SalvationInGod

zondag 27 november 2016

Als de Zon der Gerechtigheid verschijnt

Over gelijkwaardigheid in de Gemeente

Hoe ga je om met misstanden binnen de kerk die in stand worden gehouden? Wat moet je doen wanneer bepaalde personen op een afschuwelijke manier onderscheid gaan maken tussen verschillende groepen mensen binnen de kerk?
Jakobus werd ertoe gedwongen om hier over na te denken en een antwoord te formuleren. Dat was hard nodig, want zoals we eerder zagen, konden de rijken binnen de gemeente rekenen een op een voorkeursbehandeling met de beste zitplaatsen; de armen daarentegen werden in een hoekje weggestopt. Bovendien vermeld Jakobus dat de rijken er niet vies van zijn om de armen financieel te benadelen en zo zelf meer schatten op deze aarde te verzamelen (zie hoofdstuk 5). Kortom: Jakobus móet wel met een scherpe en pittige brief antwoorden. Het is ronduit beschamend wat hier gebeurt!

De verhoudingen rechtzetten: positioneel
Het is uiterst pijnlijk wanneer de kerk van Jezus Christus wordt gekenmerkt door vriendjespolitiek, voortrekkerij en het stelselmatig achterstellen van een specifieke groep. Helaas is dit probleem niet nieuw en daarbij kent het ook nog eens vele varianten.
Jakobus schrijft in vers 9 van hoofdstuk 1 het volgende:

“Maar laat de broeder die nederig is, zich beroemen op zijn hoge staat, en de rijke op zijn nederige staat, want hij zal als een bloem voorbijgaan.”

Dit is een aansporing, een vermaning. Daar houden wij tegenwoordig niet zo van. Vermaningen doen ons pijn, want dan moeten we iets gaan corrigeren wat niet in orde is. Zo ook hier. Maar Jakobus doet dit op een bijzondere manier.
Zoals hij in de verzen 2 tot en met 4 de gemeente weer terug wil krijgen op het punt van eenheid en saamhorigheid, zo wijst hij hier de weg naar gelijkwaardigheid.
Je moet goed opletten wat hij hier doet. Hij verheft de arme hier niet boven de rijke, maar hij zet hen op gelijke voet. Dat lijkt misschien niet direct uit de tekst af te leiden, omdat Jakobus de arme neerzet als iemand met een “hoge staat” en de rijke met een “nederige staat”, maar hij wil hen brengen op het punt dat zij weer gelijkwaardig zijn aan elkaar. Let wel: de verhoudingen zijn verstoord. De rijken verheffen zich op dat moment boven de armen. En om het evenwicht terug te brengen zal de verheven groep vernederd moeten worden en de vernederde groep verheven. Geen overcompensatie, maar het terugbrengen van de juiste verhoudingen.
Hoe doet hij dat? Door te wijzen op het levenseinde: “Rijke, jij die zoveel geld hebt verdiend en zoveel bezittingen hebt verworven op aarde: waar ben jij als jouw tijd op aarde over is? Als Christus terugkomt?” Deze vraag – in feitelijke vorm verwoord – legt Jakobus bij zijn lezers neer.

De verhoudingen rechtzetten: praktisch
Een vermaning is bedoeld voor praktische uitwerking. Heel veel kerken zullen belijden dat men één in Christus is of wil zijn. Bij hen is er absoluut geen sprake van belangenverstrengeling, voortrekken of het achterstellen van mensen.
Er zijn misschien ook kerken waarbij deze zaken wél aanwezig zijn, en ook ervaren worden, maar waar vervolgens wordt gezegd: “Wij zijn één in Christus. Wij zijn positioneel volmaakt voor God in Christus.” Leuk, maar hoe zit dit dan met die voortrekkerij die je toestaat in de gemeente?
Wij moeten ernstig oppassen voor een theoretische, theologische benadering van oplossingen. Daarmee bedoel ik dat we problemen in de gemeente te lijf gaan vanuit onze systematische theologie. Bij de minste of geringste onrust in de gemeente wordt er “Sssst!” geroepen en wordt iedereen wijsgemaakt dat “wij allen één zijn in Jezus”. Dat klinkt wel leuk, maar het heeft meer weg van een idealistische verwoording uit een boek Systematische Theologie, dan dat het echt effectief het probleem benoemt en aanpakt. Die onrust wordt toch wel gevoeld in de gemeente. Mensen merken toch wel dat er wat speelt, dus waarom zou je steeds om deze zaken heen draaien? Jakobus wordt geconfronteerd met verschrikkelijke misstanden en pakt het regelrecht en bij de wortel aan. Niks geen geschrijf over “iedereen is één in Christus” of iets wat daar op lijkt.
Hij draagt in alle ernst op dat de rijke én de arme zich hebben te gedragen zoals het waardig is voor een christen, in het licht van de naderende komst van hun Meester, Jezus. En nú wordt er wat in gang gezet. Lees maar:

“Want de zon is opgegaan met haar hitte en heeft het gras doen verdorren, ook is zijn bloem afgevallen en is de schoonheid van zijn uiterlijk verloren gegaan. Zo zal ook de rijke in zijn wegen verwelken.”

De vraag aan de rijken – de groep die zich verheft – is of zij in het licht van de naderende komst van Christus door willen gaan met deze werkwijze, of dat zij de armen als volwaardig erkennen in de geloofsgemeenschap. Want als Christus terugkomt is er totaal geen verschil meer te zien tussen arm en rijk. Iedereen is gelijkwaardig. En Jakobus zegt: “Als je dít weet, waarom gedraag jij je nu niet zo en waarom hoed je de gemeente niet in deze geest?”

Diep geslagen wonden
De reden dat we gewoon niet met een theoretisch antwoord moeten komen in dergelijke situaties, is het effect dat het gedrag van de rijken heeft op de beleving van de armen. Vergis je niet wat voor impact dit heeft. Dit veroorzaakt pijn. Dit maakt mensen verdrietig. De armen hebben financieel en qua levensonderhoud al geen gemakkelijke positie en dan worden ze in de gemeente ook nog eens naar de rand gedrukt! Kun jij je voorstellen wat dit met mensen doet? In zo'n situatie moet Jakobus ingrijpen. De pijn die de armen voelen is geen kleine factor in een poging de gelijkwaardigheid te herstellen. Zij zullen weer in vrede en harmonie moeten samenkomen. Maar die arme zit er misschien helemaal niet op te wachten; hij wordt steeds geconfronteerd met de arrogantie van de rijken. Wat dan?
Dan is het enige juiste wat je kunt doen de verhoudingen te herstellen in het licht van Christus’ wederkomst en de toekomst van de gelovigen. Het tijdelijke valt weg. De armoede verdwijnt, net als de rijkdommen. Wat blijft is Christus en Zijn majesteit. En de gelovigen zullen verheerlijkt worden en met Hem stralen als de zon.
Pas als iedereen binnen de gemeente deze realiteit in de praktijk toepast, kan er toenadering, verzoening en vergeving plaatsvinden. Eerder niet. Zie je nu hoe zinloos het is om de theorie te belijden dat wij allen “één in Christus zijn”, zonder dat hier in de praktijk aan gewerkt wordt? Iedereen die deze twee zaken van elkaar scheidt en net doet of dit los van elkaar kan bestaan, heeft het niet begrepen. Er moet herstel plaatsvinden en in dit geval eerherstel. Er moet echt iets worden gedaan om de eenheid binnen de gemeente te herstellen. Hoe? Door te belijden dat je zelf hoogmoedig bent geworden en in die hoogmoed een andere groep hebt vernederd, die op de dag van Christus’ wederkomst op gelijkwaardige manier zal worden behandeld en beoordeeld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief