SalvationInGod

dinsdag 21 februari 2017

Ontmoeting met de Levende Christus

In Johannes 1:35-42 lezen we de ontmoeting die Andreas, met nog een andere persoon, met de Heere Jezus heeft. Ze zijn achter Christus aangegaan op grond van het getuigenis van Johannes de Doper (vers 36). De ontmoeting die vervolgens plaatsvindt, herinnert mij aan mijn eigen bekering in 2012, maar doet bij mij ook alarmbellen rinkelen.

De Messias zoeken
Je ziet aan het begin van het Johannesevangelie een prachtige ontwikkeling in het getuigenis van Johannes de Doper. In eerste instantie is hij nogal vaag over zijn identiteit (vers 19-28), maar gaandeweg wordt duidelijker dat hij wijst op de Heere Jezus, “het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt” (vers 29-34). Als hij dit getuigenis heeft laten klinken, zien we de lens van Johannes’ pen van Johannes de Doper naar Jezus gaan. Hiermee verdwijnt Johannes de Doper als het ware weer naar de achtergrond, in de anonimiteit – precies zoals hij later zou zeggen (Johannes 3:30).
Andreas en zijn metgezel zijn getroffen door Johannes’ getuigenis en gaan achter Jezus aan. Die stelt vervolgens deze vraag (Johannes 1: 39): “Wat zoekt u?”
Heerlijk, die open vragen! Hij zegt niet: “Jullie komen zeker voor Mij?” Hij zegt ook niet: “Ah! Eindelijk volgelingen!” In plaats daarvan legt Hij deze vraag op tafel:

“Wat zoek je?”

Wat zoek je? Waarom zou je achter de Heere Jezus aangaan? Het antwoord van de twee “achtervolgers” draait uiteindelijk om de Heere Jezus Zelf. Ze willen Hem ontmoeten. Jezus neemt hen mee naar de plek waar Hij verblijft.

De Messias vinden
Er staat in vers 40 dat de twee mannen die dag bij Christus bleven. Wat zullen ze gezien hebben? Wat zullen ze gehoord hebben? Het is een behoorlijke tijd om een aantal uren te verblijven bij de Messias! En toch lijkt het mij ook dat de tijd veel te kort is geweest. De uitkomst van de ontmoeting lezen we in ieder geval wel (vers 42), als Andreas tegen zijn broer Petrus zegt: “Wij hebben de Messias gevonden.” Wat mij betreft mag achter deze zin wel een uitroepteken worden gezet. Andreas gaat naar zijn broer Simon en zegt (na een urenlange ontmoeting): “Wij hebben de Messias gevonden!”

De efficiëntiesamenleving versus de kerk
Ik vind dit een prachtige geschiedenis. Ik moet terugdenken aan het moment dat God mij op een diepte bracht, waarin ik uiteindelijk om Hem alleen kon vragen. Niet iets van Hem, maar Hijzelf. Ik herinner mij de zoete momenten van lezen en overdenken, worstelen, zelfonderzoek en heb daarin de zegen van ontmoetingen met de Levende Christus mogen ervaren. Ik heb geleerd dat “tot geloof komen” niet zomaar een kwestie van een paar minuten is. En hier kom ik op een gevoelig punt vandaag de dag. Laat ik er direct bij zeggen dat ik niet verwacht dat iedereen tot geloof komt zoals ik. Maar één opvallende parallel tussen dit gedeelte en mijn eigen geschiedenis zie ik heel duidelijk: de Messias vinden kan alleen wanneer je Hem oprecht zoekt en Hem echt ontmoet.
En over dat laatste maak ik mij zorgen. We leven in een efficiëntiesamenleving waarin alles zo snel en goed mogelijk moet. Zo snel mogelijk een goed resultaat. Maar in al die gejaagdheid hebben we nauwelijks nog oog voor anderen. En het lijkt erop alsof dit efficiëntievirus de kerk in zijn greep lijkt te hebben. Er wordt nog maar weinig geïnvesteerd in mensen, of in het geloofsleven van mensen en toch nemen we zonder meer aan dat zij geloven in de Heere Jezus. Waarom? Nou, gewoon, omdat zij trouw in de kerk zitten en altijd instemmen met de prediking en omdat ze ook wel gelovige taal hanteren. We hopen met zijn allen dat iedereen, die in het kerkgebouw aanwezig is, een kind van God is, en daarbij lijkt het wel alsof het een kleine stap is die je neemt om daar uiteindelijk op uit te komen. Wij lijken te denken dat mensen tot geloof komen als zij zo efficiënt en kort mogelijk het Evangelie horen en met een bepaalde handeling hun geloof kunnen uitdrukken. Maar de ontmoeting lijkt steeds meer te worden verdrongen voor die efficiëntie. En dan zien we tot onze grote schrik dat bepaalde mensen afvallen van het geloof – mensen waarvan we altijd hadden gedacht dat ze de Messias hebben ontmoet. We schrikken. We weten niet goed hoe wij hierop moeten reageren. Hoe is dit mogelijk? We proberen het efficiëntiedenken vol te houden en bedenken dat diegene ooit een keer zijn geloof in Jezus heeft uitgesproken. Maar ondertussen steken er wel een paar vragen. Hele grote vragen…

Simon de tovenaar
In Handelingen 8 lezen we van een soortgelijke situatie. We lezen van een magiër, Simon. Simon is echt zo’n “efficiëntiedenker”. We lezen van hem dat hij toverij bedreef (vers 9) en dat hij op een bepaald moment zelfs gelooft en zich laat dopen (vers 13). Alles goed en wel zou je denken. Maar in vers 18 en 19 komt de aap uit de mouw:

“En toen Simon zag dat de Heilige Geest gegeven werd door middel van de handoplegging van de apostelen, bood hij hun geld aan, en zei: Geef mij ook deze macht, opdat eenieder wie ik de handen opleg, de Heilige Geest ontvangt.”

Hier is sprake van een gevalletje omkoping binnen de Vroege Kerk! Wat moet hier van gezegd worden? We laten Petrus aan het woord, die in vers 20-23 als volgt reageert:

“Maar Petrus zei tegen hem: Laat uw geld met u naar het verderf gaan, omdat u dacht dat Gods gave door geld verkregen wordt! U hebt part noch deel aan deze zaak, want uw hart is niet oprecht voor God. Bekeer u dan van deze slechtheid van u en bid God of deze gedachte van uw hart misschien vergeven wordt. Want ik zie dat u zo bitter als gal bent en een kluwen ongerechtigheid.”

We lezen hier helemaal geen sussende woorden van Petrus aan het adres van Simon. Geen woord over zijn geloof. Geen woord over zijn doop. Geen woord over zijn zogenaamde geloof in Jezus Christus. Helemaal niets. Er is totaal geen sussende terugblik naar de gebeurtenissen in vers 13. Dat alles lijkt wel vergeten. Het is niet vergeten door Petrus, maar hij realiseert zich dat dat geloof en die doop in het licht van Simons laatste handeling niet veel zegt. Een ernstige oproep tot bekering is dan ook helemaal op zijn plaats.

Efficiëntie versus ontmoeting
We zien in de geschiedenis van Handelingen 8 dat we mensen veel te snel kunnen beschouwen als gelovigen en hen zodoende ook al snel dopen. Het is – gezien het feit dat dit in Handelingen opgetekend staat – niet altijd mogelijk om dit soort situaties te voorkomen, maar ik zie wel een grote waarschuwing voor de kerk: zweer al het efficiëntiedenken af! Wij hebben de druk van de maatschappij binnen laten komen; kerkdiensten mogen niet al te lang duren (laat staan de preek) en wegens gebrek aan tijd behandelen we alleen de echte noodgevallen. En wanneer iemand iets belijdt, rekenen we diegene al snel tot een gelovige.
Laten we als kerk terugkeren naar de werkelijke ontmoeting, zoals Andreas en zijn kompaan die hadden. Laten we Christus Zelf zoeken en gevoed worden door wat Hij ons te zeggen heeft. Het kan niet anders, of we zullen – net als Andreas – vol enthousiasme getuigen van de Messias. We hebben een kostbare Schat gevonden, van eeuwigheidswaarde. Een Schat die niet te overtreffen is. Laten we Die Schat ontmoeten, erdoor veranderd worden en getuigen van de schoonheid die Hij bezit. En als we dit gaan doen, dan mag de ontmoeting wat ons betreft wel uren, dagen, weken, maanden, jaren, ja de eeuwigheid duren!

1 opmerking:

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief