SalvationInGod

Posts tonen met het label Kerk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Kerk. Alle posts tonen

zondag 8 maart 2020

Leiden als de Goede Herder

Ziende op Jezus zorgen voor medegelovigen

God heeft Zijn Gemeente de Goede Herder gegeven (Johannes 10:11). Geen kudde zonder herder; geen Kerk zonder Christus.
Toen Christus Zijn troon besteeg, na Zijn glorieuze overwinning over zonde, dood, demonische machten en hel, heeft Hij gaven aan de mensen gegeven. We lezen hierover in Efeze 4:7-15. Eén van deze gaven is de herder. De Goede Herder geeft Zelf herders – verloste zondaren, imperfecte mensen. Mensen die uit de macht van de duisternis getrokken zijn en leven onder de heerschappij van Koning Jezus, Die als Goede Herder genade en wijsheid geeft aan deze dienende, gebroken en verloste herders.
Leiderschap klinkt aantrekkelijk voor mensen die proberen zo hoog mogelijk op de maatschappelijke ladder te komen. Wie de leider is, heeft immers de top bereikt! In salaris, in positie, in aanzien en in het zijn van een boegbeeld.
Toch zijn het niet de mensen met dit soort ambities die de Heere Jezus als gave voor Zijn Gemeente geeft. Dienen in Gods Koninkrijk heeft namelijk niets met persoonlijke ambities te maken. Het gaat er niet om dat iemand klimt op de geestelijke ladder. De herder legt zijn leven af – in navolging van de Goede Herder – om het belang van de lokale kerkgemeenschap te dienen. Dienen in de Kerk van Jezus Christus heeft helemaal niets te maken met wie meer waard of belangrijker is. Het gaat erom wie welke gave heeft gekregen.
Dit is exact de houding die zichtbaar wordt in Petrus’ aansporing in het vijfde hoofdstuk van zijn eerste brief. In 1 Petrus 5:1-4 lezen we:

“De ouderlingen onder u roep ik ertoe op, als medeouderling en getuige van het lijden van Christus en deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden: Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet gedwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar bereidwillig; ook niet als mensen die heerschappij voeren over het erfdeel van de Heere, maar als mensen die voorbeelden voor de kudde geworden zijn. En als de Opperherder verschijnt, zult u de onverwelkbare krans van de heerlijkheid verkrijgen.”

We lezen hier een aantal fundamentele basisprincipes die door leiders binnen de lokale gemeente moeten worden toegepast.

Leiders dienen – ziende op het lijden en de verheerlijking van Christus
Petrus had iets bijzonders. Hij heeft het lijden van Christus gezien. Hij was getuige in de uren van duisternis, toen Christus aan het kruis “een vloek voor ons werd” (Galaten 3:13) en Hij “de zonde van de wereld droeg” (Johannes 1:29).
Wat ik keer op keer fascinerend vind, is dat iemand als Petrus – en dit geldt voor alle discipelen van de Heere Jezus – niet schroomt om te vertellen dat hij Christus werkelijk heeft gehoord en gezien én dat hij tegelijkertijd niet hoogmoedig wordt. Hoewel hij getuige was van Christus’ onderwijs en machtige (verlossings)daden, noemt hij zichzelf in 1 Petrus 5:1 “medeouderling” en “deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden.” Heeft Petrus Christus fysiek aangeraakt? Ja. Heeft Petrus persoonlijke gesprekken met Christus gevoerd? Ja. Heeft Petrus aan het kruis het bloed zien vloeien dat Gods Kerk vrijmaakt van de zonde? Ja. Heeft dit alles Petrus hoogmoedig gemaakt? Nee!
Vandaag de dag worden grootse gebeurtenissen in iemands leven verkocht – in boekvorm of als verfilming. Mensenlevens worden economisch gewogen en bekeken. Als jouw levensverhaal een uitzonderlijke successtory is, staan uitgevers in de rij om deze geschiedenis in boekvorm te publiceren. Petrus moet niets van deze marketingstrategie hebben. Sterker nog, hij waarschuwt er in vers 2 tegen:

“Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet gedwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar bereidwillig…”

Het is niet zonder reden dat Petrus de aansporing in 5:2 vooraf laat gaan door het benadrukken dat hij getuige is geweest van het lijden van Christus. De gelovigen aan wie hij zijn brief schrijft, verkeren in een aantal Romeinse provincies (gelegen in wat wij nu kennen als Turkije) en ervaren verdrukking en vervolging omwille van het geloof in Jezus.

Leiders volharden in het lijden – ziende op het lijden en de verheerlijking van Christus
Wat moet je zeggen tegen christenen die lijden en in verdrukking verkeren? Er is maar één manier om hen te bemoedigen – en dat is door keer op keer het Evangelie van Christus aan hen te verkondigen. Niet als een zwaktebod – alsof zij te weinig kennis van het Evangelie en de Goede Herder Zelf zouden hebben – maar omdat zij in hun eigen lijden de Goede Herder volgen, Die Zelf voor hen geleden heeft. Petrus brengt het Evangelie en de Persoon Jezus Christus ter sprake als Identificatie, of – anders gezegd – als Voorbeeld. We moeten de betekenis van de woorden in vers 1 niet onderschatten. Lijdende christenen – en ook niet te vergeten: lijdende leiders – dienen de Verlosser Die Zelf geleden heeft. Christus weet wat lijden is. Niet alleen rationeel, maar ook omdat Hij dit Zelf aan den lijve ondervonden heeft. Hij heeft werkelijk lijden doorstaan.
Petrus’ woorden in vers 1 zijn bedoeld als bemoediging. Christenen moeten niet vreemd opkijken als zij worden geconfronteerd met lijden, want Degene Die voor hen uitgaat, heeft geleden. Christenen mogen met twee lenzen naar Christus kijken: de lens die Zijn lijden laat zien, en de lens die Zijn verheerlijking laat zien.
De troost, bemoediging en kracht om te volharden in het geloof – dwars door het lijden heen – komt voort uit het zicht op het lijden en de verheerlijking van Christus. We weten dat Christus geleden heeft en we weten dat Hij is opgestaan uit de dood. Wie ziet op Hem, weet: ik deel in Zijn lijden én in de heerlijkheid die Hij ontvangen heeft.

Leiders hoeden de kudde van God – ziende op het lijden en de verheerlijking van Christus
Degene die zijn blik afwendt van de gestorven en verheerlijkte Christus, verliest het enige doel van christelijk leiderschap uit het oog. En dat doel lezen we in 1 Petrus 5:2-3:

“Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet gedwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar bereidwillig; ook niet als mensen die heerschappij voeren over het erfdeel van de Heere, maar als mensen die voorbeelden voor de kudde geworden zijn.”

De Kerk bepaalt niet haar eigen agenda. De Kerk drukt niet koste wat het kost haar eigen visie door. De Kerk onderwerpt zich aan haar Hoofd – Christus. Leiders binnen de Gemeente hebben de verantwoordelijkheid gekregen om Gods agenda te volgen. Leiders binnen de Gemeente dienen Gods visie voor ogen te houden. Boven alles dienen leiders te beseffen dat zij niet slechts bestuurlijk actief moeten zijn (alsof het alleen maar om visie en beleid gaat). Zij dienen zich goed te realiseren dat aan hen zielen zijn toevertrouwd die Christus toebehoren. Een geestelijk leider beseft dat de mensen die hij mag dienen niet bezit. Leiders binnen de Kerk dienen Gods volk, maar zij bezitten de kudde niet; God is eigendom van Zijn kudde. Christus’ Kerk is Gods erfdeel. Degene die de gemeente leidt alsof het zijn bezit is, zou onmiddellijk een stap terug moeten doen en zijn positie terug moeten geven. Het is niet erg als je erachter komt dat je geen leider bent; het is erg als je als leider erachter komt dat je geen leider bent en je blijft je desondanks gehecht aan jouw positie. Dat is ronduit verwoestend. Het bewijst dat jij je positie bekleedt voor eigen eer en niet tot eer van God, noch tot bevordering van het welzijn van de zielen die aan jou toevertrouwd zijn. Geestelijke leiders dienen in de kern niet voor zichzelf. Zij weten zich door God geroepen om deze taak te vervullen. Niet omdat zij zich als zodanig profileren, maar omdat de gemeente de gave ziet die God aan deze personen heeft gegeven.

Leiders zijn voorbeelden – ziende op het lijden en de verheerlijking van Christus
Geestelijke leiders binnen een kerkelijke gemeente worden door Petrus omschreven als voorbeelden. Het zijn niet enkel mannen met kennis; het zijn mannen met karakter – Christusgelijkvormig karakter.
Geestelijk leiderschap dat de gezindheid en het karakter van Jezus Christus niet weerspiegelt, faalt hopeloos. Een geestelijk leider is niet door God geroepen om mensen aan zichzelf te binden, maar om mensen door Christus met God te verbinden!
In de tijd van social media en de like-cultuur op Facebook is het gevaar groot dat mensen de grote leiders volgen – ook in de christelijke wereld. Eén van mijn grote zorgen van deze cultuur is dat mensen in kerkelijke kringen grote-leiders-papagaaien worden. Men leest een boek, men hoort een populaire spreker, maar men is niet in staat om met exegetische vaardigheden een Bijbels standpunt in te nemen. We refereren sneller aan wat een bekende christelijke leider zegt of wat we in onze omgeving waarnemen en hebben ons onvoldoende toegelegd om vanuit de Schrift vraagstukken te beantwoorden. Geestelijk leiderschap is niet bedoeld om bekendheid voor jezelf te verwerven. Geestelijk leiderschap wijst op Christus. De geestelijke leider binnen de Gemeente van Christus is geroepen om de mensen dichterbij Christus te brengen.
De geestelijke leider zal zich in moeten spannen om de zielen te leren kennen die God aan hem heeft toevertrouwd. De volgende vragen helpen hem om een goed beeld van de kudde te krijgen:

1. Wie zijn de mensen die ik mag dienen?
2. Waar bevinden mensen zich in geestelijk opzicht?
3. Wat hebben mensen nodig om dichterbij Christus te komen?
4. Hoe kan ik mensen helpen om geestelijk te groeien?

Geestelijk leiderschap betekent je leven afleggen voor degenen die God aan jou heeft toevertrouwd. Het betekent investeren in mensen. Tijd doorbrengen met hen. Willen leren wie ze zijn. Zoeken naar wegen en kijken naar mogelijkheden om hen verder te helpen in het geestelijk leven en de omgang met God.
De geestelijk leider die meent dat preken alleen ervoor zullen zorgen dat mensen geestelijk zullen groeien, komt bedrogen uit. Prediking en pastoraat horen bij elkaar. We kunnen de mensen onmogelijk effectief helpen en geestelijk richting wijzen, als we hen niet kennen. In de Evangeliën lezen we dat Christus in Zijn ontmoeting met mensen fenomenaal liet zien dat Hij deze personen kende. Voor de één was het bedreigend, voor de ander bevrijdend. De opdracht voor geestelijke leiders in de Gemeente van de Goede Herder in 2020 is niet anders – ken je mensen en voed hen met Christus.

maandag 19 november 2018

De val van Babylon (3)

Geestelijke macht in het boek Openbaring

Openbaring 13:11-18 behoort tot één van de meest bekende én speculatieve apocalyptische gedeelten in de Bijbel. Dit is hét gedeelte waarin dat duivelse en mysterieuze getal wordt genoemd.
Mensen die denken dat ze na het lezen van dit deel van de studie over geestelijke macht in het boek Openbaring enig zicht hebben op “wie de antichrist is” of menen te weten “wie er met het getal zeshonderdzesenzestig wordt bedoeld” zal ik moeten teleurstellen: dat ga ik niet zeggen. Dat is niet omdat ik graag kennis voor mezelf wil houden of omdat ik wil plagen, maar omdat ik eenvoudigweg niet kan zeggen wie hiermee wordt aangeduid.

Een “breed-apocalyptische” benadering
Wellicht heb ik in de vorige twee delen al mensen teleurgesteld door niet in te gaan op bepaalde details die we in Openbaring 13:1-10 zijn tegengekomen. Daar heb ik goede redenen voor.
De samenvatting van al deze redenen zou ik kunnen typeren met het begrip “breed-apocalyptisch.” Ik ben ervan overtuigd dat we het boek Openbaring moeten interpreteren vanuit de brede lijn en het brede verband.
Wie zich wil verdiepen in alle details, raakt het brede verband kwijt. En loopt op deze manier onvermijdelijk vast. “Breed-apocalyptisch” betekent dat je de hoofdlijn van het boek Openbaring vasthoudt – de strijd tussen het Lam en de draak na het volbrachte verlossingswerk van Jezus Christus – en op zoek gaat naar de ontwikkelingen die Johannes van dit conflict krijgt te zien. Het is onzinnig om iets stellig te beweren over iets wat nog helemaal nog niet zo zeker is. Dit geldt uiteraard ook voor een concrete invulling van het beest dat in Openbaring 13:1 uit de zee komt. Wat is het beest? Zeer concreet is dit niet te zeggen.
Het voordeel van een “breed-apocalyptische” benadering is echter wél dat je genoeg hebt aan de feiten die de tekst zelf aandraagt. Ook al zijn het misschien niet veel of gedetailleerde feiten, ze bieden genoeg aanknopingspunten om elementen op te pikken die bijdragen aan het begrijpen aan de brede lijn van het boek. Eén van de aanknopingspunten die we in Openbaring 13:1-10 hebben gevonden, is dat het beest uit de zee in ieder geval een politieke en dictatoriale macht is, die de Kerk van Jezus Christus op aarde vervolgt en probeert uit te roeien. Hebben we dan nog wel elk minuscuul detail nodig om erachter te komen wie of wat het beest is?
Nee. Het punt is dit: als we in staat zijn de grote en duidelijke puzzelstukjes van Openbaring op de juiste plek te leggen, dan hebben we al genoeg in handen om bijtijds gevaren te zien. Met de “breed-apocalyptische” benadering zijn we in staat politieke ontwikkelingen te duiden en kunnen we op tijd signaleren welke kant het op gaat. De kunst is dit: christenen moeten politieke ontwikkelingen en stromingen nauwlettend in de gaten houden en niet de individuele politici. Dat klinkt nogal vreemd, omdat bijvoorbeeld lijsttrekkers van politieke partijen als boegbeelden van een politieke stroming worden gezien. Ik denk niet dat het bevorderlijk is wanneer we individuele politieke vertegenwoordigers in de gaten houden en ons de vraag stellen of deze persoon de antichrist zou kunnen zijn. In plaats daarvan moeten we ons richten op de speerpunten van politieke stroming en ideologieën. En als we weten welke speerpunten dit zijn, kunnen we gemakkelijk de rekensom maken met betrekking tot individuele politici.
Nogmaals wil ik hier benadrukken dat één antichrist niet het probleem is. Het probleem is de politieke macht en zijn aanhang. Dit kunnen we na het lezen van Openbaring 13:1-10 in ieder geval zonder twijfel stellen.

De opkomst van het tweede beest
Onze aandacht is tot nu toe uitgegaan naar het eerste beest, dat er gruwelijk intimiderend en godslasterlijk uitziet.
Wanneer we verder lezen, zien we een tweede beest opkomen. We zullen in dit deel ingaan op de eigenschappen van dit tweede beest. En opnieuw wil ik hier benadrukken: dit zal gebeuren vanuit de “breed-apocalyptische” benadering.

1. Het tweede beest en zijn twee gezichten (vers 11)
In vers 11 ziet Johannes een ander beest opkomen. Het is dus goed om te weten dat de lens van Johannes’ camera nu niet gericht is op de politieke en dictatoriale macht van vers 1-10, maar op een andere opkomende macht:

“En ik zag een ander beest opkomen, uit de aarde, en het had twee hoorns, als die van het Lam, maar het sprak als de draak.”

Dit beest heeft twee gezichten. Het betekent dat het doortrapt en misleidend te werk gaat. Misschien ken je wel iemand in jouw omgeving waarvan je zegt: “Die persoon heeft echt twee gezichten.” Waar het in de kern op neerkomt, is dat iemand zich in het publieke domein anders gedraagt en voordoet dan wanneer hij of zij op zichzelf is of met familie en vrienden. De buitenwereld ziet dan niet zijn ware gezicht, maar zijn masker. En dat maakt het zo gevaarlijk. Het publiek weet niet met wie het werkelijk te maken heeft. En dat is met machthebbers – op welk gebied dan ook – geen goed nieuws.
De beschrijving van Johannes doet vermoeden dat dit beest een soort “christusfiguur” is, maar ten diepste een gezant van satan. Johannes ziet namelijk de kenmerken van een lam (en in het boek Openbaring wordt Jezus Christus op verschillende plaatsen het Lam genoemd). Klaarblijkelijk is dit beest dus een geestelijke macht met het masker van Christus, maar met het gezicht van de duivel. Hier ligt een belangrijke taak voor de Kerk: zij moet niet letten op wat zij in de wereld ziet, maar vooral op wat het hoort. Schijn bedriegt, leert een bekend spreekwoord. We mogen niet tevreden zijn omdat we mooie dingen “zien” gebeuren. We moeten letten op dat wat we zien in combinatie met dat wat we horen.
In feite kent dit tweede beest een schizofreen karakter. Het lijkt innerlijk verscheurd. Het moet voortdurend de omschakeling maken tussen het optreden als messiasfiguur en om tegelijkertijd achter de schermen zijn duivelse plannen uit te werken.

2. Het tweede beest en zijn heerschappij en aanzet tot aanbidding (vers 12)
In vers 12 lezen we dat dit tweede beest niet op zichzelf staat. Het staat namelijk in dienst van het eerste, dat symbool staat voor de dictatoriale politiek macht:

“En het oefent al de macht van het eerste beest voor zijn ogen uit, en het maakt dat de aarde en zij die er wonen het eerste beest aanbidden, waarvan de dodelijke wond genezen was.”

Wat is de functie van het tweede beest? Kort gezegd staat dit beest in dienst van het eerste. Dit beest ondersteunt het dictatoriale regime. En dat gebeurt niet geheel subtiel. Zijn er voorbeelden uit de geschiedenis waarin een dergelijke situatie zich voordeed? Jazeker, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Toen Adolf Hitler zich richting het centrum van de macht bewoog, zworen kerken in Duitsland trouw aan hem. Ja, je leest het goed: kerken zworen trouw aan hem. Dit betekent dat het kruis van Christus in de kerken werd vervangen door het hakenkruis en dat de Bijbel moest wijken voor Mein Kampf. Gelukkig gingen niet alle kerken hierin mee, maar een groot deel helaas wel. Wat dit betreft is het goed en noodzakelijk om te bestuderen hoe iemand als Hitler zich enerzijds als messiasfiguur opwierp, en tegelijkertijd een satanische ideologie praktiseerde; niet om hem te verheerlijken, maar wel om de doortrapte werkwijze van dictators te kunnen doorgronden.
Het tweede beest dat Johannes ziet, moet de wereld er in feite van overtuigen dat het eerste beest aanbeden dient te worden. Blijkbaar heeft een dictator of politieke macht een ondersteunende partij nodig om legitimiteit en vertrouwen te ontvangen.

Wederopstanding
Het is opvallend dat Johannes in Openbaring 13 meerdere malen benadrukt dat het eerste beest een dodelijke wond heeft en dat deze wond geneest. In totaal lezen we vier keer over de dodelijke wond die geneest. Dat is veelzeggend: het is een belangrijk kenmerk van deze dictatoriale en door satan geïnspireerde macht.
Voor het tweede beest is dit hét kenmerk dat deze politieke macht aanbeden moet worden. Het doet denken aan een soort “vergoddelijkte dictatuur”. Als we kijken naar het fundament van het Evangelie, dan zien we dat de betrouwbaarheid ervan staat of valt met de opstanding van Jezus Christus. Als Christus niet is opgewekt uit de doden, is ons geloof zinloos (1 Korinthe 15:12-19). En zo beweert ook dit tweede beest dat het eerste aanbeden dient te worden vanwege een vermeende “wederopstanding”.

3. Het tweede beest en zijn misleidende tekenen (vers 13-14a)
Het eerste beest heeft dus het optreden van het tweede nodig om de aanbidding van de wereld te ontvangen. Het tweede beest wijst niet alleen op de dodelijke wond die genezen is, maar lijkt volgens vers 13-14a ook te fungeren als een soort profeet:

“En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel laat neerkomen op de aarde, voor de ogen van de mensen. En het misleidt hen die op de aarde wonen door middel van de tekenen die het gegeven zijn te doen voor de ogen van het beest.”

Het optreden van dit tweede beest doet denken aan de profeet Elia. In zijn strijd tegen de Baälpriesters riep hij vuur uit de hemel. Waarom? Om te bewijzen dat de God van het verbondsvolk Israël de enige ware God is. De God van Elia is de levende God. Baäl is dood, maar God leeft.
Als we Openbaring 13:11-18 naast de strijd van Elia leggen, dan zien we een opvallende gelijkenis: ten diepste gaat het om legitimiteit. Wie is het waard te aanbidden: God of Baäl? Elia bewees in de strijd: het is overduidelijk dat God alle aanbidding waard is!
In Openbaring 13:3-4b hebben we gelezen hoe mensen over het beest spreken:

“En de hele aarde ging het beest met verwondering achterna. En zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest macht gegeven had. En zij aanbaden het beest en zeiden: Wie is aan dit beest gelijk? En wie kan er oorlog tegen voeren?”

Dit is – zoals ook al eerder gesteld – de kernvraag van aanbidding. Aanbidding betekent toegewijd zijn aan de allerhoogste en meest bewonderenswaardige macht of kracht die bestaat. In Openbaring 13:13-14a zien we dat het tweede beest, in dienst van het eerste, optreedt als een soort Elia. Het lijkt erop dat het tweede beest een geestelijke of occulte macht is. Dit verschijnsel komt in de Bijbel vaker voor; denk maar aan de magiërs in Egypte, die veel wonderen van God konden “nabootsen” en zodoende de farao ervan konden overtuigen dat de God van Israël blijkbaar niet zo indrukwekkend kon zijn, zodat de machtigste persoon van Egypte het Joodse volk niet liet gaan. Het is niet legitiem gehoorzaam te zijn aan een god of macht als niet eerst is “bewezen” dat “hij” of “het” alle macht bezit. Dit geldt ook voor de aanbidding van het beest. Zolang er geen enkele reden is om hem te aanbidden, zal niemand dit doen.
Het mag duidelijk zijn dat de legitimiteit voor aanbidding van het eerste beest met de opkomst van het tweede ogenschijnlijk toeneemt. En dan bedoel ik ook echt “ogenschijnlijk” – want we hebben in vers 11 gezien dat dit tweede beest twee gezichten heeft. Schijn bedriegt!

Intimideren en manipuleren
Iemand die geen genoegen neemt met minder dan de macht, zal er alles aan doen om deze macht daadwerkelijk in handen te krijgen – en behouden! Dit kan op twee manieren. Een machthebber kan intimideren; hij kan dreigend worden. Dictators schuwen geen enkel middel om het volk onder de duim te houden. Martelingen zijn geen uitzonderingen.
Een machthebber kan echter ook manipuleren. Hij kan feiten verdraaien om zijn eigen aanzien te vergroten, zonder dat het gegrond is. Nou moeten we ons realiseren dat beide beesten in Openbaring 13 deze twee methoden toepassen. Ze intimideren en manipuleren de boel. Maar uiteindelijk krijgen ze wel de wereld achter zich.

4. Het tweede beest en de onderwerping aan het eerste beest (vers 14b)
Het tweede beest laat de wereld werken voor het eerste. Het eerste beest – de dictatoriale politieke macht – moet aanbidding ontvangen. Dat eerste beest moet als “indrukwekkend” en “goddelijk” gepresenteerd worden. Er moet zelfs een beeld voor worden gemaakt:

“En het zegt tegen hen die op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken voor het beest dat de wond van het zwaard had en weer levend werd.”

Opnieuw zien we hier de verwijzing naar de wond die is genezen. Het heeft er alle schijn van dat deze dictatuur of politieke macht wordt neergezet als onoverwinnelijk. Maar wat betekent zo’n beeld dan? En wat moeten we ons precies bij de geestelijke of occulte macht voorstellen?
God heeft het volk Israël uitdrukkelijk verboden een beeld te maken (zie Exodus 20:4-6 en Deuteronomium 5:8-10). Er mag geen enkel beeld worden gemaakt dat wordt vereerd als god, of om het tot symbool te maken van de god die aanbeden wordt. En dat is exact wat we in Openbaring 13:14 zien gebeuren. De mensen zullen het eerste beest aanbidden. Hoe zal dit er concreet uit gaan zien? Vers 15-18 werpen mogelijk meer licht op deze zaak.

5. Het tweede beest en de stem van het beeld voor het eerste beest (vers 15)
In vers 15 lezen we iets opvallends:

“En hem werd macht gegeven om een geest te geven aan het beeld van het beest, opdat het beeld van het beest zelfs zou spreken, en zou maken dat allen die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden.”

Er wordt een geest gegeven aan het beeld, zodat het zelf ook spreken kan. Waar moeten we hier aan denken? Is dit een standbeeld dat letterlijk een geest krijgt? Gaat de wereld het meemaken dat een standbeeld gaat spreken?
Dat is hoogst onwaarschijnlijk. Opnieuw moeten we goed letten op de aanwijzingen die tekst ons zelf geeft. We lezen opnieuw over toewijding, over aanbidding. Het kan in zekere zin natuurlijk wel een letterlijk standbeeld zijn, maar het feit dat dit beeld een geest ontvangt om te kunnen spreken, doet vermoeden dat hier veel meer aan de hand is. Het lijkt namelijk te wijzen op een stem of beweging zoals we die in de politiek ook zien. Een politieke stroming of partij heeft een bepaald programma of plan en als er veel mensen zijn die hun stem hieraan geven, wordt deze beweging sterk. Je zou kunnen zeggen dat het beeld van het eerste beest “gaat leven” onder de mensen. Dit moet dan niet verstaan worden als letterlijk tot leven komen, maar als de sfeer in een samenleving.
Het tweede beest lijkt de politieke sfeer van het eerste beest te bepalen. Het heeft veel weg van een geoliede propagandamachine waarbij list, bedrog, intimidatie en manipulatie aan de orde van de dag zijn. En de wereld loopt er achteraan.

6. Het tweede beest en het merkteken van het eerste beest (vers 16-17)
In vers 16-17 komen we bij die mysterieuze woorden die Johannes heeft opgeschreven. Het zijn de woorden over dat mysterieuze merkteken:

“En het maakt dat men aan allen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven een merkteken geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en het maakt dat niemand kan kopen of verkopen, behalve hij die dat merkteken heeft, of de naam van het beest of het getal van zijn naam.”

Wat probeert God Zijn volk hier duidelijk te maken? Waarom wordt dit zo cryptisch omschreven?
Laten we eens beginnen met een observatie vanuit deze tekst. Deze twee verzen brengen een nieuwe dimensie van de macht naar voren. Er zit duidelijk een verband tussen de macht van de twee beesten en de economie. Blijkbaar beheerst deze dictatuur de economische macht, zodat tegenstanders van het regime de mond kan worden gesnoerd door middel van economische sancties.
Ook dit zien we al in onze tijd gebeuren. Landen leggen elkaar economische sancties op, omdat men de verontwaardiging over bepaald beleid wil onderstrepen.
Er zijn christenen die geloven dat het hier om een chip gaat. Deze chip zou dan worden aangebracht in de rechterhand of op het voorhoofd. Wie dit merkteken aanneemt, is voor eeuwig verloren. Is hier wat voor te zeggen?
Op het eerste gezicht wel. Als we het woord “merkteken” letterlijk opvatten, dan kan het een chip betekenen.
Maar ook hier lijkt dit niet waarschijnlijk. We kunnen de woorden “rechterhand” en “voorhoofd” ook symbolisch opvatten en dan komen we terecht bij ons denken en handelen. Het wijst op denkbeelden, opvattingen en het doen en laten van iemand. Dit merkteken kan worden geïnterpreteerd als tegenhanger van de “verzegeling” van Gods volk in Openbaring 7:3. Verzegeling betekent dat je ook gemerkt wordt. Je ontvangt een stempel of zegel. En dat betekent dat God Zijn kinderen tot Zijn eigendom maakt.
Zo kunnen we ook in Openbaring 13:16-17 zien, dat het beest zijn aanbidders als het ware tot zijn eigendom maakt. Het beest verklaart dat deze mensen van hem zijn; het beest “bezit” hen. Hoe wordt dat duidelijk? Dat antwoord is eenvoudig: ze gaan denken als het beest en ze gaan handelen als het beest. Ons denken en handelen bewijzen onze toewijding. Wij worden als het ware veranderd naar het beeld (let op de woorden van vers 15!) van datgene waarop wij onze gedachten en handelingen richten.
In hoofdlijnen komt het hierop neer: de politieke dictatuur zal er alles aan doen om de bevolking zo veel mogelijk onder het gezag van de te dictator krijgen. De bevolking moet denken wat de dictator vindt en doen wat de dictator beveelt. Wie niet meewerkt, krijgt onvermijdelijk te maken met economische sancties.
Mijn inschatting is dat het merkteken van het beest geen chip is, maar een aanduiding om de toewijding van degenen die het beest aanbidden – en ook de intimiderende macht van de dictatuur – te beschrijven.

7. Johannes’ oproep: “Bereken het getal van het beest!” (vers 18)
Hiermee zijn we er nog niet. Want in het laatste vers van hoofdstuk 13 zien we dat Johannes concrete informatie geeft over het merkteken van het beest:

“Hier is de wijsheid: wie verstand heeft, laat hij het getal van het beest berekenen, want het is een getal van een mens, en zijn getal is zeshonderdzesenzestig.”

Op grond van dit vers kunnen we vier dingen met zekerheid stellen over het merkteken van het beest:

A: Het is een getal
B: Het is een getal dat berekend kan worden
C: Het is een getal van een mens
D: Het getal is zeshonderdzesenzestig

Hoe concreet deze vier zaken misschien ook zijn, we schieten er voor ons gevoel nog niet veel mee op. We moeten dus meer achtergrondinformatie hebben.
Het Hebreeuws is hierbij een belangrijk aanknopingspunt. De Hebreeuwse taal kent namelijk een zogenaamde getalswaarde. Een letter staat voor een bepaald cijfer. En op het moment dat er een woord of een naam geschreven wordt, heeft dit woord een bepaalde getalswaarde. Op deze getalswaarde wijst Johannes, wanneer hij hier oproept “het getal van het beest te berekenen.” Opnieuw dringt zich hier de vraag op: waarom schrijft Johannes dit zo mysterieus op? Er zijn twee goede redenen voor om op deze plek getallensymboliek te gebruiken.
Als eerste vermoed ik sterk dat Johannes bewust géén naam noemt. Wanneer hij een naam opschrijft, lijkt het alsof dit beest één individu is, die op één uniek moment in de geschiedenis het wereldtoneel betreedt.
Het probleem is echter dat er meer dan één dictator in de wereld is (geweest). En de waarheid over een dictatuur is dat het altijd en per definitie een antichristelijke machtsvorm is. De dictator beschouwt zichzelf als god.
De tweede reden dat Johannes hier geen concrete naam geeft, is de politieke gevoeligheid die ermee gepaard gaat. Het was in de tijd van de Romeinse keizers – die zich ook als god lieten vereren – niet bepaald zonder risico een slecht gerucht over hen te verspreiden en hen af te schilderen als deugnieten. Het feit dat Johannes een taalkundige truc uit het Hebreeuws gebruikt, zorgt ervoor dat hij iets in handen heeft waar de Romeinen geen weet van hebben. Bovendien laat het zien dat de eerste christenen deze berekening konden maken. Als dat niet zo was, had God Zijn dienstknecht Johannes dit nooit op deze manier hebben laten opschrijven.

De driehoek van het beest
We voelen wel aan dat we na het lezen van Openbaring 13 nog met onbeantwoorde vragen blijven zitten. Is het beest nu één individu? Is het één mens? En als dat zo is, kunnen we dan met het getal zeshonderdzesenzestig berekenen wie dit dan zou moeten zijn? Want zo moet het getal gelezen worden. Het zijn niet drie opeenvolgende zessen (6-6-6); nee, het is echt één getal, dat je moet uitspreken als zeshonderd-zes-en-zestig.

Samenvattend wil ik stellen dat we niet alle details kunnen invullen en daarbij de grote en belangrijke kanttekening plaatsen dat dit ook helemaal niet hoeft. Wij hoeven niet te weten of de antichrist één individu is. Wij hoeven niet per se de naam van de antichrist te weten.
Wat we wél goed moeten onthouden, is de “driehoek van het beest.” Wat is dit precies voor een driehoek? Deze driehoek bestaat uit de volgende elementen:

• Het beest: de dictatoriale politieke macht
• De mens: de persoon met aanhang van deze politieke macht
• De aanbidders van het beest: iedereen die actief toegewijd is aan het beest en zijn politieke ideologie

Dit zijn de aanknopingspunten die Openbaring 13 ons geeft. Aan deze feiten hebben christenen genoeg. We moeten niet gaan speculeren over het beest, maar we moeten de feiten vanuit dit tekstgedeelte laten staan. En de feiten liegen er niet om. Voortdurend wordt deze wereld bedreigd door politieke figuren die hongeren naar de macht – ten koste van alles en iedereen – en die zich willen laten aanbidden als god. Politieke ideologieën die streven naar de idealen van een dictatuur – één leider, één volk, één wil – zijn volgens Openbaring 13 per definitie “beesten”. En ze hebben altijd één gemeenschappelijke vijand: de Kerk van Jezus Christus.
Wat mij betreft hebben we geen naam nodig om te kunnen zien wie zich dictatoriaal gedraagt; dit kunnen we opmaken uit de politieke agenda die wordt nagestreefd. Daarom moeten we ook niet beginnen met het ontrafelen van de mysteries, maar aanknopingspunten zoeken in de omschrijvingen die we kunnen duiden. De oproep van Johannes in Openbaring 13:18 moet worden gelezen tegen de achtergrond van de rest van het hoofdstuk.

We hebben nu gezien wat er op aarde gebeurt na het volbrachte verlossingswerk van Jezus Christus. De volgende keer zullen we zien wat zich in de hemel afspeelt, als we verdergaan met Openbaring 14:6-7.

zaterdag 10 november 2018

De val van Babylon (2)

Geestelijke macht in het boek Openbaring

De vorige keer hebben we gezien hoe Johannes in zijn visioen op het eiland Patmos een angstaanjagend beest uit de zee ziet opkomen. We kunnen met grote zekerheid stellen dat dit beest symbool staat voor een politieke, dictatoriale macht – een macht die wordt gekenmerkt door zijn vijandschap en actieve strijd tegen Koning Jezus en Zijn Kerk. Daar blijft het niet bij; hoe verder we lezen in hoofdstuk 13, hoe gruwelijker deze demonische macht wordt beschreven.

1. Het spreken van het beest (vers 5a)
Het heeft er alle schijn van dat Johannes in de eerste tien verzen van Openbaring 13 vooral bezig is met het overbrengen van feiten. Hij is aan het informeren wat hij ziet, maar er volgt nog geen onthulling van de manier waarop het beest uit de zee opereert. In vers 5a lezen we het volgende:

“En het werd een mond gegeven om grote woorden en godslasteringen te spreken…”

Dit beest heeft niet alleen een godslasterlijke naam (zie vers 1). Dit beest ontvangt ook een mond. Nu is het redelijk onlogisch te denken dat dit om een letterlijke mond gaat, aangezien Johannes in vers 2 heeft geschreven dat dit beest al een mond heeft, namelijk de mond van een leeuw. Het kan dus niet betekenen dat dit beest eerst geen mond had en nu wel.
Wat het wél betekent, is dat dit beest in staat is een stem te geven aan zijn godslasterlijke naam. Dit beest draagt een godslasterlijke visie uit. En om een visie uit te dragen, moet je het kunnen verwoorden en verkondigen.
Om het in politieke termen te houden: deze dictatoriale macht, die zich verzet tegen Gods heerschappij, ventileert zijn politieke ideeën door middel van zijn mond.

Christen, verbaas je niet over antichristelijke politieke machten
Openbaring is niet alleen angstaanjagend, ze is ook een genadig bewijs van de betrouwbaarheid van de Bijbel. Geen enkel boek is zó realistisch als de Bijbel. Want zeg nou eerlijk: is het over het algemeen niet zo, dat een groep mensen een boodschap van overwinning verkondigt door middel van strijd? Er wordt net gedaan alsof de overwinning behaald wordt door een opwaartse beweging. Alsof een overwinning nooit behaald kan worden via ogenschijnlijke nederlagen!
De boodschap van de Bijbel staat haaks op dit soort claims. Christus overwon de dood. Hoe? Door te sterven. Hij overwon de zonde. Hoe? Door de ongerechtigheid van de kruisiging over Zich heen te laten komen en zo de toorn van God over alle zonde te dragen. Hij overwon satan. Hoe? Door het strafblad van al Gods kinderen aan het kruis te slaan. Naar de mens gesproken niet bepaald een triomfantelijke boodschap.
God keert de zaak echter volledig om. De zonde is weg, de dood is gestorven en satan is ontwapend. Juist de gruwelijke wijze waarop Christus de verlossing heeft verworven – door lijden, dood, maar ook de opstanding – laat zien dat de Bijbel een buitengewoon realistisch boek is. Daarbij komt dat de weg van Christus ook de weg van de christen is. Een christen hoeft niet te sterven om zijn eigen verlossing te verdienen, maar zal er altijd rekening mee moeten houden dat “een dienaar [een christen] niet meer is dan zijn heer [ Christus]” is (Johannes 15:20). En in de context betekent dit: als Christus gruwelijk behandeld is door de wereld, dan geldt dit ook voor de christen.
Hoe kan het dan toch dat christenen verschrikt reageren wanneer politieke machten morrelen aan de verworven vrijheden van het openlijk kunnen belijden van het geloof? Waarom schrikken wij wanneer dictatoriale regimes de Bijbel verbieden, staatskerken oprichten en geen enkele god erkennen dan de dictator of keizer? Tweeduizend jaar geleden – en zelfs in de tijd dat het Oude Testament in ontwikkeling was – heeft God door Zijn dienstknecht Johannes laten zien dat politieke machten in de kern altijd iets antichristelijks hebben. Het mag voor christenen geen verrassing zijn wanneer politieke machten de christelijke gemeenschap in de marge probeert te drukken of zelfs uit te roeien. Laten we daarom beseffen hoeveel genade God schenkt in landen waar nog overwegend vanuit christelijke normen en waarden gedacht en gehandeld wordt. We moeten er wel ernstig rekening mee houden dat in de toekomst – en wie weet is deze toekomst zeer nabij – een sterk, dictatoriaal machtsblok geopenbaard zal worden.
Dit betekent niet dat we lijdelijk moeten toezien hoe dit alles zich gaat ontwikkelen. Christenen moeten niet stil blijven zitten, of zich opstellen als slachtoffers van een dictatuur. We zullen aan het einde zien dat Johannes christenen juist oproept moedig stelling te nemen tegen deze dictatoriale macht(en).

2. De macht van het beest (vers 5b)
Niet alleen ziet Johannes dat het beest een stem krijgt om zijn godslasteringen te verwoorden; hij ziet ook dat het beest macht ontvangt:

“…en het werd macht gegeven om dit tweeënveertig maanden lang te doen.”

Het is goed om te beseffen dat politieke, dictatoriale machten geen macht uit zichzelf hebben. En het is ook goed om te bedenken dat zelfs satan geen enkele macht bezit om zijn invloed in de politiek te doen gelden. Nu hoor ik iemand denken: “Maar het staat toch wel zo beschreven? Dat beest ontvangt zijn macht van de draak – en dat is satan.”
Dat klopt. Maar het feit dat Johannes ziet dat de draak zijn macht aan het beest geeft, zegt in dit geval meer over de inhoud van die macht – godslasterlijk – en over de kwaadaardigheid van die macht dan over de werkelijke hoeveelheid ervan. Een sleutelvers om dit te kunnen begrijpen is Openbaring 1:5, waar Johannes de zeven gemeenten in Asia groet:

“…Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Vorst van de koningen der aarde.”

Dus zelfs het beest uit de zee is onderworpen aan de macht van Koning Jezus. Het lijkt alsof satan alle macht bezit en deze macht schenkt aan de politieke macht die symbolisch wordt voorgesteld in Openbaring 13, maar in werkelijkheid staat de opgestane en verheerlijkte Christus hier boven.
Nu wil ik niet stellen dat dit beest daarom niet veel macht bezit. Dit beest bezit veel macht. Maar niet alle.

De soevereiniteit van God
Een aangevochten leerstuk in het Westen is de almacht en soevereiniteit van God. Tegenwoordig zingen we van “the reckless love of God” – alsof God in Zijn liefde onverantwoorde risico’s neemt. We spreken over de God Die wel alwetend is en kan vooruitzien in de toekomst, maar niet alles in de geschiedenis kan beïnvloeden. We geloven dat God alleen in staat is te handelen wanneer wij in onze vrije wil meewerken aan Zijn plan.
Onzin! En ik zou willen zeggen: het grenst aan godslastering dit te beweren. Door dit te beweren en te bezingen, maken wij God tot een mens, Iemand die is zoals wij.
Juist in het Bijbelboek Openbaring wordt duidelijk dat God alle macht heeft en dat Hij zelfs kwaadaardige dictators en politieke machten gebruikt om Zijn plan uit te voeren. Als je dit niet gelooft, dan moedig ik je aan Openbaring 17:17 te lezen en hier eens goed over na te denken. God kan niet verrast worden en Zijn plannen kunnen niet worden gedwarsboomd. De wijze Job beleed dit al – hij was wijzer met veel minder Bijbelteksten dan hedendaagse theologen met een complete Bijbel die het tegenovergestelde beweren (zie Job 42:1).
Goede theologie is van cruciaal belang voor het overwinnen van het beest. Want wat hebben we in vers 4 gelezen?

“En de hele aarde ging het beest met verwondering achterna. En zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest macht gegeven had. En zij aanbaden het beest en zeiden: Wie is aan dit beest gelijk? En wie kan er oorlog tegen voeren?”

Wie beweert dat God beperkt is in Zijn almacht en soevereiniteit, dreigt bovenstaande vraag ook ontkennend te moeten beantwoorden. En dan bedoel ik met ontkennend antwoorden stellen dat niemand dit beest kan verslaan. Met andere woorden: Gods almacht blijven belijden en vasthouden aan de waarheid dat Hij soeverein heerst – ook over politieke machten die de Kerk proberen te vernietigen – is noodzakelijk om niet mee te gaan met de verwondering over het beest.

3. Het lasteren door het beest (vers 6)
Het beest heeft een godslasterlijke stem gekregen. Dit wordt herhaald in vers 6:

“En het opende zijn mond om God te lasteren, om Zijn Naam te lasteren en Zijn tent en hen die in de hemel wonen.”

Opnieuw krijgen we hier geen concrete voorbeelden van de manier waarop het beest God en Zijn volk lastert. We krijgen tot nu toe enkel de informatie dat het beest God lastert.
Wat betekent dit? Het betekent dat christenen alert moeten zijn op de ontwikkelingen, stemmen en geluiden in de samenleving. Een toename van godslasterlijke praktijken voorspeld in de Bijbelse regel weinig goeds.
Laten we hier ook een belangrijke les uit leren: het is voor een christen niet belangrijk om te weten hoe iemand God lastert; een christen moet de alarmbellen horen rinkelen op het moment dat iemand God lastert. Ik denk dat dit één van de redenen is waarom Johannes in dit opzicht (nog) geen details toevoegt aan de beschrijving van het beest. Het mag duidelijk zijn dat, nu het woord (gods)lastering vier keer gelezen is in zes verzen, het een kernpunt is in karakter van dit beest. God wil dat Zijn volk hier weet van heeft. Want alleen op deze manier is de Kerk van Christus in staat de gruwelijke antichristelijke aard van deze politieke macht op tijd te ontmaskeren.

Wanneer een democratie overgaat in een dictatuur
Democratische rechtstaten roemen in het feit dat zij “de macht in handen van het volk hebben gelegd en zodoende uitvoeren wat het volk besloten heeft door middel van democratische verkiezingen.”
Toch is een democratie nooit veilig. De opkomst van Adolf Hitler en Nazi-Duitsland in de jaren ’30 van de vorige eeuw laten zien dat een democratische rechtsstaat altijd op haar hoede moet zijn en de wolven onder de schapen moet ontmaskeren. Schemeren met de termen “democratie” en “democratische rechtsstaat” en “de scheiding der machten” – de trias politica – zijn niet van doorslaggevend belang. De geboden vrijheid die de burgers in een democratische rechtsstaat werkelijk genieten, bepaalt de gezondheid van die democratie.
Dictators kapen de democratie. Hoe dieper ze doordringen in het centrum van de macht, hoe meer bevoegdheden zij zichzelf toe-eigenen; tegelijk neemt hij de macht – en daarmee de stem van het volk – meer en meer weg. Wie zich verdiept in de politieke opmars van Hitler in Duitsland, ziet duidelijk dat hij de democratie gekaapt heeft om alle macht naar zich toe te trekken. Na zijn benoeming tot Rijkskanselier was het gedaan met de vrijheden van het volk. Iemand als Hitler past goed in de typering van het beest in Openbaring 13.
Wie denkt dat de democratie een automatische bescherming biedt tegen een politieke dictatuur, komt bedrogen uit. Democratie kan juist een opstap naar dictatuur zijn. Een democratie mag zichzelf daarom nooit rust gunnen, alsof er geen enkele bedreiging meer zou bestaan. Juist in Openbaring 13 zien we hoe een charismatisch politicus met kwade bedoelingen de handel en wandel van de wereld kan beïnvloeden.

4. De strijd van het beest (vers 7a)
De strijd van een dictator draait per definitie om macht. Hij hongert naar macht – voor zichzelf. Dictators zijn stuk voor stuk politieke rupsjes-nooit-genoeg. Vijanden dulden zij niet. En de geestelijke macht die door satan wordt aangestuurd, heeft zijn pijlen op één specifieke vijand gericht. En dat is de Kerk, zo lezen we in vers 7a:

“En het beest werd macht gegeven om oorlog te voeren tegen de heiligen en om hen te overwinnen.”

Het beest voert oorlog. We moeten hier niet lichtvaardig over denken. We moeten niet doen alsof het allemaal meevalt. De Kerk van Jezus Christus wordt op aarde altijd de oorlog verklaard door dictators. Geen enkele dictator erkent gelovigen in Jezus Christus. De ene dictator grijpt echter harder in dan de ander. De één sluit christenen op en geeft opdracht hen te martelen en doden; de ander laat kerken sluiten en richt zogenaamde “staatskerken” op. Dit zijn kerken die de leer en liturgie zelf ontwikkelen, waarbij – uiteraard – de dictator het middelpunt van aanbidding is.
De Kerk van Jezus Christus is op aarde nooit veilig. Ze zal altijd te maken hebben met vervolging. Haar bestaan wordt voortdurend aangevochten en bedreigd.
Sterker nog, in dit vers lezen we dat de Kerk daadwerkelijk overwonnen wordt.
Hoe dan?
Het antwoord laat zich raden: christenen zullen fysiek gedood worden. In die zin “overwint” het beest de heiligen. Maar zijn overwinning betekent niet dat de heiligen voor eeuwig verloren zullen zijn. In tegendeel: de heiligen die gedood worden omwille van het geloof in Christus, zullen voor eeuwig bij Hem zijn.

5. De aanbidding van het beest (vers 7b-8)
De vorige keer schreef ik dat ik niet overtuigd ben van het feit dat de antichrist één persoon zou moeten zijn. En de reden waarom ik dit denk, is te vinden in vers 7b-8:

“…en hem werd macht gegeven over elke stam, taal en volk. En allen die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, althans van wie de namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af.”

Eén antichrist is niet het probleem. Een antichrist én zijn bewonderaars is het probleem. Wat ik hiermee wil zeggen, is dit: het gaat er niet om of wij te weten komen wie de antichrist zelf is. Het gaat erom dat we de antichristelijke macht in de maatschappij en politiek ontdekken.
Zolang er één slecht figuur in de politiek aanwezig is, betekent dit niet onmiddellijk acuut gevaar. Er zijn immers nog genoeg tegenkrachten die hem in bedwang kunnen houden. Het wordt gevaarlijk wanneer de slechte politicus in het centrum van de macht geplaatst wordt. En dat gebeurt in een democratie door middel van verkiezingen. En hoe meer stemmen iemand krijgt, hoe groter de steun onder de mensen. Daarom stel ik dat het niet alleen de politicus of de dictator is die een bedreiging vormt, maar ook zijn aanhang. En dat is wat we hier zien gebeuren.
Dit beest, deze antichristelijke politieke macht, heeft vele aanhangers. Deze mensen aanbidden het beest. Wie zijn deze mensen?
Het zijn mensen die niet bij Christus horen. Het zijn “antichristen”. De apostel Johannes noemt hen al in zijn eerste brief. Het zijn mensen die zich niet (meer) willen identificeren met de Kerk. Zij trekken juist op tégen de Kerk. Deze mensen leven onder de heerschappij van de duivel en zijn niet verlost door het verzoeningswerk van Christus.

6. Christusgelijkvormige overwinning over het beest (vers 9-10)
In vers 9 richt Johannes zich tot de gelovigen. Wat moet hij zeggen? Wat is de boodschap voor Gods volk in de wetenschap dat er dictatoriale regimes opkomen en erop uit zijn de Kerk van Jezus Christus te vernietigen? Wat moet de Gemeente van Christus doen, wanneer zij wordt geconfronteerd met zo’n gruwelijke antichristelijke macht? Johannes doet in vers 9 en 10 een hartstochtelijke oproep:

“Indien iemand oren heeft, laat hij horen. Als iemand in gevangenschap voert, die gaat zelf in gevangenschap. Als iemand met het zwaard doodt, die moet zelf met het zwaard gedood worden. Hier is de volharding en het geloof van de heiligen.”

Nu is de lezing in de Herziene Statenvertaling anders dan die van de English Standard Version. In de HSV lijkt het alsof iemand met gelijke munt wordt terugbetaald (“Jij hebt mensen in gevangenschap gevoerd, jij zult zelf in gevangenschap gevoerd worden; jij hebt gedood, jij zult zelf gedood worden.”). Deze lezing vind ik niet geheel geloofwaardig en wel om twee redenen.
De eerste reden is dat een christen niet te boek staat als iemand die in gevangenschap voert en doodt. Het past niet bij het karakter van een christen om zich in te laten met dit soort praktijken.
De tweede reden is de oproep die Johannes doet. Hij roept op tot volharding en geloof. Als we deze oproep tot ons door laten dringen, zullen we ontdekken dat de andere lezing – zoals de ESV deze verwoordt – beter in de context past. In dat geval zegt Johannes: “Wat er – in deze antichristelijke situatie – ook met je moet gebeuren omwille van het geloof in Christus, laat het met je gebeuren. Als je gevangen moet worden genomen vanwege je geloof, laat je dan gevangen nemen. Als je gedood moet worden, laat je dan ombrengen.” Volharden en geloven betekenen hier “blijven vasthouden aan Jezus Christus, tot in de dood.”

Martelaren overwinnen het beest zoals Christus satan overwonnen heeft – door de dood heen
Bovenstaande oproep klinkt ronduit absurd voor de wereld. Maar mensen die dit absurd vinden, vergeten één ding: het gaat hier niet om een martelaarschap omwille van het martelaar zijn. Het gaat hier om een diep doorleefde toewijding aan en identificatie met Jezus Christus. Zoals de wereld achter het beest aangaat en het aanbidt, zo volgen christenen hun Heere.
Het is niet verwonderlijk dat Johannes in vers 8 schrijft over “het Lam, Dat geslacht is.” Door deze woorden te gebruiken, herinnert hij zijn lezers aan de wijze waarop Christus de verlossing van Zijn volk verworven heeft. En door de christenen aan te moedigen trouw te blijven aan deze Christus – zelfs als men hiervoor moet sterven – vereenzelvigt hij hen met Degene Die voor hen geslacht is.
Nee, de boodschap van het christendom is naar de maatstaven van de wereld geen succes story. Het is een ogenschijnlijk roemloze boodschap, gekenmerkt door zwakte en nederlagen. Een boodschap die ogenschijnlijk meer garantie biedt op vervolging dan op een prachtig leven. Maar in dit alles mag Gods Kerk vasthouden aan het Lam, Dat Zelf is geslacht en de macht heeft gekregen de boekrol van Gods voleinding met deze wereld te openen (zie Openbaring 5). Dit Lam is gezeten op de troon. En met Hem zijn allen die door het zwaard zijn omgebracht in opdracht van dictators. Daarom kan Johannes de christenen vastberaden aanmoedigen: “Houd vol!”

zaterdag 3 november 2018

De val van Babylon (1)

Geestelijke macht in het boek Openbaring

Openbaring 13 is één van de meest huiveringwekkende hoofdstukken uit de Bijbel. Voor het kunnen interpreteren van dit hoofdstuk is het noodzakelijk dat we beseffen op welk moment deze beelden worden beschreven.

Vraag vooraf: is Openbaring 13 voor nu?
Voordat ik in kan gaan op de beelden die Johannes in Openbaring 13:1-4 ziet, moet ik iets duidelijk maken. Er zijn namelijk christenen die geloven dat Openbaring 13 pas vervuld kan worden wanneer de Kerk “opgenomen” is. Zij zien in het beest de antichrist, die totale wereldoverheersing afdwingt en de hele wereld met geweld onder zijn heerschappij probeert te brengen. De christenen, die in de bedeling van genade leven, zullen deze antichrist niet meemaken. Want, zo stellen zij, de antichrist is Gods oordeel over deze wereld die Zijn genade in Christus verwerpt. Voordat deze antichrist verschijnt, zal God eerst de dan levende gelovigen opnemen, zodat zij voor altijd bij Christus zullen zijn.
Zoals ik al eerder schreef, zie ik deze visie niet terug in de Bijbel. Er kleven dan ook ernstige bezwaren aan deze opvatting.
Als eerste is het de vraag of de antichrist als zijnde het beest als één persoon moet worden gezien, of dat we hier moeten denken aan één sterk vertegenwoordigde – bijna alles overheersende – macht. Hier komen we later op terug.
Als tweede moeten we beseffen dat het boek Openbaring juist is gegeven aan de apostel Johannes om de Kerk te informeren over woede van de duivel en de manier waarop hij probeert de Kerk uit te roeien. Het is juist satans strijd tegen Gods volk – en zijn uiteindelijke ondergang – waar Johannes de Gemeente van Christus over moet informeren. Het lijkt mij een overbodige zaak wanneer God Zijn Gemeente opneemt vóórdat al deze dingen gebeuren.
De derde reden is dat deze visie – de “opname van de Gemeente vóór de grote verdrukking” – veronderstelt dat het Bijbelboek Openbaring in één keer wordt vervuld. In deze visie kent het boek Openbaring een chronologische lijn. De aard van het boek zelf – apocalyptische visioenen – laat echter zien dat we steeds te maken hebben met “bewegingen” in het boek. Het zijn afwisselende beelden die weliswaar een ontwikkeling kennen, maar waarbij ook vanuit verschillende gezichtspunten wordt getoond hoe de strijd tussen God en satan verloopt – met uiteindelijk de volledige en glorieuze overwinning van het Lam over de draak. Deze “bewegingen” in het boek, die toewerken naar de climax, doen mij stellen dat het boek Openbaring niet voor een paar jaar geldig is, maar dat we hier de globale lijn van de wereldgeschiedenis ná de verschijning van Christus zien. Het boek Openbaring is dus altijd geldig. Alleen ervaren niet alle christenen op dezelfde plaats en in dezelfde tijd dezelfde mate van vervolging.
Mijn overtuiging is dat het boek Openbaring ons elk moment alert wil maken en ons wil aanmoedigen te letten op de tijd waarin wij leven. Of er op dit moment nu wel of geen merkbare vervolging plaatsvindt, doet er niet toe. Tijden kunnen veranderen en machtsverhoudingen kunnen veranderen. Juist een hoofdstuk als Openbaring 13 maakt duidelijk waarom dit Bijbelboek met ernst bestudeerd moet worden door de Kerk.

Het beest – zijn macht (vers 1a)
Wat we goed moeten beseffen bij het lezen van Openbaring 13, is dat we worden geconfronteerd met de woede van satan – die door Johannes wordt gezien als een draak – vanwege het volbrachte verlossingswerk van Jezus Christus. De verschijning van het beest in Openbaring 13 is dus een wraakactie op de nederlaag van de duivel.
Als eerste lezen we over de opkomst en de macht van het beest:

“En ik zag uit de zee een beest opkomen, dat zeven koppen en tien hoorns had, en op zijn hoorns waren tien diademen...”

Johannes ziet een huiveringwekkend en angstaanjagend beest opkomen uit de zee. Het beest heeft tien horens en zeven hoofden. Op elke hoorn ziet Johannes een diadeem of kroon.
Uiteraard moeten deze getallen – zoals alle andere getallen in apocalyptische literatuur – niet letterlijk worden opgevat. Het zijn symbolische getallen, die allemaal een zekere betekenis willen overbrengen. Tien is het getal van “de volheid van de zondige wereld.” En het getal zeven staat voor Gods heiligheid en Zijn verbond met Zijn volk.
Afgaand op de symbolische betekenis van het getal 10, moeten we bij dit beest denken aan een afschuwelijke, volle en extreme maat van zonde – een maat die de climax zal zijn van de satanische opstand tegen Gods Koninkrijk. We moeten ons als christenen goed beseffen dat het kwaad in de wereld machtig is. We kunnen de macht van het kwaad niet onderschatten. Dat satan verslagen is, is helemaal waar. Tegelijkertijd laat het boek Openbaring duidelijk zien dat hij zijn strijd niet opgeeft. En hij zal door de opkomst van het beest een grote macht bezitten. Niet alle macht, maar wel veel macht. Het beest komt op overdonderende en intimiderende wijze uit de zee.

Is dit beest dé antichrist?
In alle eindtijdscenario’s speelt één angstaanjagend figuur een centrale rol: de antichrist. In de geschiedenis is al heel veel gespeculeerd over de vraag wie het is. Is dit beest dé antichrist?
Ik ben er nog niet van overtuigd dat het om één persoon zou moeten gaan. Wellicht krijg ik in het vervolg van deze studie voeding om deze zienswijze bij te stellen, maar voorlopig zie ik niet in waarom dit beest één individu moet voorstellen. Er is namelijk sprake van een beest met meerdere koppen. Dit duidt op het geheel van mondiale heerschappij, verdeeld over verschillende koninkrijken. De verschillende koppen symboliseren verschillende koninkrijken of regeringen, die samen het wereldgebeuren beheersen. Ik zie niet in waarom hier een specifieke persoon mee zou worden bedoeld.
Een andere, misschien wel belangrijkere vraag is, of het ertoe doet of de antichrist één individu is.
Het is een eigenaardig trekje van mensen om altijd de details te willen weten die uiteindelijk niet van levensbelang zijn. De vraag is niet wie de antichristelijke macht belichaamt, maar hoe deze macht zich manifesteert en hoe de Kerk zich hiertegen kan wapenen.

Het beest – zijn godslasterlijke karakter (vers 1b)
Dat de Kerk zich moet wapenen tegen dit beest, lijkt haast een understatement. Dit beest is namelijk intimiderend voor één groep mensen: christenen. Dat valt op te maken uit de woorden van Johannes in het vervolg van vers 1:

“…en op zijn koppen een godslasterlijke naam.”

Het beest heeft veel macht, en het is ook nog eens een godslasterlijke macht. Johannes ziet dus in feite niet alleen een beest uit de zee opkomen, maar een regelrechte nachtmerrie voor Gods volk.
Dit beest is gekeerd tegen alles wat met God te maken heeft. De macht die het uitstraalt en het antichristelijke karakter dat eraan af te lezen is, bewijzen de duivelse oorsprong ervan.
Wat voor godslastering wordt hier bedoeld? Hierover kunnen we nog weinig zeggen, aangezien de eerste vier verzen van Openbaring 13 de details hiervan niet prijsgeeft. Dit volgt later. Maar één ding is duidelijk: als er sprake is van godslastering, kunnen we denken aan het negeren, ontkennen en bewust tarten van God door ongehoorzaamheid en het vertrappen van Zijn geschreven (de Bijbel) en vleesgeworden Woord (Christus).

Het beest – zijn beestachtigheid (vers 2a)
Het intimiderende beeld van dit beest wordt ook versterkt door andere kenmerken die Johannes beschrijft. In vers 2a lezen we dit:

“En het beest dat ik zag, leek op een panter, en zijn poten waren als die van een beer, en zijn muil was als de muil van een leeuw.”

Johannes ziet hier een beest dat kenmerken vertoont van drie dieren: een panter, een beer en een leeuw. Een beer staat bekend om zijn kracht; hij is sterk. Een leeuw verslindt zijn prooi. En de panter leeft veelal solitair. Het beeld dat hieruit ontstaat, doet denken aan een vorm van dictatuur. Het lijkt er sterk op dat Johannes op symbolische wijze verschillende dictatoriale regimes op het wereldtoneel ziet verschijnen, die gezamenlijk de wereld zullen overheersen en wereldwijze dominantie uitstralen. De combinatie van de drie dieren laten een vorm van macht zien die sterk, verslindend en solitair is.
Het is niet moeilijk om bij dit visioen te denken aan verschillende dictaturen, die mogelijk samenspannen. De hele uitstraling van het beest wijst op een wellustige macht die zich verheven waant boven welke machtsinstantie dan ook – ja, die zelfs denkt machtiger te zijn dan God. En hier komen we al een beetje op het spoor van de godslastering waarover we lezen in vers 1. Dit beest duldt geen gezag of autoriteit boven zich, dus ook God niet. Het lijkt er sterk op dat Johannes hier machtshebbers op het toneel zien verschijnen die de ware God verwerpen en zich in Zijn plaats stellen. Sterker nog, zij zien zichzelf als god. Deze koningen of regeringsleiders, deze dictators beschouwen zichzelf als de machtigste mensen op aarde en als zodanig dulden zij geen tegenspraak. Het zijn erg op zichzelf functionerende figuren. Ze staan als het ware los en boven de maatschappij.

Het beest – zijn satanische autoriteit (vers 2b)
Het kenmerk van een dictatuur is nu juist dat de dictator zichzelf beschouwt als de machtigste persoon van het land of koninkrijk. Een dictator wil alleenheerschappij. In die zin gedraagt hij zich op politiek niveau als god – wie niet voor hem is, is tegen hem en wie niet voor hem wint, brengt verdeeldheid. Een dictatuur is per definitie een satanische regeringsvorm. Bestudeer een willekeurige dictatuur en je zult ontdekken dat de leider als god wordt beschouwd – misschien niet in die bewoordingen, maar wel qua toewijding – en dat het ingaan tegen zijn heerschappij fatale gevolgen kan hebben.
Ik kan stellen dat een dictatuur per definitie een satanische regeringsvorm is, omdat Johannes in vers 2b het volgende schrijft:

“En de draak gaf hem zijn kracht, zijn troon en grote macht.”

Het hoeft ons niet te verbazen dat dit beest een godslasterlijke naam op zijn koppen heeft; immers, het is een beest dat alle macht en autoriteit van de duivel zelf ontvangt! Het beeld lijkt met elk volgend vers angstaanjagender te worden. Want eerst lezen we dat het beest zich actief verzet tegen de Allerhoogste, de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. En nu lezen we dat dit beest de macht uit handen van satan zelf ontvangt.

Waar is God in de dictatuur?
Nu we dit allemaal uit de tekst kunnen opmaken, worden we wel bepaald bij een belangrijke vraag: waar is God in dit alles? Want als de duivel dit gezag aan dit beest geeft, wil dit dan zeggen dat God machteloos moet toekijken? Is God niet machtig genoeg om in te grijpen en een einde te maken aan de opkomst van dit beest?
De boodschap die we door het hele boek Openbaring kunnen opvangen, wijst op Gods almacht in dit alles. Sterker nog, er zijn passages in het Bijbelboek die ronduit stellen dat God actief werkzaam is in deze antichristelijke regeringen en dictaturen. Het doet denken aan de woorden van Paulus aan de Tessalonicenzen:

“Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is. En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst; hem, wiens komst overeenkomstig de werking van de satan is, met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen, en met allerlei misleiding van de ongerechtigheid in hen die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden. En daarom zal God hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven, opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een behagen hebben gehad in de ongerechtigheid.”
(2 Tessalonicenzen 2:7-12)

Als we deze woorden van Paulus toepassen op het beest in Openbaring 13, dan moet het hier in ieder geval gaan om een macht die de zonde propageert. Kan dat dan? Worden mensen echt aangemoedigd om wetten te breken? Om te stelen? Te doden? Overspel te plegen? Te vloeken? Te liegen en bedriegen? Ja. Sterker nog, ik durf de stelling aan dat wat we in Openbaring 13:1-4 zien opkomen, een zondemachine genoemd zou kunnen worden. Een aansturingsmachine die geprogrammeerd staat op de ongerechtigheid. Dat maakt dit beest zo godslasterlijk. En Paulus noemt het ook ronduit de “misleiding van ongerechtigheid.”

Het vrijgevochten Westen
Wij leven in een maatschappij die al heel duidelijk de contouren van een dergelijke macht vertonen. Neem alleen al de beslissingen die politici nemen en de standpunten die zij innemen op punten van leven en dood en ethiek; luister naar de popmuziek en je weet niet wat je hoort.
Ik ben jaren fan geweest van de Britse rockband Queen. Als je de muziek hoort, is het indrukwekkend en meeslepend. Een lekker ritme en goede gitaarklanken. Maar laten we over de teksten maar zwijgen.
Zo ontdekte ik vandaag dat de band ooit een lied heeft gemaakt met de titel “Great King Rats” – een lied dat dateert uit 1973 en waarvan ik, zelfs als fan, het bestaan niet eens wist. In dit lied wordt openlijk en op satanische en godslasterlijke wijze de zonde gepromoot:

Now listen all you people
Put out the good and keep the bad
Don't believe all you read in the Bible
You sinners get in line
Saints you leave far behind
Very soon you're gonna be his disciple


Dit soort teksten zijn in de popwereld niet bepaald incidenten. En ze propageren het godslasterlijke karakter van het beest. Paulus had gelijk: het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. De vraag is niet óf, maar wanneer de volle maat van wetteloosheid en ongerechtigheid bereikt zal worden.

Het beest – zijn herleving (vers 3a)
In vers 3 maakt Johannes melding van iets heel ongebruikelijks. Eén kop van het beest heeft een dodelijke wond. Eén kop is dood. Tenminste, dat is wat Johannes eerst ziet. Daarna ziet hij hoe deze kop weer tot leven komt (vers 3a):

“En ik zag een van zijn koppen als dodelijk gewond, maar zijn dodelijke wond werd genezen.”

Johannes ziet dat de dodelijke wond werd genezen. Deze woorden roepen uiteraard het beeld van opstanding op. Iets staat op uit de dood. Wat dood is, wordt weer levend. Het lijkt wel een satanische nabootsing van de opstanding van Jezus Christus.
Kennelijk hebben we hier te maken met een macht, een dictatuur, een regering, koning of koninkrijk dat ooit aanwezig is geweest in de geschiedenis, maar die ook door middel van geweld is verslagen. En nu ziet Johannes dat deze macht weer tot leven komt.
Is het denkbaar dat politieke machten herrijzen, terwijl we dachten dat het gedachtegoed en de aanwezigheid ervan uitgeroeid waren? Zeker! De mens leert niet van zijn geschiedenis en dat is nou juist het eigenaardige. Je kunt er op wachten dat het een volgende keer wéér fout gaat. Blijkbaar hebben politieke machten een soort satanische bedwelming, die ervoor zorgt dat de burgers in een soort politieke of maatschappelijke “trance” raken en zij als slaven achter deze leiders aangaan.

Het beest – zijn aanlokkelijke uitstraling (vers 3b-4)
Misschien denk je dat dit een vergezochte conclusie is. Maar het is precies wat Johannes ziet gebeuren in vers 3b-4:

“En de hele aarde ging het beest met verwondering achterna. En zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest macht gegeven had. En zij aanbaden het beest en zeiden: Wie is aan dit beest gelijk? En wie kan er oorlog tegen voeren?”

Het is een merkwaardig verschijnsel: een beest dat tegelijkertijd angstaanjagend én aanlokkelijk is. Hoe kan dit? HEt is angstaanjagend vanuit het perspectief van de Kerk, maar het is aanlokkelijk vanuit het perspectief van degenen die niet tot de Gemeente van Christus behoren. Hoe komt dat? Zowel Paulus als Johannes wijzen naar dezelfde bron: de satanische macht. En zowel Paulus als Johannes schrijven over wonderlijke werken die satan in deze politieke macht aan de dag weet te leggen.

Een waarschuwing: politiek is niet neutraal
Deze conclusie moet ons tot nadenken stemmen. De wereld is niet neutraal en de politiek is dat evenmin. Satan heeft zijn invloed en macht in deze wereld en hij werkt zó, dat hij zijn invloed uitoefent in de hoogste machtsorganen. Daarom is de politiek alles behalve neutraal. En laten we er als christenen daarom ook goed van doordrongen zijn dat het politieke klimaat er niet bepaald beter op wordt. Hoe dichterbij de wederkomst van Christus, hoe rotter en meer verdorven het politieke klimaat wordt. Er zal uiteindelijk een satanische regering of macht komen, die zich stelt boven God. In hoeverre dit proces al gevorderd is, kunnen we niet direct bepalen. Maar er zijn wel degelijk sporen van te vinden, in heel de geschiedenis. En we moeten ook beseffen dat christenen altijd zijn vervolgd. Het feit dat we momenteel in het Westen nog niet zulke ingrijpende vormen van vervolging ervaren, wil absoluut niet zeggen dat er geen vervolging is. Net als het boek Openbaring, kunnen we over christenvervolging stellen dat het met “bewegingen” plaatsvindt. Nu steekt het hier de kop op, dan daar.
Laten we daarom goed nadenken over onze houding ten aanzien van de politieke macht in deze wereld. Degene die niet politiek geïnteresseerd is, is naïef. Christenen mogen geen politieke naïevelingen zijn. Want juist op het politieke niveau zal de vijandschap tegen Christus en Kerk groter worden. Mocht je in de toekomst gebruik willen maken van het democratische recht om te gaan stemmen, geef dan nooit je stem aan iemand die Christus niet als Verlosser en Heere belijdt. Laten we als christenen onze verantwoordelijkheid nemen – ondanks de kennis die we vanuit Gods Woord bezitten en ondanks het feit dat er een totalitaire dictatuur zal komen – en ervoor zorgen dat we in ieder geval met een zuiver geweten kunnen zeggen: “Als de dictatuur er komt, als de satanische macht in overheden en regeringen een realiteit is geworden, hebben wij er niet aan bijgedragen.”
Dit is een tegendraadse houding. Want de wereld zal het beest volgen en aanbidden. Politiek is een instrument voor aanbidding. Want als er eenmaal een charismatisch leider opstaat, die daadkrachtig overkomt, dan zal de wereld vol trots in zijn kracht roemen: “Wie is aan deze gelijk?” Daarom nogmaals de waarschuwing: politiek is niet neutraal. Ze is voor velen een poort naar satanische aanbidding. Een onheilspellend en beangstigend vooruitzicht.

zaterdag 13 oktober 2018

Evangelische vrijmoedigheid

Een abnormale vanzelfsprekendheid

Het unieke van het Evangelie is dat God Zelf, buiten ons en in Zijn Zoon Jezus, datgene heeft gedaan en doet wat nodig is om in ons tot Zijn doel te komen.
Wat is dit doel? Hoe zouden we het Evangelie kunnen omschrijven? Ik denk dat we bij het hart van het Evangelie komen, wanneer we stellen dat het een uitnodiging is – Gods uitnodiging aan zondaren, om in vrijmoedigheid door Jezus Christus tot Hem te komen.

Hebreeën 10:19-25 verraadt echter dat de vrijmoedigheid waarmee wij tot God door Christus mogen gaan, géén normale zaak is. En dan bedoel ik uitdrukkelijk dat de vrijmoedigheid van onze kant geen normale zaak is. Dat wij krampachtig met Gods uitnodiging omgaan, ligt niet aan Hem; dat ligt aan ons.
In ons bevinden zich allerlei remmende factoren, die ervoor zorgen dat we maar moeilijk tot God gaan. We kunnen bang zijn voor God en daarom denken dat we niet welkom zijn bij Hem. We kunnen verhard zijn, zodat we totaal geen noodzaak zien om tot Hem te gaan. We kunnen vertwijfeld zijn, zodat we niet weten of we wel tot Hem kunnen of mogen gaan. Er zijn allerlei redenen die ervoor kunnen zorgen dat we geen vrijmoedigheid ervaren.

Is het menselijk om geen vrijmoedigheid te ervaren? Ja. Is het gevaarlijk om geen vrijmoedigheid te ervaren? Zeer zeker! Hebreeën 10:19-25 laat ons vier vormen van vrijmoedigheid zien en toont ons bovendien de noodzaak hiervan:

“Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs een nieuwe en levende weg, die Hij voor ons heeft ingewijd door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees, en omdat wij een grote Priester hebben over het huis van God, laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water. Laten wij de belijdenis van de hoop onwrikbaar vasthouden, want Hij Die het beloofd heeft, is getrouw. En laten wij op elkaar letten door elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten, zoals het bij sommigen de gewoonte is, maar elkaar aansporen, en dat zoveel te meer als u de grote dag ziet naderen.”

Het Hogepriesterlijk ambt van Christus
In vers 19-21 zien we de Hebreeën-schrijver het fundament van onze vrijmoedigheid leggen: Christus heeft ons als Hogepriester gereinigd met Zijn bloed, zodat wij tot God Zélf kunnen naderen. De tabernakeldienst in de tijd vóór Christus is hiervan een schaduw, een heenwijzing naar het verlossingswerk dat de Heere Jezus zou volbrengen. De reden dat wij vandaag vrijmoedig tot God kunnen gaan, heeft enkel en alleen te maken met het feit dat Jezus Christus onze Hogepriester is, Die in het verleden voor ons is gestorven, opgewekt, en Die heden, nu, vandaag als Hogepriester Zijn taak volbrengt aan de rechterhand van God.
Van nature is dit een moeilijk te begrijpen boodschap. Het feit dat wij als mensen tot God mogen gaan, zónder dat Hij ook maar iets van ons verwacht, staat haaks op onze manier van zaken doen. Het is overigens niet zo dat God helemaal geen eisen heeft gesteld; het grote wonder van het Evangelie is dat aan alle eisen is voldaan door God Zelf – in Zijn Zoon! Met andere woorden: er is geen enkele reden om geen vrijmoedigheid te hebben door Christus tot God te gaan. Het bloed van Christus is ook vandaag krachtig om ons te reinigen van alle zonde. En de Christus Die gestorven is, is ook opgestaan. Hij lééft vandaag! Deze twee redenen voert de schrijver van de Hebreeën-brief aan om zijn lezers aan te moedigen tot God te naderen. Deze aanmoediging kunnen we vinden in vers 22: “Omdat wij een grote Priester hebben … laten wij tot Hem naderen.” De Heere Jezus Zelf is de Bron en het Fundament van onze vrijmoedigheid. Zijn bloed – niet onze werken – nodigt ons uit tot God te gaan.

De kracht om op dit moment te gehoorzamen
Deze vrijmoedigheid om tot God te naderen is noodzakelijk, zo lezen we in het vervolg van zijn betoog. In vers 23 geeft de schrijver opdracht om vast te houden aan de belijdenis van onze hoop. Welke hoop? Eeuwig leven, vergeving van zonden en de komst van een onwankelbaar Koninkrijk.
Let echter op het vervolg. In vers 24 schrijft de auteur dat gelovigen erop moeten toezien hoe – en niet “dat”! – zij elkaar kunnen aanmoedigen tot liefdevol dienstbetoon en goede werken.
Wat gebeurt er op het moment dat ik niet meer vanuit het Evangelie leef? Wat gebeurt er op het moment dat ik geen vrijmoedigheid ervaar om tot God te gaan door de Heere Jezus? De liefde ebt weg. Goede werken worden spaarzamer. Het begint te rommelen in mijn geestelijk leven.
Eén van de meest opmerkelijke observaties die voor mij uit dit gedeelte naar voren kwam, is de conclusie dat het blijven liefhebben totaal niet vanzelfsprekend is. Liefhebben is niet vanzelfsprekend. Goede werken zijn niet vanzelfsprekend. Als dit wel zo was, had de schrijver geen aansporing hoeven gebruiken – en hier gebruikt hij er drie! Alle drie de aansporingen laten zien dat hetgeen waartoe de schrijver oproept, géén vanzelfsprekendheid is. Het is niet vanzelfsprekend dat christenen de belijdenis van de hoop vasthouden. Het is niet vanzelfsprekend dat christenen met de volle verzekering van het geloof tot God naderen. Het is niet vanzelfsprekend dat christenen blijven liefhebben.
Dit is het dubbele van de Bijbelse openbaring: hoewel het waar is dat een christen voor eens en voor altijd verlost is door het bloed van Jezus Christus –
en hoewel het waar is dat een christen tot zijn laatste adem de hoop op Christus vasthoudt –
en hoewel het waar is dat een christen zal volharden in liefhebben en het doen van goede werken, is het eveneens waar dat deze volharding niet bestaat zonder enige inspanning van de gelovige zelf. Een christen zal altijd weer moeten leven vanuit de vrijmoedigheid die God in het Evangelie schenkt.
De gezondheid van menselijke relaties staat of valt met de vrijmoedigheid van het Evangelie. Huwelijken en kerkgemeenschappen staan of vallen met deze vrijmoedigheid. Als deze vrijmoedigheid niet aanwezig is, ga er dan maar vanuit dat er op een gegeven moment wrijving ontstaat. Het is blijkbaar een soort mechanisme dat in geestelijk opzicht ieder moment werkzaam is.
Het is daarom goed te verklaren waarom de schrijver hamert op de vrijmoedigheid die gelovigen in Jezus mogen hebben. Vrijmoedigheid in Jezus stelt ons in staat te kunnen beoordelen hoe wij anderen kunnen aanmoedigen om lief te hebben en goede werken te doen. Deze vorm van vrijmoedigheid zijn wij grotendeels kwijtgeraakt – want “wie ben jij dat jij eventjes de koers van mijn leven gaat bepalen?” – maar ze is essentieel.
Ik heb medechristenen nodig, die mij aanvuren en aanmoedigen anderen lief te hebben op de manier die God de eer brengt. Ik moet aangemoedigd worden goede werken te doen, zodat God hier de eer voor ontvangt. Als ik deze aanmoedigingen niet van buitenaf krijg, dreig ik een in mijzelf gekeerde christen te worden. Ik kán niet zonder medechristenen.
Wil ik bovendien effectief aangemoedigd worden, dan zullen zij ook moeten weten hoe ikzelf in elkaar steekt. Omdat iedereen anders in elkaar zit, moet ook goed worden onderzocht welke manier van aanmoediging bij wie werkt. Hoe kunnen we elkaar motiveren? Dit kan alleen maar worden bepaald als je al een langere tijd met elkaar optrekt en weet hoe andere mensen zijn.

Het zicht op de eeuwigheid
Dit is ook de reden waarom de schrijver van Hebreeën zijn lezers aanmoedigt om niet afwezig te zijn tijdens de onderlinge samenkomsten. Wees er! Ga erheen! Waarom? Omdat je anders totaal geen idee hebt hoe je andere mensen effectief kunt aanmoedigen. Er zit een dubbele dimensie in vers 25, waar wordt gesproken over de “onderlinge samenkomst.” Het is een samenkomst die zowel horizontaal als verticaal plaatsvindt. Een gemeenschap ontmoet God, maar de leden van deze gemeenschap ontmoeten op hetzelfde moment ook elkaar.
Wat gebeurt er op het verticale vlak? God maakt Zichzelf bekend, door Zijn Woord. De gemeenschap antwoordt met liederen en gebeden.
En wat gebeurt er dan op het horizontale vlak? De gemeenschap ontmoet elkaar en spoort elkaar aan de openbaring van Gods Woord ter harte te nemen en zoekt naar manieren om de opdrachten vanuit deze openbaring in praktijk te brengen.
En let ook op de tijdsdimensies die in dit gedeelte uitdrukkelijk naar voren komen. Vers 19-20 biedt vrijmoedigheid op grond van Christus’ werk in het verleden, vers 21-25b spreekt van vrijmoedigheid voor het gehoorzamen in het heden en vers 25c schenkt vrijmoedigheid op grond van de toekomst – Christus komt terug! Deze boodschap kan alleen bemoedigend zijn voor mensen die de waarde van Christus’ werk in het verleden en de kracht van Christus’ werk in het heden kennen en ervaren. Wie nu vrijmoedig tot God kan gaan, hoeft niet bang te zijn voor straks, als Christus terugkomt.

Een oproep aan mijn reformatorische broeders
Tot slot wil ik mij richten tot mijn reformatorische broeders. Ik voel mij – misschien tot verrassing van sommigen – voor een groot deel verwant met de reformatorische theologie en het reformatorische gedachtegoed. God heeft onmiskenbaar schatten gelegd in deze rijke geloofstraditie. En deze schatten moeten we zeker niet weggooien!
Ik zie echter een groot gevaar dat kan leiden tot de ondergang van sommigen (om niet te zeggen, velen). Ik ben oprecht bezorgd en houd mijn hart vast voor de huidige generatie jeugd en tieners binnen de reformatorische kerken. En het meest tragische van dit alles is, dat ik het de jongeren niet eens geheel kwalijk kan nemen. Als je zondag aan zondag een preek hoort tegen de zonde, en tegelijkertijd door diezelfde preek niet de volle vrijmoedigheid ontvangt om werkelijk tot de Heere Jezus te gaan, waarom zou dat geloof jou eigenlijk nog moeten boeien? De jeugd wordt in een spagaat gebracht; geestelijk brengen we ze naar een plek die ook wel wordt aangeduid met “tussen wal en schip.”
Als het geloof in Christus, en als het komen tot Hem allemaal zó moeilijk is, en als het maar voor een zeer select gezelschap is weggelegd, waarom zou jij je er dan druk over moeten maken?
De zonde beukt op de harten van de jeugd. En het antwoord dat op sommige momenten vanaf de kansels wordt gegeven, is helaas niets anders dan een vuistslag op datzelfde hart – keihard inbeukend op de zonde die daar woont – vergezeld door een halfslachtige uitnodiging tot de verlossing in Christus. We moeten niet verbaasd zijn dat de jongeren in de kerk met zo’n halfslachtige uitnodiging niet bestand zijn tegen de macht van de zonde, die met geweld de poorten naar handen, voeten en mond wil openbreken. Als Christus niet met alle vrijmoedigheid verkondigd wordt, moeten we er dan van opkijken dat jongeren de drank interessanter en leuker gaan vinden? Dat jongeren zich wenden tot pornografie? Dat er vriendschappen ontstaan waarin het draait om een kick door verdovende middelen? Dat ze manieren van vrienden en vriendinnen aanleren omdat het spannender en vele malen stoerder is?
De jeugd heeft duidelijkheid nodig. Waarschuwen tegen de zonde is goed. Maar niet als het Geneesmiddel karig wordt uitgedeeld.
Leiders binnen kerkelijke gemeenten zijn er verantwoordelijk voor dat niemand, echt helemaal niemand, ook maar één excuus heeft of overhoudt om niet te geloven in Christus. Leiders zijn ervoor verantwoordelijk dat ze een voorbeeld laten zien in het vrijmoedig gaan tot God door Jezus Christus. Christenen hebben méér nodig dan alleen maar waarschuwingen van bovenaf. Christenen hebben voorbeeldfiguren nodig, die zeggen: “Ik waarschuw je tegen de zonde. Maar weet dat ikzelf ook te strijden heb met verkeerde verlangens en begeerten.” Het geheim van goed geestelijk leiderschap is dat iemand genoeg gezag heeft om op te kunnen treden en dat hij tegelijkertijd in zijn voorkomen mens genoeg is om te laten zien dat hij met exact dezelfde strijd te maken heeft als ieder ander. En dat hij net zoveel vrijmoedigheid nodig heeft om tot Christus te gaan, dan iedere andere gelovige.
De vraag is niet of Jezus Christus zondaren wil verlossen. De vraag is of wij Hem in alle vrijmoedigheid willen uitdelen.

zondag 29 juli 2018

Zwakheidstheologie

Wat het manuscript niet haalde

Het voorbereiden van een preek vraagt een andere aanpak dan het opstellen van een betoog of uiteenzetting op een persoonlijke weblog. Je kunt het de hoorders niet aandoen twee uur achter elkaar stil te moeten zijn en al die tijd te moeten luisteren.
Je zult als spreker dus keuzes moeten maken: wat moet er echt in en wat kan ik er geoorloofd uitlaten? Voegt dat wat ik nu op papier heb echt iets wezenlijks toe aan de boodschap die ik wil brengen? Alleen met een dergelijke kritische blik op het manuscript kun je dit soort beslissingen nemen.

Valkuil
Het is onder sprekers een veelgehoorde valkuil: teveel informatie proppen in een boodschap waar je relatief weinig tijd voor hebt. Een Bijbelverklarende preek – een preek waarbij de spreker vers voor vers het tekstgedeelte behandelt – duurt ongeveer 45-50 minuten (hoewel dit uiteraard niet betekent dat korter of langer per definitief fout is). Er zijn voor de spreker allerlei manieren om te ontdekken of de lengte van een preek binnen deze marge valt. Je kunt de preek als oefening “houden” – voor jezelf, vergezeld van een horloge en daarmee de tijd meten. Je kunt vervolgens deze tijd vergelijken met het aantal pagina’s van je manuscript. Uiteindelijk zal iedere spreker moeten ontdekken hoe hij dit vormgeeft.
Ik denk dat bijna iedere spreker kan beamen dat je soms momenten hebt waarop je denkt: “Jammer dat ik dít moest schrappen! Ik had dit nog graag doorgegeven.” Wil het dan zeggen dat het fout is geweest dat je het hebt geschrapt? Niet altijd. Dit is waarschijnlijk één van de redenen dat sprekers in dubio verkeren over dergelijke beslissingen. Ontzeg ik de hoorders nu iets wezenlijks wanneer ik dit niet noem?

Zwakheidstheologie
Toen ik Psalm 66:5-7 bestudeerde, werd ik bij bepaald bij wat ik noem een “zwakheidstheologie”. Kort omschreven is een zwakheidstheologie Romeinen 7:24 - “Ik ellendig mens!” – gevolgd door een apathische of fatalistische houding: “Och, wat zijn wij zwak. Och, wat bakken wij er toch weinig van. Och, wat falen wij toch veel. Laten we ons maar goed beseffen dat we het vanuit onszelf niet kunnen opbrengen.”
Er zit een zekere waarheid in dit alles. Wij zijn zwak. Wij kunnen vanuit onszelf niets bijdragen aan de groei en ontwikkeling van de vrucht van de Heilige Geest in ons leven.
Maar dit is heel wat anders dan in een hoekje gaan zitten en dit als een mantra blijven opdreunen. Ik denk dat de Gemeente van Jezus Christus – juist in deze tijd – gebaat is bij een houding zoals Mozes deze had toen hij met het volk Israël voor de Rode Zee stond. We lezen deze geschiedenis in Exodus 14:10-12:

“Toen de farao dichterbij gekomen was, sloegen de Israëlieten hun ogen op en zie, de Egyptenaren trokken achter hen aan. Toen werden de Israëlieten zeer bevreesd en riepen tot de HEERE, en zij zeiden tegen Mozes: Waren er in Egypte geen graven, dat u ons hebt meegenomen om in de woestijn te sterven? Hoe hebt u dit met ons kunnen doen door ons uit Egypte te leiden? Was dit niet wat wij in Egypte al tegen u zeiden: Laat ons met rust, laten wij de Egyptenaren maar dienen? Want het is beter voor ons de Egyptenaren te dienen dan in de woestijn te sterven.”

De mensen zeggen als het ware: “Nou, Mozes, bedankt hè! Hier staan we dan. Voor ons de Rode Zee en achter ons woedende Egyptenaren. Lekker ingesloten zo, tussen water en voormalige onderdrukker. Je wordt bedankt, Mozes, voor deze sublieme bevrijdingstocht. Waren we maar in Egypte gebleven! Alles beter dan dit!”
Stel je eens voor dat Mozes ook in deze slachtofferrol zou zijn gekropen. Daar sta je dan, met dit zeurende volk én met je “zwakheidstheologie” – ingesloten tussen water en vijand. Moet u zich eens voorstellen dat Mozes óók zou hebben gezegd: “Ik ellendige leider! Wat zijn wij toch een ellendig volk! Dit ziet er niet best uit. Arme wij!”
Wat zou er gebeurd zijn als Mozes met het volk mee zou zijn gegaan? Ik zie maar één mogelijkheid: het volk zou ten onder zijn gegaan. En gelukkig ging Mozes niet mee in de redenering van het volk. We lezen in Exodus 14:13-14:

“Maar Mozes zei tegen het volk: Wees niet bevreesd, houd stand, zie het heil van de HEERE dat Hij vandaag nog voor u zal bewerken! Want de Egyptenaren die u vandaag ziet, zult u tot in eeuwigheid niet meer terugzien. De HEERE zal voor u strijden, en ú moet stil zijn.”

En daar konden ze het dan mee doen.

Waar zijn de Mozessen van deze tijd? Waar zijn de mannen die op de beslissende momenten in het voortbestaan van Gods volk de moed, het geloof en de volharding hebben dit volk op sleeptouw te nemen en te zeggen: “Nú niet dralen, nú geen spelletjes, nú geen gezeur, nú doorpakken. Nú doorgaan. Hef je hoofd omhoog; de HEERE onze God is met ons! Als God in Egypte Zijn macht heeft bewezen in de plagen, kan Hij dan nu ook geen verlossing schenken? Houd moed!”
Zeg net als Mozes: “God zal ons verlossen! Hij zal ons bevrijden!” En om met Paulus te spreken: “Broeder, zuster, God zal het werk voltooien dat hij in jou begonnen is! Ga door! Houd vol!”

Ik zou graag de angel uit een dergelijke “zwakheidstheologie” willen halen. Maar niet elke tekst leent zich hier voor. En het te pas en te onpas noemen van allerlei zaken die niets, maar dan ook helemaal niets met de gelezen tekst te maken hebben, is niet opbouwend en functioneel.

Niet altijd functioneel, wel altijd een les
Ik besloot dit deel over de “zwakheidstheologie” niet in het definitieve manuscript op te nemen. Het had niet zozeer betrekking op het gedeelte van de Psalm en het was ook het resultaat van extra denkstappen buiten de tekst om. Dan is het niet handig dit alles te noemen.
De les kan echter wél worden doorgegeven.
Ik hoop dat de christelijke Kerk het ongezonde “zwakheidsdenken” uit haar midden wil verwijderen. Het boek Openbaring, het laatste boek in de Bijbel, laat een overwinnende Kerk zien. Johannes ziet geen vorm van zelfbeklag bij de bruid van Christus: “Och, arme wij – wij ellendige Kerk!” Nee, hij ziet een Kerk die vastbesloten is haar levende Koning, Bruidegom, Heere, Verlosser en Hoofd te dienen en alle eer te geven van Zijn verlossingswerk. Zij is trots om de zonde weg te doen – voor Hem. Zij is trots om haar leven niet lief te hebben tot in de dood – voor Hem. Zij is trots om haar overwinningskroon af te doen – voor Hem.
Deze trots mag meer zichtbaar zijn in de belijdende kerk van onze tijd. Het is de trots die – als ik de geschiedenis uit Exodus goed inschat – Mozes bezat toen hij het volk door de Rode Zee moest leiden. Het is trots die weet dat de mens uit zichzelf niet bij machte is bij te dragen aan Gods machtige verlossingsdaden. Maar het is ook trots die zich ervan bewust is dat God bij machte is véél meer te doen dan een christen kan bidden of bedenken. Deze trots mag er zijn. Voor deze trots hoeft een christen zich niet te schamen. En boven alles: deze trots eert God. Want de Kerk van Jezus Christus dient de Schepper van hemel en aarde. Zij dient de God Die in de meest ogenschijnlijk verloren omstandigheden de overwinning kan schenken. Roemen in de machtige werken van deze God mag gebeuren met trots. Dit is onze God. En wij Zijn dankbaar, blij en vereerd dat Hij in Zijn onmetelijke liefde en genade een volk voor Zichzelf verzamelt, om voor eeuwig te roemen in Zijn daden. En niet alleen dat: de Kerk is geroepen om vol vertrouwen voor de toekomst te leven met het zicht op Gods machtige daden in het verleden.
Bedenk bij dit alles: wij zijn en blijven mensen en tot het moment dat Christus terugkomt zijn wij zwak door de inwonende zonde. Er zijn momenten dat jij je met recht ellendig en zwak kan en mag noemen. Dat is echt niet erg.
Maar doe niet alsof dit de norm is. De houding van Israël bij de Rode Zee is niet de norm. De reactie van Mozes, dát is de norm. Ze sluit geen falen uit, maar ziet met de ogen van het geloof dat God altijd machtiger is – ja, machtiger dan al het falen van christenen bij elkaar. Vertrouw hierop. Roem hierin. En vertel hierover met gepaste, Bijbelse trots.

Blogarchief