SalvationInGod

vrijdag 2 december 2016

Rap van tong, koud van hart

Het evenwicht tussen genade en werken

Jakobus schrijft op een directe, confronterende manier zijn brief. Het maakt ons ongemakkelijk. Mensen binnen de kerk worden geprikkeld om op te staan vanuit een vervallen, luie en zichzelf geoorloofde luxepositie. Er is werk aan de winkel – letterlijk!
We hebben de vorige keer al gezien dat Jakobus niets opheeft met het horen van Gods Woord, zonder dat hier concrete gehoorzaamheid aan verbonden wordt. In de verzen 26 en 27 gaat hij hier op door, maar belicht het nu vanaf de andere kant. Eerst schreef hij over horen zonder doen (1:19-25) en nu begint hij over spreken zonder doen.

Wat de tong over het hart zegt
Zoals er een duidelijk verband is tussen horen en doen, zo is het ook logisch dat er een verband moet zitten tussen spreken en doen. De mond verraad het hart. En de handen verraden de mond. Natuurlijk heeft Jakobus al iets gezegd over “traag in het spreken” (vers 19 en 20), maar dat had betrekking op boosheid. Nu trekt hij het breder. Spreken kent meerdere facetten en het is belangrijk om deze stuk voor stuk te overwegen voordat je ook daadwerkelijk iets zegt. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk wat je zegt (de inhoud van je boodschap) wanneer je iets zegt (de timing van je boodschap) en hoe je iets zegt (de vormgeving van je boodschap). Ga je verbaal met grof geweld het gesprek in, of heb je deze factoren meegewogen en weet je de boodschap zo te communiceren dat je inhoudelijk geen water bij de wijn doet, maar ook niet opzichtig mensen tegen je in het harnas jaagt?
Heel vaak denken wij bij dit soort Bijbelteksten aan mensen die grof taalgebruik hanteren. Dit is een terechte observatie, maar Jakobus trekt het breder. Hij heeft het hier over het gebruik van de tong – het spreken van woorden – die de eenheid van de kerk niet bevorderen en die bovendien zó goedkoop zijn, dat er niet eens daden bij komen kijken.

Is onze godsdienst wel echt?
Ik gruwel van clichés. Ik verafschuw dooddoeners. En de reden hiervan wijst Jakobus aan (vers 26):

“Als iemand onder u denkt dat hij godsdienstig is, en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, dan is zijn godsdienst zinloos.”

Iemand die zijn tong niet in toom kan houden, misleidt zichzelf. Op het eerste gezicht lijkt hier geen verband te zijn. Toch is het zo.
Stel jezelf eens voor, dat jij in een kerkelijke bijeenkomst iets heel persoonlijks deelt. Je vertelt over je worsteling met een bepaalde situatie, iets moeilijks in je karakter waar je mee te strijden hebt. En vervolgens ga je zitten, neemt iemand anders het woord en die gaat totaal niet op deze persoonlijke zaken heen, maar zegt gewoon: “Wát er ook is, we mogen weten dat God altijd bij ons is.” Beng! Dooddoener.
Dit lijkt wel leuk, maar dat is het helemaal niet. Ik hoor hier geen hartelijke betrokkenheid in. Geen barmhartigheid, geen blijdschap vanwege het feit dat iemand iets kwetsbaars deelt. Wat is dat toch, dat wij menen bij elke persoonlijke moeite een encyclopedie uit de boekenkast te moeten grijpen, dat vol zit met de meest goedkope wijsheden? Waarom toch steeds die bak met “wijsheden” uitgieten, zonder op een hartelijke manier betrokken te zijn bij elkaar? Waarom niet doorvragen? Of gewoon een stilte?
Is dit nou de manier waarop God van ons vraagt om met elkaar om te gaan in de kerk?

Spreken zegt pas iets wanneer er handen bij komen
We leven in een generatie die veel praatjes heeft. We praten heel wat af. Als we ziek zijn, zeggen we: “Ik bid voor je.” Maar of het ook zo is…? Ik herken het helemaal, ik maak mij hier ook schuldig aan. We zijn zo snel gewend om iets te zeggen, althans we vinden dat dat hoort. Jakobus zet de zaken nog wat meer op scherp (vers 27):

“De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God de Vader is dit: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking en zichzelf onbesmet bewaren van de wereld.”

Hij doet nu iets gevoeligs. Hij neemt bewust de twee groepen als voorbeeld om te laten zien wat spreken zonder doen waard is. Een weduwe en een weeskind hebben beide helemaal niets. Ze hebben niemand die voor hen zorgt; ze staan er letterlijk alleen voor. De bron van inkomsten (de man) en degene die zijn huishouden moet leiden (de vader) zijn weggevallen. Deze groepen mensen bevinden zich op sociaal vlak haast buiten de samenleving. Het is uitzichtloos.
En dan komt Jakobus en zegt: “Ga daarnaartoe en zorg voor hen.” Je kunt je afvragen waarom hij nu juist deze twee groepen als voorbeeld neemt en niemand anders. Gezien de context is dit logisch te verklaren: als de rijken het al geen probleem vinden om de armen slecht te behandelen, wat moet het dan worden met de weduwen en wezen in die gemeenschap? Dat is ronduit hopeloos! Ook hier zie je de poging van Jakobus om die gemeenschap weer saamhorig te krijgen. Iedereen hoort er bij, hoe hopeloos jouw sociale positie er ook uitziet.

Een geniepige tegenhanger
Mensen zijn zich ervan doordrongen dat er inderdaad goed moet worden gezorgd voor hen die dat niet zelf kunnen. Maar sommigen hebben de neiging hierin door te schieten; ook binnen de kerk. En ook hier verraad het spreken weer veel.
Heb je weleens geluisterd naar gebeden in de samenkomst? Wat zijn de onderwerpen die zoal genoemd worden? Welke noden of situaties worden onder de aandacht gebracht. Is de structuur van het Onze Vader nog als rode draad in de gebeden te vinden?
Piet wordt ziek en hup – Piet wordt op de gebedslijst geplaatst. Klaas wil zendeling worden en hup – ook hij komt op de lijst om voor te bidden.
Gezonde Harrie mankeert niets en hee – hij staat niet op de gebedslijst! Hoe kan dat? Tja, hij mankeert niets.
Onzin! Natuurlijk heeft ook Harrie iets. Het is maar net waar je aandacht naar uitgaat. Er is altijd iets in het leven van iemand. Maar nou komt de aap uit de mouw: welke prioriteiten stellen we hierin? Bestudeer het Onze Vader maar eens goed en er komen voor alle kerkleden heel veel gebedspunten tegelijk! “Laat Uw Naam geheiligd worden” – denken we hier nog over na? “Laat Uw Koninkrijk komen” – zijn we hier nog mee bezig? “Laat Uw wil geschieden, in de hemel en op de aarde” – waar zijn we eigenlijk mee bezig? “Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij de ander vergeven” – welke zonde komt steeds hardnekkig terug in ons leven? En met wie kunnen we niet zo goed overweg? “Leid ons niet in verzoeking” – waar hebben we moeite mee en wat is een gevecht voor ons? “Verlos ons van de boze” – ervaren we geestelijke strijd in ons leven?
Het tragische is dat je al deze punten kunt afdoen met clichés en dooddoeners. Ik ga daar niet voor. Als dat de bedoeling is, had Christus ons een heel ander gebed geleerd.

Jakobus’ strijd is mijn strijd
Het beeld dat ik nu heb neergezet van een “gezond functionerend christenleven” is misschien niet de doorsnee werkwijze in plaatselijke kerken. Ik wil hier twee dingen over zeggen.
Het eerste is dat ik dit betreur. We kunnen als kerk al een geweldige beweging voorwaarts maken als we beginnen elkaar te vragen hoe het met ons is en waar we specifiek voor kunnen bidden – ter plekke. Er is een bepaald type leiderschap dat zich gemakkelijk kan laten misleiden en dat is de houding die zegt dat “als wij niets horen, wij ook niets weten.” Dit is gewoon niet waar. Er is overal iets, hetzij een zegen, hetzij een beproeving of verzoeking. Het feit dat jij niets weet hoeft niet altijd te liggen aan de mensen die niets zeggen. De één is nu eenmaal stiller dan de ander. De gave die jij als leider moet bezitten is om die stille persoon op een geweldig genadige manier open zien te krijgen. Reken er dan maar op dat je heus wel wat zult gaan horen!
Het tweede wat ik hierover wil zeggen, is dat ik zelf ook deel heb aan deze halfslachtige werkwijze. Ik ben net zo schuldig aan zo’n houding. Jakobus bepaalt mij hier ook bij mijn persoonlijke strijd. Ik weet dat hij gelijk heeft, en soms probeer ik hem te overschreeuwen met dezelfde clichés. Misschien hebben sommige lezers dit ook geproefd toen ik bijvoorbeeld dit schreef. Ik heb erover nagedacht of ik dit stuk zou verwijderen, maar anderzijds denk ik dat het een reëel beeld geeft van onze neiging om Jakobus’ boodschap te ontvluchten. Dit is werkelijk een strijdpunt. Hoe neem ik Jakobus serieus, zonder te activistisch en krampachtig te worden? Hoe kan ik mij blijven verblijden in het verlossingswerk van Christus en toch niet stil blijven zitten? Hoe zorg ik ervoor dat de werken in het geloofsleven geen verplicht nummer worden? Als ik Jakobus goed begrijp, heeft het vooral te maken met goed luisteren, proberen te begrijpen, niet meteen van alles willen zeggen en goed kijken waar ik persoonlijk iets kan betekenen in de nood van de ander. Zo worden de werken van het geloof genadige werken. Je deelt uit wat je onverdiend van Christus hebt gekregen en Zijn verlossingswerk is de genade die aanzet om te gaan werken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief