SalvationInGod

maandag 2 januari 2017

Read & Apply #37 Een verlossend Evangelie

Galaten 3:10-14


Nadat we in het vorige deel hebben gekeken naar Gods belofte aan Abraham, die in Christus ook is vervuld voor de heidenen, komen we in Galaten 3:10-14 bij een schitterende en kernachtige verwoording van het Evangelie.

1. De Wet kan ons niet verlossen
Paulus keert van Gods belofte aan Abraham terug naar de Wet, zoals we in vers 10 kunnen lezen:

“Want allen die uit de werken van de wet zijn, zijn onder de vloek. Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen.”

Met deze woorden keren we als het ware terug naar 2:15-21. Ook daar heeft Paulus duidelijk gemaakt dat geen mens rechtvaardig verklaard kan worden voor God door de Wet te gehoorzamen.
In dit gedeelte voegt Paulus echter een nieuw element toe: de vloek van de Wet. Alle mensen die gerechtigheid willen verkrijgen door de Wet te gehoorzamen, zijn onder de vloek, stelt Paulus hier. In de Herziene Statenvertaling komt dit minder duidelijk naar voren, maar Paulus bedoelt in vers 10 mensen die vertrouwen, steunen en hopen op de eigen gehoorzaamheid aan de Wet. Als je daarop vertrouwt, wil Paulus ons op het hart binden, ligt jouw leven onder de vloek van die Wet. Maar wat is die vloek precies? Dat lezen we in vers 12: straf voor ongehoorzaamheid. Als je de Wet niet volmaakt naleeft, komt de vloek van de Wet over jouw leven. Met andere woorden: één misstap en het is gedaan met je; hier komt het op neer.
Het opvallende is dat Paulus in het tegenover elkaar plaatsen van werken en geloof toch het element van vertrouwen overeind houdt. Wat het ook is, je moet ergens op vertrouwen. En de vraag is nu: vertrouw jij op je eigen gehoorzaamheid aan de Wet die eist dat je alles tot in de details vervult, of vertrouw jij op iets anders?

2. Leven door het geloof heeft betrekking op positionele, toegerekende gerechtigheid
In vers 11 en 12 geeft Paulus opnieuw duidelijk aan dat verlossing zoeken in de Wet een ijdele bezigheid is:

“En dat door de wet niemand gerechtvaardigd wordt voor God, is duidelijk, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Maar voor de wet is het niet: uit geloof, maar: De mens die deze dingen doet, zal daardoor leven.”

Wanneer we hier lezen dat de rechtvaardige zal leven uit het geloof, moeten we bedenken dat Paulus hier de rechtvaardiging op het oog heeft, de verlossing door het geloof. Hij heeft het hier niet over praktische heiligmaking; als dat zo was, zou hij in dit gedeelte een onlogisch betoog houden. Het is het geloof dat ons levend maakt; het is het geloof dat ons rechtvaardigt voor God. Het is van groot belang om de exacte betekenis van woorden in een Bijbelgedeelte helder te krijgen, omdat dit gevolgen kan hebben voor de geloofsleer. Een heiligingsuitleg van de zin “de rechtvaardige zal uit het geloof leven” komt niet overeen met de verdere context. Iemand die een preek wil houden over praktische heiligmaking op grond van Galaten 3:12 zal op zoek moeten gaan naar een ander tekstgedeelte; Paulus spreekt hier over de rechtvaardiging; hij moet wel, want de Galaten zijn het zicht op het Evangelie kwijtgeraakt, dus hij begint eigenlijk weer helemaal van voor af aan met de verkondiging ervan.

3. Het verlossingswerk van Jezus Christus is plaatsvervanging
Het is inmiddels duidelijk dat niemand wordt gerechtvaardigd door gehoorzaamheid aan de Wet, maar door het geloof. Maar nu komen we bij de volgende, belangrijke vraag: wat is dat geloof? Hoe ziet dat eruit? Paulus geeft het antwoord in vers 13 en 14:

“Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt, opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen zou komen, en opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof.”

Wij zijn allemaal ongehoorzaam geweest aan Gods Wet. Niemand heeft tot in alle details Zijn Wet gehoorzaamd. Dit betekent dat de vloek van die wet over ons leven ligt. Wij liggen door onze ongehoorzaamheid onder de vloek die de Wet met zich meebrengt. En hoe kom je daar nu vanaf? Door juist beter je best te doen? Door ongehoorzame daden weg te strepen en te compenseren met daden van gehoorzaamheid?
Nee. Gods oplossing is anders. Jezus Christus is naar deze wereld gekomen en heeft in onze plaats de vloek van de Wet gedragen, dat wil zeggen: Gods toorn over de zonde. Het oordeel dat God rechtsgeldig over ons had mogen voltrekken is hiermee op Zijn Zoon gekomen. Niet per ongeluk, maar heel bewust. Christus kwam om ons te bevrijden van deze vloek, van Gods toorn over onze ongehoorzaamheid.
In de christelijke theologie wordt dit ook wel het plaatsvervangend lijden en sterven van de Heere Jezus genoemd. Hij is bewust in onze plaats gaan staan; mijn vloek is op Hem gekomen en Zijn gerechtigheid wordt aan mij geschonken. Dat is het Evangelie, het Goede Nieuws!
Maar wat is nu precies de rol van het geloof? Want zoals Paulus het verlossingswerk van Christus hier omschrijft, lijkt het alsof wij hier maar wat passief naar staan te kijken. Dat is echter totaal niet het geval!
Het geloof ziet Jezus Christus aan het kruis van Golgotha als de Plaatsvervanger voor de zondaar – dus in plaats van de persoon die daar aan het hout vervloekt had moeten zijn. In dit besef ziet het geloof dat de ongehoorzaamheid en veroordeling niet op de zondaar terechtkomt, maar dat Christus dat voor de zondaar gedragen heeft. Niet alleen dat, maar bovendien wordt Christus’ gerechtigheid aan de zondaar toegerekend, die Christus’ plaatsvervangende werk voor zichzelf toepast, of toeeigent. Het is deze plaatsvervanging door Christus die ons de gerechtigheid schenkt, en niet de werken door de wet. Zo is het geloof het instrument waarmee de zondaar Christus’ verlossingswerk op zichzelf toepast en de ware gerechtigheid ontvangt. Door dit geloof komen alle geestelijke zegeningen in Christus tot ons.

4. De hamvraag: in welke Jezus geloof je?
Tijdens het bestuderen van dit gedeelte, moest ik als toepassing denken aan de vele thema’s in het geloofsleven. Deze vraag kwam boven:

In welke Jezus geloof je?

Het voornaamste, of belangrijkste in het geloof is het plaatsvervangend lijden en sterven van de Heere Jezus, in plaats van de zondaar. Hier kunnen we ook van lezen in 1 Korinthe 15:1-11.
Ik stel deze vraag, omdat we in het vorige deel hebben gezien dat we heel gemakkelijk van het geloof in Jezus kunnen vervallen in een nieuw wetssysteem, waardoor wij onszelf (onbewust) opnieuw onder de vloek van de wet plaatsen! Het is werkelijk levensgevaarlijk om terug te keren naar welke wet dan ook die buiten Christus het leven zoekt. Levensgevaarlijk! Wij hebben nog te vaak de neiging om Nieuw Testamentische geboden los te maken van het kruis; dan worden deze geboden weer een wet op zich. In welke Jezus geloven wij? Geloven wij in de Jezus Die plaatsvervangend leed en stierf voor ons? Of geloven we in de Jezus Die eist zonder genade?
In dit kader moet ook het werk van de Heilige Geest niet geïsoleerd worden. Ook daar hebben we al iets van kunnen lezen, in 3:1-9. De Heilige Geest is het kanaal tussen het kruis (waar Christus plaatsvervangend leed, stierf, en de zegen voor ons verwierf) en de gelovige! We mogen daarom nooit, nooit, absoluut nooit het werk van de Heilige Geest loskoppelen van het kruis. Doen we dit wel, dan komen er gegarandeerd geestelijke ongelukken. Voor mij was dit een geweldige eye-opener, omdat ik sterk geneigd ben te denken:

Geloof zonder gehoorzaamheid = N I K S

Maar het volgende is even waar:

Gehoorzaamheid zonder geloof = N I K S

Beide ‘formules’ houden het Evangelie in balans; de eerste beschermt tegen losbandigheid, de ander tegen wetticisme. Het is duidelijk dat Paulus in zijn brief aan de Galaten korte metten wil maken met de laatste.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief