Wie kent het niet? Gevoelens die zó overheersen, dat het bidden een aaneenrijging van stiltes is. Bijbellezen lijkt onmogelijk. En uitzicht? Ver te zoeken. Je voelt je gevangen; je hebt geen idee welke kant je op moet gaan. Je kunt totaal niet overzien hoe deze situatie ooit moet veranderen. Dat maakt het zo beklemmend en vermoeiend. Het voelt als een emotionele, psychische en geestelijke gevangenis en alles wat je kunt doen is door de tralies naar buiten kijken hoe anderen elkaar opzoeken en met elkaar de overvloed van middelen met elkaar delen.
Drie dagen geleden las ik over een man, eveneens achter tralies. Geen geestelijke, maar fysiek tastbare tralies. Een man die zijn naderende einde zag.
Tegelijkertijd een man, die zich vol toewijding gaf aan de roeping die hij van God gekregen had. Het is de apostel Paulus. Hij vertelt zijn kind in het geloof, Timoteüs, het volgende:
“Beijver u om spoedig naar mij toe te komen, want Demas heeft mij verlaten, omdat hij de tegenwoordige wereld heeft liefgekregen. Hij is naar Thessalonica vertrokken, Krescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië. Alleen Lukas is bij mij. Haal Marcus op en breng hem met u mee, want hij is voor mij van veel nut voor de ambtelijke bediening. Maar Tychikus heb ik naar Efeze gestuurd. Breng, wanneer u komt, de reismantel mee die ik in Troas bij Karpus achtergelaten heb, en de boeken, vooral de perkamenten. Alexander, de kopersmid, heeft mij veel kwaad aangedaan. Moge de Heere hem vergelden naar zijn werken. Wees ook zelf voor hem op uw hoede, want hij is krachtig tegen onze woorden ingegaan. Bij de eerste verdediging was er niemand die mij bijstond, maar zij hebben mij allen verlaten. Moge het hun niet toegerekend worden. Maar de Heere heeft mij bijgestaan en heeft mij kracht gegeven, opdat door mij de prediking volbracht zou worden en alle heidenen die zouden horen. En ik ben uit de muil van de leeuw verlost. En de Heere zal mij bevrijden van alle boze opzet en mij verlossen tot de komst van Zijn hemels Koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen.”
(2 Timoteus 4:9-18)
Paulus zit gevangen. Dat kunnen we lezen in vers 9 van hoofdstuk 2. Hij draagt “boeien als een misdadiger.” Maar tijdens zijn gevangenschap is er ook van alles voorgevallen. Vanaf vers 9 tot en met vers 16 bespeuren we een neerwaartse beweging. Demas is weg. Kon hij het lijden niet aan? Zag hij zichzelf al verscheurd worden door de leeuw waar Paulus in vers 17 over schrijft? Wilde Demas nog iets langer genieten van alles wat deze tegenwoordige wereld te bieden heeft? We weten het niet; Paulus geeft geen concrete aanwijzing voor Demas’ vertrek. De “tegenwoordige wereld liefhebben” kan op veel verschillende manieren worden uitgelegd. Wat het ook is geweest, Paulus verliest er wel een mededienstknecht door. Een arbeider minder. En nog twee anderen zijn vertrokken, waardoor hij alleen met Lukas is.
Ook schrijft hij over een zekere Alexander, een kopersmid. Die heeft hem het leven aardig zuur gemaakt, zo blijkt uit vers 14. Ook hier zwijgt Paulus over de concrete aard van wat zich daar nu voorgevallen heeft. En als laatste beschrijft hij in vers 16 zijn eenzaamheid in de verdediging bij een verhoor.
Leed ervaren
Wat opvalt aan Paulus’ manier van schrijven is dat, hoewel hij geen enkele concrete gebeurtenis beschrijft, hij wel uiting geeft aan de pijn die het leed met zich meegebracht heeft. Hij laat het leed ook echt als leed staan. Maar hoe doet hij dat? Lees maar eens goed hoe Paulus reageert op de laatste twee voorvallen:
“Alexander, de kopersmid, heeft mij veel kwaad gedaan. Moge de Heere hem vergelden naar zijn werken.”
“Bij mijn eerste verdediging was er niemand die mij bijstond, maar zij hebben mij allen verlaten. Moge het hun niet toegerekend worden.”
De manier waarop Paulus deze gebeurtenissen beschrijft, geeft aan dat het hier niet zomaar om een kleine zaak gaat. Dit is ernstig. Dit is serieus. Paulus brengt hier deze daden naar de Rechterstoel van God. Dit is gevoelde ongerechtigheid en hij beschrijft dat. Hij laat het gewoon staan. Hij laat het niet alleen staan, hij brengt het heel bewust voor Gods aangezicht. De man die in Romeinen 12 beschrijft dat wij geen “kwaad met kwaad moeten vergelden”, maar “het kwaad moeten overwinnen door het goede”, bewijst in dit gedeelte zijn doorleving ervan.
Alleen, en toch niet krachteloos
Als leed zó diep gevoeld wordt, dan moet er ook een diep besef zijn van Gods Rechterstoel. Paulus moet dit hebben gehad, dat kan niet anders. Hij neemt als het ware een middelaarsrol in, wanneer hij schrijft over allen die hem verlaten hebben, toen hij zich moest gaan verdedigen. Hij bidt expliciet dat deze daad hen niet toegerekend zal worden. Dat is wonderbaarlijk, of niet? Hij moet een geweldig zicht hebben gehad op zijn God. Als het leed zo diep gaat, moet Gods genade minstens zo diep gaan, om een middelaarsrol te vervullen voor degenen die jou in de kou hebben laten staan. En wanneer we vers 17 lezen, zien we inderdaad dat Gods genade diep gegaan is:
“Maar de Heere heeft mij bijgestaan en heeft mij kracht gegeven, opdat door mij de prediking volbracht zou worden en alle heidenen die zouden horen. En ik ben uit de muil van de leeuw verlost.”
God heeft verlossing gebracht. Beeld je eens in: je bent een gevangene. En je staat alleen – he-le-maal alleen – tegenover een hoorcommissie. En ten diepste weet je: ‘Ik had hier niet alleen hoeven staan. Het had niet gehoeven. Als die en die het lef maar hadden gehad om bij mij te blijven.’ Maar dat deden zij niet. Je staat er nu alleen voor. Overgeleverd aan de nukken van een stel bestuurders die de macht hebben je in genade terug te laten keren naar de gevangenis, of om je voor de leeuwen te werpen.
Paulus verdedigt zich. En hij mag terug naar zijn cel. God heeft hem bevrijd uit de muil van de leeuw. God gaf Paulus de kracht en de moed om te getuigen van zijn boodschap. Het Evangelie mocht daar klinken. God bewijst Zijn boodschap door Zijn kracht te verlenen aan deze dienstknecht; een dienstknecht, die wél trouw wil blijven aan het Evangelie en de verkondiging daarvan.
God verwachten
En hier komen we op een punt, waar het heel snel mis kan gaan. Hoe snel zijn wij immers niet geneigd om vol vreugde te verkondigen wat God in ons leven heeft gedaan, om daarmee de spotlights op onszelf te richten?
Hoe werkt dit precies? Ongeveer zo.
Iemand in jouw omgeving bevindt zich in een vervelende situatie, waar jij jezelf twee jaar geleden in bevond. Diegene is depressief, eenzaam of teleurgesteld.
Jij denkt terug aan Gods genade, die in jouw leven diep gegaan is, omdat jij in een diep lijden verkeerde. Je besluit naar diegene toe te gaan en te bemoedigen door het volgende te vertellen: “Kijk eens naar mij! Kijk wat de Heere in mijn leven gedaan heeft! Kijk dan! Ik voelde mij ook zo, maar het is veranderd! Dit kan ook bij jou..!”
Werkt dit? Ik denk het niet. Je richt de aandacht in dit hele verhaal heel subtiel (nou, zo subtiel is het ook weer niet, denk ik) op jezelf. Want jij bent veranderd. En jij bent een goed voorbeeld van verbetering. En jij bent de garantie dat het voor een ander ook beter wordt.
Paulus nam een andere houding aan:
“En de Heere zal mij bevrijden van alle boze opzet en mij verlossen tot de komst van Zijn hemels Koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen.”
Paulus richt de spotlights hier volledig op God en Zijn werk. Dáár vertrouwt hij op. Niet op Gods werk in het leven van anderen, maar op wat God Zelf aan hem heeft gedaan! Is het dan niet goed om met elkaar te delen wat God in ons leven doet? Natuurlijk is hier niets mis mee. Maar wanneer iemand zijn levenservaring als garantie wil geven dat jij dus ook verbetering van de omstandigheden mag ervaren, wordt het link. “Kijk naar mij! Kijk naar mij!” Nee, ik kijk niet naar jou. Ik kijk naar God. Naar Zijn wonderlijke, genadige werken. Wees dankbaar voor wat God in jouw leven doet, maar communiceer het nooit als spoorboekje.
Gods overtreffende kracht
Gods kracht overstijgt alles. Als er één ding is, wat dit gedeelte ons leert, is dat het aantal mensen waarmee je samenkomt totaal niet van doorslaggevend belang is. Gods kracht is niet gebonden aan een massale opkomst, een grote hoeveelheid aanwezige mensen. Paulus had alles tegen: een voor de wereld ongeloofwaardige boodschap, medearbeiders die hem verlaten hebben en een leven achter de tralies. Toch bewees God juist daar doorheen Zijn onovertroffen kracht. Die verlaten, trouwe dienstknecht, vastgezet omwille van Christus Jezus, werd op machtige wijze door God bewaard. En daarom – alleen daarom – had hij alle reden om te roemen. Hij kon roemen, achter de tralies.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.