SalvationInGod

zondag 5 augustus 2018

“Wij weten dat…” (3)

De boodschap van 1 Johannes

We hebben gezien dat Johannes zijn lezers een test meegeeft: “Wat is jullie houding ten aanzien van de zonde in jullie leven? Verdoezelen jullie het? Doen jullie alsof het er niet is? Ontken je simpelweg dat je gezondigd hebt? Of belijd je jouw zonde?” Volgens Johannes kun je aan de antwoorden op deze vragen merken of iemand een christen is of niet.
In dit deel komen we het tweede hoofdstuk binnen. Johannes voert – zoals al eerder gesteld – niet één test uit, maar meerdere. En in 2:1-6 lezen we twee nieuwe tests.

1. Verkondiging breekt de macht van de zonde (vers 1a)
Johannes begint niet direct met een nieuwe test. Hij begint het tweede hoofdstuk zoals hij in het vierde vers begint: hij noemt opnieuw een reden waarom hij deze brief heeft geschreven:

“Mijn lieve kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u niet zondigt.”
(1 Johannes 2:1a)

Johannes’ doel met zijn brief is dus niet alleen dat gelovigen in Christus gemeenschap met elkaar hebben, dat de blijdschap van gelovigen volkomen zal zijn, maar ook dat gelovigen in Christus niet zondigen.

Johannes, de geestelijke vader
Voordat ik inga op het inhoudelijke aspect van vers 1a, wil ik eerst een kort moment stilstaan bij de eerste drie woorden van de apostel: “Mijn lieve kinderen…”
Het is hier niet zomaar Johannes de apostel die zich richt tot een specifieke gemeenschap van gelovigen. Hier is Johannes de geestelijke vader aan het woord. Je proeft en merkt aan alles dat hier een man aan het woord is die zich met bewogenheid en zorg richt tot zijn lezers. Hier zien we wat het betekent om een geestelijke vader te zijn. Een geestelijke vader pakt zijn pen niet ter hand om in klip-en-klare taal duidelijk te maken wat de gelovigen allemaal moeten doen en hoe, waarbij hij aan het einde duidelijk maakt: “Het is voor jullie slikken of stikken.” Nee, niets van dat alles. Hier is iemand aan het woord die in alles wat hij schrijft laat weten: “Ik geef veel om jullie. Jullie zijn mij toevertrouwd om de boodschap van het Evangelie te verkondigen en om van hieruit gemeenschap met God en met elkaar te hebben. Ik wil dat het in geestelijk opzicht goed met jullie gaat. Ik wil dat jullie ten volle van het leven met God en medegelovigen genieten. Ik wil dat er bij jullie persoonlijk en onderling geen enkele belemmeringen om dit genot te kennen.”
Wat een betrokken, stimulerende geestelijke vader! Ken jij ook zo iemand? Of ben jij zo iemand? Iemand die heel persoonlijk tegen een ander kan worden, een schouderklop geeft en zegt: “Kom op, broeder! Houd vol! Ga door! De Heere Jezus is Zijn werk in jou begonnen en Hij zál het afmaken! Wat gun ik jou Zijn genade en zegen!”
Het is niet moeilijk te begrijpen waarom zulke mensen het verschil maken in de christelijke gemeente. Zij stimuleren. Zij motiveren. Zij activeren. Zij kijken niet weg als het moeilijk wordt, als zij het niet meer weten. Ze geven dat genadige duwtje in de rug – dat duwtje dat je zo hard nodig hebt – om door te gaan.
Het zegt ook iets over Johannes’ pastorale hart en prioriteiten. Merk op dat Johannes tot nu toe – en eigenlijk in zijn gehele brief – niet sterk hamert op alle details van de leer. Israël komt niet voor in zijn brief. De doop behandelt hij niet. Een eindtijdschema ontbreekt. Gaven van de Heilige Geest komen niet aan bod. Dit zegt iets over het hart van een geestelijke vader. Zo iemand weet wat de belangrijkste prioriteiten zijn. En in het vervolg van dit deel – en ook in het vervolg van zijn brief – zullen we ontdekken wat voor Johannes belangrijke prioriteiten zijn. Want wat schrijft hij in vers 1a?

“Mijn lieve kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u niet zondigt.”

Dit heeft voor Johannes een hoge prioriteit. Hij wil ervoor zorgen dat zijn geestelijke kinderen niet zondigen. Ik vraag mij af of wij in deze tijd nog op deze manier naar medebroeders –en zusters kijken. Gun jij jouw broeders en zusters ook dat zij niet meer zullen zondigen? Of haal jij je schouders erover op? Vind je het wel best zo? Een paar liedjes zingen samen, de hoofdpunten van de theologische visie een beetje ventileren en tot slot een gebed. In hoeveel bidstonden is ruimte om te delen voor welke zonde iemand gevoelig is? En in hoeverre wordt hier in de gebeden actief aandacht aan besteed? Mijn vrees is dat dit percentage bedroevend laag is.
Wat dit betreft is de christelijke wereld – in vergelijking met de apostelen en Vroege Kerk – nogal op zijn kop gezet. Waar de auteurs van het Nieuwe Testament in verhouding weinig aandacht aan besteden, zijn wij veel meer tijd aan kwijt en daar waar zij in verhouding veel tijd en energie in hebben gestopt, maken wij ons er nogal gemakkelijk vanaf. Wanneer heb jij voor het laatst de welgemeende wens van een broeder of zuster gehoord, die zei: “Ik gun het jou dat je mag leven vanuit de vrijheid in Christus en dat je niet zult zondigen.” Ik hoor het schrikbarend weinig.

Gods Woord heeft kracht
Als we goed lezen, zien we dat Johannes doorheeft dat wat hij zegt effect heeft op de groep gelovigen die zijn brief zal lezen. Je gaat niet iets schrijven als je weet dat het beoogde doel niet bereikt wordt. Johannes’ doel is dat de invloed en de macht van de zonde, waar we de vorige keer ook naar hebben gekeken hebben, steeds meer gebroken wordt en steeds meer aan invloed verliest. Gezien het feit dat er klaarblijkelijk figuren in of in de buurt van deze gemeenschap zijn geweest die hebben geroepen dat een gelovige niet meer zondigt of dat iemand nooit zonde heeft gedaan, is het niet moeilijk te raden waarom Johannes dit hier noemt. De gedachten die een mens heeft over zonde, bepaalt uiteindelijk hoe hij handelt op momenten dat hij wordt verzocht tot zonde. Iemand die denkt dat zonde niet erg is, geeft er sneller en gemakkelijker aan toe dan iemand die zich goed bewust is van het feit dat zonde gevaarlijk is. Johannes erkent niet alleen deze realiteit, hij maakt ook gebruik van zijn kennis en positie, om de gelovigen in dit opzicht te ondersteunen en hen aan te moedigen niet te zondigen.

2. Jezus Christus verzoent alle zonde (vers 1b-2)
Maar zoals wel vaker met dergelijke zwart-wit-uitspraken, komen ook hier grote vragen op tafel. Wat gebeurt er als iemand tóch zondigt? En betekenen de woorden van Johannes in vers 1a dat een christen in dit leven op het punt kan komen dat hij niet meer bewust zondigt? Kan een christen in dit leven volmaakt worden?
Johannes zelf is zich er heel goed van bewust dat zijn woorden in vers 1a vragen oproept en daarom lezen we in vers 1b-2:

“En als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige. En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld.”

Johannes is een bijzonder evenwichtige auteur. Hij is zwart-wit, maar ook gebalanceerd. En hieruit blijkt dat hij is geïnspireerd door de Heilige Geest toen hij zijn brieven én Evangelie schreef. Hij is zó evenwichtig, dat hij gelovigen oprecht kan aanmoedigen niet te zondigen en tegelijkertijd naar de Heere Jezus als volmaakte Hogepriester en Voorspraak te wijzen wanneer een christen tóch zondigt. Hiermee laat hij ook zien dat het offer dat Christus op Golgotha bracht zó alomvattend is, dat geen één zonde er niet mee verzoend kan worden. Het offer van Jezus Christus is zó groot, zó alomvattend dat geen enkele gelovige er op de Dag van het Oordeel van schrik achter komt dat een deel van zijn zonden toch niet vergeven zijn.

Stierf Christus voor de hele wereld?
1 Johannes 2:2 is een belangrijke tekst in een discussie over de reikwijdte van de verzoening. Stierf Christus alleen voor de uitverkorenen? “Ja,” zeggen calvinisten. “Nee,” zeggen arminianen: “Kijk maar in dit vers. Hier staat immers dat Christus een verzoening voor de zonden van de hele wereld is.” Oppervlakkig gezien lijken de arminiaanse theologen het gelijk aan hun kant te hebben. Toch is het belangrijk een aantal aspecten in overweging te nemen. Johannes omschrijft het verlossingswerk van Christus hier zó alomvattend, dat, al zou zelfs de hele wereld tot geloof komen, Zijn bloed genoeg is om de verzoening tussen God en mensen te verzegelen. Kortom: Johannes wil hier laten zien: “Je kunt als gelovige niet op het punt komen dat je teveel zondigt, zodat na een bepaalde maat – die alleen God weet – de verzoening kwijtgespeeld hebt.
Wat we ook niet moeten vergeten, is dat Johannes hier niet spreekt over de reikwijdte van het effect van de verzoening, maar de reikwijdte van de verkondiging van de verzoening. Dit zijn twee fundamenteel verschillende zaken. Het moet uitdrukkelijk gezegd worden dat verzoening niet betekent dat de hele wereld gered is. Als je dit zo stelt, verkondig je alverzoening. Maar dat is niet wat Johannes hier zegt.
Aan de andere kant moeten we het effect van de verzoening – die blijft echt beperkt tot de uitverkorenen, degenen die tot geloof in Christus komen – niet leidend laten zijn voor de verkondiging van het Evangelie. Wie dit doet, wordt een hypercalvinist genoemd. Ik wil hier expliciet zwart op wit stellen dat ik mij geheel van deze onjuiste conclusie distantieer. Ja, ik geloof als calvinist dat het effect van het verlossingswerk alleen betrekking heeft op de uitverkorenen, en nee, ik geloof niet dat het “begrensde effect” – of wat in de geschiedenis “beperkte verzoening” is genoemd – een belemmering mag zijn voor de verkondiging van het Evangelie. Het is volslagen onzin te beweren dat we het Evangelie niet kunnen of mogen verkondigen, zolang we niet met zekerheid hebben vastgesteld wie wel of niet uitverkoren is. Dus nee: géén alverzoening en géén hypercalvinisme.

3. Johannes’ test: wie met God verzoend is, gehoorzaamt Hem (vers 3-4)
In vers 3-4 zien we iets wat vele malen belangrijker is dan de discussie of Christus voor de zonden van de uitverkorenen of voor de zonden van de hele wereld is gestorven: de vrucht van het verlossingswerk van Christus:

“En hierdoor weten wij dat wij Hem kennen, namelijk als wij Zijn geboden in acht nemen. Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet in acht neemt, is een leugenaar en in hem is de waarheid niet.”

Verzoening met God heeft gevolgen. We moeten de verzoening in dit verband breder trekken dan vergeving alleen. Verzoening betekent zeker ook dat Gods toorn over onze zonde is weggenomen, omdat wij door het geloof de toevlucht hebben genomen tot Christus. Als wij Christus ontvangen als Gods Belofte van, voor en tot gerechtigheid, dan zal Hij ons niet meer veroordelen vanwege onze ongerechtigheid – immers, het bloed van Christus heeft onze zonden weggewassen!
Maar met vergeving eindigt het verzoeningswerk niet. Er gebeurt nog iets: er ontstaat gehoorzaamheid aan de God Die Zichzelf in Christus met ons heeft verzoend. En deze test legt Johannes nu voor zijn lezers neer: “Ken jij God? Zo ja, dan is dat zichtbaar door jouw gehoorzaamheid aan Zijn Woord; zo nee, dan ken je Hem niet.” Zo zwart-wit is hij. In dit opzicht is Johannes niet alleen evenwichtig, maar ook veelzijdig in zijn manier van communiceren. Het ene moment is hij die geestelijke vader die vol zorg en ontferming schrijft, en het andere moment lijkt hij wel een chirurg die no-nonsensebeleid voert, het mes er diep inzet en radicaal snijdt in dat wat weggehaald of hersteld moet worden. Het is een bijzondere mix: een houding die barmhartigheid en genade uitstraalt en tegelijkertijd ontzag afdwingt door duidelijk te maken dat voor spelletjes geen plaats is. Hij windt er dan ook geen doekjes om: als je God niet gehoorzaamt, terwijl je beweert met Hem verzoend te zijn, dan ben je gewoon een overtreder van het negende gebod – je bent een leugenaar.

Theologische en pastorale pijn
En misschien hebben wij de neiging te denken: “Nou en? Wat boeit dit? Dit is heus niet het enige kenmerk van de verzoening met God. Dus waarom zouden wij ons hier druk over maken?”
Het erge is dat wij niet eens meer doorhebben wat met zo’n houding op het spel staat. Iemand die in het pastoraat serieus wil dienen, of iemand die theologisch serieus over essentiële, praktische vraagstukken wil nadenken, gaat de pijn hiervan ervaren. Hij leert zien dat het juist wel erg is als mensen hun schouders over vers 3 en 4 ophalen.
Het vervelende is dat wij bijna altijd vanuit onszelf denken. Wij denken vanuit de mens. Wij roepen over onszelf dat wij zijn verzoend met God. Wij roepen dat wij vergeven zijn. Wij roepen dat wij gerechtvaardigd zijn door het geloof. De beslissende scheidsrechter in dit verhaal dient echter altijd Gods eigen Woord te zijn. En als we de zaak van God uit gaan bekijken, dan komen we erachter dat we niet gemakkelijk of goedkoop kunnen roepen dat wij zijn verzoend met Hem. Uiteindelijk is onze gehoorzaamheid aan datzelfde Woord van God een krachtiger bewijs van onze verzoening met Hem, dan onze woorden.
En vergis je niet: anderen zien veel. Dus al zou jij jezelf voor de gek willen houden, anderen zien altijd wel iets waardoor je – uiteindelijk – door de mand valt. Iemand die beweert God te kennen, verzoend te zijn met Hem en tegelijkertijd structureel ongehoorzaam is aan Gods Woord, kan nooit een (groeiende) bevestiging ontvangen van het feit dat hij een behouden, wedergeboren christen is. Het is dan ook absoluut not done om zo iemand te verzekeren van een verlossing die hij hoogstwaarschijnlijk niet bezit. Jezus Christus stierf, en Zijn bloed is genoeg om de hele wereld te reinigen van zonde. Maar Hij verzoent en vergeeft niemand die “aanmatigend” zondigt. En wat is aanmatigend zondigen? Het is zondigen met de houding van 1 Johannes 1:6, 8 en 10.

4. Johannes’ test: wie in Christus blijft, wandelt zoals Hij (vers 5-6)
Johannes trekt de lijn van gehoorzaamheid door, maakt het in vers 5-6 nog praktischer. Wie verzoend is met God door Christus, is ook in Christus:

“Maar ieder die Zijn woord in acht neemt, in hem is werkelijk de liefde van God volmaakt geworden. Hierdoor weten wij dat wij in Hem zijn. Wie zegt in Hem te blijven, moet ook zelf zo wandelen als Hij gewandeld heeft.”

Gehoorzaamheid is een vrucht van de verzoening met God. Gehoorzaamheid is ook een vrucht van de liefde voor God. En gehoorzaamheid is een vrucht van onze positie in God, door Jezus Christus. Johannes verbindt hier duidelijk de positie van een christen aan de praktijk van zijn leven.

De gehoorzame christen vertoont het beeld van zijn Meester
Hoe ziet deze gehoorzaamheid er dan uit? Johannes is duidelijk: wie Christus liefheeft, gehoorzaamt Hem en wandelt zoals de Heere Jezus Zelf heeft gewandeld.
Het is op dit punt verleidelijk om meteen met alle spectaculaire werken van Christus aan te komen zetten en vervolgens de opdracht mee te geven dat wij erop uit moeten trekken om mensen te genezen, demonen uit te drijven en hele menigtes te voeden met vijf broden en twee vissen. Toch zijn dit niet de werken waar we aan moeten denken als we 1 Johannes 2:5-6 lezen – juist niet, zou ik zelfs willen zeggen. Want het zijn juist de wonderen en tekenen van Christus die Zijn Godheid bewijzen. Hierin is Hij juist de Andere. Hij is anders dan wij. Ja, Hij is Mens. Maar Hij is ook God.
Welke werken van Christus heeft Johannes dan in gedachten wanneer hij deze woorden schrijft? Kortgezegd komt het hierop neer: de werken van Christus Die Hij met liefde heeft gedaan en waarmee Hij het karakter van Zijn Vader openbaarde. En op dit punt worden we herinnerd aan Johannes 17:3-8. Christus heeft Zijn Vader met liefde gehoorzaamd en Hij straalde met het karakter van God. Zijn werken getuigen ervan. En, nog belangrijker met het oog op de context van 1 Johannes 2:1-6, Christus heeft nooit gezondigd. Zonde zou je dus kunnen omschrijven als het tekortschieten in het weerspiegelen of het gelijkvormig zijn aan het karakter van God. Deze definitie gaat een stuk dieper dan het overtreden van een paar wetten of regels. We komen hier uit bij de kern van gehoorzaamheid en zonde. Gehoorzaamheid is vol liefde het karakter van Jezus Christus weerspiegelen. Zonde betekent dat dit alles verzuimd wordt.
Wanneer we deze definities van gehoorzaamheid en zonde hanteren, zien we dat Johannes met glasheldere, theologische logica kan stellen dat wie God gehoorzaamt, is verzoend met God – Hem kent – en dat degene die ongehoorzaam is aan Gods Woord, Hem niet kent, en dus ook niet met Hem verzoend is.
Wat een vreugde te merken dat we in ons karakter steeds meer gaan lijken op Degene Die Zichzelf in Jezus Christus met ons heeft verzoend! Daarom is mijn wens, in navolging van de apostel Johannes, voor iedere christen die dit leest, dat u en jij niet zondigt. En mocht je – helaas – toch hebben gezondigd: wij hebben de Voorspraak bij God – Jezus Christus, de Rechtvaardige.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief