SalvationInGod

Posts tonen met het label Profeten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Profeten. Alle posts tonen

maandag 1 januari 2018

Verbondstrouw (7)

De boodschap van Maleachi

Het sarcastische Israël heeft het vertrouwen in God verloren, zo zagen we de vorige keer. Men ziet geen enkel nut meer in het dienen van God, want het levert toch niets op – althans, zo lijkt het. God corrigeert deze gedachte door hen op te roepen tot geloofsgehoorzaamheid. Israël mag God op de proef stellen en zien of Hij woord houdt. Als Israël weer trouw de tienden geeft voor de Heere, zal Hij hen zegenen met een overvloedige oogst.
In Maleachi 3:16-18 lezen we dat God verder ingaat het op het verwijt van de Israëlieten. Hij wil de gedachte, dat Hem dienen nutteloos is, niet alleen corrigeren; Hij wil het wegnemen. In dit gedeelte lezen we hoe God dit op drie manieren doet.

1. God slaat acht op de rechtvaardigen (vers 16)
Vers 16 is een overgangsvers. De blik naar het oordeel, verwoord in vers 15, verschuift naar de rechtvaardigen in vers 16:

“Dan spreken zij die de HEERE vrezen, ieder tot zijn naaste: De HEERE slaat er acht op en luistert. Er is een gedenkboek geschreven voor Zijn aangezicht, voor wie de HEERE vrezen en wie Zijn Naam hoogachten.”

Dit vers wordt niet in alle vertalingen op dezelfde manier vertaald. De Herziene Statenvertaling heeft ervoor gekozen het accent te leggen op de goede woorden die de rechtvaardigen spreken – als tegenhanger van de onterechte woorden in vers 13-15. Kortom: de rechtvaardigen verdedigen hier als het ware God, door te zeggen: “De woorden van vers 13-15 zijn inderdaad te hard, God slaat er wél acht op.”
De Nieuwe Bijbelvertaling – en ook de English Standard Version – geven een vertaling die ik persoonlijk diepzinniger vindt. Laat mij uitleggen waarom.
De NBV en de ESV vertalen dit vers zo, dat de rechtvaardigen samenkomen. We lezen niet waarom of met welk doel, maar het heeft er alle schijn van dat zij samenkomen als reactie op de boodschap van Gods profetie bij monde van Maleachi. God ziet dit en hoort dit. Hij slaat er acht op.
Met dat ik dit schrijf, moet ik er wel bij vermelden dat ik ook de vertaling van de NBV niet helemaal gelukkig vind. Het begin van vers 16 (“Zo spraken de mensen die ontzag voor de HEER hadden tegen elkaar…”) doet vermoeden dat de rechtvaardigen hetzelfde zeggen als de rest van het volk in vers 13-15 en uit de context blijkt duidelijk dat dit niet kan. In die zin kan ik de keuze van de HSV begrijpen. En ook de ESV geeft een vertaling weer, die niet botst met de voorgaande verzen.
De diepzinnigheid van de vertaling volgens de ESV zit hem in twee dingen: het ware volk van God onderscheidt zich van het ontrouwe verbondsvolk. Zij komen samen, apart van het doorsnee volk; zij onderscheiden zich in positieve zin. En de reactie van God laat zien dat Hij wel degelijk veel waarde hecht aan rechtvaardigheid; Hem dienen heeft zeker nut!
Wat is het belang van een samenkomst? Waarom zouden rechtvaardigen samenkomen? Waarom hebben wij als kerk een eredienst? Waar is dit allemaal goed voor? Hier wordt het antwoord gegeven: om Gods Woord met elkaar te bespreken en overdenken. De rechtvaardigen in vers 16 nemen de profetie van Maleachi serieus en ze gaan erover in gesprek – dat is in ieder geval mijn indruk. God spreekt werkelijk tot Zijn verbondsvolk, tot Zijn Kerk. En die Kerk moet dat Woord als gezaghebbend ontvangen, aanvaarden én toepassen. De Kerk van Christus moet de Bijbel diepgaand doorleven en bereid zijn dit te gebruiken als spiegel voor reflectie. Gods Woord is een woord van profetie en dat moet in Zijn Gemeente serieus worden genomen. Mensen moeten op waardige wijze reageren op dat profetische Woord. En hier zien de dat gebeuren. Gods Woord klinkt, en de rechtvaardigen komen in beweging. Het is schitterend om dat te zien. Gods Woord zal altijd effect hebben in het leven van de rechtvaardigen. Zij worden erdoor in beweging gezet. Zij worden erdoor veranderd. Omdat zij dit Woord ontvangen zoals het bedoeld is: Gods gezaghebbende, vertroostende, bemoedigende en vermanende boodschap voor Zijn volk. Iemand die het onderwijs van de Bijbel hoort – al is het zondag op zondag – en totaal niet in beweging komt, behoort niet tot Gods volk. Gods Woord zal nooit zonder effect gepredikt worden in Gods Gemeente.
Het tweede element van diepzinnigheid is Gods reactie op de samenkomst van de rechtvaardigen. Hij hoort het. Hij ziet het. Hij volgt het. Hij slaat er acht op. Samenkomsten en erediensten zijn kostbaar en waardvol voor de Heere, omdat dit de plek is waar Zijn boodschap klinkt. En zeker wanneer het rechtvaardige volk gehoor geeft aan die boodschap, geniet God daarvan. Hij koestert die momenten als het ware. En dat is niet alles. Maleachi beschrijft hoe een gedenkboek voor Gods aangezicht wordt beschreven. Het is het gedenkboek van de rechtvaardigen. God koestert de rechtvaardigen zozeer, dat hij al hun werken laat optekenen in dat boek. Niet één werk van gerechtigheid zal ontbreken. God bewaart alle werken van alle heiligen in alle tijden en op alle plaatsen zorgvuldig als kostbare herinnering. En dit is iets wat wij niet kunnen bevatten, want God is eeuwig en Hij zal nooit iets vergeten. Maar het geeft wel aan hoeveel waarde Hij hecht aan de goede werken van Zijn rechtvaardige volk.
Hiermee wordt direct op vertroostende wijze het verwijt van het verbondsvolk Israël van tafel geveegd. God dienen nutteloos? Alle goede werken worden voor Zijn aangezicht gesteld, bijgehouden en genoteerd!

2. God spaart de rechtvaardigen op de Dag van het oordeel (vers 17)
In vers 17 zien we opnieuw een verschuiving van het zicht. Wederom neemt God Zijn volk mee naar de ontzagwekkende Dag van Zijn verschijning:

“En zij zullen voor Mij, zegt de HEERE van de legermachten, op de dag die Ik maken zal, een persoonlijke eigendom zijn. Ik zal hen sparen, zoals een man zijn zoon spaart die hem dient.”

God spreekt hier over Zijn volk als een persoonlijk eigendom. Het volk is van Hem. Het is Zijn bezit. Hij belooft hier verlossing. En dat belooft Hij hier door te stellen dat Hij Zijn volk zal sparen. Het is onvermijdelijk om hier het verband te leggen met Romeinen 8:31-32 en het verlossingswerk van Jezus Christus:

“Wat zullen wij dan over deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?”

Leg Maleachi 3:17 naast Romeinen 8:31-32 en je begrijpt de essentie van Gods verlossingswerk in Christus. Het gaat om sparen en niet sparen. Nauwkeuriger geformuleerd: het gaat om sparen door niet te sparen. Dit is wat plaatsvervanging betekent. Ik, die op geen enkele manier gespaard kán worden vanwege mijn ongerechtigheid, word door God gespaard. En Hij Die gespaard had moeten worden vanwege Zijn gerechtigheid, wordt niet gespaard. Hij sterft. Hij draagt het oordeel. Dit is gebeurd op Golgotha. Het lege graf is de bezegeling. En nu worden we in dit vers bepaald bij het toekomstige en definitieve karakter van dit verlossingswerk. Christus heeft Zijn leven gegeven als een losprijs voor velen, Zijn bloed heeft gevloeid tot reiniging en vergeving van zonden. En op de Oordeelsdag zal God omwille van Hem – omwille van Zijn niet gespaarde Zoon – Zijn volk sparen en hen toegang verlenen tot Zijn eeuwige Koninkrijk (2 Petrus 1:10-11). We kunnen niet denken aan de toekomst zonder voorbij te gaan aan het verleden. En in dit opzicht kunnen we ook niet voorbijgaan aan de belofte die God heeft gedaan in Maleachi 3:1-4: Hijzelf zou komen. En Hij is gekomen. Om Zijn eigen volk te sparen. Zichzelf niet sparend. Hij heeft alles gegeven in Zijn Zoon. Om Zijn volk te reinigen en heiligen, zodat het zou wandelen in gerechtigheid.

3. God zal scheiding maken tussen de rechtvaardigen en goddelozen (vers 18)
De ontzagwekkende Dag van Gods oordeel kent naast de verlossing van Zijn volk ook een keerzijde: de ondergang van de onrechtvaardigen. Als Christus terugkomt, zal Hij een eeuwige scheiding aanbrengen tussen de rechtvaardige en onrechtvaardige:

“Dan zult u opnieuw het onderscheid zien tussen een rechtvaardig en een goddeloze, tussen wie God dient en wie Hem niet dient.”

Deze profetie kent twee lagen. De ene laag vindt zijn vervulling bij de wederkomst van Christus. De andere laag is al zichtbaar tijdens ons leven. Dit leid ik af uit het woord “opnieuw”. Er is maar één Oordeelsdag en toch stelt God hier dat er in de geschiedenis meerdere momenten zijn geweest waarop het onderscheid tussen de rechtvaardige en onrechtvaardige zichtbaar werd. Hoe kan dit? Ik geloof dat we dit kunnen interpreteren vanuit het zogenaamde “inwendige” of “interne bewijs” dat we in het boek Maleachi zelf kunnen vinden. Hoe wordt de rechtvaardige zichtbaar? Door te letten op zijn woorden en daden. En dit wordt helemaal duidelijk in tijden van geestelijk verval en gebrek in materieel opzicht. Te weinig eten, te weinig drinken, geen werk en een mislukte oogst zijn allemaal redenen om te klagen. En dan is het de vraag: wie is het slachtoffer van al dit geklaag? Het boek Maleachi geeft een onthutsend antwoord: Israël geeft God de schuld. God heeft het gedaan. Want waar is Zijn liefde? Wat voor nut heeft het om Hem te dienen? Waarom zouden we nog een tiende van ons inkomen apart zetten voor Hem? We zien dat dergelijke vragen voor een scheiding gaan zorgen in het volk. Het ene deel raakt verbitterd en klaagt God aan. Het andere deel komt trouw samen en overdenkt Gods Woord. Dat is het verschil. Hierin wordt het onderscheid tussen de rechtvaardige en goddeloze duidelijk.
Laten we dit ook heel concreet en persoonlijk maken. Hoewel het waar is dat God op de Oordeelsdag voor het oog van de hele wereld zal bewijzen wie rechtvaardig is en wie niet, lezen we ook dat we hier op dit moment een goede inschatting van kunnen maken. Hoe? Door te kijken hoe iemand reageert op Gods voorzienigheid in zijn of haar leven, en juist op die momenten dat het tegen onze wil en wensen ingaat. Wie blijft trouw in het dienen van God? Dat is de rechtvaardige. Wie begint met het aanklagen van God, zonder tekenen van berouw en bekering te tonen? Dat is de onrechtvaardige. Elk mens bevindt zich op de weg van verharding of versterking. Verbittering ten opzichte van God leidt tot verharding van het hart en resulteert in dezelfde zonden die God door Maleachi aan de kaak stelt. Deze mensen zullen uiteindelijk Gods oordeel onder ogen moeten zien. Wie durft nú nog te beweren dat God de rechtvaardige vergeet en de goddeloze onbelemmerd in voorspoed laat leven?
Trouw blijven aan God resulteert in versterking van het geloof en resulteert in volharding en uiteindelijk de in dit gedeelte voorzegde verlossing.
Samengevat kunnen we stellen dat God op de Dag dat Christus wederkomt zal openbaren wie wel en niet verlost is, maar dat wij als mensen nu al aan elkaar kunnen zien en merken dat God ons verlost heeft. Onze reactie op Gods voorzienigheid is een belangrijk meetinstrument. Vanuit de historische context is het niet onbelangrijk de houding van belijdende christenen ten opzichte van Gods voorzienigheid in de gaten te houden. Dit is de ene kant.
De andere kant is de belofte. God dienen is zinvol. Het loont. Misschien niet altijd op de momenten dat wij het zouden willen – vaak niet! – maar uiteindelijk zeker wel. Gods beloning komt. Als Christus komt, wordt alles rechtgezet. De goddeloze zal beschaamd staan. De rechtvaardige zal beloond worden. We lezen een drievoudige bevestiging van het nut om God te dienen: God gedenkt de rechtvaardige, God spaart de rechtvaardige en God onderscheidt de rechtvaardige. En dat in dubbele zin: Hij scheidt de rechtvaardige van de goddeloze en Hij beloont de rechtvaardige met eer en heerlijkheid!

De essentie van Gods profetische boodschap
Wat is profetie? Tijdens het bestuderen van Maleachi ben ik getroffen door de blijvende actualiteit van profetische literatuur in de Bijbel. Ik zou profetie als volgt definiëren: profetie is Gods actuele boodschap, gevormd door waarschuwingen en beloften, om Zijn belijdende volk tot de orde te roepen en wakker te schudden.
Let eens aandachtig op alles wat we tot nu toe hebben gelezen in Maleachi. Hoeveel procent van het boek gaat nu werkelijk over de toekomst? In verhouding niet veel. Er gaat veel meer aandacht uit naar de misstanden bij Gods eigen volk. Het profetische Woord is niet profetisch omdat het uitsluitend over de toekomst gaat – hoewel sommigen die indruk wel willen geven – nee, het profetische Woord is profetisch omdat het de belijdende kerk wakker wil schudden. We zijn met zijn allen op weg naar de Oordeelsdag. We zijn op weg naar dat moment dat Christus definitief en eeuwig scheiding zal maken tussen de rechtvaardige en onrechtvaardige. En aan welke kant sta jij, sta ik dan? Dit is de werkelijke boodschap van de Profeten. Het gaat niet langs ons heen. Wij kunnen er niet omheen en zeggen: “Ja, maar die boeken zijn voor Israël.” Nee, God is Dezelfde. Zijn gerechtigheid is dezelfde. Zijn morele wil is dezelfde. Zijn Christus is Dezelfde. En Zijn verlossingswerk is hetzelfde. En als wij iets vanuit dit gedeelte mogen meenemen als bemoediging, is het dit: God dienen heeft altijd nut. Dat was toen zo, dat is nu zo en dat zal altijd zo zijn.

dinsdag 26 december 2017

Verbondstrouw (4)

De boodschap van Maleachi

Maleachi 2:10-16 is op twee manieren een pittig gedeelte. Ten eerste is het in beginsel lastig te onderscheiden wat met bepaalde woorden precies bedoeld wordt, waardoor ook de boodschap van het gedeelte niet direct helemaal duidelijk wordt.
Als tweede – wanneer wij de boodschap uiteindelijk wél hebben kunnen vinden – komen wij erachter dat het boek Maleachi ook net zo goed in 2017 geschreven had kunnen zijn. Keer op keer bewijst God door Zijn profetische Woord dat de boodschap van Zijn profeten ook nu uiterst actueel is. Het kenmerk van profetische literatuur is dat profeten juist dingen moeten zeggen waarvan het volk niet wil dat zij het zeggen. Zo ervaar ik de inhoud van dit gedeelte ook.
Nederland bevindt zich geestelijk gezien in een grote crisis. We zijn al aardig diep weggezakt. De morele keuzes die in onze maatschappij gemaakt én verdedigd worden, liggen ver onder de Bijbelse maat. Een verdwaalde atheïst die dit leest, zal waarschijnlijk verontwaardigd reageren en roepen dat “die christenen niet goed bij hun hoofd zijn.” Immers, wij leven op grond van een boek dat allang achterhaald is en niet meer actueel is. Nou, dat laatste is dus absoluut niet waar. Wie Maleachi leest, krijgt juist de indruk dat het boek geschreven is voor een tijd als de onze.
Een profeet is echter niet geroepen om te zeggen wat het volk graag hoort. Hij is geen politicus, geen populist. Hij is een eenzame stem die Gods actuele boodschap moet overbrengen. En zoals we in het vorige deel gezien hebben, ben ik geen knip voor de neus waard als ik de boodschap van Maleachi 2:10-16 verdraai. Christenen mogen huidige misstanden niet verzwijgen. Zij moeten het aan de kaak stellen; óók al betekent het dat het hele land over je heen valt.
Waarom ik dit ter inleiding schrijf, wordt vanzelf duidelijk. Maleachi 2:10-16 kan in vijf hoofdpunten worden samengevat. Hier zullen we dan ook naar kijken.

1. Gods eerst aanklacht: overspel (vers 10-11)
Opnieuw zien we God een aanklacht inbrengen tegen Zijn verbondsvolk Israël. De lijst met aanklachten wordt steeds langer. Nu gaat God in op het ontheiligen van twee verbonden: dat met Hem en dat met de huwelijkspartner:

“Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouweloos, eenieder tegen zijn eigen broeder, door het verbond met onze vaderen te ontheiligen? Juda handelt trouweloos en er wordt een gruweldaad begaan in Israël en Jeruzalem. Want Juda ontheiligt het heilige van de HEERE, dat Hij liefheeft: hij is met de dochter van een vreemde god getrouwd.”

De reden waarom ik dit gedeelte zo lastig te interpreteren vond, heeft te maken met de onduidelijkheid met betrekking tot de aard van de ontrouw. Wat voor soort overspel wordt hier precies bedoeld? In eerste instantie denk je aan geestelijk overspel (vanwege de woorden in vers 10a en 11b), maar als je verder leest zie je dat er ook wel degelijk huwelijkse ontrouw wordt gepleegd (vers 10b-11a). Geestelijk en fysiek overspel lopen hier door elkaar heen. God verwijt Israël hier beide vormen van overspel. En dat is niet het enige. Deze twee hangen met elkaar samen. Let op de manier van formuleren in vers 11:

“Want Juda ontheiligt het heilige van de HEERE, dat Hij liefheeft: hij is met de dochter van een vreemde god getrouwd.”

We kunnen er niet omheen: overspel, ontrouw en echtscheiding zijn symptomen van verbondsverwaarlozing. Het volk dat zijn God verlaat, verlaat op den duur ook de eigen huwelijkspartner. Er zit een verband tussen het de rug toekeren van God en het scheiden van de huwelijkspartner. Wat komt het eerst? Het geestelijke overspel. Geestelijk overspel wordt altijd gevolgd door een aanzienlijke omvang van fysiek overspel. We zien het gebeuren in de tijd van Maleachi en we zien het ook in onze eigen tijd, in ons eigen land gebeuren. Echtscheiding zegt veel over de band dat een volk met God heeft.
Maar de parallellen gaan verder. Niet alleen hebben de Israëlieten Gods verbond verwaarloosd, niet alleen hebben zij het huwelijksverbond verwaarloosd – nee, zij zijn ook eens bij de buren gaan kijken, of daar nog interessante mannen en vrouwen tussen zitten. En de “buren” zijn in dit geval andere, heidense volken. En wat hebben die volken? Afgoden. Een andere god, andere rituelen, andere gebruiken, andere manieren van aanbidding en andere soorten offers. Israël bevindt zich geestelijk gezien in een neerwaartse spiraal en op grond van dit gedeelte kunnen we er gerust vanuit gaan dat voor Nederland exact hetzelfde geldt. Kijk eens naar wat wij de “multiculturele samenleving” noemen. Wij hebben God losgelaten en de afgoden binnengehaald. Kijk naar de diversiteit van godsdiensten, levensovertuigingen en rituelen. We merken aan zoveel maatschappelijke discussies dat het Nederland van 2017 niet meer het Nederland van 1900 is. Hoeveel mensen hebben inmiddels een Boeddha-beeld in huis? Hoeveel mensen schrikken als jij je teveel “in hun aura” bevindt? Hoeveel mensen onderwerpen hun gedachten en beslissingen niet op grond van een taoïstische levensvisie?

Voordat ik verder ga met het benoemen hoe het geestelijke overspel van Israël precies gevolgen had, wil ik even een uitstapje maken naar de ernst hiervan.
Wij christenen denken heel vaak dat de gruwelijke praktijken in ons land – de schuivende, liberale maat van ethiek en moraliteit – Gods oordeel over ons land zal afroepen. Maar dat is niet wat de Bijbel zegt. De Bijbel zegt dat als een land eenmaal zover gaat in het verwerpen van Gods geboden en Zijn Woord, God dit volk aan zijn eigen verlangens zal overgeven en Zijn “remmende hand” terugtrekt. Zo drukt het volk zijn eigen wil door, maar zal het zichzelf uiteindelijk te gronde richten. Op die koers bevinden wij ons nu. Om het nog duidelijker te zeggen: vrije abortus, vrije euthanasie, vrije vormen van allerlei “huwelijken” en echtscheidingen roepen niet alleen Gods oordeel over een volk af, dit zijn uitingen van Gods oordeel. Wij hebben ons in het Westen behoorlijk weten te ontrukken aan de invloed van Gods Woord en Geest. Wij zouden ons grote zorgen moeten maken. Wij zullen de rekening gepresenteerd krijgen.

Onze samenleving heeft afscheid genomen van God en probeert nu zelf, tevergeefs, betekenis te geven aan dit aardse bestaan. De Amerikaanse apologeet Francis Schaeffer schrijft in het boekje Ware wijsheid – Bijbelse analyse van het moderne denken dat zelfs bepaalde pornografische literatuur (als we het dan toch over ontrouw en overspel hebben) probeert een nieuwe ethiek voor de gouden eeuw ontwikkelen. Waarom? Omdat “God niet bestaat.” Zelfs in de meest smerige en losbandige verschijnselen waarmee wij worden geconfronteerd, probeert men zingeving te zoeken. Schaeffer schrijft:

“Er is recentelijk ook een pornografisch werk verschenen waarin, omdat er geen God is, een vrouw zich aan haar man geeft om geslagen te worden. In dit geschrift wordt expliciet verwoord dat, omdat God niet bestaat, zij door iemand anders bezeten wil worden en dus is ze in haar krankzinnigheid blij met de slagen en de pijn die het bewijs leveren dat iets of iemand haar bezit.”
Ware wijsheid – Bijbelse analyse van het moderne denken, bladzijde 97

En dan is zijn conclusie:

“De mensen zijn volledig wanhopig.”

Exact. Je moet het spoor aardig bijster zijn wil je genieten van datgene wat van nature afschuw moet oproepen. Maar dit is het Westen anno nu. Wij wilden niet dat God over ons heersen zou, en dit hebben wij ervoor teruggekregen. En één van de invloeden die deze ontwikkelingen in stroomversnelling hebben gebracht, is onder andere de komst van andere ideologieën en religies. Het christendom is niet meer de overheersende godsdienst, het is nu één van de vele godsdienstige stromingen.
Wat men in Israël deed, heet syncretisme. Dit is het samenvoegen van verschillende elementen uit verschillende godsdiensten. Men haalde de afgoden binnen. En met dat men de afgoden binnenhaalde, haalde men ook andere ideeën binnen. En met dat men andere ideeën binnenhaalde, veranderde de praktijk van het leven.

2. Profetisch gebed: “Stop het syncretisme!” (vers 12)
In vers 12 lezen we de reactie van de profeet:

“Moge de HEERE eenieder die dat doet, uitroeien in de tenten van Jakob, wie waakt en wie antwoordt, zelfs wie een graanoffer brengt aan de HEERE van de legermachten.”

Dit is een oprecht pleidooi voor het beëindigen van het syncretisme en uiteindelijk de ontheiliging van Gods Naam. Er bestaat niet zoiets als een “samen optrekken” van godsdiensten. Misschien kan dat in andere religies, maar het christelijk geloof is exclusief. Geen ware God dan de Vader van onze Heere Jezus Christus en geen ware aanbidding zonder het verlossende geloof in Hem!
Er rust geen zegen op pogingen om religies dichterbij elkaar te brengen. God wil aanbeden worden op Zijn voorwaarden, niet op die van ons. Het feit dat ook kerken in dit opzicht water bij de wijn hebben gedaan, valt daarom te betreuren.
En niet alleen hebben kerken water bij de wijn gedaan voor wat betreft de exclusiviteit van de verlossing (door geloof in Jezus Christus alleen), ook hebben zij Bijbelse waarden prijsgegeven vanwege maatschappelijke druk. Alleen al een onderwerp als “homohuwelijk” maakt dit goed zichtbaar. Het wordt hoog tijd dat de belijdende kerk in het Westen weer terugkeert naar de kern van het Nieuwe Verbond!

3. Gods tweede aanklacht: huichelarij (vers 13-14)
In dit gedeelte zien we dat God nóg een klacht over Zijn volk ter sprake brengt, namelijk huichelarij:

“In de tweede plaats doet u dit: het altaar van de HEERE bedekken met tranen, met geween en gekerm, omdat Hij Zich niet langer tot het graanoffer wendt en dat in welgevallen uit uw hand aanneemt. Dan zegt u: Waarom? Omdat de HEERE Getuige is tussen u en de vrouw van uw jeugd, tegen wie ú trouweloos handelt, terwijl zíj toch uw metgezellin en de vrouw van uw verbond is.”

Dit is kenmerkend voor godsdienstige oppervlakkigheid en compromis. Enerzijds verwaarloost het volk het verbond met God, anderzijds jammert zij wanneer God Zichzelf langzaam maar zeker terugtrekt en geen teken van zegen meer geeft. Let wel: Israël pleegt geestelijk overspel, maar blijft tegelijkertijd offeren aan haar eigen God! God tolereert dit niet. Hij neemt de offers totaal niet serieus. En dan stelt Israël die huichelachtige vraag: “Hoe kan dit toch?!”
Wie de afgoden binnenhaalt, wie principes overneemt die tegen Gods Woord ingaan, hoeft niet op Gods zegen te rekenen. Het is de schuld van het verbondsvolk zelf, dat God Zich terugtrekt. En zo is het ook een grote verantwoordelijkheid voor de kerk om toe te zien op de wegen die zij bewandelt. Een kerk die Gods principes en Gods waarheden overboord zet, zal er uiteindelijk achter komen dat haar geestelijke gezondheid achteruit gaat en dat er weinig vrucht op de arbeid zichtbaar is. En die vrucht moet niet worden gezien in grote mensenmassa’s of geweldige “aanbiddingsdiensten”. De vrucht moet worden gezien in oprechte bekering en gehoorzaamheid aan Gods Woord. Het gaat niet om een kerk die toeneemt in kwantiteit, maar een kerk die sterker wordt in geestelijke kwaliteit. Een kerk die blijft bij de Bijbel. Een kerk die weigert compromissen te sluiten. En als die kerk merkt dat God niet meer aanwezig lijkt te zijn, laat zij dan de hand in eigen boezem steken. Is zij ergens afgedwaald? Laten we zelf waakzaam blijven niet huichelachtig in het gebed gaan door te klagen over de zonde van de natie, terwijl wij als kerk diezelfde zonde binnen onze eigen muren gedogen!

4. Gods verbondsinitiatief: beeld van het huwelijk (vers 15a)
In vers 15a zien we hoe God oproept tot een einde aan dit geestelijke overspel, door te wijzen op de oorsprong van het huwelijk en het begin van de eenheid. Niemand minder dan Hijzelf staat aan de wieg van het huwelijk en van het verbond met Zijn eigen volk:

“Heeft Hij er niet maar één gemaakt, hoewel Hij nog geest overhad? En waarom die ene? Hij zocht een goddelijk nageslacht.”

Hier wijkt de Engelse vertaling af in vergelijking met de Herziene Statenvertaling. Het is vanuit het Hebreeuws ook een lastig te vertalen vers. In het Engels lezen we dat God door een zeker werk van Zijn Geest twee mensen samen heeft gebracht. Deze lezing houd ik hier aan. In principe kunnen we met beide vertalingen stellen dat God het initiatief neemt bij het samenbrengen van een man en een vrouw. De implicaties van de Engelse tekst komen echter indringender naar voren dan in de vertaling van de HSV.
Als het Gods Geest is, Die mensen samenbrengt in het huwelijk, wat betekent een echtscheiding dan? Ik meen dat we dan met recht kunnen spreken over het “bedroeven” en het “uitblussen” van de Heilige Geest (vgl. Efeze 4:30 en 1 Tessalonicenzen 5:19). God zoekt godsvrucht; Hij is op zoek naar mensen die de morele waarden van Zijn karakter uitdragen en weerspiegelen. God waarschuwt hier: echtscheiding bedroeft de Heilige Geest. Het blust de Geest uit, omdat het een werk afbreekt dat de Geest tot stand heeft gebracht. Lees Efeze 4 en 1 Tessalonicenzen 5 nauwkeurig, en je zult ontdekken dat het bedroeven en uitblussen van de Heilige Geest niets te maken heeft met het onderbelichten van genezing, wonderen en tekenen, maar dat er een direct verband bestaat met ongehoorzaamheid aan Gods morele wil.
Kerken doen er goed aan – niet omdat het een nobel streven is, maar uit noodzaak – aandacht te besteden aan de huwelijken van gemeenteleden. Volgens dit gedeelte is er duidelijk een link met een gebrek aan ontzag voor God en echtscheiding of ontrouw in het huwelijk. De toestand van huwelijken weerspiegelt de diepgang van de aanbidding van God binnen de gemeente. Wanneer kerken geconfronteerd worden met dreigende echtscheidingen, dient de eerste vraag te zijn: “Hoe is jullie verhouding met de Heere?” Voorkom dat je verzandt in allerlei symptomatische discussies. Vrouwen kunnen klagen over autistische mannen, mannen kunnen klagen over slecht kokende vrouwen, maar deze argumenten moeten het afleggen tegen het besef dat God ooit met Zijn Geest deze twee mensen heeft samengebracht.

5. Gods oproep: herontdek de waarde van het (huwelijks)verbond! (vers 15b-16)
Het is niet verwonderlijk dat het benoemen en afwijzen van echtscheiding gevolgd wordt door een oproep, die God tot tweemaal toe herhaalt:

“Daarom, wees op uw hoede met uw geest, en handel niet trouweloos tegen de vrouw van uw jeugd. Want de HEERE, de God van Israël, zegt dat Hij het wegsturen van de eigen vrouw haat, hoewel men het geweld bedekt met zijn gewaad, zegt de HEERE van de legermachten. Wees dus op uw hoede met uw geest en handel niet trouweloos.”

Wees op je hoede! Pas op! Dat is de oproep. Er hangt een duur prijskaartje aan echtscheiding, ontrouw en overspel. Het is een oproep om het huwelijk en de heiligheid ervan weer te overdenken en serieus te nemen. Het gaat om trouw, het gaat om de liefdevolle viering dat God twee mensen aan elkaar gegeven heeft en samen dat mogen delen, wat zij met niemand anders delen. Dat is heiligheid: apart gezet zijn voor elkaar. Exclusief toebehoren. Zo is ook het verbond van God met Zijn volk heilig: het is een exclusief toebehoren. Daarom is God toornig wanneer Zijn volk met andere goden flirt, of er met andere goden vandoor gaat. Hij is té heilig, Zijn verbond is té heilig en het volk is té heilig om dit allemaal maar te laten gebeuren. Kijk naar God en je weet wat Zijn verbond met Zijn volk betekent. En zo zou het ook moeten zijn bij het christelijk huwelijk: kijk ernaar en zie wat twee mensen voor elkaar betekenen, maar bovenal – wat hun God voor hen betekent.

zondag 24 december 2017

Verbondstrouw (3)

De boodschap van Maleachi

Het tweede hoofdstuk van het profetische boek Maleachi begint met een duidelijke oproep van God tot de priesters. De noodzaak om onze priesterlijke taak als christen te vervullen, is de vorige keer al benoemd. In dit deel zullen we zien wat de kern van Gods oproep aan de priesters is, en hiermee ontdekken we ook wat de kern van de priesterlijke taak is. De noodzaak en invulling van de priesterlijke taak kunnen we naar aanleiding van dit gedeelte samenvatten in zes lessen.

1. Gods oproep: bekering en onverdeelde toewijding (vers 1-2a, 9b)
Met hoofdstuk 1 als inleidende aanklacht van God – waarin Hij nadrukkelijk wijst op de onterende wijze waarmee de priesters offers brengen – stappen we het tweede hoofdstuk binnen met een duidelijk oproep tot bekering:

“Nu dan, tot u komt dit gebod, priesters! Als u niet luistert en als u het niet ter harte neemt om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE van de legermachten …want u neemt Mijn wegen niet in acht en ziet bij uw onderwijs in de wet de persoon aan.”

Het gedeelte begint en eindigt met de duidelijke boodschap dat de priesters een doodlopende weg zijn ingeslagen en dat het zo absoluut niet verder kan. Bekering is een proces dat altijd begint met het inzicht dat er iets grondig mis is. Het is daarom belangrijk dat we eerst goed luisteren naar wat God tot ons te zeggen heeft. Prediking heeft altijd tot doel om “met het oog op de glorie van Gods Naam te horen wat Hij te zeggen heeft.” Zijn Woord verkondigt altijd met het oog op Zijn heerlijkheid, zo ook hier. Prediking die niet tot gevolg heeft dat mensen groeien in ontzag voor Gods heilige Naam, schiet ernstig tekort.
En voor de priesters in de tijd van Maleachi gold dit net zo goed: niet luisteren, geen ontzag voor God, dus Zijn Naam wordt in de offerdienst ontheiligd. De inhoud van de godsdienst werd verwaarloosd, en dat had effect voor de vorm. De vorige keer hebben we dan ook gezien dat God geen genoegen neemt met het uitvoeren van een godsdienstig ritueel op zich.
Vandaag de dag moet deze boodschap opnieuw bezieling geven aan de belijdende kerk. Wij komen niet bij elkaar voor de vorm, maar voor de inhoud! En het begint met luisteren. Gods Goede Nieuws van verlossing in Jezus Christus is geen formaliteit; het is geen boodschap die ons moet aanmoedigen de noodzakelijke stappen te zetten om in de hemel te komen. Dit is slechts vormengodsdienst. Mensen moeten stilgezet worden bij het feit dat zij niet verlangen naar de verheerlijking van Gods Naam en dat er een diepgaande, bovennatuurlijke verandering voor nodig is om dit mogelijk te maken. In het besef hiervan vind ik ook de oproep om “een keuze te maken van Jezus” misleidend, omdat bekering veel meer is dan “kiezen”. Het Evangelie is niet de oproep om te kiezen, maar om te buigen. Duidelijker kan het niet worden verwoord dan in ons gedeelte: God vraag ontzag voor Zijn Naam. Dit is niet een kwestie van zomaar even “kiezen”, het is een weloverwogen stap in gehoorzaamheid en in nederigheid buigen voor de majesteit van Gods gezag, Die in Christus genade en barmhartigheid bewezen heeft door Zichzelf met ons te verzoenen. Dát is het Goede Nieuws! De vraag is niet of wij nu een keuze willen maken, maar of deze boodschap een bovennatuurlijk, door de Heilige Geest gewerkt ontzag in ons hart tot stand brengt, zodat wij werkelijk God liefhebben en in waarheid dienen.

2. Gods oordeel: vervloekte zegeningen en vernedering (vers 2b-3, 9a)
De noodzaak van bekering kan niet genoeg benadrukt worden. Er hangt een grote prijskaart aan onze levenswandel. De vraag is: wie gaat hiervoor betalen? De priesters krijgen te horen welke consequenties het heeft wanneer zij deze oproep naast zich neerleggen. Want, zo laat God hen weten, als zij zich niet bekeren en geen gehoor geven aan Zijn oproep…

“…zal Ik de vloek onder u zenden en uw zegeningen vervloeken. Ja, Ik heb ze al vervloekt, want u neemt het niet ter harte. Zie, Ik ga uw nageslacht bestraffen: Ik zal mest op uw gezicht strooien, de mest van uw feesten, en daarmee zal men u wegdragen … Daarom heb Ik u ook verachtelijk gemaakt en onbeduidend voor heel het volk, want u neemt Mijn wegen niet in acht en ziet bij uw onderwijs in de wet de persoon aan.”

Op het moment dat Maleachi moet profeteren, is God al bezig Zijn oordeel te voltrekken over deze geestelijke leiders én over het volk. Het oordeel is dus al in gang gezet, het sluimert. Wil men erger voorkomen, dan zullen de priesters het voortouw moeten nemen in geestelijke vernieuwing door bekering. God tucht Zijn volk. Hij moet tucht toepassen. Hij moet Zijn volk discipline bijbrengen, want als Hij hen vrij laat rondlopen en hen laat doen wat zij willen, wordt het een bende. Dat blijkt duidelijk uit deze geschiedenis. God neemt als het ware zegeningen terug; Hij maakt die tot een vloek. Dit kan twee dingen betekenen: óf God geeft het volk over aan hun verlangens en geeft hen daadwerkelijk alles wat zij willen, met als gevolg dat het een vervloekende uitwerking heeft voor de eeuwige verlossing, óf God snoeit in de goede, noodzakelijke middelen, waardoor het volk wordt geconfronteerd met schaarste en gebrek.
Hier moeten wij een belangrijke les leren. Ook vandaag de dag tuchtigt God Zijn kinderen, wanneer zij in ongehoorzaamheid wandelen (zie Hebreeën 12). Waarom? Omdat Hij het niet toestaat dat welke zegening dan ook door de zonde wordt omgevormd in een vloek en iemand zodoende verloren gaat. Kan een christen dan verloren gaan? Nee, dat kan niet. En dat heeft er alles mee te maken dat God Zijn tuchtigende werk in zijn leven doet. Juist omdat Hij in onze zegeningen snoeit, zullen wij volharden in het geloof. Het is een voor ons een mysterie, maar God weet heel goed wat Hij ons kan geven of toevertrouwen en wat niet. Wees je ervan bewust dat, wát God jou ook geeft of jou onthoudt, Hij bezig is om jou onberispelijk en rein te bewaren voor de verschijning van Zijn Zoon (1 Korinthe 1:8-9). Juist wanneer God iets niet geeft wat je heel graag zou willen hebben, kan uiteindelijk een grotere genade blijken te zijn, omdat het jouw eeuwige leven heeft bewaard. En welke zegen is nu groter dan God te kennen door Jezus Christus en voor eeuwig in Zijn tegenwoordigheid mogen zijn?
De werkwijze van tucht past God ook hier toe bij Zijn volk Israël. De context maakt duidelijk dat God Zijn volk niet geheel en al overlaat aan de eigen verlangens en hebzucht, maar dat Hij inderdaad zal snoeien in de goede en noodzakelijke middelen. Maar God gaat nog een stap verder: Hij zal de Israëlieten doen ervaren hoe smerig de onterende manier van offeren is. Hij zal hen confronteren met de stank van deze offers. Het is niet bepaald een zachtzinnig en fris gedeelte. Israël zal verachtelijk worden gemaakt; vernederd is een beter woord. Misschien komt bij iemand nu de vraag op, of dit allemaal wel terecht is. Hoe kan God dit doen, en dat nog wel bij Zijn eigen volk? God kan en mag dit doen, omdat Zijn Naam door de priesters ontheiligd is. Hij is volmaakt, puur in heiligheid en ongeëvenaarde gerechtigheid. Zijn Naam onteren door ongehoorzaamheid roept Zijn toorn op. En het is niet verwonderlijk dat God hier bij Zijn eigen volk scherp op is. Juist Gods eigen volk zou vol ontzag en toewijding moeten doen wat Hij bevolen heeft. God roept niet iedereen krachtdadig; Hij verlost niet iedereen. Zijn eigen volk heeft Hij krachtdadig geroepen en verlost. Het is juist logisch dat Hij Zijn eigen volk corrigeert. Het is daarentegen een heel slecht teken – en beangstigend bovendien – als je erachter komt dat God jou laat zwemmen in de zonde en totaal niet ingrijpt.
Deze tuchtmaatregel voor Israël is ook nog eens genadig. Hij had ook kunnen besluiten het hele volk uit te roeien en met iets geheel nieuws te beginnen. Tucht, zoals de Hebreeën-schrijver ook stelt, is op het moment zelf nooit leuk. Maar als we bedenken dat het Gods genadige ingrijpen is om ons veilig in heerlijkheid te brengen, zullen we er dankbaar voor zijn.

3. Gods trouw: Zijn verbond met Levi voortgezet (vers 4)
Vanaf vers 4 zien we God een persoon naar voren schuiven: Levi. Dit is niet toevallig, omdat de Levieten in het Oude Testament de verantwoordelijkheid hadden voor de offerdienst. God herinnert de priesters in de tijd van Maleachi aan Zijn verbond met Levi (zie ook Numeri 25:12-13):

“Dan zult u weten dat Ik dit gebod tot u gezonden heb, opdat Mijn verbond met Levi blijven zou, zegt de HEERE van de legermachten.”

Hij wil er geen twijfel over laten bestaan: God blijft trouw aan dat verbond, of de priesters er nu wel of geen rommeltje van maken. Gods trouw hangt niet af van onze trouw. Aan de andere kant moeten we ook eerlijk durven zijn en zeggen dat ontrouw van mensen nooit onbestraft kan blijven en dat God alles op Zijn beloop laat gaan, omdat Hij nu eenmaal dat verbond gesloten heeft (of die trouw gezworen heeft) en Zichzelf zo eigenlijk met de rug tegen de muur heeft gezet. God is trouw, God blijft trouw – maar de ontrouwe priesters en ontrouwe “gelovigen” kunnen niets anders dan een huiveringwekkend oordeel tegemoet zien. Juist de oproep tot bekering aan het adres van de priesters laat zien dat God Zijn verantwoordelijkheid aangaande het verbond serieus neemt. De oproep tot bekering aan de priesters zegt eigenlijk: “Neem jullie verantwoordelijkheid ook serieus!”

4. Gods genoegen: de trouw van Levi (vers 5-6)
In de verzen 5 en 6 zien we het doel van Gods verbond met Levi:

“Mijn verbond met hem was: het leven en de vrede. Die gaf Ik hem, tot vrees voor Mij, en hij vreesde Mij en in de tegenwoordigheid van Mijn Naam was hij verschrikt. Betrouwbaar onderwijs in de wet was in zijn mond, geen ongerechtigheid werd op zijn lippen gevonden. In vrede en oprechtheid wandelde hij met Mij en velen bekeerde hij van ongerechtigheid.”

We komen hier terecht in het hart van de verbondsrelatie tussen God en Zijn volk. God schenkt leven en vrede (verlossing) en het volk reageert op gepaste wijze met ontzag, toewijding en gehoorzaamheid (aanbidding). Ook zien we hier het hart van de priesterlijke taak. Levi was betrouwbaar in het geven van onderwijs. Onderwijs vanuit de Bijbel is essentieel, maar het is minstens zo essentieel dat dit nauwkeurig en juist gebeurt. Velen weten een mooi verhaal te houden bij een Schriftgedeelte, maar niet iedereen is in staat een boodschap te verkondigen die ermee in overeenstemming is.
God roemt Levi hier vanwege zijn trouw en betrouwbaarheid. Dit zijn voor priesters belangrijke karaktereigenschappen. Ze zijn onmisbaar. God verheugt Zich in nauwkeurig Bijbelonderwijs. Niet alleen vanwege een exacte duiding van waarheden, maar ook – zoals we kunnen lezen in vers 6 – omdat het tot gevolg heeft dat mensen zich van zonde afkeren en de Heere gaan dienen. Dit is ten diepste altijd het doel van Bijbels onderwijs. Het gaat er niet omdat er zoveel mogelijk kennis in de hoofden gepompt wordt, maar dat de kennis leidt tot gerechtigheid, een oprecht en integer leven. Dit is de test van ware godsdienst: brengt het Woord van God mij dichterbij Hem of heeft het Woord in mijn leven juist geen enkel effect met betrekking tot de zonde?

5. Gods weg: Levi als voorbeeld voor de priesters (vers 7)
Wat de Kerk van Jezus Christus vandaag de dag nodig heeft, zijn Levi’s. Mannen die zich willen toewijden aan het onderwijzen van de Schrift en het wijzen van de weg met het oog op godsvrucht. Gods lof voor Levi is niet verwonderlijk, want hij deed wat God hem opgedragen had. In vers 7 lezen we over de taak van een priester:

“Voorzeker, de lippen van een priester moeten kennis bewaren, uit zijn mond moet men onderwijs in de wet zoeken, want hij is een gezant van de HEERE van de legermachten.”

Dit principe mag doorgetrokken worden naar hedendaagse Bijbelleraars, predikanten en voorgangers. Zij zijn gezanten van God. Hoe onderscheidt je nu de échte gezant van de valse? Twee doorslaggevende factoren zijn het trouw verkondigen van het Gods Woord en het breken met de zonde als gevolg van dat onderwijs. Een echte Bijbelleraar laat alle waarheden vanuit de Bijbel spreken. Hij voegt niets toe, Hij doet er niets aan af. Het zal hem heel wat zweet, geworstel en inspanning kosten om alles helder te krijgen – voor zover dit inzicht door God wordt gegeven – maar hij komt uiteindelijk wel met een boodschap waaruit je op kunt maken dat hij een grote eerbied voor Gods Boek heeft. Een valse prediker zal echter zijn eigen inzichten in de tekst willen leggen, waardoor hijzelf spreekt en zodoende de tekst het zwijgen oplegt. Het is hem niet zozeer om de gerechtigheid te doen; hij probeert er zelfs omheen te draaien. “De zonde is zo erg nog niet, want God is toch wel genadig. Hij doet niet moeilijk. Hij weet heus wel hoe vermoeiend het is om steeds weer zo nauwkeurig te werk te gaan bij het offeren. Hij ziet gerust iets door de vingers.”
Het is belangrijk op te merken dat Gods verlossing altijd vooraf gaat aan de gehoorzaamheid van mensen. God verlost, de mens gehoorzaamt vanuit het ontzag dat die verlossing tot stand heeft gebracht. Daarom kreeg Israël ook de Wet na de uittocht uit Egypte (zie Exodus 20:2). Goed spreken en het goed praten van de zonde ná verlossing is niets anders dan kwaad. Een oprechte gelovige zal dit nooit doen.

6. Gods aanklacht: het verbond veracht (vers 8)
Het probleem is dat de priesters in de tijd van Maleachi deze zaak helaas hebben omgedraaid: de zonde wordt getolereerd. En dat met alle destructieve gevolgen van dien:

“U echter, u bent afgeweken van de weg: velen hebt u door uw onderwijs in de wet doen struikelen. U hebt het verbond met Levi tenietgedaan, zegt de HEERE van de legermachten.”

Wat is er nog over van de trouw die Levi liet zien in Zijn wandel met God? Helaas niets meer. Deze priesters hebben voor de zonde vrij baan gemaakt. De zonde heeft vrij spel. Het onderwijs van deze priesters heeft mensen niet doen breken met de zonde, maar het juist in haar net gedreven. Zij zijn ten val gebracht, gevangen genomen door de macht van ongerechtigheid.
Het mag duidelijk zijn: Gods volk bevindt zich in een diepe, geestelijke crisis. Een crisis die gekenmerkt wordt door het veronachtzamen van Bijbels onderwijs en als gevolg daarvan een toename van ongerechtigheid. En is het niet gerechtvaardigd om onze tijd hiernaast te leggen? Hoe komt het dat de kerk haar profetische stem haast niet laat klinken? Hoe is het mogelijk dat de kerk niet meer die luide oproep tot bekering laat horen? Hoe kan het, dat de zonde in onze tijd zoveel vrij spel heeft? Eén antwoord luidt, dat de Schrift al heeft voorzien en voorspeld dat dit zou gebeuren. Maar misbruik dit mysterie niet om toe te kijken en te blijven zwijgen; dat zou een nog groter kwaad zijn dan de ongerechtigheid zelf! De oproep van God aan de priesters is net zo goed een oproep voor onze tijd: jullie die Gods Woord verkondigen, doe dit serieus en leid velen tot de gerechtigheid en het eeuwige leven!

Laat het niet zo zijn, dat de fouten van de priesters in de tijd van Maleachi zich in onze tijd herhalen. Wij vragen ons af hoe het kan, dat de kerk haar invloed op de maatschappij heeft verloren. Het beangstigende antwoord ligt bij haar zelf. Zij heeft gezwegen, toen zij had moeten spreken. Zij is afgedwaald, toen ze in het juiste spoor had moeten blijven. Zij is ongehoorzaam geweest, toen ze gehoorzaam had moeten blijven. Zij is ontrouw geworden, toen ze trouw aan God en Zijn Woord had moeten zijn.
Gelukkig is er altijd een groep in die grote, belijdende kerk – een groep wedergeboren christenen, die zich altijd aan Gods Woord vastklampt en die altijd trouw zal blijven aan Hem. Het is gelukkig niet alleen maar kommer en kwel. Wellicht dat lezers dit beeld geschetst zien worden. Dat is het gelukkig niet. Maar de profetie van Maleachi vertoont angstvallig veel gelijkenissen met onze tijd. Dat zou iedere geestelijke priester tot nadenken moeten stemmen.

zondag 17 december 2017

Verbondstrouw (2)

De boodschap van Maleachi

De vorige keer hebben we gezien dat Gods verbondsvolk haar God aanklaagt. Zijn liefde voor het volk wordt in twijfel getrokken. God beantwoord deze tegenwerping met Zijn verlossend handelen en, als fundament daaronder, de uitverkiezing van Israël. Hij schetst het contrast met Ezau (de broer van Jakob) en Edom (het volk dat is voortgekomen uit Ezau). Israël heeft geen enkele grond om Gods liefde voor Zijn volk in twijfel te trekken. We zullen in het vervolg zelfs zien dat God de zaak omdraait. Hij gaat nu Zijn eigen volk ter verantwoording roepen.

Een woord voor geestelijke priesters
Voordat ik inhoudelijk het gedeelte behandel, wil ik eerst wijzen op het belang van geestelijk priesterschap. Priesters hebben in de Bijbel een belangrijke functie: zij vertegenwoordigen de mensen bij God én zij vertegenwoordigen God bij de mensen. Zij hebben de taak tussen God en het volk te treden als instrumenten van verzoening en zij hebben de taak namens God de inzettingen van het verbond te bewaren en erop toe te zien dat dit op de juiste wijze gebeurt. Deze taak is volmaakt vervuld door de Heere Jezus Christus, Die als Hogepriester verzoening heeft gebracht voor onze zonden, door Zijn eigen bloed (Hebreeën 10:11-18). Bovendien heeft Hij in Zijn bediening de zuiverheid van Gods Woord verkondigd en in praktijk gebracht.
Nu is de verleiding groot – omdat Christus dit alles volmaakt vervuld heeft – te zeggen dat de profeten aan actualiteit hebben ingeboet. Een boek als Maleachi? Leuk om te lezen, misschien om te kijken hoe men in die tijd een potje maakte van het godsdienstige leven; wij echter hebben Christus! Helaas, dat is niet het geval. Ik zou haast willen zeggen dat zo’n houding juist de actualiteit van de profeten bewijst. Christenen zijn volgens 1 Petrus 2:5 een “koninklijk priesterschap” om “geestelijke offers te offeren die door Christus waardig aan God voorgesteld worden.” Het hele principe van geestelijk priesterschap is door de verschijning en het verlossingswerk van Christus dus niet afgeschaft.
Getrouwde mannen, werkgevers, voorgangers, christelijke arbeiders moeten daarom goed doordrongen zijn wat het betekent deel uit te maken van Gods verbondsvolk als een geestelijke priester. Jouw grootste taak en belangrijkste verantwoordelijkheid is om God in waarheid te kennen, door het werk van de Heilige Geest. Een christen die zijn God niet kent, of die een vertekend beeld van Hem heeft, bevindt zich op een hellend vlak. De priesters in de tijd van Maleachi waren het zicht op Gods liefde verloren, en dat had grote gevolgen, zoals we straks zullen zien. Maar ik vind het belangrijk om te wijzen op de verantwoordelijkheid die we als christenen, en dus als geestelijke priesters, hebben. Als wij niet het lef en de moed hebben Gods Woord onverdeeld te prediken en gehoorzamen, zal dat zijn sporen hebben in de rest van de maatschappij.

Gods rechtszaak tegen Zijn volk
In dit deel zijn we getuigen van een rechtszaak die als het ware door God wordt aangespannen tegen Zijn volk. Stelde Israël eerst nog de vraag aan God, nu is het God die ter verantwoording roept. We zullen kijken naar een vijftal zaken.

1. Gods vraag: “Waar is Mijn eer?” (vers 6a)
Als eerste lezen we dat God Zijn volk een vraag stelt. Hij doet in feite hetzelfde als Israël in 1:2.

“Een zoon eert zijn vader en een slaaf zijn heer. Als Ik dan een Vader ben, waar is de eerbied voor Mij? En als ik een Heer ben, waar is de vrees voor Mij? zegt de HEERE van de legermachten tegen u, priesters die Mijn Naam verachten.”

God laat hier doorschemeren dat het vanzelfsprekende op geestelijk vlak niet meer vanzelfsprekend is. Kinderen luisteren naar hun vader en slaven gehoorzamen hun heer. Logisch, zou je zeggen – tot je dit gaat toepassen op het geestelijke vlak. Er is geen eer voor God bij dit volk te vinden, en gehoorzaamheid net zomin. Er is geen ontzag voor God. En dit valt ook heel goed te verklaren vanuit vers 2-5. Wie niet meer onder de indruk is van Gods uitverkiezende liefde, zal spoedig merken dat de liefde voor God uitgedoofd raakt. Het volk Israël is in geestelijk opzicht ernstig ziek; zij lijdt aan aanbiddingsarmoede. Wanneer het ontzag voor God minder wordt, moet het volk – en dus ook de gelovige als individu – altijd, zonder uitzondering, de oorzaak bij zichzelf zoeken. God heeft Zijn liefde bewezen in de uitverkiezing en door het schenken van Zijn Zoon, de Heere Jezus. Als dit niet kan zorgen voor ontzag en liefde voor God, dan is dat een teken van geestelijke doodsheid. Dit volk moet opnieuw worden gedoopt in Gods grootheid en goedheid.
Gehoorzaamheid hangt altijd samen met ontzag. Als ik iemand een waardeloos figuur vindt, is hij de laatste waarnaar ik zou luisteren. Wanneer ik echter een hoge achting voor iemand heb, neem ik zijn adviezen serieus. Zo werkt het geestelijk ook. Als ik onder de indruk ben van Gods grootheid, goedheid, liefde – als ik bedenk hoe bijzonder het is dat Hij mij niet voorbijgegaan is, maar mij juist uitverkoren heeft, dan heeft dit gevolgen voor de invulling van mijn leven. Ik wil Hem eren, gehoorzamen, ik wil Hem beter leren kennen en Hem behagen door te doen wat Hij van mij vraagt!
En juist op deze punten laat het verbondsvolk Israël het gigantisch afweten. Zijn wij anders? Ik zeg niet ronduit nee, maar ik zeg ook niet ronduit ja. De Kerk moet zich steeds weer de profetische spiegel voorhouden. Het zal niet lang duren voor zij doorheeft dat zij aan dezelfde gevaren blootstaat als Israël. Ook vandaag is de vraag van God urgent, actueel en essentieel: “Waar is Mijn eer, o Kerk?”

2. Gods aanklacht: “Mijn Naam ontheiligd” (vers 6a-8, 12-13)
Afnemend ontzag voor God betekent een toename van de ongerechtigheid. Als Gods Naam niet meer met eerbied wordt behandeld, als het besef van het unieke van de verbondsrelatie tussen Hem en Zijn volk bij dat verbondsvolk afneemt, komt dat tot uiting in de invulling van het leven. Het komt ook tot uiting in het godsdienstig leven. Je zou kunnen zeggen dat het Israël in de tijd van Maleachi lijdt aan godsdienstmoeheid. Let eens op de symptomen die God in de verzen 6b-8 en 12-13 noemt:

“Maar u zegt: Waardoor verachten wij Uw Naam? Doordat u onrein brood op Mijn altaar brengt. En u zegt: Waardoor maken wij U onrein? Doordat u zegt: De tafel van de HEERE, die is verachtelijk. En als u een blind dier ten offer brengt: Dat is niet erg! En als u een kreupel of ziek dier ten offer brengt: Dat is niet erg! Bied het maar eens aan uw landvoogd aan. Zou hij u goedgezind zijn of u ter wille zijn? Dit zeg de HEERE van de legermachten … Maar u ontheiligt hem, wanneer u zegt: De tafel van de Heere, die is onrein, en wat zij oplevert, haar voedsel, is verachtelijk. Verder zegt u: Zie, wat een vermoeienis! Maar u zou het kunnen wegblazen, zegt de HEERE van de legermachten. U brengt wat geroofd, kreupel en ziek is. Als u dat graanoffer brengt, zou Ik dat uit uw hand aanvaarden? zegt de HEERE.”

Het is en blijft een vreemd verschijnsel: een volk dat het ontzag voor God is kwijtgeraakt, een volk dat zelfs twijfelt aan Gods verbondsliefde en tóch doorgaat met het uitvoeren van godsdienstige rituelen. Daar is dan ook direct al het positieve over gezegd, want de Heere is absoluut niet te spreken aan de invulling van deze rituelen. Israël raffelt de offers af. Hoe? Door allerlei dieren te offeren die niet geofferd mogen worden. Het volk dat onder Mozes uit Egypte is geleid en vervolgens op weg ging naar het beloofde land, heeft duidelijke richtlijnen gekregen voor het brengen van offers. In Leviticus 22:17-33 kunnen we deze richtlijnen lezen. De tijdgenoten van Maleachi hebben hier duidelijk geen boodschap aan. Een blinde kanarie, een staartloze kat, een rund met drie poten – alles werd zo ongeveer gedoogd als offerdier. En de geestelijk leiders tolereren dit allemaal! God verwijt Israël dat zij offers aan Hem brengen, die zij niet eens aan de landvoogd zouden brengen, omdat zijzelf heel goed beseffen dat hetgeen zij aanbieden ernstig tekort schiet.
Het geestelijke verval laat zich het meest treffend samenvatting met de zin dat Israël niet meer het beste aan God gaf, omdat zij twijfelden aan Gods goedheid ten opzichte van hen. Er is wantrouwen in de verbondsrelatie gekomen. En als er nu iets is dat fataal is voor de zuiverheid van het geloofsleven, dan is het wel wantrouwen. Israël redeneerde eigenlijk zo: “Als God er niet voor zorgt dat wij het goede krijgen, zorgen wij er zelf wel voor dat wij het goede houden.” Wantrouwen in God zorgt voor egocentrisme en uiteindelijk godsdienstmoeheid. We doen nog wel religieus, maar niet bepaald van harte. Zo’n tussenzin als “Omwille van de tijd…” tijdens de eredienst vind ik in dit licht ook veelzeggend. Christenen die leven in vervolging, doen hun best om iedere keer weer – in het geheim – samen te komen en om uren met elkaar de Bijbel te lezen en te bidden. En je moet je voorstellen dat dit niet in ruimtes plaatsvindt zoals wij die kennen. Deze mensen zitten niet in heerlijke bioscoopstoelen, vergezeld door koppen koffie en een lekkere versnapering. Deze mensen zitten vaak in een ondergrondse, stoffige en vochtige ruimte waar het niet zo heel warm is. En onder deze omstandigheden zingen zij, bidden zij en leren zij door het Woord steeds meer hun God kennen. En wat doen wij in het Westen? Wij korten de preek in, want ja – de spanningsboog wordt steeds korter. Wij zingen dat laatste lied aan het einde van dienst – die gemiddeld anderhalve uur duurt – maar niet, want ja – stel je voor dat het allemaal wat te lang zou duren.
Een andere belangrijke graadmeter om godsdienstmoeheid te meten is het gebed. En dan heb ik het niet alleen over de frequentie (dus hoe vaak iemand bidt), maar ook over de inhoud. Wat spreekt er uit die woorden? Honger? Een verlangen om meer van God te zien? Een verlangen om meer op Christus te lijken? Of is het een mat riedeltje, met steeds dezelfde formuleringen en verzoeken?
Nog een graadmeter voor het meten van godsdienstmoeheid is het gebruik van geld en bezit. Wil iemand alles voor zichzelf houden? Of is iemand vrijgevig om de zaak van Gods Koninkrijk te dienen?
Tot slot – en dit is misschien wel de belangrijkste toetssteen voor geestelijk leiders in de kerk – moeten we letten op de houding ten opzichte van de zonde. Worden er dingen getolereerd waarvan de Bijbel duidelijk zegt dat het uitgebannen zou moeten worden? Worden mensen aangemoedigd om in zonde te blijven leven? Of worden zij aangespoord zich te bekeren? En in dit verband is het belangrijk de connectie met het Heilig Avondmaal te zien. Houden wij de tafel van de Heere zuiver? Of bezoedelen wij die door van twee walletjes te eten? Hoe gebruiken wij het Heilig Avondmaal? Wordt er toegezien op de levens van gemeenteleden? Hebben wij de moed nog om mensen terecht te wijzen en hen de toegang tot de tafel van de Heere te ontzeggen, totdat zij zich hebben bekeerd en zich hebben afgekeerd van een bepaalde zonde?
Dit zijn allemaal vragen die actueel waren in de tijd van Maleachi, en zeker ook in onze eigen tijd. En als er op deze punten misstanden zijn, rekent God dit Zijn volk aan.

3. Gods oproep: “Zoek Mijn gunst!” (vers 9-10)
Toch is Gods aanklacht nooit een doel op zich. Altijd weer wordt de aanklacht opgevolgd door de oproep tot bekering:

“Nu dan, tracht toch het aangezicht van God gunstig te stemmen, dat Hij ons genadig zal zijn. Dit gebeurt door uw hand: zou Hij u ter wille zijn? zegt de HEERE van de legermachten. Was er ook maar iemand onder u die de deuren zou sluiten, dan zou u niet zonder reden Mijn altaar aansteken. Ik heb geen welgevallen in u, zegt de HEERE van de legermachten, en een graanoffer uit uw hand aanvaard Ik niet.”

Gods boodschap is duidelijk: “Stop hier alsjeblieft mee!” Het is beter geen offer te brengen dan een ontheiligend offer. Dat vraagt moed. Dat vraagt een hele hoop moed. Als geestelijk leider zeggen: “Jongens, zoals het nu gaat, dat kan niet. Laten we het licht uitdoen, de deur dicht. Wat wij nu doen, kan echt niet.” Als geestelijk leiders Gods Woord niet serieus nemen en veronachtzamen, heeft dit gevolgen voor het gehele volk.
God neemt deze zaak zeer hoog op. Zó hoog, dat Hij zelfs gruwelt van alle offers die aan Hem gebracht worden. Gebeden, gaven en zelfs vasten worden dan niet door de Heere gewaardeerd, omdat Hij ziet dat het menselijke hart er niet ten volle bij betrokken is.
Het is belangrijk te benadrukken dat een offer voor God niet per definitie goed is, omdat het gebracht wordt. Een offer is pas aanvaardbaar voor God, als het volgens de voorschriften én met een oprecht hart wordt gebracht. Opnieuw moeten we hier beseffen dat het belangrijkste in onze verbondsrelatie met God het ontzag voor Hem is. Is er geen ontzag meer voor God? Sluit dan de deuren. Stop met je godsdienst en ga in gebed. Vraag Hem Zijn grootheid te tonen en jouw hart te verzadigen met het zicht op Zijn heerlijkheid. En kom niet eerder de binnenkamer uit voordat dit is gebeurd.

4. Gods belofte: “Mijn Naam zal groot zijn” (vers 11)
De oproep tot bekering wordt vervolgd door een machtige belofte:

“Want vanwaar de zon opkomt tot waar hij ondergaat, zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenvolken; in elke plaats zal aan Mijn Naam een reukoffer gebracht worden, en een rein graanoffer. Voorzeker, Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenvolken, zegt de HEERE van de legermachten.”

Tot tweemaal toe zegt God dat Zijn Naam groot zal zijn onder de heidenvolken, oftewel: over de hele wereld. Overal zal Zijn Naam geprezen worden. En dat niet alleen: Hij zal er persoonlijk voor zorgen dat er een volk komt dat in alle oprechtheid offers aan Hem brengt. Hier zien we de Nieuw Testamentische hoop gloren. In Christus zijn Gods kinderen in staat offers te brengen, die Hem behagen. Brengen Nieuw Testamentische gelovigen dan offers? Ja, in geestelijk opzicht brengen zij die. En ik wil hier ook ingaan op de aard van deze offers. Christenen brengen geestelijke offers; daar is iedereen het over het algemeen over eens. Maar er zijn ook christenen die stellen dat na Christus’ wederkomst en de oprichting van het zogenaamde duizendjarig vrederijk opnieuw de hele offercultus ingesteld zal worden. Mijns inziens kleven er ernstige bezwaren aan deze gedachte. Het belangrijkste argument is dat de Heere Jezus Zichzelf als volmaakt Lam geofferd heeft voor onze zonden. Dit offer kan nooit meer herhaald of uitgevoerd worden, simpelweg omdat God tevreden is met het offer dat Zijn Zoon gebracht heeft. Het opnieuw offeren van dieren voor de zonden is tot oneer van Christus’ verlossingswerk. Het offeren van dieren, zo leren we in Hebreeën, is slechts een schaduw. Het offer van Christus, dát is de werkelijkheid. Het weer instellen van een schaduw, terwijl de Werkelijkheid is verschenen, lijkt mij een ernstige zaak.
We zullen bij de interpretatie van dit gedeelte moeten kijken naar het bredere Bijbelse kader en in dit opzicht lijkt mij de gedachte dat het gaat om geestelijke offers gerechtvaardigd. Ik geloof niet dat er ooit nog dieren geofferd moeten worden als verzoening voor zonden. Ik geloof wel dat Gods verloste volk offers brengt, zoals Paulus dit in Romeinen 12:1 en Filippenzen 4:18 beschrijft. Het zijn offers van overgave en toewijding. En als dit door het geloof in Christus gebeurt, brengt dat eer aan God.
Het is van essentieel belang te zien dat God niet tevreden is met een belijdende kerk alleen; Hij verzamelt een toegewijde Kerk. De vraag is niet of het leven met God een prijs kent, maar of wij bereid zijn die te betalen. Wie dit niet wil, heeft volgens dit gedeelte een ernstig probleem: toewijding is één van de belangrijkste kenmerken van Gods verbondsvolk.

5. Gods oordeel: “Vervloekt is de geestelijke bedrieger!” (vers 14)
Het hoofdstuk eindigt met een ontzagwekkende vervloeking:

“Ja, vervloekt is de bedrieger die een mannetjesdier in zijn kudde heeft, en een gelofte doet, maar aan de Heere offert wat geschonden is! Voorzeker, Ik ben een groot Koning, zegt de HEERE van de legermachten, en Mijn Naam is ontzagwekkend onder de volken.”

Waarom heeft God moeite met ontheiligende offers? Waarom neemt Hij geen genoegen met alles wat het volk Hem aanbiedt? Hier zien we het antwoord: Zijn Naam is werkelijk groot en heerlijk en heilig. Hij kan niet toestaan dat deze grote Naam ontheiligd wordt. Zagen we in vers 11 nog dat God twee keer zegt: “Mijn Naam is groot onder de heidenvolken”, hier zien we dat Hij zegt: “Mijn Naam is ontzagwekkend onder de volken.”
Met deze God spot je niet. Loze beloften zijn gevaarlijk. Het beste voor Hem beloven en uiteindelijk het restje geven is levensgevaarlijk. Het legt bloot waar jouw hart werkelijk aan toegewijd is. Wij worden niet verlost door offers te brengen; óf we offers brengen en in hoeverre wij werkelijk bereid zijn deze te brengen toont aan of wij werkelijk verlost zijn voor de glorie van Gods Naam. Er bestaat geen verlossing zonder offers. Christus gaf Zichzelf, en in de navolging van Hem geven wij onszelf aan Hem. Niet om onszelf aan te bevelen bij God, maar omdat wij Zijn grootheid in de verlossing hebben gezien en ervaren. Zo functioneert de verbondsrelatie tussen God en Zijn volk: Hij verlost, zij aanbidt. Hij toont Zijn grootheid, zij buigt voor Hem in ontzag. Hier is geen sprake van huichelarij. Hier wordt geen bedrog gepleegd.
Hier is de vraag van levensbelang: hoe ga jij om met Gods Naam? Heb jij ontzag voor Hem gekregen, omdat je Zijn grootheid hebt gezien in het offer van Christus? Of heb jij jezelf overgeleverd aan godsdienstmoeheid? Pittige vragen en wellicht ook pittige antwoorden. Mag het hoe dan ook zó zijn, dat God aan Zijn eer komt en dat voor jou en mij mag gelden, dat Zijn Naam ontzagwekkend en groot is.

zondag 3 december 2017

Verbondstrouw (1)

De boodschap van Maleachi

Maleachi is het laatste Bijbelboek in het Oude Testament zoals wij dat kennen. Het boek is rond halverwege de vijfde eeuw voor Christus geschreven. Deze datering wordt onderbouwd door het gegeven dat de tempel in Jeruzalem is hersteld. Het boek beschrijft dus een situatie na de Babylonische ballingschap. Een ander kenmerk dat deze datering ondersteunt is het gebruik van het woord “landvoogd” in bijvoorbeeld 1:8, dat in de tijd van de zogenaamde “Perzische periode” (539-332 voor Christus) veelal verwees naar regionale officieren.
Het belangrijkste argument is wellicht het gegeven dat het boek Maleachi problematiek aan de kaak stelt, die wij ook kunnen terugvinden in de boeken Ezra en Nehemia. We moeten dus in gedachten houden dat wanneer Maleachi zijn bediening van God ontvangt, Israël is teruggekeerd uit ballingschap.

Maleachi doet wat alle profeten doen: niet de wereldproblematiek benoemen, niet andere volken de schuld geven, maar Gods eigen volk terugfluiten en oproepen tot bekering. Zoals ik ook al in de introductie schreef, moeten we niet uitsluitend apocalyptische taal verwachten. Denk niet dat Maleachi uitsluitend profeteert over het laatste oordeel, het machtig ingrijpen van God bij Zijn komst naar deze wereld of spreekt over schokkende gebeurtenissen in de eindtijd. Maleachi beschrijft schokkende dingen, maar die hebben in de kern stuk voor stuk te maken met de verwaarlozing van de aanbidding van God door Zijn eigen volk. Dit maakt de profeten tot ongewenste boodschappers, die men liever zag gaan dan komen. In dit opzicht is ook de behandeling van Christus door de religieuze leiders in Zijn dagen geen verrassing. Christus’ profetische woorden wekten ergernis en de vraag tijdens Zijn bediening was niet zozeer of de bom zou barsten, maar wanneer. Schriftgeleerden en Farizeeën hebben overduidelijk niets geleerd van de waarschuwingen van Oud Testamentische profeten. Laten we daarom als gelovigen en volgelingen van de gekruisigde en verworpen Messias goed beseffen dat wij door het bestuderen van een profeet als Maleachi een risicovol pad opgaan. We maken het onszelf niet gemakkelijk. Maar dit is de enige manier om te ontsnappen aan het slappe, slaperige geestelijke klimaat waarin de Westerse kerk zich momenteel bevindt. Ik wil daarom de lezer niet alleen aanmoedigen de profetische boodschap individueel te bestuderen, maar om erover in gesprek te gaan met een goede vertrouweling. Als het om de toepassing van deze literatuur aankomt, heb je anderen nodig die met je meekijken en je aanmoedigen. Blijf niet op jezelf.

We staan in dit eerste deel stil bij Maleachi 1:1-5. Het is het begin van het Bijbelboek, waarin kort Gods boodschapper wordt benoemd en de profetische boodschap wordt ingeleid. We zullen stilstaan bij vijf eigenschappen van deze boodschap.

1. Gods boodschapper voor Zijn verbondsvolk (vers 1)
We lezen in vers 1 een zeer beknopte beschrijving van Maleachi:

“Een last, het woord van de HEERE tot Israël, door de dienst van Maleachi.”

Hij is Gods boodschapper die Zijn volk moet informeren en confronteren met Gods heilige ongenoegen over de huidige gang van zaken. En zoals ik in de introductie geschreven heb, geloof ik niet dat deze boodschap uitsluitend voor het Joodse verbondsvolk is. Als jij na het lezen van Maleachi 1:1-5 totaal niet het idee hebt dat jij je ook schuldig kunt maken aan dezelfde fouten als Israël, dan mag je eens goed achter je oren krabben.
Profeten zijn altijd mannen die optraden met het gezag dat God hen heeft gegeven; zij staan niet op uit eigen beweging, omdat ze het nu eenmaal een leuke taak vinden. Sterker nog, het is helemaal geen leuke taak. Een groot deel van het volk zit niet op je te wachten en de boodschap wordt verworpen. Niet door iedereen, maar wel door een groot deel.
Het feit dat de profeten van het Oude Testament veelal met een moeilijk en confronterende boodschap kwamen, moet ons ook aan het denken zetten als het gaat om hedendaagse profeten in charismatische –en pinksterkringen. Daar lijkt het – in zijn algemeenheid genomen – andersom te zijn: profeten zijn boodschappers die juist niet confronterend zijn. Het zijn mensen met prachtige beloften en succesverhalen, die vooral beweren dat God grootse en geweldige plannen van zegen en voorspoed heeft. Ze weten je te vertellen dat God herstel en genezing wil geven, dat je nu de hemel op aarde moet verwachten en dat er hier eigenlijk maar twee vijanden van zijn: satan en jouw ongeloof. Zo’n boodschap is te goed, zeker wanneer je dit naast het Bijbelse getuigenis legt. Het element van gebrokenheid en bekering ontbreekt.

2. Gods onbeantwoorde liefde voor Zijn verbondsvolk (vers 2a)
Maleachi komt meteen ter zake. Israël heeft God aangeklaagd:

“Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE, maar u zegt: Waarin hebt U ons liefgehad?”

Om het maar heel direct te noteren: Israël twijfelt aan de liefde die God voor Zijn volk heeft: “Wij zien het niet! We merken er niets van!” Dit mag voor ons wellicht als een verrassing komen, maar vergeet niet dat het volk uit ballingschap is teruggekeerd. En ballingschap betekende voor Israël oordeel.
Ze zijn nu weer teruggekeerd naar het land dat God heeft beloofd, ze hebben hun intrek in Jeruzalem weer genomen en hebben ook de ceremoniële diensten volgens de Mozaïsche Wet hervat. Toch is er onder het volk een diepe en belangrijke twijfel in de geest opgekomen: “Waar is God nu mee bezig? Als wij Zijn volk zijn, waaruit blijkt Zijn liefde dan voor ons? Kijk eens naar de weg die we afgelegd hebben!”
Vandaag de dag is het niet anders. Gelovigen worden bevangen door twijfel en vrees met betrekking tot Gods liefde, omdat zij er niets van menen te zien. Ze ervaren het niet. Anderen wel – uiteraard – maar zij niet. Er is werkelijk niets nieuws onder de zon. Israël klaagt God aan, en hedendaagse gelovigen ook. Stel jij die vraag ook wel eens: “Heere, als U mij liefhebt, waarom dan…?” Als dat zo is, dan wil de Heere je leren hiermee om te gaan.

3. Gods bewezen liefde voor Zijn verbondsvolk (vers 2b-3)
Zijn antwoord volgt direct. God verantwoordt Zich. Niet helemaal, zoals we zullen zien. Hij verklaart in ieder geval wél hoe Hij Israël Zijn liefde heeft bewezen. En de manier waarop Hij dit doet, is even indrukwekkend als opvallend:

“Was Ezau niet de broer van Jakob? spreekt de HEERE. Toch heb Ik Jakob liefgehad en Ezau heb Ik gehaat. Ik heb zijn bergen gemaakt tot een woestenij, en zijn erfelijk bezit prijsgegeven aan de jakhalzen van de woestijn.”

We moeten goed opletten wat God hier doet. Hij beschrijft Zijn liefde voor Israël (de nakomelingen van Jakob) door uitgebreid in te gaan op Zijn handelen met Edom (de nakomelingen van Ezau). Dit vers is cruciaal voor het begrijpen van Gods antwoord aan én Zijn liefde voor Israël.
Hij zegt hier, dat Hij Jakob heeft liefgehad en Ezau heeft gehaat, terwijl het broers van elkaar zijn. Hoe kan dat? Allereerst moeten we begrijpen dat de woorden “liefhebben” en “haten” hier niet letterlijk slaan op “liefde koesteren voor” en “een gruwelijke afkeer hebben van”. Deze woorden moeten worden verstaan in het licht van Zijn uitverkiezende genade. Jakob en Ezau: broers. En toch besluit God de één wel te verkiezen als volk voor Hemzelf, en de ander niet (zie Genesis 25:23; 27:1-40). Waarom? Juist hierover verantwoordt God Zich niet. En dat hoeft ook niet. Dat vinden wij wel eens moeilijk. God kan dingen in ons leven doen die wij niet begrijpen en die wij niet eerlijk vinden, maar Hij is soeverein en vrij om te handelen zoals Hij wil. Hij hoeft niet bij alles tekst en uitleg te geven.
Maar God verantwoordt hier wel het betonen van Zijn liefde voor Israël. Het geheim zit hem juist in die woorden die het cruciale verschil tussen Jakob en Ezau duidelijk maken. Het gaat hier over Gods uitverkiezende liefde. En wanneer we de geschiedenissen van Jakob en Ezau bestuderen, komen we erachter dat Israël in de tijd van Maleachi een wel hele brutale mond heeft tegen God. Ezau was een keurige en oprechte jongen; zijn broer Jakob daarentegen was een geslepen hielenlichter. Zodra hij ook maar iets kon bemachtigen, zocht hij naar manieren om het in zijn bezit te krijgen. Met of zonder bedrog, dat maakte hem niet uit. Zo heeft hij Ezau het eerstgeboorterecht afgenomen. Jakob was – op zijn zachtst gezegd – voor niemand bang. Hij was de brutaalste jongen van de klas. En toch zegt God over deze man: “Ik heb hem liefgehad en Ezau gehaat.” Wie snapt dit? Wie begrijpt Gods handelen hier? Degenen die wij zouden kiezen, verwerpt God en degene die wij zouden verwerpen, kiest Hij! Wat is hier logisch aan? Ogenschijnlijk niets. Maar hier zit juist het antwoord dat God aan Israël geeft. Want Hij zegt hier dat Hij Zijn liefde heeft bewezen door Israël te verlossen, voor haar te zorgen, haar te beschermen en voor haar op te komen. Hebben zij dat verdiend? Niet bepaald. Toch doet Hij dit alles. God wil Israël laten zien dat zij totaal geen recht heeft op welke vorm en welke hoeveelheid genade en barmhartigheid dan ook. Het was veel logischer geweest als God Jakob – en dus Israël – zou hebben verworpen. Maar dat deed Hij niet en dit is juist het bewijs van Zijn liefde. Jakob uitverkoren, Ezau verworpen. God bemoeit Zich nadrukkelijk met Israël, maar laat Edom aan zijn eigen lot over.
Wat God hier tegen Zijn verbondsvolk zegt, is heel belangrijk voor de gezondheid van ons geloofsleven. Hij doet hier iets heel wezenlijks. Israël wordt op haar voorgeschiedenis gewezen. Ze krijgt opnieuw te horen waar ze vandaan komt. En met dat zij dit hoort, moet ook het besef gaan landen dat dit niet vanzelfsprekend is. Gods liefde komt tot uiting in de uitverkiezing. Geen christen kan zeggen: “God heeft toch maar heel verstandig gehandeld door mij op te nemen in Zijn verbondsvolk!” Het is juist andersom: God heeft onbegrijpelijk gehandeld door mij te verlossen en op te nemen in Zijn volk. Begrijp jij waarom God jou wel verlost heeft en andere mensen niet? Waarom Hij jou heeft gegrepen, jou aan Zijn Zoon heeft gegeven en voorbijgaat aan zoveel anderen? Er is vanuit ons bezien geen verklaring voor. De enige verklaring die God geeft is liefde.

4. Gods aankondiging van het oordeel over Edom (vers 4)
Daartegen over staat de verwerping van Ezau en zijn nakomelingen, Edom:

“Hoewel Edom zegt: Als wij verwoest worden, bouwen wij de puinhopen weer op, zegt de HEERE van de legermachten dit: Zullen zíj bouwen, dan zal Ík afbreken, en men zal hen noemen: Goddeloos gebied, en: Het volk waarop de HEERE tot in eeuwigheid toornig is.”

Gods antwoord op de aanklacht van Zijn eigen verbondsvolk wordt in vers 4 vervolgd door de aankondiging van het oordeel over Edom. Dit volk wordt omschreven als rebellerend, opstandig, onverbeterlijk, trots en arrogant – niet bepaald eigenschappen om blij van te worden. Ze verzetten zich actief tegen God, zelfs wanneer Hij hen berooid achterlaat (zie vers 3). Ze blijven proberen Gods oordeel te trotseren. Ze blijven gewoon doen waar ze mee bezig waren. In vers 4 kun je drie stadia van Gods oordeel ontdekken:

1. Onverwoestbare arrogantie
2. Hernieuwde vernedering
3. Totale overlevering


Deze drie stadia kunnen we ook vandaag de dag nog goed zien in de levens van mensen. Het begint met koppigheid, halsstarrigheid. Mensen verharden zich en gaan bewust tegen Gods Woord in. Zij weigeren te geloven in de Heere Jezus en zij weigeren om te buigen voor Zijn Koninklijke heerschappij. Hoe sterker dit verzet wordt, hoe ernstiger de oproep tot bekering luidt. Dit kan gebeuren door radicale, dramatische omstandigheden in iemand leven. God breekt af wat de mens opgebouwd heeft, om hem stil te zetten en na te denken over dit leven en de eeuwigheid. Wanneer iemand echter zó verhard is en zich dusdanig tegen God verzet dat deze oproep tot bekering wederom wordt genegeerd, wordt de grens van genade overschreden. Wanneer deze lijn gepasseerd is, is iemand zó verhardt dat – al zou hij het met ernst willen, zoals Ezau volgens Hebreeën 12: 12-17 – hij zich niet meer kan bekeren. God heeft hem aan zichzelf overgegeven. Dit is de dure, eeuwige rekening die mensen moeten betalen wanneer zij hun hele leven bezig zijn met het trotseren van God en Zijn genade. Edom is hiervan een tragisch voorbeeld.

5. Gods eer als verkondiging onder Zijn verbondsvolk (vers 5)
En juist dit tragische voorbeeld gebruikt God om Zijn liefde voor Israël mee te onderstrepen. Want hoezeer Israël ook van God is afgedwaald, ze is niet uitgeroeid. God heeft haar niet vernietigd. God heeft haar niet aan het oordeel overgegeven. Had Hij redenen om Israël te veroordelen? Zeker weten! Heeft Hij het gedaan? Nee. Dat is nu Zijn uitverkiezende genade. Ook hier moet Israël maar eens goed over nadenken, luidt de boodschap van Maleachi. Israël zal de ondergang van Edom meemaken:

“Uw eigen ogen zullen het zien, en u zult zelf zeggen: Groot is de HEERE, tot over de grenzen van Israël!”

Dit is naar alle waarschijnlijkheid stap voor stap gebeurd tussen 550-400 voor Christus, toen de Edomieten door een groep Arabieren zijn verdreven en zich hebben gevestigd in een regio die later Idumea is gaan heten. Hier zien we het verschil tussen Israël en Edom: Israël getuchtigd en hersteld na ongehoorzaamheid, Edom verdreven zonder herstel.
Soms kun je Gods liefde, genade en barmhartigheid zien in de verwerping van anderen. Israël kan Gods liefde aflezen aan Zijn manier van handelen met Edom. Ook deze waarheid – zoals velen in de Bijbel – is niet goedkoop. Als wij ons niet bewust zijn van het voorrecht om tot de Kerk van Jezus Christus te behoren, zijn we verwaand geworden. We zijn begonnen met klagen – net als Israël – omdat wij niet meer begrijpen hoe God Zijn liefde laat zien. Alleen al de eerste vijf verzen vormen een hoop stof tot nadenken en verwondering. En dat is precies waar God ons wil hebben: op het punt dat wij weer met verwondering en ontzag uitroepen dat Hij groot is, omdat Hij in Zijn liefde ons heeft uitverkoren tot verlossing in Jezus Christus. Onverdiend. Onverklaarbaar. Onlogisch. Deze drie woorden zijn cruciaal in ons christenleven. Wanneer wij deze woorden niet meer in onze gedachten hebben, worden wij als Israël. Iemand die zich bewust is van onverdiende genade zal God nooit ter verantwoording roepen vanwege Zijn handelen. Nooit. Omdat hij weet dat het onverantwoord onverdiend en onverklaarbaar en onlogisch is dat juist hij door God verlost is, door het bloed en de voorspraak van Jezus Christus. En niet alleen hij, maar allen die de Naam van de Heere aanroepen (Romeinen 10:9-10). Zo mag er een dankbare lof in het hart gevormd worden, die met recht luidt:

Groot is de HEERE, tot over de grenzen van Israël!

Blogarchief