SalvationInGod

zondag 29 juli 2018

Zwakheidstheologie

Wat het manuscript niet haalde

Het voorbereiden van een preek vraagt een andere aanpak dan het opstellen van een betoog of uiteenzetting op een persoonlijke weblog. Je kunt het de hoorders niet aandoen twee uur achter elkaar stil te moeten zijn en al die tijd te moeten luisteren.
Je zult als spreker dus keuzes moeten maken: wat moet er echt in en wat kan ik er geoorloofd uitlaten? Voegt dat wat ik nu op papier heb echt iets wezenlijks toe aan de boodschap die ik wil brengen? Alleen met een dergelijke kritische blik op het manuscript kun je dit soort beslissingen nemen.

Valkuil
Het is onder sprekers een veelgehoorde valkuil: teveel informatie proppen in een boodschap waar je relatief weinig tijd voor hebt. Een Bijbelverklarende preek – een preek waarbij de spreker vers voor vers het tekstgedeelte behandelt – duurt ongeveer 45-50 minuten (hoewel dit uiteraard niet betekent dat korter of langer per definitief fout is). Er zijn voor de spreker allerlei manieren om te ontdekken of de lengte van een preek binnen deze marge valt. Je kunt de preek als oefening “houden” – voor jezelf, vergezeld van een horloge en daarmee de tijd meten. Je kunt vervolgens deze tijd vergelijken met het aantal pagina’s van je manuscript. Uiteindelijk zal iedere spreker moeten ontdekken hoe hij dit vormgeeft.
Ik denk dat bijna iedere spreker kan beamen dat je soms momenten hebt waarop je denkt: “Jammer dat ik dít moest schrappen! Ik had dit nog graag doorgegeven.” Wil het dan zeggen dat het fout is geweest dat je het hebt geschrapt? Niet altijd. Dit is waarschijnlijk één van de redenen dat sprekers in dubio verkeren over dergelijke beslissingen. Ontzeg ik de hoorders nu iets wezenlijks wanneer ik dit niet noem?

Zwakheidstheologie
Toen ik Psalm 66:5-7 bestudeerde, werd ik bij bepaald bij wat ik noem een “zwakheidstheologie”. Kort omschreven is een zwakheidstheologie Romeinen 7:24 - “Ik ellendig mens!” – gevolgd door een apathische of fatalistische houding: “Och, wat zijn wij zwak. Och, wat bakken wij er toch weinig van. Och, wat falen wij toch veel. Laten we ons maar goed beseffen dat we het vanuit onszelf niet kunnen opbrengen.”
Er zit een zekere waarheid in dit alles. Wij zijn zwak. Wij kunnen vanuit onszelf niets bijdragen aan de groei en ontwikkeling van de vrucht van de Heilige Geest in ons leven.
Maar dit is heel wat anders dan in een hoekje gaan zitten en dit als een mantra blijven opdreunen. Ik denk dat de Gemeente van Jezus Christus – juist in deze tijd – gebaat is bij een houding zoals Mozes deze had toen hij met het volk Israël voor de Rode Zee stond. We lezen deze geschiedenis in Exodus 14:10-12:

“Toen de farao dichterbij gekomen was, sloegen de Israëlieten hun ogen op en zie, de Egyptenaren trokken achter hen aan. Toen werden de Israëlieten zeer bevreesd en riepen tot de HEERE, en zij zeiden tegen Mozes: Waren er in Egypte geen graven, dat u ons hebt meegenomen om in de woestijn te sterven? Hoe hebt u dit met ons kunnen doen door ons uit Egypte te leiden? Was dit niet wat wij in Egypte al tegen u zeiden: Laat ons met rust, laten wij de Egyptenaren maar dienen? Want het is beter voor ons de Egyptenaren te dienen dan in de woestijn te sterven.”

De mensen zeggen als het ware: “Nou, Mozes, bedankt hè! Hier staan we dan. Voor ons de Rode Zee en achter ons woedende Egyptenaren. Lekker ingesloten zo, tussen water en voormalige onderdrukker. Je wordt bedankt, Mozes, voor deze sublieme bevrijdingstocht. Waren we maar in Egypte gebleven! Alles beter dan dit!”
Stel je eens voor dat Mozes ook in deze slachtofferrol zou zijn gekropen. Daar sta je dan, met dit zeurende volk én met je “zwakheidstheologie” – ingesloten tussen water en vijand. Moet u zich eens voorstellen dat Mozes óók zou hebben gezegd: “Ik ellendige leider! Wat zijn wij toch een ellendig volk! Dit ziet er niet best uit. Arme wij!”
Wat zou er gebeurd zijn als Mozes met het volk mee zou zijn gegaan? Ik zie maar één mogelijkheid: het volk zou ten onder zijn gegaan. En gelukkig ging Mozes niet mee in de redenering van het volk. We lezen in Exodus 14:13-14:

“Maar Mozes zei tegen het volk: Wees niet bevreesd, houd stand, zie het heil van de HEERE dat Hij vandaag nog voor u zal bewerken! Want de Egyptenaren die u vandaag ziet, zult u tot in eeuwigheid niet meer terugzien. De HEERE zal voor u strijden, en ú moet stil zijn.”

En daar konden ze het dan mee doen.

Waar zijn de Mozessen van deze tijd? Waar zijn de mannen die op de beslissende momenten in het voortbestaan van Gods volk de moed, het geloof en de volharding hebben dit volk op sleeptouw te nemen en te zeggen: “Nú niet dralen, nú geen spelletjes, nú geen gezeur, nú doorpakken. Nú doorgaan. Hef je hoofd omhoog; de HEERE onze God is met ons! Als God in Egypte Zijn macht heeft bewezen in de plagen, kan Hij dan nu ook geen verlossing schenken? Houd moed!”
Zeg net als Mozes: “God zal ons verlossen! Hij zal ons bevrijden!” En om met Paulus te spreken: “Broeder, zuster, God zal het werk voltooien dat hij in jou begonnen is! Ga door! Houd vol!”

Ik zou graag de angel uit een dergelijke “zwakheidstheologie” willen halen. Maar niet elke tekst leent zich hier voor. En het te pas en te onpas noemen van allerlei zaken die niets, maar dan ook helemaal niets met de gelezen tekst te maken hebben, is niet opbouwend en functioneel.

Niet altijd functioneel, wel altijd een les
Ik besloot dit deel over de “zwakheidstheologie” niet in het definitieve manuscript op te nemen. Het had niet zozeer betrekking op het gedeelte van de Psalm en het was ook het resultaat van extra denkstappen buiten de tekst om. Dan is het niet handig dit alles te noemen.
De les kan echter wél worden doorgegeven.
Ik hoop dat de christelijke Kerk het ongezonde “zwakheidsdenken” uit haar midden wil verwijderen. Het boek Openbaring, het laatste boek in de Bijbel, laat een overwinnende Kerk zien. Johannes ziet geen vorm van zelfbeklag bij de bruid van Christus: “Och, arme wij – wij ellendige Kerk!” Nee, hij ziet een Kerk die vastbesloten is haar levende Koning, Bruidegom, Heere, Verlosser en Hoofd te dienen en alle eer te geven van Zijn verlossingswerk. Zij is trots om de zonde weg te doen – voor Hem. Zij is trots om haar leven niet lief te hebben tot in de dood – voor Hem. Zij is trots om haar overwinningskroon af te doen – voor Hem.
Deze trots mag meer zichtbaar zijn in de belijdende kerk van onze tijd. Het is de trots die – als ik de geschiedenis uit Exodus goed inschat – Mozes bezat toen hij het volk door de Rode Zee moest leiden. Het is trots die weet dat de mens uit zichzelf niet bij machte is bij te dragen aan Gods machtige verlossingsdaden. Maar het is ook trots die zich ervan bewust is dat God bij machte is véél meer te doen dan een christen kan bidden of bedenken. Deze trots mag er zijn. Voor deze trots hoeft een christen zich niet te schamen. En boven alles: deze trots eert God. Want de Kerk van Jezus Christus dient de Schepper van hemel en aarde. Zij dient de God Die in de meest ogenschijnlijk verloren omstandigheden de overwinning kan schenken. Roemen in de machtige werken van deze God mag gebeuren met trots. Dit is onze God. En wij Zijn dankbaar, blij en vereerd dat Hij in Zijn onmetelijke liefde en genade een volk voor Zichzelf verzamelt, om voor eeuwig te roemen in Zijn daden. En niet alleen dat: de Kerk is geroepen om vol vertrouwen voor de toekomst te leven met het zicht op Gods machtige daden in het verleden.
Bedenk bij dit alles: wij zijn en blijven mensen en tot het moment dat Christus terugkomt zijn wij zwak door de inwonende zonde. Er zijn momenten dat jij je met recht ellendig en zwak kan en mag noemen. Dat is echt niet erg.
Maar doe niet alsof dit de norm is. De houding van Israël bij de Rode Zee is niet de norm. De reactie van Mozes, dát is de norm. Ze sluit geen falen uit, maar ziet met de ogen van het geloof dat God altijd machtiger is – ja, machtiger dan al het falen van christenen bij elkaar. Vertrouw hierop. Roem hierin. En vertel hierover met gepaste, Bijbelse trots.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief