En Hij, Zijn ogen opslaande over Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods.
Zalig zijt gij, die nu hongert; want gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent; want gij zult lachen.
Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten, en wanneer zij u afscheiden, en smaden, en uw naam als kwaad verwerpen, om des Zoons des mensen wil.
Verblijdt u in dien dag, en zijt vrolijk; want, ziet, uw loon is groot in den hemel; want hun vaders deden desgelijks den profeten.
Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost weg.
Wee u, die verzadigd zijt, want gij zult hongeren. Wee u, die nu lacht, want gij zult treuren en wenen.
Wee u, wanneer al de mensen wel van u spreken, want hun vaders deden desgelijks den valsen profeten.
(Lucas 6:20-26, Statenvertaling)
Zalig de armen; zalig de hongerigen; zalig de treurenden; zalig wanneer de mensen u haten. Het lijkt wel een humanistisch manifest dat hier gestalte krijgt door het uitspreken van deze drie fundamentele karakteriseringen. En toch is dit geenszins het geval.
Er bestaat zoiets als ‘zalige armoede’, ‘zalige honger’, ‘zalige treurnis’ en ‘zalige vervolging’, maar niet alle armoede, honger, treuren en vervolging is zalig. De cruciale vraag doemt op: welke soort armoede, honger, treuren en vervolgen heeft Jezus op het oog als Hij dit alles tot Zijn discipelen uitspreekt?
Ik denk dat we één term als leidraad moeten nemen, willen we ontdekken wat Jezus werkelijk bedoelt – de term het Koninkrijk Gods. Jezus verkondigde de goede boodschap dat het Koninkrijk Gods nabij gekomen is en alles wat Hij heeft uitgesproken en gedaan stond in het teken van het aanbreken van dit Koninkrijk. We worden dus gedwongen om na te denken welke normen en waarden binnen het Koninkrijk Gods gelden. En dan komen we op één kernthema uit: de centrale aanwezigheid van Gods glorie en eer.
Daar komt ook nog eens de observatie bij, dat Jezus niet alleen een viervoudig zalig u uitspreekt, maar ook een viervoudig wee u. Hij spreekt in dit gedeelte van een tegenstelling, waarbij de zaligen hun loon in het Koninkrijk Gods zullen ontvangen, maar de anderen niet; zij hebben hun zinnen gezet op de zaken die in deze wereld gevonden worden en lijken daar aardig in te zijn geslaagd. Jezus zet dus het toekomstige Koninkrijk Gods tegenover de huidige wereld.
Wie zijn nu die zaligen? Werkend met de omschrijving dat het Koninkrijk Gods datgene is waar men de centrale aanwezigheid van Gods glorie en eer ervaart, komen we dichterbij het antwoord.
De armen zijn zich ervan bewust dat zij Gods heerlijkheid derven (Romeinen 3:23) en dat Gods glorie niet centraal aanwezig is in deze wereld – dat missen zij en zij rekenen dit tot hun armoede;
de hongerigen zijn zich ervan bewust dat alles wat deze wereld te bieden heeft, niet kan tippen aan de centrale aanwezigheid van God Zelf en dat rekenen zij tot hun honger – zij weten dat deze wereld hen uiteindelijk hongerig zal achterlaten en dat degenen die gretig hebben genomen van de verdorde vruchten, vol met gif, uiteindelijk nog steeds hongerig zullen blijken;
de treurenden weten dat zij Gods centrale volmaaktheid in glorie moeten missen vanwege de zonde – ja, ook hún zonde – en dat maakt hen bedroefd;
de vervolgden erkennen dat deze wereld een vijandig gebied is, waarin zij de glorie en eer van God zoeken en ervoor uitkomen – maar de consequentie hiervoor is dat die vijandige wereld op allerlei valse manieren tekeergaat tegen hen.
Ik denk dat de hevigste strijd in de wereld gestreden wordt op deze punten. Miljoenen mensen worden door verschillende overheden dolgemaakt met kapitalistisch of communistisch gedachtegoed, met als doel om een zo sterk mogelijke economie op te bouwen, waardoor de landen onderling een concurrentiestrijd uit kunnen vechten. Men is teleurgesteld als de staatsschuld wéér met zoveel miljoen is gestegen, of dat de export niet wil vlotten, of dat er niet genoeg belastinggeld binnenkomt.
Op microniveau betekent het dat een persoon zijn leven lang vecht voor goede scholing, doorstuderen, een goede baan weten te krijgen, een leuke levensgezel huwen, het betrekken van een aardige villa en rondrijden in de hipste soort auto.
We proberen onze geestelijke armoede op te vullen met fysieke rijkdom. Maar deze twee zijn nooit uit te wisselen met elkaar; zij staan niet op hetzelfde niveau. Hoe vaak hoor je mensen niet zeggen dat ze zulke ‘rijke mensen zijn, omdat ze een bijzonder hechte band met familie hebben’? Of dat opa en oma ‘met gemak de vakanties van hun vier kinderen en diens gezinnen kunnen betalen’? Het is armoede troef!
In een wereld vol gejaag, ongeduld, grijpen en graaien, pakken wat je pakken kan, is het de kunst om de dingen juist te laten staan. Niets wat uit de wereld voortgekomen is en ons voorgeschoteld wordt, kan op enige wijze verzadigen. Wij ontberen de centrale aanwezigheid van Gods glorie en eer, en dat is niet te vervangen door geld, macht, lust, prestige en luxe. Hebzucht is een slechte eigenschap, maar als er één geoorloofde soort hebzucht bestaat, dan denk ik dat deze betrekking heeft op God. Geen zondaar kan gelukkiger zijn dan degene die zegt: ‘Ik wil God en God alleen! En ik zal Hem zoeken om de verzoening aan te grijpen, die Christus met Zijn lijden en dood heeft betaald. Ik blijf net zolang aankloppen, totdat ik weet, dat Christus de mijne is. Ik zal blijven bidden, smeken, vragen en roepen – maar Hem ontvangen, dat zál ik! Mijn hart brandde, toen ik Jesaja 61, 65 en 66 las, en Openbaring 21 en 22 – het lezen over de volmaakte aanwezigheid van Gods glorie en eer in het Nieuwe Jeruzalem vulde mij met vreugde en liet mij zien, dat, indien die stad nooit komen zal, ik voor altijd arm en hongerig zou zijn, stervend in een valse vreugde en vrede. Maar nu Christus de weg naar dit eeuwige perspectief heeft geopend, zou ik er altijd willen verblijven – het liefst vanaf dít moment!’
Jezus spreekt degene zalig, die kan zeggen: alles ben ik kwijt, alles ben ik verloren, ik beschouw nu alles als vuilnis – want het leven is mij Christus en het sterven gewin. Ondanks dat ik van alles in mijn leven mis en er onvervulde verlangens zijn, toch reken ik mijzelf rijk, want Ik heb Hem – en dat is mij genoeg.
Mooi :-)
BeantwoordenVerwijderen" toch reken ik mijzelf rijk, want Ik heb Hem – en dat is mij genoeg."