SalvationInGod

zaterdag 16 juni 2018

“Wij weten dat…” (Introductie)

De boodschap van 1 Johannes

De komende tijd hoop ik de eerste brief van de apostel Johannes te bestuderen. 1 Johannes gaat hoofdzakelijk in op de vraag hoe iemand zeker kan weten dat hij een christen is en dat hij het eeuwige leven heeft. Johannes voert als het ware allerlei tests uit, om van hieruit te “bewijzen” dat iemand wel of niet wedergeboren is.

Vanuit Johannes 17 hebben we gezien dat een christen is te herkennen aan zekere kenmerken. Omdat de apostel Johannes de schrijver is van zowel dit Evangelie als zijn eerste brief, lijkt het mij gepast om te kijken hoe hij met dit onderwerp omgaat.

Om te beginnen wil ik mijn eigen kaarten op tafel leggen. Hoe denk ik momenteel over de zekerheid dat iemand behouden is? Kan een christen zeker weten dat hij behouden is?
De Bijbel is duidelijk dat iemand zekerheid kan hebben over zijn verlossing. De realiteit is echter ook dat er mensen zijn die hier geen zekerheid over hebben. Dit kan verschillende redenen hebben.

Hier wil direct duidelijk maken dat niet alle twijfel omtrent de persoonlijke verlossing per definitie fout is. Ik wil het ook niet aanmoedigen, maar evenmin wil ik alle twijfel verklaren als “een aanval van satan.” Helaas zijn er – veelal in evangelische kringen – mensen die alle twijfel op dit gebied wijten aan het werk van satan. Hierdoor missen zij de kans om eerlijk te kijken naar de bron van iemands twijfel. Als er Bijbels gezien geen enkele, duidelijke reden is om te twijfelen aan jouw persoonlijke verlossing, durf ik best de stelling aan dat er een satanisch element aanwezig is.
Iemand kan echter ook twijfelen aan zijn verlossing, omdat hij in een bepaalde zonde is gevallen, of is teruggevallen in een zonde die hem domineerde vóór hij of zij tot geloof kwam. In dat geval is het raadzaam verder onderzoek te doen. Is de twijfel gegrond? Hoe ernstig is de zonde? Zie je een diepgewortelde zonde in iemands leven? Zie je verharding van hart? Wie deze vragen stelt en de moed heeft deze te beantwoorden in het licht van de Schrift, kan een heel eind komen in het stellen van een goede diagnose.

Tussen 1689 en 2018
Persoonlijk onderschrijf ik de Baptistenbelijdenis die is opgesteld in het jaar 1689. Dit document is een – op een aantal punten gewijzigde – versie van de Westminster Confession of Faith, de geloofsbelijdenis die is opgesteld door de Puriteinen. In hoofdlijnen komen deze twee belijdenissen met elkaar overeen, alleen verschillen zij met betrekking tot bijvoorbeeld de doop.
Er is een hoop veranderd sinds de Londen Baptist Confession of Faith is opgesteld. Ook met betrekking tot het onderwerp “geloofszekerheid” is er een hoop veranderd. En helaas niet altijd ten goede.
Wie de doorsnee evangelische literatuur van de laatste anderhalve eeuw bestudeert, merkt dat bij de opkomst van het dispensationalisme een zekere trendbreuk is waar te nemen. In zijn boek Studies on Saving Faith kunnen we goed merken dat iemand als Arthur Pink (1886-1952), die zelf nota bene van het dispensationalisme is “overgestapt” naar een sterk overtuigde reformatorische en calvinistische visie, de invloeden van dit theologische systeem heeft ondervonden. Hij bestreed dit dan ook met de nodige felheid.
Vandaag de dag is John MacArthur in dit opzicht een geestverwant van Pink, die met zijn boek The Gospel According to Jesus voor de nodige onrust zorgde in het dispensationele kamp.
Toegegeven, het verschilt hoogst waarschijnlijk per dispensationalist in hoeverre de trendbreuk daadwerkelijk merkbaar is. De ene persoon is gematigd, de ander neemt een meer extreme positie in.

Maar wat houdt deze trendbreuk precies in? Om te beginnen kunnen we stellen dat de reformatoren en Puriteinen leer en leven altijd bij elkaar hielden. Men wilde de hoorders en lezers van de Bijbel altijd wijzen op de heerlijke beloften van God in Christus. Men wilde de mensen aanmoedigen vrijmoedig de beloften van God in het Evangelie toe te eigenen. Aan de andere kant wilde men dat degene die de Bijbel leest een gezonde vorm van zekerheid ontwikkelt, waarbij iemand in de spiegel van de Schrift kan zien of de vrucht van Gods verlossingwerk in Christus, de vrucht van de Heilige Geest, zichtbaar is in zijn of haar leven.
Daartegenover staat dat dispensationalisten de neiging hebben (te) eenzijdig om te gaan met Gods beloften in de Bijbel. De subjectieve kant van het geloofsleven wordt als het ware onderbelicht. Wie Studies on Saving Faith van Pink bestudeert, merkt dat hij veelvuldig bezwaar maakt tegen deze benadering. “Ja, maar,” zo zegt men, “ik geloof dat Johannes 3:16 persoonlijk voor mij waar is. Ik geloof dat Christus voor mij naar deze wereld is gekomen en voor mij is gestorven. Omdat ik dit geloof, mag ik zeker weten dat ik behouden ben.” In de kern komt het hierop neer: elke belofte van eeuwig leven voor iedereen die gelooft is waar voor mij – juist omdat ik geloof dat dit voor mij geldt. Men kijkt vervolgens niet naar de uitwerking van Gods Woord en beloften in het leven van alledag. Het enige speerpunt lijkt te zijn dat ik voor mijzelf moet erkennen dat het volbrachte verlossingswerk van de Heere Jezus genoeg is om mij te verlossen. Punt. Dat is het. Gewoon kijken naar wat Christus heeft gedaan voor mij. Maar hierdoor wordt het hele aspect van wat Christus op dit moment in mij wil doen door Zijn Geest verwaarloosd.

“Preek ook eens tegen die zwaarmoedige reformatorischen!”
Ik hoor een dispensationalist nu mopperen: “Wees ook eens zo scherp over de reformatorische theologie! Dat werkt alleen maar zwaarmoedigheid in de hand! Heb je ook het lef dáár iets over te zeggen?” Zoals ik net iets heb gezegd over dispensationalisten, kom je ook bij reformatorische christenen verschillende opvattingen en benaderingen tegen. Niet iedereen die reformatorisch is, is per definitie zwaarmoedig. Persoonlijk sta ik achter de reformatorische leer aangaande de verlossing. De visie binnen de reformatorische traditie met betrekking tot het verlossende of zaligmakende geloof is veel doorleefder en dieper doordacht.
Wat wél waar is, is dat in sommige reformatorische kringen het geloof haast als een onmogelijke eis wordt verkondigd, en dat mensen in grote onzekerheid verkeren. Men weet vaak niet of en hoe men tot Christus kan komen, laat staan dat de zekerheid aanwezig is dat iemand werkelijk een kind van God is. Ik betreur deze houding eveneens. Toch heb ik grotere moeite met gemakzucht dan met zwaarmoedigheid. Als er één les is, die we allemaal in het leven goed moeten leren, dan is het deze: je kunt beter té ernstig, té serieus en té gewichtig omgaan met eeuwige belangen, dan te gemakzuchtig. Bij alle grote belangen in het leven overwegen we sterk de consequenties. Wat voor werk wil ik doen? Met wie wil ik trouwen? Waar wil ik wonen? Waar wil ik mijn leven voor inzetten? Geen mens zal in een middagje en op een gemakzuchtige manier zulke belangrijke beslissingen nemen. Daarvoor zijn de belangen te groot en de gevolgen van een eventuele verkeerde keuze zijn niet te overzien.

In de theologische verwarring die de laatste anderhalve eeuw op dit punt is ontstaan – hoewel ook de heilsleer van de Rooms Katholieke Kerk veel schade heeft berokkend aan het gezonde geloofsleven van velen – wil ik een oproep doen aan mijn reformatorische en dispensationele broeders. Ga mee met de ontdekkingstocht naar wat de Bijbel zegt over het geloof in Jezus Christus en ontdek hoe de Bijbel spreekt over de zekerheid die een gelovige kan bezitten met betrekking tot zijn verlossing.
Ik hoop dat wij als gelovigen de moed zullen hebben eerlijk naar onszelf te kijken in het licht van de Bijbel en om te volgen in Johannes’ onderwijs, namelijk dat niet alleen de leer van groot belang is voor een christen, maar ook zijn levenswandel.
Wat dit betreft worden we nog steeds geconfronteerd met de gnostische leer. De gnostiek leert immers een radicale scheiding tussen het immateriële en het fysieke. Het lichaam is een last, fout, doet er niet toe, is niet van belang. Nee, het gaat om de geest. Want als de geest eenmaal verlicht en verlost is, dan hebben we “het” – wat dat “het” dan ook mag zijn. De gnostiek leert dat een geest gered en verlicht kan zijn, terwijl het lichaam allerlei zondige begeerten dient. In de tijd dat Johannes zijn brief schreef, was deze leer behoorlijk in trek bij sommigen. Bepaalde uitspraken die Christus' apostel in deze brief doet, moeten dan ook tegen de achtergrond van de gnostieke stroming worden gehouden. Ik beweer niet dat dispensationalisten deze gnostieke uitgangspunten doelbewust nazeggen, maar ik word soms geconfronteerd met opvattingen die hier sterk naar neigen (voor degenen die geestelijk onderscheidingsvermogen hebben: bekijk deze video eens).

Laten we op dit punt de Bijbel de ruimte geven om eerlijk en zuiver te spreken. Dit is geen thema om gemakzuchtig te behandelen, of te doen alsof dit in een middagje opgebouwd kan worden. Ik hoop dat we gezegend zullen worden met een sterke, gezonde geloofszekerheid – diep verankerd in Gods eigen Woord.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief