedicht naar aanleiding van Psalm 90

Wie is God dan Hij,
Die jouw leven formeerde –
en dat van mij?

Hij Die eeuwig is
en eeuwig zal bestaan
geeft het leven betekenis.

Ziende op Zijn eeuwigheid
begrijp ik niet, dat de mens
is begrensd met tijd.

Wat is nu toch het geheim,
dat de één hier twintig en de ander
hier wel tachtig jaar kan zijn?

Wat moeten nu die jaren,
wat moet dat korte leven,
toch aan het einde baren?

Wonderlijk aan elkaar gehecht,
het menselijk lichaam –
uiteindelijk weer in het stof gelegd.

Wat gaat er toch achter schuil
dat ook ik ooit het tijdelijke
voor het eeuwige verruil?

Wie, o mens, heeft laten blussen
jouw levenslust, en je ertoe verleid
de dood te kussen?

Wie heeft jou wijsgemaakt dat de dood
in het bittere uitzichtloze lijden
verlossing biedt uit de grote nood?

Niet het lijden, noch de pijn
is jouw grootste probleem, maar
dat je gescheiden van God wilt zijn.

Het lijden en de dood
zijn slechts heenwijzers
naar jouw diepste nood.

De dood is geen vriend
maar het oordeel van God,
omdat je Hem niet hebt gediend.

Jij wilt slechts ontwijken,
pijn en verdriet – zonder waardering
voor God te laten blijken.

Door het korte leven,
en het tellen van de dagen,
wordt een wijze les gegeven.

Echt geluk is geborgen,
in het hart van wie de Heer
zoekt in de morgen.

God bewijst Zijn kracht
aan hem die biddend
op Hem heeft gewacht.

God is jouw ware Vriend,
als jij Hem door Zijn Geest
in oprechtheid dient.

Leer dan in dit korte leven,
wat het is om wijsheid
gestalte te geven.

Bid, dwars door alle pijn,
tot de God van het leven en smeek
om in Zijn Naam van betekenis te mogen zijn:

“Heer, wees ons Leven –
anders zijn wij voor eeuwig
ten dode opgeschreven.”




vrijdag 26 mei 2017

In het licht van de eeuwigheid

Hoe kunnen Gods beloften zorgen voor vrucht in ons leven?

1 Petrus 3:9a is het moeilijkste vers uit de perikoop. Niet omdat het niet te begrijpen is, maar juist omdat dit vers zo duidelijk is, vinden het moeilijk:

“Vergeld geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegen daarentegen…”

De reden dat ik juist 1 Petrus 3:8-12 overdenk in deze dagen, is niet alleen de noodzaak van een zegenende houding, maar om ook helder te krijgen waarom God het ook juist van mij vraagt wanneer geen mijn zegen verdient.
Tot zegen zijn van hen die jou een gevoel van ellende en vervloeking geven, dat is een onmogelijk opdracht. Toch blijft Gods opdracht overeind: “Zegen hen. Doe het goede voor hen.”
Maar hoe kan dit?

Voor wat hoort wat – en dat zonder geduld
De eerste ontdekking die ik deed, is dat een dergelijke oproep haaks staat op alles wat de wereld zegt. Wij zijn bekend met spreuken als “Wie goed doet, goed ontmoet” en “Lach naar de wereld en de wereld lacht terug.” We zijn geneigd te werken via een beloningssysteem. Als ik het goede maar doe, is iedereen aardig voor mij. Als ik maar succes boek, zie ik vrucht op mijn inspanningen. We zijn zo verwend, dat wij menen dat bij grote inspanningen ook grote beloningen horen. Krijgen we die niet, dan beginnen we te klagen en mopperen.
De wereld kent geen geduld. Ze heeft haast, want ze gelooft dat dit het enige leven is, dat te beleven valt. Dus moet er nu alles uitgehaald worden wat er inzit.
En lijden? Dat past absoluut niet in dit plaatje. Het saboteert ons succes. Het werkt onze verlangens tegen en tast de energie aan, die wij aan willen wenden om resultaat te boeken.

Resultaat-christenen: “Proclameer Gods beloften!”
Dit inzicht is goed. Het is nuttig. Het kan een ware bevrijding zijn wanneer je merkt dat het niet jouw plicht is om mee te draven met de eisen en het tempo van deze wereld. Maar wanneer het aankomt om het onderwerp “lijden”, dan vrees ik dat sommige christenen de last van hen die lijden dubbel zo zwaar maken. Ze gaan haastig over op “genezing”, “Gods kracht” en “ziekte komt van de duivel”. Ik vraag mij af of niet alleen de wereld, maar ook sommige christenen niet verantwoord om kunnen gaan met lijden.
Nog voordat jij jouw moeiten en pijn hebt kunnen uiten met woorden, hebben ze de Bijbel al opengeslagen en citeren een tekst. Uit liefde. Omdat ze het goed bedoelen. Omdat ze ervan overtuigd zijn dat een christen “sterk in de Heere” dient te zijn. Omdat ze geloven dat Christus alles voorbracht heeft om dit lijden op dit moment te beëindigen.
Eenvoudig op Gods belofte vertrouwen en deze belofte voor jezelf proclameren is de beste weg naar genezing.
Wás het maar zo.

Wat zou je zeggen tegen iemand die in emotioneel, psychisch of fysiek opzicht is misbruikt of mishandeld? Tja, je zou in alle haast naar 1 Petrus 3:9 gaan en zeggen: “Zegen ze! God vraagt het van je! Christus heeft jou vergeven, vergeef het hen!”
Deze manier van werken heb ik eerder “bijten op stenen” genoemd. Iemand wordt wel meegenomen naar de put van levend water, maar dringt niet door tot de kern van een Bijbeltekst, waardoor hij zijn tanden erop stukbijt. Je zult ervoor moeten zorgen dat een tekst werkelijk inhoud krijgt.

De dynamiek van Gods beloften: glorieus, hoopvol en eeuwig
Ik sta aan de kant van de lijdenden, simpelweg omdat ik weet wat lijden is. Ik weet hoe pijn voelt. Die ervaringen hebben er ook in geresulteerd hoe God op magnifieke wijze tegemoet komt aan de behoefte om vertroost en bemoedigd te worden. Maar het leert mij nu de noodzaak en diepgang die de inhoud van Zijn beloften bevatten.
Als je het mij vraagt, is de opdracht van 1 Petrus 3:9a teveel gevraagd. Ik kan dit niet opbrengen.
En Petrus weet dat. En daarom doet hij iets geniaals. Geleid door Gods Geest, legt Hij gewicht in de schaal van de opdracht. Hij voegt een belofte toe, in vers 9b:

“…omdat u weet dat u daartoe geroepen bent, opdat u zegen zult beërven.”

Weet je hoe het voelt om te lijden? Je voelt je alleen. Ontroostbaar. Iedereen is voor je gevoel je vijand geworden. En zeker in de context van 1 Petrus is dit laatste geen geringe observatie. Hij schrijft tot lijdenden en hij zal hen moeten vertroosten in dat moment van diepe pijn. Hoe doet hij dat? Door te zeggen dat zij geroepen zijn en dat zij de zegen zullen beërven. Met andere woorden: God riep hen om tot zegen te zijn (en dus de vijanden te zegenen), omdat Hij hen in Christus alreeds de zegen van het eeuwige leven gegeven heeft! Zie je dat? Hier is de vertroosting die lijdende christenen zo nodig hebben – ook al is iedereen tegen mij (of ook al lijkt dit zo), God is voor mij en heeft mij in Christus gezegend met het eeuwige leven. Wat heb ik te verliezen?

Is het niet geweldig om te zien hoe in het lijden de motivatie om het goede te blijven doen, in God Zelf gevonden wordt? Niets geen kille plicht. Niets geen geproclameer van Petrus. Hij is per slot van rekening zelf een mens. Ook hij heeft diepe dalen gekend. Het laatste waar je dan op zit te wachten is een slag met de stok van een harde meester. Het laatste waar je zin in hebt, is om een waslijst aan opdrachten aan te horen.
Je wilt uitzicht. Perspectief. Uitkomst. En hier is dat woord. “Broeders, je bent het eigendom van God in Christus, geef daarom de moed niet op en blijf daarom het goede doen. Je bent gezegend in Christus en de volheid van die zegen zal openbaar worden bij Zijn komst.”

Het grootste gevaar – ook voor christenen – is om te proberen dat lijden uit te bannen. Stiekem hopen we bij een ziekenbezoek dat iemand méér kan doen wanneer we vertrekken dan toen we binnenkwamen. Soms is iemand verstikt in de pijn en in het verdriet, dat je beter niets kunt zeggen om de tranen weg te nemen. Het gaat er niet om dat de tranen verdwijnen, maar dat de hoop op Gods belofte van eeuwig leven in Christus gaat gloren. Steeds weer opnieuw.
Doorleef het lijden. Ga er doorheen. Als je verdriet hebt, huil dan. Gods Woord zegt dat medechristenen met jou mee dienen te huilen. Wees niet gericht op gehaast resultaat, spoedige genezing. Maar doordenk Gods belofte van eeuwig leven. Denk na over Christus’ verlossingswerk voor jou.
Is de pijn dan weg? Dat zeg ik niet. Ben je dan niet meer verdrietig? Dat zeg ik ook niet. Wat ik wel weet, is dat je als gelovige nu al gezegend bent in Christus en dat God jou tot het voorwerp van Zijn liefde en zorg gemaakt heeft. Dit is Zijn gegeven verlossing – en jouw enige hoop. Verwonder je over deze goddelijke ontferming. En je zult merken dat niet jij, maar Hij in staat is het onmogelijke te doen – door jou heen.

dinsdag 21 februari 2017

Ontmoeting met de Levende Christus

In Johannes 1:35-42 lezen we de ontmoeting die Andreas, met nog een andere persoon, met de Heere Jezus heeft. Ze zijn achter Christus aangegaan op grond van het getuigenis van Johannes de Doper (vers 36). De ontmoeting die vervolgens plaatsvindt, herinnert mij aan mijn eigen bekering in 2012, maar doet bij mij ook alarmbellen rinkelen.

De Messias zoeken
Je ziet aan het begin van het Johannesevangelie een prachtige ontwikkeling in het getuigenis van Johannes de Doper. In eerste instantie is hij nogal vaag over zijn identiteit (vers 19-28), maar gaandeweg wordt duidelijker dat hij wijst op de Heere Jezus, “het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt” (vers 29-34). Als hij dit getuigenis heeft laten klinken, zien we de lens van Johannes’ pen van Johannes de Doper naar Jezus gaan. Hiermee verdwijnt Johannes de Doper als het ware weer naar de achtergrond, in de anonimiteit – precies zoals hij later zou zeggen (Johannes 3:30).
Andreas en zijn metgezel zijn getroffen door Johannes’ getuigenis en gaan achter Jezus aan. Die stelt vervolgens deze vraag (Johannes 1: 39): “Wat zoekt u?”
Heerlijk, die open vragen! Hij zegt niet: “Jullie komen zeker voor Mij?” Hij zegt ook niet: “Ah! Eindelijk volgelingen!” In plaats daarvan legt Hij deze vraag op tafel:

“Wat zoek je?”

Wat zoek je? Waarom zou je achter de Heere Jezus aangaan? Het antwoord van de twee “achtervolgers” draait uiteindelijk om de Heere Jezus Zelf. Ze willen Hem ontmoeten. Jezus neemt hen mee naar de plek waar Hij verblijft.

De Messias vinden
Er staat in vers 40 dat de twee mannen die dag bij Christus bleven. Wat zullen ze gezien hebben? Wat zullen ze gehoord hebben? Het is een behoorlijke tijd om een aantal uren te verblijven bij de Messias! En toch lijkt het mij ook dat de tijd veel te kort is geweest. De uitkomst van de ontmoeting lezen we in ieder geval wel (vers 42), als Andreas tegen zijn broer Petrus zegt: “Wij hebben de Messias gevonden.” Wat mij betreft mag achter deze zin wel een uitroepteken worden gezet. Andreas gaat naar zijn broer Simon en zegt (na een urenlange ontmoeting): “Wij hebben de Messias gevonden!”

De efficiëntiesamenleving versus de kerk
Ik vind dit een prachtige geschiedenis. Ik moet terugdenken aan het moment dat God mij op een diepte bracht, waarin ik uiteindelijk om Hem alleen kon vragen. Niet iets van Hem, maar Hijzelf. Ik herinner mij de zoete momenten van lezen en overdenken, worstelen, zelfonderzoek en heb daarin de zegen van ontmoetingen met de Levende Christus mogen ervaren. Ik heb geleerd dat “tot geloof komen” niet zomaar een kwestie van een paar minuten is. En hier kom ik op een gevoelig punt vandaag de dag. Laat ik er direct bij zeggen dat ik niet verwacht dat iedereen tot geloof komt zoals ik. Maar één opvallende parallel tussen dit gedeelte en mijn eigen geschiedenis zie ik heel duidelijk: de Messias vinden kan alleen wanneer je Hem oprecht zoekt en Hem echt ontmoet.
En over dat laatste maak ik mij zorgen. We leven in een efficiëntiesamenleving waarin alles zo snel en goed mogelijk moet. Zo snel mogelijk een goed resultaat. Maar in al die gejaagdheid hebben we nauwelijks nog oog voor anderen. En het lijkt erop alsof dit efficiëntievirus de kerk in zijn greep lijkt te hebben. Er wordt nog maar weinig geïnvesteerd in mensen, of in het geloofsleven van mensen en toch nemen we zonder meer aan dat zij geloven in de Heere Jezus. Waarom? Nou, gewoon, omdat zij trouw in de kerk zitten en altijd instemmen met de prediking en omdat ze ook wel gelovige taal hanteren. We hopen met zijn allen dat iedereen, die in het kerkgebouw aanwezig is, een kind van God is, en daarbij lijkt het wel alsof het een kleine stap is die je neemt om daar uiteindelijk op uit te komen. Wij lijken te denken dat mensen tot geloof komen als zij zo efficiënt en kort mogelijk het Evangelie horen en met een bepaalde handeling hun geloof kunnen uitdrukken. Maar de ontmoeting lijkt steeds meer te worden verdrongen voor die efficiëntie. En dan zien we tot onze grote schrik dat bepaalde mensen afvallen van het geloof – mensen waarvan we altijd hadden gedacht dat ze de Messias hebben ontmoet. We schrikken. We weten niet goed hoe wij hierop moeten reageren. Hoe is dit mogelijk? We proberen het efficiëntiedenken vol te houden en bedenken dat diegene ooit een keer zijn geloof in Jezus heeft uitgesproken. Maar ondertussen steken er wel een paar vragen. Hele grote vragen…

Simon de tovenaar
In Handelingen 8 lezen we van een soortgelijke situatie. We lezen van een magiër, Simon. Simon is echt zo’n “efficiëntiedenker”. We lezen van hem dat hij toverij bedreef (vers 9) en dat hij op een bepaald moment zelfs gelooft en zich laat dopen (vers 13). Alles goed en wel zou je denken. Maar in vers 18 en 19 komt de aap uit de mouw:

“En toen Simon zag dat de Heilige Geest gegeven werd door middel van de handoplegging van de apostelen, bood hij hun geld aan, en zei: Geef mij ook deze macht, opdat eenieder wie ik de handen opleg, de Heilige Geest ontvangt.”

Hier is sprake van een gevalletje omkoping binnen de Vroege Kerk! Wat moet hier van gezegd worden? We laten Petrus aan het woord, die in vers 20-23 als volgt reageert:

“Maar Petrus zei tegen hem: Laat uw geld met u naar het verderf gaan, omdat u dacht dat Gods gave door geld verkregen wordt! U hebt part noch deel aan deze zaak, want uw hart is niet oprecht voor God. Bekeer u dan van deze slechtheid van u en bid God of deze gedachte van uw hart misschien vergeven wordt. Want ik zie dat u zo bitter als gal bent en een kluwen ongerechtigheid.”

We lezen hier helemaal geen sussende woorden van Petrus aan het adres van Simon. Geen woord over zijn geloof. Geen woord over zijn doop. Geen woord over zijn zogenaamde geloof in Jezus Christus. Helemaal niets. Er is totaal geen sussende terugblik naar de gebeurtenissen in vers 13. Dat alles lijkt wel vergeten. Het is niet vergeten door Petrus, maar hij realiseert zich dat dat geloof en die doop in het licht van Simons laatste handeling niet veel zegt. Een ernstige oproep tot bekering is dan ook helemaal op zijn plaats.

Efficiëntie versus ontmoeting
We zien in de geschiedenis van Handelingen 8 dat we mensen veel te snel kunnen beschouwen als gelovigen en hen zodoende ook al snel dopen. Het is – gezien het feit dat dit in Handelingen opgetekend staat – niet altijd mogelijk om dit soort situaties te voorkomen, maar ik zie wel een grote waarschuwing voor de kerk: zweer al het efficiëntiedenken af! Wij hebben de druk van de maatschappij binnen laten komen; kerkdiensten mogen niet al te lang duren (laat staan de preek) en wegens gebrek aan tijd behandelen we alleen de echte noodgevallen. En wanneer iemand iets belijdt, rekenen we diegene al snel tot een gelovige.
Laten we als kerk terugkeren naar de werkelijke ontmoeting, zoals Andreas en zijn kompaan die hadden. Laten we Christus Zelf zoeken en gevoed worden door wat Hij ons te zeggen heeft. Het kan niet anders, of we zullen – net als Andreas – vol enthousiasme getuigen van de Messias. We hebben een kostbare Schat gevonden, van eeuwigheidswaarde. Een Schat die niet te overtreffen is. Laten we Die Schat ontmoeten, erdoor veranderd worden en getuigen van de schoonheid die Hij bezit. En als we dit gaan doen, dan mag de ontmoeting wat ons betreft wel uren, dagen, weken, maanden, jaren, ja de eeuwigheid duren!

zondag 19 april 2015

De lessen van een bozer(obert)ik

Hoe God een omslag bewerkt

Wie herkent het niet? Gevoelens van frustratie, teleurstelling, bitterheid en boosheid wanneer je, je zin niet krijgt. Zaken lopen anders dan je gedacht of gehoopt had. Vaak vind je het onrechtvaardig dat er bepaalde, pijnlijke dingen gebeuren en het liefst zou je het iemand willen vergelden of juist je best doen om te bewijzen dat het anders of beter kan. En om een vroom sausje over je boosheid heen te gooien: “Het kan Bijbelser!”

Er is een soort boosheid dat gevaarlijk is voor het geestelijk leven. Het is zelfs een bedreiging voor de ziel. De laatste tijd ben ik bezig om de woorden van Jezus te bestuderen. Alhoewel, bestuderen is niet het juiste woord. Het doet geen recht aan de bedoeling van Zijn woorden. Overdenken is een beter woord. John Owen beschrijft zo mooi wat gemeenschap met God inhoudt:

“Onze omgang met God bestaat hieruit, dat Hij Zichzelf bekendmaakt aan ons en dat wij als respons aan Hem teruggeven wat Hij van ons vraagt en aanvaardt, voortvloeiend uit de vereniging die wij in Jezus Christus met Hem hebben.”

Communion with the Triune God, pagina 94

Wie omgang heeft met God, ontvangt eerst van God, om vervolgens terug te geven wat hij van Hem heeft gezien. Intellectuele omgang met God is eng en een doodlopende weg. Thomas Watson legt het verschil uit tussen studeren en overdenken:

“Studeren is het werk van de hersenen, het overdenken is het werk van het hart. […] Het doel van het studeren is het begrip, het doel van het overdenken is de vroomheid. […] Het studeren laat een mens nooit ook maar een greintje beter achter. Het is als een winterzonnetje dat weinig warmte en invloed heeft; het overdenken laat iemand in een heilige gemoedsgesteldheid achter.”

Geestelijke vreugde, pagina 50

Dus, daar ga ik. Met mijn zwakte om snel gefrustreerd te raken en boos te worden… én met de woorden van Jezus.

Overvloedige gerechtigheid
Wanneer je studeert, analyseer je de woorden die je leest. Desnoods pak je de Griekse grondtekst erbij; op die manier kun je de intensiteit van woorden beter proeven. Je stelt een tekststructuur vast en legt verbanden. Prima, en dan?
Dan naar het hart. Dat kan maar op één manier: verbanden leggen tussen de tekst én je eigen leven. Dat is andere koek; er is geen ontsnappen meer aan. Ik kan mij niet meer verschuilen achter indrukwekkende termen.
Een aantal dagen heb ik Mattheüs 5:17-20 overdacht. Het eindresultaat was dat ik mijzelf de vraag begon te stellen: “Wie zegt dat Jezus niet hetzelfde over mij kan zeggen als over die Farizeeën en Schriftgeleerden? Dat Hij tegen mijn vrouw of familie of vrienden zou zeggen: “Ik zeg u, indien uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van Robert, zult u het Koninkrijk der hemelen niet binnengaan”?
Dat is een fikse aanklacht! De Farizeeën en Schriftgeleerden, altijd met Gods Woord bezig. De mensen die het zogenaamd ‘weten’. Het ‘weten’ en toch niet ‘binnenkomen’. Wat koop je daarvoor?

Vervolgens kom ik bij Mattheüs 5:21-26. Het onderwerp? Moord en boosheid. Een aantal dagen heb ik dit gedeelte overdacht.
Het is goed om dit een aantal dagen te doen. God schenkt niet alle rijkdom van Zijn Woord op één dag. Uiteindelijk ben ik op een lijst met zeven praktische principes gekomen.

#1. Jezus draait mijn positie om
Er vindt een radicale switch plaats in vers 22 en 23. Ben ik in vers 22 nog die lompe, botte, agressieve en scheldende persoon die boos is op iemand anders, in vers 23 ben ik zelf de boosdoener. Met andere woorden: Jezus maakt mij van aanklager tot aangeklaagde. Ik wijs op de fout van een ander, Jezus wijst op de zonde van mij. Hij draait mijn positie dus om. Ik kan nu niet meer in de luie stoel zitten en de vinger overal heenwijzen; de vinger wordt nu resoluut naar mij gewezen. Ik ben de boosdoener.

#2. Mijn opdracht is om recht te doen aan de ander
Door mij uit de positie van slachtoffer te halen en te plaatsen in de rol van dader, gaat Jezus’ boodschap ineens een kant uit die ik niet aan heb zien komen. Ik ga naar de kerk, zing liederen, neem deel aan het Heilig Avondmaal en bezoek kringavonden. “Maar,” zou Jezus zeggen, “als iemand jou op rechtmatige grond kan beschuldigen van zonde, moet je het eerst in orde maken, voordat je blijmoedig de handen in de lucht gooit.” Kun jij het je voorstellen? De handen die eerst vol passie omhoog gaan, als offer om God te loven, zijn dezelfde om na de dienst je broeder een (geestelijke) klap mee te verkopen.
Ik moet het eerst in orde maken met mijn broers en zussen. Dat is wat Jezus hier van mij vraagt. En dat is pijnlijk. Hij lijkt zomaar over mijn gevoelens heen te stappen. Hij lijkt niet meer te zien waarom ik boos ben geworden.

#3. Het gaat niet om mijn rechtvaardigheidsgevoel
Dit is één van mijn grootste valkuilen: het rechtvaardigheidsgevoel. En laat mij er meteen bij zeggen: er zit een hoop huichelachtigheid in; het is een verstoord rechtvaardigheidsgevoel. Is het niet zo dat wij vaak klagen en zeuren omdat wij tekort worden gedaan? Ik klaag, want iemand behandelt mij onrechtvaardig. Ik zeur niet wanneer een collega onterecht de wind van voren krijgt. Dus wat is nu eigenlijk dat rechtvaardigheidsgevoel?
Jezus corrigeert mijn definitie van rechtvaardigheidsgevoel. Hij zegt: jij moet gerechtigheid bewijzen aan de ander. Wij zitten allemaal te wachten tot de ander gaat inzien dat hij fout zit en met excuses komt. Soms kan dit wachten heel lang duren; daarom bestaan er veel conflicten. Hij leert mij om als eerste de stap van en naar verzoening te zetten. Iedereen wacht op elkaar en iemand moet de eerste zijn… ik dus!

#4. Ook de zonde maakt subtiel gebruik van rechtvaardigheid
Zelfs al begrijp ik dit, dan nog kan ik tegen blijven sputteren. Want hoe zit het dan met die fouten en zonden van de ander? Moet ik daar zomaar overheen stappen? Dit is nu het verstoorde rechtvaardigheidsgevoel. Het is gevaarlijk om op je eigen recht te blijven staan. Het is eenzijdigheid van de zuiverste soort, die slechts kijkt naar het recht voor mij in plaats van het recht van mij. Jezus laat er geen twijfel over bestaan dat het in dit leven (de tijd voorafgaand aan de eeuwigheid, zie #7) recht van mij boven het recht voor mij gaat.

#5. Het gaat om Gods gerechtigheid
Jezus laat dus geen spaan heel van het argument dat er tegen mij is gezondigd. Hij wijst mij op de weg van gerechtigheid. Het is erger om beschuldigd te worden dan om te beschuldigen. Maak daarom ernst met het oplossen van het eerste!
Hoe zit het dan met de zonde van de ander? Die zogenaamde roep om recht? Dat deel is voor God Zelf. In conflictsituaties zeggen wij altijd: “Hij! Hij! Hij!” Maar God legt de verantwoordelijkheid bij onszelf neer en zegt: “Jij! Jij! Jij!”
Hij zal zelf de ongerechtigheid van die ander rechtzetten. Echt, dat zal Hij doen. Misschien wacht Hij daar voor jouw gevoel te lang mee. Maar eens zal Hij het vergelden. Misschien wacht jij wel te lang met het zoeken naar verzoening.

#6. Jezus is het Volmaakte voorbeeld van verzoening
Is verzoening niet het hart van het Evangelie? Heeft God Zichzelf niet met ons verzoend door Zijn Zoon, de Heere Jezus? Dan getuigt het van de grootste huichelarij als wij verbitterd blijven vasthouden aan ons recht. God had helemaal geen plicht om verzoening te schenken. Hij had alle reden om ons verloren te laten gaan. En toch, omwille van Zijn grote genade, barmhartigheid en indrukwekkende glorie, gaf Hij Jezus. Zouden wij blijmoedig zingen over de vergeving in Christus en tegelijkertijd de vergeving onthouden aan hen die tegen ons zondigen?

#7. Het verband tussen boosheid nu en de lengte van het leven
Er staat nog iets in de tekst. Jezus maakt er melding van dat ik met mijn conflictbroeder op weg ben naar de rechter. Ook dit beeld ziet er haast ongelofelijk uit. Al ruziënd zijn we op weg naar de plaats waar het vonnis over mij voltrokken zal worden, maar nog steeds wil ik mijn zin en mijn recht hebben. Dit gaat niet over een wandeling van twintig minuten, maar misschien wel twintig jaar! Zou je zolang willen herrieschoppen, terwijl jij weet dat de rechter jou zal veroordelen voor jouw onverzoenlijke houding?
Ik weet dat er factoren zijn die onze boosheid kunnen intensiveren. Onze boosheid kan sterker gemaakt worden. Ik geloof niet dat mensen zondigen door een slechte opvoeding; ik geloof wel dat de opvoeding zondige neigen kan versterken. Feit is en blijft dat er een verleden achter je ligt. Ook met teleurstellingen, frustraties en woede. De tijd tikt door en het verleden wordt groter. Wanneer deze frustraties en teleurstellingen niet onder Gods heerschappij gesteld worden en je bent niet bereid om vergevingsgezind te zijn, wordt de bodem voor boosheid met de tijd (die langer duurt) steeds dieper. Geval wordt op geval gestapeld en voor je het weet heb je het idee dat de hele wereld tegen je is. Of je denkt dat God Zelf tegen je is.
Voed de bodem niet langer. Je bent onderweg naar de Rechter van het heelal en je weet dat Hij de verantwoordelijkheid bij jou neerlegt. Paulus schrijft in Romeinen 12 dat wij persoonlijk onrecht nooit mogen vergelden. Wij moeten er alles aan doen om de ander te tonen dat wij verzoening op het oog hebben. Zou jij voor God durven verschijnen met een kring “beschuldigers” om je heen, die ervan getuigen dat je een onverzoenlijk iemand was?
Of wil je voor Hem verschijnen als iemand die – dwars door allerlei zonden en fouten heen – heeft geleerd Gods principes van verzoening te ontdekken en uit te dragen? Jezus vraagt het laatste van ons. Niet om klakkeloos en zomaar over je pijn heen te stappen, niet omdat Hij je niet serieus zou nemen, maar omdat Hijzelf de heerlijkheid van Gods verzoening heeft getoond in kruis en opstanding. Het is de gerechtigheid, overvloediger dan die van de Farizeeën en Schriftgeleerden.

woensdag 5 juni 2013

Look Ahead!

In our Christian pilgrimage it is well, for the most part, to be looking forward. Forward lies the crown, and onward is the goal. Whether it be for hope, for joy, for consolation, or for the inspiring of our love, the future must, after all, be the grand object of the eye of faith. Looking into the future we see sin cast out, the body of sin and death destroyed, the soul made perfect, and fit to be a partaker of the inheritance of the saints in light. Looking further yet, the believer's enlightened eye can see death's river passed, the gloomy stream forded, and the hills of light attained on which stands the celestial city; he sees himself enter within the pearly gates, hailed as more than conqueror, crowned by the hand of Christ, embraced in the arms of Jesus, glorified with Him, and made to sit together with Him on His throne, even as He has overcome and has sat down with the Father on His throne. The thought of this future may well relieve the darkness of the past and the gloom of the present. The joys of heaven will surely compensate for the sorrows of earth. Hush, hush, my doubts! Death is but a narrow stream, and you shall soon have forded it. Time, how short—eternity, how long! Death, how brief—immortality, how endless! Methinks I even now eat of Eshcol's clusters, and sip of the well which is within the gate. The road is so, so short! I shall soon be there.

"When the world my heart is rending
With its heaviest storm of care,
My glad thoughts to heaven ascending,
Find a refuge from despair.

Faith's bright vision shall sustain me
Till life's pilgrimage is past;
Fears may vex and troubles pain me,
I shall reach my home at last."


~ Charles Spurgeon

Blogarchief