SalvationInGod

donderdag 21 juli 2011

Uit welke beker drink jij?

Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus. En toch heeft God in het merendeel van hen geen welgevallen gehad, want zij werden neergeveld in de woestijn. Deze gebeurtenissen zijn ons ten voorbeeld geschied, opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben, zoals zij die hadden. Wordt ook geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zette zich neder om te eten en te drinken, en zij stonden op om te dansen. En laten wij geen hoererij plegen, zoals sommigen van hen deden, en er vielen op één dag drieëntwintigduizend. En laten wij de Here niet verzoeken, zoals sommigen van hen deden, en zij kwamen om door de slangen. En mort niet, zoals sommigen van hen deden, en zij kwamen om door de verderfengel. Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is. Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt. Daarom dan, mijn geliefden, ontvlucht de afgoderij! Ik spreek immers tot verstandige mensen; beoordeelt dan zelf, wat ik zeg. Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood. Ziet, hoe het gaat bij het Israël naar het vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het altaar? Wat wil ik hiermede dan zeggen? Dat een afgodenoffer iets is, of dat een afgod iets is? Integendeel, dat hun offeren een offeren is aan boze geesten en niet aan God en ik wil niet, dat gij in gemeenschap komt met de boze geesten. Gij kunt niet de beker des Heren drinken èn de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben èn aan de tafel der boze geesten. Of willen wij de Here tot naijver wekken? Zijn wij soms sterker dan Hij?
(1 Korintiërs 10:1-22)

Het voorbeeld van Paulus aan de Korintiërs is veelzeggend: hij haalt de herinnering naar boven aan de tragische val van drieëntwintigduizend Israëlieten ten tijde van de uittocht uit slavernij in Egypte, en dat op één dag. De reden? Ongehoorzaamheid. Om preciezer te zijn: de begeerte naar het kwaad.

Ben je gedoopt? Heb je belijdenis gedaan? Heb je catechisatie gedaan? Ga je trouw naar de kerk? Al deze dingen hebben nul-komma-nul effect als er een honger en dorst is naar het bedrijven van het kwade. Paulus schrijft over het collectieve volk dat door de HEERE door de Rietzee is geleid, onder aanvoering van Mozes. Maar in het merendeel van het collectieve volk heeft God geen welbehagen gehad. In de woestijn heeft Hij het kaf van het koren gescheiden – een radicale slag eiste de levens van drieëntwintigduizend mensen.

We moeten goed begrijpen dat deze groep van drieëntwintigduizend dezelfde genadige voorrechten heeft genoten als de rest van het volk. Niemand is hierin tekortgedaan. Allen hadden dezelfde geestelijke drank, dezelfde geestelijke spijs en allen waren gedoopt in de wolk en zee met Mozes. Maar, zo schrijft Paulus, zij stonden op om te spelen – een fataal besluit.

De apostel zegt, dat deze gebeurtenis als een voorbeeld is gegeven voor ons. Een voorbeeld, waarin God ons wil laten zien dat we niet moeten proberen Christus te verzoeken en te tarten door afgoderij te plegen. Kunnen wij dit vandaag de dag nog zeggen, zonder problemen te krijgen met anderen – zelfs met medechristenen? Als het goed is, móét het problemen geven. Mensen met een honger naar het kwaad zullen zich vast en zeker roeren; ze voelen zich bedreigd in hun bewegingsvrijheid: ‘Daar heb je ze weer, die moralistische christenen, ze komen gelijk met vijfentachtig nieuwe regeltjes om ons het leven zuur te maken.’ In seculiere kringen wordt dit ook wel ‘betutteling’ genoemd. Hun vrijheid heet wetteloosheid en hun leven is doods. Thomas Boston (1676-1732), een Schots predikant beschrijft in zijn meest bekende werk, De Viervoudige Staat, dat zij [de verlorenen in de verdoemde staat] die de dood kozen en het leven weigerden, leven, want daar leeft de dood en het einde begint altijd.

Het evangelie van Jezus Christus is het goede nieuws van de verdelging van het kwaad en de dood. God heeft de dood zijn eigen nek om laten draaien en het kwaad zijn eigen ondergang bezorgd. Boston slaat de spijker op zijn kop: alleen degenen die in deze twee dingen hun geluk zoeken, zullen zich actief verzetten tegen de boodschap van Gods heil. Let er ook op dat het kwaad en de dood niet apart te verkrijgen zijn – ze zijn met elkaar, aan elkaar verbonden – het is een huwelijk van twee kwaden. De mens is geconfronteerd met de dood, nadat het kwaad in de wereld is gekomen. Je zou kunnen stellen, dat wie het kwade verlangt, zijn eigen eeuwige dood en duisternis verlangt – er zal echter niemand zijn die deze duisternis voor zichzelf verlangt, laat staan het hardop uitspreekt.

Wil de kerk opwekking meemaken, dan denk ik dat zij allereerst moet ingaan op het bovenstaande. We hoeven geen gelikte verhalen over succescarrières, geldelijk gewin of complete gezondheid. Kijk naar opwekkingen in de kerkgeschiedenis. Charles Spurgeon leefde in een tijd van moreel verval in Engeland. Toen hij predikte, trok hij massa’s mensen en het morele verval werd een halt toegeroepen. En zo hoort het: de kerk moet de boodschap van de gekruisigde en opgestane Christus verkondigen en getuigen dat het laatste uur voor kwaad en dood heeft geslagen. Het is altijd een kenmerk van zuivere opwekking dat verlichte zielen, die ontwaakt worden door de werking van de Heilige Geest, het hongeren en dorsten naar het kwaad zullen verliezen. Massa-evangelisatie lijkt wel leuk, maar wat bereiken we er nu echt mee? Als er 50.000 man in een voetbalstadion bij elkaar gekomen zijn, waarvan er 45.000 hun hand opsteken, ten teken dat ze ‘Jezus aangenomen hebben’, wat betekent dat dan? In het begin nog helemaal niets. Maar als diezelfde 45.000 mensen naar huis gaan, bij thuiskomst hun stoffige Bijbel uit de kast halen en lezen, beginnen te bidden en te getuigen, dan zal in no-time de stad veranderen. 45.000 oprecht bekeerde mensen maken een verschil, dat moet te merken zijn. Maar als na een tijdje van die 45.000 er nog maar 1500 over zijn en samenkomen in groepen, dan weet je ook meteen wat er met de rest is gebeurd. Zij hadden blijkbaar alleen maar hun hand over voor Christus, en niet hun gehele leven.

We moeten weer het lef en de moed krijgen om te zeggen waar het op staat. Paulus was daar ook niet te flauw voor; en de enige reden dat hij er niet te flauw voor was, is dat hij zich ervan bewust was, dat het hier gaat om mensenzielen. Polderen (dat betekent het eindeloos doorpraten en dialogiseren om tot een overeenstemming te komen) heeft totaal geen zin. De ondergang dreigt voor velen. En die is niet zomaar af te wenden door langs de deuren van niet-kerkelijken te gaan en te vragen of ze een enquête in willen vullen, met daarin hun beeld van de kerk en wat zij graag in een eredienst willen zien. Onbekeerden hun zin willen geven in het lichaam van Christus, hoe gek wil je het hebben? Ik zie het al helemaal voor me: ‘nou, die Tien Geboden elke zondag voor de preek vind ik te walgelijk voor woorden. Kan dat niet uit de liturgie geschrapt worden? Ik word er gewoon ongemakkelijk van! Zo blijft er van mijn opgebouwde imago van de laatste week niets over…’ Of een ander: ‘Ik hoor in de kerk dat Jezus de enige weg tot God is; kunnen we niet eens een keer lezen over Boeddha of inspiratie halen uit het leven van Gandhi?’

De conclusie is dat we allemaal na moeten gaan hoe onze houding ten opzichte van het kwaad is. We kunnen niet tegelijk maaltijd houden met Christus én met demonen. Het is het één, of het ander. Wie Christus omarmt, wendt zich af van het kwaad en wie het kwade omarmt, wendt zich af van Christus. Zélfs al sta je ingeschreven bij de plaatselijke gemeente, het baat niets. Wij, die zo graag over de overwinning van het Lam willen spreken, zullen ook over ondergang moeten spreken. Immers, waarom is overwinning nodig als er geen ondergang dreigt? En waar gaat die overwinning eigenlijk over? Een softe boodschap van alléén maar overwinning, zonder een woord over ondergang, is niet alleen onmogelijk te begrijpen, ze kan onmogelijk bestaan. Daarom: wie het zinkende schip van de zonde en de dood wil verlaten, die werpe zich geheel en al op Christus!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief