SalvationInGod

dinsdag 30 augustus 2016

Read & Apply #12 De weg naar God (2)

Johannes 14:1-14


In het vorige deel van Read & Apply hebben we gekeken naar de troostende woorden van de Heere Jezus, nadat Petrus te horen heeft gekregen dat hij zijn Meester zal verloochenen en Judas enkele ogenblikken daarvoor vertrokken is om Christus te verraden. We zagen dat Jezus Zijn leerlingen bemoedigt en vertroost met de gedachte dat Hij voor hen zal lijden en sterven om een plek in het huis van Zijn Vader veilig te stellen.

1. Ook volgelingen van Jezus kunnen trage leerlingen zijn
In dit gedeelte zien we dat Thomas en Filippus vragen stellen, als reactie op wat Jezus zegt. Thomas stelt dat de discipelen geen idee hebben waar Christus precies naartoe gaat en Filippus vraagt om God de Vader te mogen zien. De opmerkingen van deze twee discipelen leggen een pijnlijke, maar nuchtere realiteit bloot: ze hebben nog steeds niet begrepen Wíe Jezus is en wát Hij komt doen.
De meeste werkgevers zouden zulke “trage leerlingen” ontslaan of zuchtend stellen dat er maar weinig perspectief voor hen is. Toch reageert Jezus op een zachte, maar wel scherpe manier. Hij zegt in vers 7:

“Als u Mij gekend had, zou u ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu af kent u Hem en hebt u Hem gezien.”

En aan Filippus vraagt Hij (vers 9):

“Ben Ik zo’n lange tijd bij u, en kent u Mij niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; en hoe kunt u dan zeggen: Laat ons de Vader zien?”

Zo’n lange tijd – om precies te zijn is “zo’n lange tijd” drie jaar. Drie jaar lang hebben de discipelen het voorrecht gehad met Christus op te trekken, met Hem mee te gaan, naar Hem te luisteren, Zijn wonderwerken gezien en nu, op dit moment van tijdelijk afscheid, blijkt dat zij er nog maar weinig van begrepen hebben.
Dit is voor Christus echter geen reden om de band te verbreken. Hij blijft Zichzelf bekendmaken. Hij trekt Zich niet terug, maar neemt de onwetendheid bij de discipelen weg.
En toch is het voor ons – de betweters, die achteraf altijd alles snappen – moeilijk te vatten hoe het mogelijk is dat je drie jaar lang met Iemand optrekt en bij het afscheid nog steeds niet goed weet Wie Hij nu werkelijk is. Hoe is dit mogelijk? Ik denk dat God bewust dit gedeelte in de Bijbel heeft opgenomen, om te laten zien dat zelfs áls wij Christus persoonlijk in ons midden zouden hebben en Hij zou ons onderwijzen, wij met regelmaat trage leerlingen blijken te zijn. Herken jij jezelf in het “trage leren”? Weet je dan bemoedigd dat Christus je niet afstoot, maar juist blijft doorgaan met het Zichzelf bekendmaken.

2. Twee waarheden over het kennen van God
De Heere Jezus maakt in dit gedeelte twee zaken duidelijk over het kennen van God:

A. Gods heerlijkheid is alleen te bereiken door het verzoeningswerk van Jezus Christus
In vers 3 hebben we gezien dat Christus naar de Vader gaat om voor Zijn volgelingen plaats te bereiden. Jezus stelt onze eeuwige woning bij God vast. Er is géén andere weg om bij God te komen dan door het werk van Jezus Christus. Dit herhaalt Hij ook in vers 6. Willen we in de nabijheid van God verkeren, dan zullen we naar Hem moeten gaan op grond van het lijden, sterven en de opstanding van Zijn Zoon, de Heere Jezus. Elke zogenaamde andere weg naar God loopt dood.

B. Gods karakter is alleen te kennen in de Persoon van Jezus Christus
In vers 7 en 9 zien we dat Christus niet alleen beschrijft dat Hij de Weg tot God is, maar dat Hij ook het karakter van de Vader laat zien. Op deze wijze zien we Gods genade op voortreffelijke wijze schitteren: het is God Die Zich openbaart in Zijn Zoon en het is God Die in Zijn Zoon Zichzelf met de wereld verzoent, zodat iedereen die door het verzoeningswerk van de Zoon tot God gaat, voor eeuwig bij God mag zijn! Dit is hét verlossingswerk van Christus en dit is de reden dat Jezus Zijn discipelen wil bemoedigen en vertroosten.

3. Er zit een levensgroot verschil tussen niet kúnnen begrijpen en niet wíllen begrijpen
Misschien fronsen je wenkbrauwen bij het zien van de traagheid waarmee Jezus’ eigen volgelingen leren. Mijn gedachten gingen al snel uit naar de Schriftgeleerden en Farizeeën, die ook maar weinig begrepen van Christus. Opvallend is dat Jezus daar snoeihard tegenin ging. Waarom was Jezus harder tegen hen dan tegen Zijn eigen volgelingen? Is dat wel eerlijk? Waarom hebben de Farizeeën het al helemaal verprutst bij Jezus (bijvoorbeeld in Mattheüs 12 en 13) en Zijn eigen leerlingen niet, terwijl ze al drie jaar met Hem optrekken? Het antwoord ligt in de gezindheid. Het gaat er niet om hoeveel progressie iemand maakt in een jaar, maar om de intentie en de wil om al het onderwijs serieus te nemen en hier echt iets van te leren. Met andere woorden: niet kúnnen begrijpen is heel wat anders dan niet wíllen begrijpen! De discipelen konden nog niet alles begrijpen van Jezus, maar de intentie en wil om Hem beter te leren kennen waren zeker aanwezig (kijk maar in vers 5 en 8!). Daartegenover zie je de Schriftgeleerden die er weinig van begrepen, en totaal niet de wil hadden om er ook maar iets van te gaan begrijpen. In feite waren zij “geestelijke eenkennigen” – alles wat vreemd was aan hun traditie werd bij voorbaat al veroordeeld.

4. Er zit een verband tussen openbaren, zien, kennen en geloven
We zien bij herhaling woorden als “zien”, “kennen” en “geloven” terugkomen (in vers 7, 9, 10, 11 en 12). Dit wil iets zeggen. Geloof kan niet zonder zien. En de essentie van geloven is dat wij God in Christus zien. Daarom is het bijzondere genade dat God Zichzelf heeft bekendgemaakt in Christus en dat wij Hem kunnen kennen. Nu is dat nog door geloof (want wij geloven het getuigenis over Hem zonder dat wij Hem hebben gezien). De vraag die Christus aan ons allen stelt, is: “Vertrouw je op Gods openbaring in Mij en in Mijn verzoeningswerk in sterven en opstanding?”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief