Gedicht naar aanleiding van Jesaja 65:17-25
Aan de horizon gloort
het herstel, de hoop
waarvan ik heb gehoord.
God maakt alles, maar
dan ook alles nieuw –
Hijzelf is bij ons, dáár.
Soms zou ik willen dat
ik weer kan worden als
dat jongetje – dat geen zorgen had.
Een dag, buiten lopend –
liggend, verlangend kijkend
en sterk hopend.
Denkend aan die Dag, waarop
ik Christus hoor: “Kom maar, jongen –
de vorige dingen zitten erop.”
Ik wil zijn, dáár, voor eeuwig in
het Nieuwe Jeruzalem – dáár
is het eind van deze gebroken zin.
Dan zal ik huppelen, springen,
juichen – en vol overgave
de lof van mijn God bezingen.
Niemand zal meer weten,
hoe in deze wereld
onze vijanden heetten.
Want God heeft beloofd
alles te gaan herstellen,
voor degene die gelooft.
De traan, vloeiend uit het oog,
veegt Hij eigenhandig
met Zijn vertroosting droog.
De zonde, mijn ongerechtigheid
ben ik dáár, in dat Nieuwe Jeruzalem
voor eeuwig kwijt.
Al het gezwoeg van mij,
tussen dorens en distels,
is daar voor eeuwig voorbij.
Dus zondaar, wat sta je hier
te spotten en vechten
voor onverzadigbaar plezier?
Ga, de uitnodiging ligt
al eeuwenlang klaar –
helder voor het zicht.
De Christus Die jij veracht,
heeft ook voor jou
eeuwige verzoening gebracht.
Delen, dat is wat Hij wil,
van Zijn vreugde – dit alles
maakt voor eeuwig het verschil.
Kom je niet mee, naar Hem,
om te luisteren naar
Zijn gezegende stem?
Zijn boodschap, eens te meer –
luidt vol verlangen: “Kom, wees welkom
in de vreugde van de Heer.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.