SalvationInGod

maandag 10 oktober 2016

Read & Apply #27 Eenheid in liefdevolle dienstbaarheid (2)

Romeinen 12:9-21


De vorige keer hebben we stilgestaan bij de boodschap van Romeinen 12:9-15. Nu geven we hier vervolg aan, door de verzen 16 tot en met 21 te bestuderen. Paulus gaat van het gebruiken en inzetten van geestelijke gaven langzaamaan steeds meer naar buiten gericht schrijven. Het gaat over onderlinge betrokkenheid en liefde. Maar hoe moeten we reageren als deze opdracht ernstig op de proef wordt gesteld?

1. Eenheid kan alleen standhouden als ik wil worden als de ander
In feite kunnen we de conclusie trekken dat Paulus’ belangrijkste boodschap het streven naar eenheid is. De Gemeente van Christus moet in harmonie samenleven. Er mag geen gerommel plaatsvinden, geen achterbaks rumoer, geen machtsmisbruik, geen verhitte discussies worden gevoerd. Daarentegen stelt Paulus in vers 16:

“Wees eensgezind onder elkaar. Streef niet naar de hoge dingen, maar houd u bij de nederige. Wees niet wijs in eigen oog.”

In het Engels staat het woord “haughty”, wat hoogmoedig betekent. Verhef jezelf niet boven de ander, zou je kunnen zeggen. En wat gaat het op dit punt vaak mis! Hoe komt dat? Kort geformuleerd zou je het kunnen samenvatten in één woord: visie.
Christenen zijn mensen zich hard maken voor een bepaalde zaak. De één is bezig met heiligmaking, de ander met Israël en weer een ander is heel erg bezig met het thema geestelijke strijd. En allen eisen ze de aandacht voor dát onderwerp. Geen wonder dat er allerlei stichtingen, initiatieven en groeperingen zijn ontstaan! Een broeder zei onlangs tegen mij: “Het lijkt er wel eens op dat, hoe minder christenen er zijn, er steeds meer stichtingen komen.” En daar heeft hij nog gelijk in ook. Maar het legt wel iets pijnlijks bloot: er is lang niet altijd harmonie en ondervindende eenheid binnen de kerk. Waar gaat het dán om? Het gaat om ons leven in verbondenheid met Christus binnen de Gemeente. En wat we in het voorgaande deel hebben gezien, is dat het kerkelijke leven geen kwestie is van smijten met visies, maar het delen van elkaars leven. Vragen als: “Hoe gaat het met jou – echt?” of: “Wat heb jij nu concreet nodig” of: “Waar kun jij momenteel hulp bij gebruiken?” zijn volgens de context van urgenter belang dan de vraag hoe wij de wederkomst van Christus zien en wat onze gedachten daarover zijn.
Verschil van visie maakt ons hard. Dat merken we wanneer we uit de pas gaan lopen. Er komt soms verwijdering, er komt discussie. De één raakt heftig teleurgesteld wanneer Israël te weinig aan bod komt in de prediking, de ander mist het accent op persoonlijke heiligmaking. In feite is Paulus’ boodschap hier: parkeer deze accenten! Treed de ander tegemoet met een nederige gezindheid. Word als het ware als de ander. Hoe gaat het met die ander? Hoe moet ik daarop reageren? Hoe kan de eenheid bevorderd en bewezen worden? Hoe kan de christelijke liefde in deze situatie worden vormgegeven? In ieder geval niet door met visies te gaan smijten: “Jij moet eens dit doen!” Paulus roept ons op om niet wijs te zijn in eigen ogen. Mag een christen zich dan nergens hard voor maken? Jazeker, een christen mag zich wel degelijk hard maken voor iets – maar alleen als hij daardoor een zacht persoon wordt en blijft. Anders gaat er iets mis.

2. Het streven naar eenheid dwingt ons het goede te bevorderen en het kwaad te laten sneuvelen
Met deze stellingname zijn we bij een volgend punt. Want als de onderlinge eenheid van groter belang is dan een onbelangrijk visieverschil, moeten we bewust kijken naar manieren om het goede te bevorderen en het kwade te laten sneuvelen. Hoe doe je dat? Nou, doen wat Paulus in vers 16 zegt. Niet hoogmoedig zijn, maar je bij de nederige houden. In vers 17 gaat hij nog een stap verder:

“Vergeld niemand kwaad met kwaad. Wees bedacht op wat goed is voor alle mensen.”

Ik word hier gedwongen om een keuze te maken: ga ik mijn eigen visie koste wat het kost vasthouden? Houd ik vast aan mijn belang of zoek ik het goede voor de ander? En de ander is niet alleen die fijne broeder in de gemeente, maar ook die moeilijke man buiten de kerk. Je kunt dit gedeelte totaal niet theoretisch behandelen; je voelt de praktijk binnenkomen, of je het nu wilt of niet. Dit gedeelte is doordrenkt met de boodschap het goede te zoeken voor de ander. Of je nu een taak als leidinggevende binnen de kerk hebt, of dat jij je inzet voor de armen: het zijn allebei geestelijke gaven die God heeft gegeven om de ander mee te dienen. Alleen op deze manier kan de eenheid en verbondenheid in stand worden gehouden.

3. Er kunnen hele lastige situaties binnen de gemeente zijn
Ook met dit geweldige streven realiseert Paulus zich dat deze gewilde eenheid en verbondenheid een zaak is van “gemakkelijker gezegd dan gedaan”. Deze nuchtere conclusie kunnen we trekken naar aanleiding van vers 18:

“Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen.”

Het is helaas niet altijd mogelijk om relaties goed te houden. Er zitten ook mensen tussen die weigeren toenadering te zoeken en die er alles aan doen om verzoening en herstel van het contact te dwarsbomen. Dat weet Paulus. Maar hij wil óók dat, als een contact verbroken wordt of een conflictsituatie ontstaat, de gelovige in ieder geval met een zuiver geweten kan zeggen: “Ik heb er alles aan gedaan om het goed te maken of goed te houden.” Het is de roeping van de christen om zoveel mogelijk harmonie en eenheid te bevorderen; hij mag er nooit voor zorgen dat dit wordt belemmerd of afgebroken – tenzij Gods eer op het spel staat.

4. De christen kan zich hoopvol vastklampen aan Gods beloften voor de toekomst
Paulus wil echter nóg wat duidelijk maken. Niet alleen is hij zich ervan bewust dat je niet met iedereen verbondenheid kunt bewaren, maar ook dat een mens in zichzelf snel geneigd is wraak te nemen: als jij dit zegt, zeg ik dat; als jij dit doet, doe ik dat. Daarom komt Paulus namens God met een belofte in vers 19:

“Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere.”

Hier doet Paulus iets ontzettend moois. Hij had als ethicus een vingertje op kunnen steken en zeggen: “Je blijft normaal doen, want zo hoort het. Je weet gewoon dat het beter is om rustig te blijven.” Hij had dit thema op deze manier kunnen aanvliegen, maar toch doet hij dat niet. Hij doet hier niet alleen iets moois, maar ook iets belangrijks: hij biedt perspectief. Hij biedt hoop.
Onderschat niet wat het met een mens doet wanneer andere mensen hem teleurstellen. Onderschat niet wat het met een mens doet wanneer hij door anderen fysiek of geestelijk lijden moet doormaken. Het snijdt door de ziel! En hij gaat denken: “Wát nou, het goede doen?! Ik krijg klap op klap van een ander en ik moet maar gastvrij blijven voor hem! Wat zullen we nou krijgen?!”
“Nou,” zegt Paulus hier, “je krijgt een belofte.” Het is namelijk niet zo dat het kwade gedrag van die ander voor God niets voorstelt. God stapt daar niet zomaar overheen. Hij ziet het en Hij kent jouw pijn en verdriet en teleurstelling in die situatie. En hoewel God enerzijds van de christen vraagt geen wraak te nemen, geeft hij anderzijds ruimte voor wraakgevoelens. Daarvan zegt Hij: “Kom ermee naar Mij, want Ik zal het persoonlijk vergelden. Ik ga dit ooit rechtzetten.” Er is dus wel degelijk ruimte voor een gezond rechtvaardigheidsgevoel. Er is alleen geen ruimte om je woede op de ander uit te leven. Hier zien we dat Paulus een ontzettend mooi principe hanteert: hij neemt zijn lezers met de situatie van nu mee naar de komende Dag van het Oordeel.

5. Een christen kan het goede blijven doen dankzij Gods geopenbaarde toekomstperspectief
Dat Paulus dit principe hanteert, is van groot belang. Hij vervolgt in vers 20 en 21 namelijk met een ogenschijnlijk onmogelijke opdracht:

“Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen. Word niet overwonnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.”

De boodschap is opnieuw duidelijk: blijf het goede zoeken voor iedereen! Wreek jezelf niet, maar doe wat goed is. Laat de boel niet verder escaleren. En als het dan toch escaleert, laat jij dan niet de bron ervan zijn. Laat het niet zover komen, dat mensen je ervan kunnen beschuldigen dat je slecht gehandeld hebt door niet te voorzien in dat wat mensen nodig hadden.
Voor ons klinkt dit onredelijk. Het lijkt oneerlijk. We willen dit niet zomaar doen. Daarom is het belangrijk dat Paulus de belofte van God geeft in vers 19! Want die belofte speelt in op ons eerlijkheidsgevoel – eigenlijk ons rechtvaardigheidsgevoel – en kunnen we tóch het goede blijven doen. Als God geen enkel perspectief zou hebben gegeven op vergelding, gerechtigheid en oordeel, waren ook christenen terecht hopeloos en radeloos. Maar door Gods belofte en het geweldige toekomstperspectief is dat niet meer nodig. Het betekent niet dat het gehoorzamen van vers 20 en 21 lekker soepel gaat, maar er is in ieder geval hoopvol zicht. En dat houdt ook de vuur van de christelijke liefde brandend.

Tot slot: twee uitersten
Wanneer het gaat om lijden, gerechtigheid en Gods beloften, willen christenen nog wel eens de neiging hebben te vervallen in twee uitersten. De ene groep gaat zoveel mogelijk op zoek naar Gods beloften om het leven hier en nu zo draaglijk en perspectiefrijk mogelijk te maken; je zou kunnen zeggen dat dit de oplossingsgerichte christenen zijn, die elk probleem willen oplossen of verlichten door met Bijbelse beloften aan te komen zetten.
De andere groep is ontzettend lijdelijk en zegt: “Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw.” Ze wachten en smachten naar de wederkomst van Christus, maar de echte puf van het geestelijke leven lijkt verzwakt.
Ik heb naar aanleiding van Romeinen 5:1-11 gesteld dat Paulus akelig berustend schrijft over het lijden. Wellicht roept dit de reactie op dat Paulus “dus” tot de tweede categorie mensen behoort. Dat denk ik echter niet. Paulus behoort volgens mij helemaal niet bij één van deze twee groepen! Hij is te berustend voor de eerste groep, maar hij is ook te gepassioneerd en ijverig om in de tweede categorie geplaatst te worden. Ik denk niet dat Paulus bij elk lijden aan kwam zetten met Bijbelse beloften. Soms is de aanwezigheid van een ander mens, en de boodschap die hij brengt, al genoeg voor vertroosting (zie 2 Korinthe 7:2-7 en 1 Thessalonicenzen 2:17-10). Wat je echter bij hem steeds terug ziet komen, is de hoop op heerlijkheid. Romeinen 5:1-11 en 8:18-39 spreken hier duidelijk van, net als 2 Korinthe 4:7-5:10 en 2 Timotheüs 4:6-8. Misschien is het meest sprekende voorbeeld in dit verband wel Filippenzen 3:1-16. Dat zijn mooie gedeelten om eens rustig te lezen en bestuderen!
Zo zien we dat Paulus ons op een geweldige middenweg wijst. Niet té berustend, maar ook niet té proclamerend of eisend. Sommige beloften zal God pas vervullen wanneer Christus terugkomt. Andere beloften worden ook in dit leven al realiteit. De waarschuwing moet gegeven worden dat je niet te veel hoopvolle verwachtingen wekt voor de tijd totdat Christus terugkomt, maar dat je ook niet hopeloos gestemd moet zijn omdat er tot die tijd zogenaamd weinig kan gebeuren. Het belangrijkste is te weten dat Christus komen zal, dat God op die Dag alle ongerechtigheid zal vergelden en dat wij, als christenen, daarom alle reden hebben om het goede te blijven doen – ook al ondervinden we het kwade.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief