SalvationInGod

maandag 1 juni 2020

Vervolging in eigen kring

De schande van corrupt geestelijk leiderschap

Het najagen van gerechtigheid is een nobel streven. Niemand zal je veroordelen als je zegt dat jij je inzet voor een “rechtvaardige wereld.” Toch is er met het najagen van gerechtigheid iets merkwaardigs aan de hand.
Dit vreemde fenomeen vinden we ook terug in de zaligsprekingen. Vergelijk de volgende teksten eens met elkaar:

“Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.”
(Mattheüs 5:6)

“Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen. Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij.”
(Mattheüs 5:10-12)

Iedereen wil recht gedaan worden. Iedereen schreeuwt in bepaalde mate om recht. Het merkwaardige is dat, hoewel mensen ogenschijnlijk een zekere mate van honger en dorst naar de gerechtigheid vertonen, sommigen van hen anderen vervolgen om de gerechtigheid. En let op: Jezus zegt niet dat Zijn volgelingen vervolgd worden vanwege een willekeurige gerechtigheid; Hij zegt dat zij worden vervolgd omwille van de gerechtigheid. Christus spreekt hier niet over een subjectieve gerechtigheid. Bijbelse gerechtigheid is het totaal van Gods geopenbaarde wil, die in overeenstemming is met Zijn karakter en morele wet. De Schrift is de norm voor het kennen en toepassen gerechtigheid, niet mijn onderbuikgevoelens. Veel mensen hanteren het begrip “gerechtigheid” vanuit dat laatste, de onderbuik. Zij verwerpen de Bijbelse norm. En dan kan het zomaar zijn dat ze christenen vervolgen. Dat ze schreeuwen om het strafbaar stellen van bepaalde overtuigingen en standpunten. Dat ze oproepen tot maatregelen waardoor christenen buiten de maatschappij komen te staan. In de meest ernstige vorm roepen mensen op tot de executie van christenen.

Vervolging van binnenuit
Veelal denken we bij vervolging aan christenen wereldwijd, die dit in de verdrukking moeten ondergaan. En terecht! De vrijheid is deze broeders en zusters afgenomen. Ze worden gemarteld. Ze worden gedood.
Er is echter een soort vervolging van broeders en zusters, waarvan ik denk dat veel christenen er niet eens aan denken – laat staan dat ze het zo noemen. Ik heb het hier niet over mensen die christenen vervolgen vanuit een andere religie of vanuit een bepaald politiek gedachtegoed. Ik heb het over vervolging van binnenuit.
Sommige mensen fronsen wellicht de wenkbrauwen als ze dit lezen. “Vervolging van binnenuit, waar haal je dát vandaan?” Dat haal ik uit de volgende woorden van de Heere Jezus in Mattheüs 23-25-36:

“Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en van de schotel, maar vanbinnen zijn ze vol van roofzucht en onmatigheid. Blinde Farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de drinkbeker en de schotel, zodat ook de buitenkant daarvan rein wordt. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u bent als de witgepleisterde graven, die vanbuiten wel mooi lijken, maar vanbinnen zijn ze vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid. Zo lijkt u ook wel vanbuiten rechtvaardig voor de mensen, maar vanbinnen bent u vol huichelarij en wetteloosheid. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u bouwt de graven voor de profeten en versiert de grafmonumenten van de rechtvaardigen, en u zegt: Als wij in de tijd van onze vaderen hadden geleefd, hadden wij niet met hen meegewerkt om het bloed van de profeten te vergieten. Aldus getuigt u tegen uzelf, dat u kinderen bent van hen die de profeten gedood hebben. Maakt ook u dan de maat van uw vaderen vol! Slangen, adderengebroed, hoe zou u aan de veroordeling tot de hel ontkomen? Daarom zie, Ik zend profeten, wijzen en schriftgeleerden naar u toe, en sommigen van hen zult u doden en kruisigen, en sommigen van hen zult u geselen in uw synagogen, en u zult hen vervolgen van stad tot stad, opdat over u al het rechtvaardige bloed zal komen dat vergoten is op de aarde, vanaf het bloed van de rechtvaardige Abel tot het bloed van Zacharia, de zoon van Berechja, die u gedood hebt tussen de tempel en het altaar. Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.”

Ik wil als eerste wijzen op vers 34, waar Christus expliciet het woord vervolgen in de mond neemt. Mocht iemand menen dat ik net te zwaar heb aangezet door het woord vervolging te gebruiken in de context van de “eigen kring”, dan hebben we hier het bewijs – nota bene uit Jezus’ eigen mond – dat een dergelijk fenomeen wel degelijk bestaat.
Als tweede wil ik laten zien dat Jezus de Farizeeën en Schriftgeleerden in dit gedeelte beschuldigt van twee ernstige zonden: hun eigen “gerechtigheid” deugt niet, is hypocriet (zie vers 25-28) en de degenen van wie de gerechtigheid wél deugde, hebben zij gedood of zouden zij gaan doden (zie vers 29-36). Dit zijn heftige beschuldigingen. En het schokkende van dit alles is: Christus spreekt hier tegen de geestelijke leiders van Zijn volk. De Farizeeën en Schriftgeleerden waren mannen, die vanuit hun positie het volk Israël in geestelijk opzicht op sleeptouw moesten nemen; zij hadden de verantwoordelijkheid het volk te leiden vanuit Gods Woord. Zij moesten het volk de gerechtigheid van God onderwijzen en hen leren deze gerechtigheid gestalte te geven in hun leven. Niet alleen laat Jezus hier zien dat de gerechtigheid van de Farizeeën en Schriftgeleerden zelf ondermaats was (vlg. Mattheüs 5:20), Hij verwijt hen ook dat zij zich met geweld hebben verzet tegen mensen die getuigden van de ware gerechtigheid en die hun leven met deze gerechtigheid hebben bekleed. Uiteindelijk is op hun aandringen ook de Messias, Gods Zoon, Jezus Christus, gekruisigd.

Wat is corrupt leiderschap?
Het is onvoorstelbaar. Hoe heeft het zover kunnen komen? Hoe kunnen geestelijke leiders van Gods volk Gods profeten doden? Het algemene antwoord is dat het leiderschap van deze geestelijke leiders corrupt geworden is. Maar dit klinkt zo algemeen, dat we hier niet veel wijzer van worden. Want wat is corrupt leiderschap precies? Ik ga een poging wagen om een definitie van corrupt leiderschap te geven. Corrupt leiderschap is, in het licht van Mattheüs 23, leiderschap dat zich tot hoofddoel heeft gemaakt de eigen ontworpen traditie met alle mogelijke middelen te verdedigen. Het is een traditie die misschien wel is afgeleid van Gods Woord, maar daar niet op gebaseerd is. Er zit een verschil tussen een traditie die is afgeleid van Gods Woord en een traditie die is gebaseerd op Gods Woord. Tradities zijn niet fout. Op de Bijbel gebaseerde tradities zijn niet fout. Afgeleide tradities wel. In een afgeleide traditie hebben mensen elementen uit de Bijbel gehaald om daarmee een eigen geloofssysteem op te richten. Een traditie die op de Bijbel gebaseerd is, streeft in alle aspecten van het geloofssysteem na dat de Bijbel het laatste woord heeft.
Het probleem is echter – en dat voel je al aankomen – dat mensen die zich in de eerste categorie bevinden (de afgeleide traditie) steevast beweren dat ze tot de tweede categorie behoren (de op de Bijbel gebaseerde traditie). Niemand komt er graag voor uit dat men gehecht is aan een godsdienstige traditie dat veel over de Bijbel spreekt, maar niet Bijbels gebaseerd is. De Joodse leiders in Jezus’ tijd wilden dit ook niet erkennen. Men was ver afgedwaald van de essentie van oprechte godsdienst. Men was niet meer bezig om God te verheerlijken op grond van Zijn Woord (hoewel dit men uiteraard wel beleed), maar men was bezig om de eigen positie voortdurend te verdedigen. En als het nodig was, was men bereid om mensen voor de rechter te slepen. Niet omdat deze mensen ongerechtigheid hadden gedaan volgens Gods Woord. Nee, in de ogen van de Farizeeën en Schriftgeleerden hadden deze mensen onrechtmatig gehandeld vanuit hun traditie.

De huichelaar zonder gefundeerde zaak
Wie het proces tegen Jezus bestudeert, moet eens letten op de rol van de Joodse leiders. In Johannes 18:28-32 lezen we:

“Ze brachten dan Jezus van Kajafas naar het gerechtsgebouw, en het was 's morgens vroeg. En zij gingen het gerechtsgebouw niet in, opdat zij niet bezoedeld zouden worden, maar het Pascha konden eten. Pilatus dan ging naar buiten, naar hen toe en zei: Welke aanklacht brengt u tegen deze Mens in? Zij antwoordden en zeiden tegen hem: Als Deze geen misdadiger was, zouden wij Hem niet aan u overgeleverd hebben.”

De ironie! Zij gingen het gerechtsgebouw niet in, “opdat zij niet bezoedeld zouden worden, maar het Pascha konden eten.” Je staat op het punt onschuldig bloed te laten vergieten, maar je wilt jezelf wel rein bewaren voor het eten van het Pascha, dus wat doe je? Juist, je gaat het gerechtsgebouw niet in. Als ze oprecht rein wilden zijn, hadden ze hun best moeten doen om ook Christus uit het gerechtsgebouw te krijgen. Wederom zijn we getuige van sterk staaltje huichelarij, waarbij men de mug van de wet zift (het gerechtsgebouw niet betreden voor het Pascha), maar de kameel doorslikt (de onschuldige Messias op valse gronden laten doden).
Let op wat er gebeurt wanneer Pilatus naar buiten komt en de vraag stelt welke aanklacht zij tegen Hem [Jezus] inbrengen. Het antwoord is veelzeggend: “Als Deze geen misdadiger was, zouden wij Hem niet aan u overgeleverd hebben.” Ze nemen niet eens de moeite hun aanklacht te formuleren. Ook niet verwonderlijk, want er was geen enkele aanklacht tegen Jezus in te brengen. Eigenlijk zeggen ze tegen Pilatus: “Doe nou niet zo moeilijk, wij staan hier toch niet voor de lol?”
In vers 31 wordt duidelijk dat ze een vooropgezet plan hebben: Jezus moet sterven. Ze zoeken alleen iemand die zich voor hun karretje wil laten spannen en het doodsvonnis wil uitspreken.

Corrupte geestelijke leiders spelen op de man
Later, in Johannes 19, zien we dat de Joodse religieuze leiders hun tactiek aanpassen. Als zij doorkrijgen dat Pilatus geen schuld in Jezus vindt en Hem wil vrijlaten, werpen ze Pilatus het volgende voor de voeten:

“Als u Deze loslaat, bent u niet de vriend van de keizer; iedereen die zichzelf koning maakt, verzet zich tegen de keizer.”
(Johannes 19:12b)

Deze woorden betekenen zoiets als: “Als u niet met Deze Mens doet wij u bevelen, zullen wij er persoonlijk voor zorgen dat uzelf problemen krijgt.” Kortom: niet alleen eisen ze een doodsvonnis op valse gronden, maar ze beginnen nu ook aan de politieke stoelpoten van Pilatus te zagen. Noem het intimidatie.
Iemand die niet de Bijbel wil verdedigen, maar zijn eigen traditie, zal iedere vorm van kritiek afdoen als een probleem van degene die de kritiek uit. Als de Schriftgeleerden tegengas krijgen inzake de genezing van een blindgeboren man (Johannes 9) zien we dezelfde werkwijze. Wanneer ze de genezen man ondervragen en niet het antwoord krijgen dat zij wensen, reageren ze geagiteerd:

“U bent geheel in zonden geboren, en onderwijst u ons? En zij wierpen hem de synagoge uit.”
(Johannes 9:34)

Voor het gemak vergeten de Schriftgeleerden dat zij in het hoofdstuk daarvoor, in Johannes 8:9, één voor één afdropen toen zij een overspelige vrouw wilden stenigen, en Jezus de opdracht had gegeven: “Wie van u zonder zonde is, laat die als eerste de steen op haar werpen.” De mens is nou eenmaal snel geneigd zijn eigen zonde te vergeten en die van een ander uit te vergroten. Dat is in zijn algemeenheid al een groot probleem, maar het wordt helemaal een drama wanneer zulke mensen leiderschapsfuncties gaan bekleden. Het zijn mensen die geen enkele vorm van zelfreflectie beoefenen. De ander heeft het altijd gedaan. En wanneer de grond onder de voeten te heet wordt, worden anderen bedreigd en geïntimideerd. Gezonde geestelijke leiders dienen te allen tijde bereid te zijn theologische visies en geloofsgetuigenissen integer te toetsen. In Johannes 9 lezen we hoe het niet moet. Hier een opsomming van de antwoorden die de Schriftgeleerden en Farizeeën geven als de genezen man zijn verhaal doet (Johannes 9:15-34):

• Vers 16b: “Deze Mens is niet van God, want Hij neemt de sabbat niet in acht.”
• Vers 18b: “De Joden dan geloofden niet van hem dat hij blind geweest was en ziende was geworden, totdat zij de ouders geroepen hadden van hem die ziende geworden was.”
• Vers 24b: “Geef God de eer, wij weten dat deze Mens een zondaar is.”
• Vers 28: “Zij scholden hem uit [zie de link met Mattheüs 5:11) en zeiden: U bent een discipel van Hem, maar wij zijn discipelen van Mozes.”
• Vers 34: “Zij antwoordden en zeiden tegen hem: U bent geheel in zonde geboren, en onderwijs u ons? En zij wierpen hem de synagoge uit.”

Johannes 9 is een bijzonder leerzaam en inzichtelijk hoofdstuk als het gaat om verdorven godsdienstige psychologie. Er is in ieder geval één aspect waarin de Schriftgeleerden en Farizeeën consequent zijn: de schuld ligt bij de ander. Opmerkelijk is ook dat ze eerst het getuigenis van de man aanhoren en ogenschijnlijk geloven dat hij echt genezen is (vers 15-17), maar als het antwoord hen niet bevalt, twijfelen ze of hij überhaupt blind is geweest!

Geestelijke leiders zijn lidmaten, geen hoofd
Terug naar de eigen kring. Gelukkig horen we geen verhalen over dominees en ouderlingen die gemeenteleden doden, omdat zij het gezag van de kerkenraad in twijfel hebben getrokken. Dus die lijn kunnen we – gelukkig! – niet doortrekken.
We kunnen wél een andere lijn doortrekken. En dat is de lijn vanuit Johannes 9:34. De man die getuigt van Christus’ genezende werk in zijn leven, wordt de synagoge uitgezet. Hem wordt de mond gesnoerd. Enige inbreng die ook maar in het minste of geringste ingaat tegen de opvatting van de leiders, wordt in de kiem gesmoord.
Deze lijn kunnen we helaas wel doortrekken naar vandaag. En ik wil mij primair richten op de geestelijke leiders in kerkelijk gemeenten. Ik durf te beweren dat de geest van het Farizeïsme, zoals ik dat hierboven uitvoerig heb beschreven, ook vandaag springlevend is. En niet alleen dat: ik durf de stelling aan dat geestelijke leiders uitspraken kunnen doen die enkel en alleen zijn ingegeven door zelfbescherming; het heeft werkelijk niets te maken met het verdedigen van de Bijbelse waarheid.
Het kunnen en mogen bekleden van een geestelijke leiderschapsrol is niet alleen een voorrecht, het is ook een serieuze zaak. Wie een dergelijke rol vervult, wordt getest op zijn loyaliteit. Ben ik loyaal aan de Bijbel? Of ben ik loyaal aan mijn traditie? Ben ik iemand die in alles zijn wil doordrukt? Of ben ik bereid met andere gelovigen te zoeken naar de invulling van Bijbelse principes binnen de volle breedte van de Schrift? De geestelijk corrupte leider durft niet verder te kijken dan zijn eigen traditie en opvattingen, want stel je voor dat hij tot de conclusie zou komen dat hij bepaalde theologische inzichten moet bijstellen – voor zo iemand staat dit zo ongeveer gelijk aan geloofsafval.
Gezonde geestelijke leiders zijn niet allereerst leiders. Het gaat er niet allereerst om dat deze mensen “geboren leiders” zijn. Het belangrijkste is dat zij geestelijk gezond zijn. Geestelijk gezonde mensen kunnen door het werk van Gods Geest gevormd worden tot leiders. Zoek daarom niet allereerst naar leiders. Zoek naar geestelijk gezonde mensen.
Ik ben mij ervan bewust dat geestelijke leiders een grote verantwoordelijkheid hebben. Zij oefenen echter niet het uiteindelijke gezag of de uiteindelijke heerschappij over de Kerk uit. Er is er Eén aan Wie deze rechtmatige positie toekomt, en dat is Degene Die de Kerk met Zijn eigen kostbare bloed heeft gekocht. Waarom zijn er dan toch geestelijke leiders, die zich gedragen alsof zijzelf de gezondheid en stabiliteit van de Kerk in handen hebben? Hebben zij geen vertrouwen of geloof in de macht van Degene Die de Kerk bijeenroept en tot in eeuwigheid bewaart? Of denken deze mensen dat Christus Zijn heerschappij deelt met Zijn onderdanen? Waar zijn zij bang voor? Waarom kunnen zij niet met een open blik kijken en ontspannen omgaan met kritische vragen en andere opvattingen van gemeenteleden?
De Schriftgeleerden en Farizeeën hebben in de kern één grote fout gemaakt: de dingen die zij hoorden en zagen en waarvoor men geen ruimte had in het eigen theologische systeem, konden onmogelijk echt zijn. Hier zit de grootste fout.
Het kan best zo zijn dat de Farizeeën en Schriftgeleerden oprecht geloofden dat niemand op de sabbat genezen mocht worden. Toch gebeurde het wel. Wat zij op zijn minst hadden moeten doen – als zij de zaak in ieder geval eerlijk wilden behandelen – is onderzoeken of hun opvatting over de sabbat wel klopte. Dit deed men niet. En het is juist een eigenschap van gezond geestelijk leiderschap dat een geestelijke leider zichzelf steeds weer de vraagt durft te stellen: liggen mijn opvattingen in lijn met wat de Schrift zegt? Zijn er onderwerpen waarvan ik niet goed weet wat ik ermee aan moet? Denk ik te bekrompen over bepaalde zaken? Spreekt de Bijbel breder over onderwerpen dan ikzelf denk en verkondig? Ben ik bereid mijn theologische opvattingen bij te laten sturen als anderen plausibele Bijbelse gronden aandragen? Dit zijn vragen die geestelijke leiders zich moeten stellen.
Tot slot wil ik de volgende vragen voorleggen aan gemeenteleden. Deze vragen kunnen je helpen bij het beantwoorden van de vraag of je te maken hebt met gezond geestelijk leiderschap:

• Verantwoorden mijn geestelijke leiders hun opvattingen en keuzes op grond van de Schrift? Of bespeur ik een slaafs volgen van de kerkelijke traditie? Zijn zij transparant in het reageren op bezwaren en tegenwerpingen? (Johannes 18:32)
• Moedigen mijn geestelijke leiders mij aan om mijn geloof vorm te geven op grond van de Schrift? Of wordt van mij geëist dat ik op het pad van de kerkelijke traditie wandel (Johannes 9:28b)? Bewaren mijn geestelijke leiders de balans tussen de “tienden van de munt, de dille en de komijn” en het “recht, en de barmhartigheid en het geloof” (Mattheüs 23:23)? Spannen zij zich in om mij naar Gods Koninkrijk te leiden (Mattheüs 23:13)? Of willen zij mij aan het kerkverband binden?
• Nemen mijn geestelijke leiders mijn geloofsgetuigenis serieus? Zijn zij bereid er op een constructieve manier over door te praten? Zoeken zij naar zaken in mijn getuigenis en leven waaruit het werk van de Heilige Geest blijkt? Of vegen zij mijn geloofsgetuigenis van tafel? Maken zij mij verdacht? Zoeken zij voortdurend naar redenen of excuses om mijn getuigenis te weerleggen? Intimideren zij mij (Johannes 9:34; 19:12)?
• Waarschuwen mijn geestelijke leiders voortdurend voor het gevaar van andere kerkelijke stromingen? Of durft men op een gezonde en evenwichtige wijze de hand in eigen boezem te steken? Verheerlijkt men de eigen kerkelijke stroming? Wekt men voortdurend de indruk dat zij de Bijbel aan hun kant hebben (Johannes 7:45-52)?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief