SalvationInGod

zondag 11 maart 2018

“Vader, Ik bid voor hen…” (3)

De boodschap van Johannes 17

In het tweede deel van onze studie van Johannes 17 hebben we stilgestaan bij het geloof van de discipelen. Zij hebben het getuigenis van God in Christus erkend, aangenomen en geloofd. Het is een vertroostend en bemoedigend woord voor de discipelen die tot Zijn gevangenneming bij Christus zijn gebleven. In dit deel zien we echter ook een andere kant: een blik op het verraad door Judas en een blik op de haat van de wereld ten opzichte van het christelijke getuigenis. En hier dwars doorheen horen we over de vreugde van de Heere Jezus. Vreugde en verdriet zijn zó met elkaar verweven in dit gedeelte – precies zoals het leven van gelovigen in deze gebroken schepping is. Met ontnuchterende conclusies en een geweldig zicht op ontzagwekkende genade.

1. Christus’ bewarende werk voor Zijn uitverkorenen (vers 12)
In vers 11 hebben we gelezen van de eenheid van de christelijke kerk, dat is gebaseerd op de eenheid van God Zelf. God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest zijn alle Drie één. Deze Personen vormen een volmaakte Drie-eenheid. We hebben gezien dat volharding in het getuigenis van God in Christus de grond is voor christelijke eenheid. En de Heere Jezus kan met recht zeggen dat Zijn discipelen zijn bewaard:

“Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf, opdat de Schrift vervuld wordt.”

Wat is de reden dat de elf overgebleven discipelen nog steeds, na drie jaar – en nu, op het moment dat Christus’ lijden aanstaande is – bij de Heere Jezus zijn? Waarom hebben zij Hem niet verworpen? Waarom hebben zij hun oude leven niet opgepakt? Er is maar één antwoord: Christus heeft hen al die tijd bewaard. Zij kónden niet bij Hem weglopen. Hij heeft er Zelf voor gezorgd dat zij bij Hem gebleven zijn.

Maar dan lezen we dat Christus spreekt over Judas. Hij noemt hem niet bij naam, maar we weten dat het over hem gaat. Christus spreekt hier namelijk over Zijn discipelen, en “niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf…” En let dan op het vervolg. Het is haast verbijsterend om te lezen: “…opdat de Schrift vervuld wordt.” Judas gaat verloren. Judas wordt niet behouden. Judas zal het Koninkrijk van God nooit binnengaan. Dat is de betekenis van deze woorden. Waarom niet?
Ten eerste lezen we in de Bijbel dat Judas uiteindelijk niet heeft geloofd in het getuigenis dat God in Zijn Zoon heeft gegeven. Deze schijnapostel heeft de Heere Jezus als het ware uit persoonlijke teleurstelling verraden en overgeleverd. Bij zijn verraad kwam zijn werkelijke houding ten opzichte van Christus tot uiting. En die houding is het beste te typeren als ongeloof.
Maar er is meer. We staan hier op het punt een mysterie te betreden. En dat mysterie heet uitverkiezing. Wat wij tot nu toe hebben gezien in het Hogepriesterlijk gebed, is dat God de Vader aan Zijn Zoon een groep mensen heeft gegeven. Deze mensen zullen het eeuwige leven ontvangen. Dat is voor God geen vraag. Degenen die Hij aan Christus heeft gegeven, zullen worden behouden. En het geloof is het bewijs van deze uitverkiezing. Maar wat moeten we dan met Judas? Het antwoord is: Judas was niet uitverkoren. Om het met de woorden van Christus Zelf te zeggen: Judas is niet door de Vader aan de Zoon gegeven (zie vers 2). Judas behoort niet tot de groep uitverkorenen. Dit is op zich al aangrijpend om te beseffen, maar er komt nog meer ernst bij als we bedenken wat Christus aan het einde van vers 12 zegt. Judas is niet uitverkoren en toch behoorde hij tot de groep discipelen. Waarom heeft de Heere Judas in deze groep toegelaten? Het antwoord op deze vraag is dat de Schrift vervuld moet worden. En nu gaat het ons duizelen. Want we zijn allemaal bekend met het bekende Bijbelvers uit 1 Timotheüs 2:4:

“…Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.”

Opnieuw dringt zich hier de vraag op: faalt Gods verlossingsplan als er ook maar één iemand verloren gaat? Judas is verloren. Heeft Gods verlossingsplan nu gefaald? Dit is het mysterie. Wat we uit Johannes 17:12 kunnen halen, is dat Judas niet uitverkoren was, niet door de Vader aan de Zoon is gegeven om hem het eeuwige leven te geven. Toch heeft de Heere Jezus Judas bewust iemand in Zijn groep discipelen gekozen waarvan Hij wist dat hij verloren zou gaan. En dit heeft alles te maken met de vervulling van de Schrift. Dus voordat wij als evangelische christenen gepassioneerd en enthousiast roepen dat “God niet wil dat enigen verloren gaan” (2 Petrus 3:9) – iets wat lukraak en als een soort mantra wordt geroepen – moeten we eerst maar eens stil worden bij deze woorden. Judas is niet uitverkoren tot het eeuwige leven en dat wordt zichtbaar in zijn ongeloof. Zijn verwerping van Jezus Christus voert hem naar de ondergang. En het huiveringwekkende van dit alles is ook nog eens dat Judas door Zijn ongeloof én ondanks zijn niet-uitverkoren-zijn de Schrift vervulde.

Lezer, jij zult de Schrift vervullen
En zo komt Judas heel dichtbij. Mensen denken dat de Bijbel een boek voor gelovigen is. Judas’ leven bewijst dat dit niet waar is. De Bijbel beschrijft zowel gelovigen als ongelovigen. Sterker nog: de Bijbel gaat over iedereen en iedereen zal de Schrift vervullen. Laten we dit besef eens goed tot ons door laten dringen! Hoeveel mensen roepen niet dat de Bijbel geen boek voor hen is? Dat zij er helemaal niets mee hebben? En toch zal iedereen dit boek vervullen! Hoe? Door óf te geloven in Christus, óf te volharden in zonde en ongeloof en zo het oordeel tegemoet te gaan. Zowel de eeuwige heerlijkheid als de eeuwige ondergang staan beschreven in de Bijbel en iedereen zal deel hebben aan één van deze twee. Gods Woord is krachtig en zal worden vervuld. Je kunt in vers 12 heel mooi zien dat het Vleesgeworden Woord van God (Jezus Christus) machtig is in het behouden en bewaren van Zijn volk én dat het geschreven Woord van God (de Bijbel) krachtig en betrouwbaar is.
De vraag is: behoor je tot de groep van volhardende discipelen, zoals Petrus, Jakobus en Johannes? Of behoor je tot de groep die bestaat uit Judassen?
En als jij je afvraagt: “Hoe kan ik weten tot welke categorie ik behoor?” dan roep ik je op om jouw eigen leven te onderzoeken op grond van de Bijbel. Komt jouw leven overeen met de beschrijving van een rechtvaardige, of zit jouw leven op het spoor van ongeloof en ongerechtigheid?

2. Christus’ afscheidswoorden (vers 13)
In vers 13 zet de Heere Jezus de deur van Zijn hart open en laat ons Zijn vreugde zien:

“Maar nu kom Ik naar U toe en spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle Mijn blijdschap in zichzelf hebben.”

Christus gaat naar Zijn Vader. Dit zijn als het ware Zijn afscheidswoorden. En Zijn afscheidswoorden zijn een gebed. Hier zien we iets bijzonders. Hier zien we iets bijzonders. Christus spreekt namelijk over Zijn blijdschap. Hij deelt Zijn vreugde. Hij deelt de vreugde die Hij wil delen – met Zijn kinderen. Maar over welke vreugde heeft Hij het hier precies?
Dit gebed, dat Christus in de wereld heeft uitgesproken, is één groot gebed van vreugde geweest. En als je een concreet voorbeeld hebben, dan moedig ik je aan om voor jezelf eens elke zin afzonderlijk te lezen, even te pauzeren en vervolgens te roepen: “Vreugde!” Neem bijvoorbeeld vers 4:

“Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb het werk volbracht dat U Mij gegeven hebt om te doen.” – “Vreugde!”

Het is voor de Heere Jezus werkelijk een zaak van oprechte vreugde geweest om alles te doen wat Zijn Vader Hem heeft opgedragen. Onder het verheerlijken van Zijn Vader, het verlossen en bewaren van Zijn uitverkoren kinderen, ligt een onverwoestbare grond van blijdschap.

Christus’ blijdschap in ons
Er wordt gesteld dat wij onze vreugde in God en in Christus moeten vinden. Dit is correct, maar de implicatie van vers 13 gaat nog dieper. Het is niet onze vreugde in God, het is Christus’ blijdschap in ons! Het is absoluut niet verkeerd om te bidden voor blijdschap en vreugde in God. Maar bidden wij ook bewust om de blijdschap van Christus in ons? De vreugde die wij zullen ervaren in het Nieuwe Jeruzalem is de vreugde van Jezus Christus, Die Hij onbegrensd en onbevlekt zal delen met Zijn verloste volk. De hemelse vreugde is de vreugde van Christus. En daarom denk ik dat het mooier, heerlijker en indringender is wanneer wij bidden om Zijn blijdschap in ons. Het is Zijn leven dat in ons gestalte krijgt. En dit leven krijgt gestalte met Zijn vreugde.

3. Christus’ getuigenis niet van deze wereld (vers 14, 16)
De blijdschap van Christus Zelf zullen wij nodig hebben. Lees maar eens hoe Hij het gebed vervolgt:

“En Ik heb hen Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben.”

En in vers 16 herhaalt Hij dit:

“Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben.”

Zonder de vreugde van Jezus Christus in ons zullen wij niet volharden in het geloof. Waarom niet? Omdat de wereld ons haat. En het Griekse woord dat hier wordt gebruikt spreekt niet van een softe haat, alsof het om een milde variant van pesten gaat (als dit al bestaat). Nee, dit woord drukt afschuw uit. Het is haat die zich uit in vervolging. De wereld verafschuwt christenen. De wereld walgt van christenen. De wereld zijn christenen liever kwijt dan rijk. Dat is de essentie die dit woord “haten” uitdrukt. We moeten als christenen daarom ook totaal niet verbaasd zijn dat op zoveel plekken in deze wereld broeders en zusters vervolgd worden. We zouden eigenlijk de vraag moeten stellen: “Waarom wij niet?”

Het softe christendom: Jezus volgen zonder verdrukking
De kerk in het Westen vandaag de dag loopt een groot gevaar. En het gevaar komt van binnenuit. Er zijn toonaangevende leiders binnen de belijdende kerk die een verborgen agenda hanteren en die als wolven in schaapskleren het toneel betreden. Het zijn de postmoderne stemmen die stellen dat het christendom “opnieuw uitgevonden moet worden.” Wij moeten de boodschap van de Bijbel vertalen naar onze tijd en “voortschrijdend inzicht” bepalend laten zijn voor de uitleg ervan. Daarnaast moeten wij van de Bijbel een boek maken dat “relevant” is voor de cultuur. Let vooral op dat woord “relevant” – het is een geliefd en veelgebruikt woord. Het schokkende is dat zekere mensen als Brian McLaren de Bijbel dermate “relevant” willen maken, dat de lijdende Christus, als Offerlam geslacht aan het kruis van Golgotha, nu wordt voorgesteld als een “Verworpene, Die door Zijn verwerping vandaag de dag de kant zou kiezen van de LGBT-beweging.” Mensen met een homoseksuele geaardheid worden neergezet als mensen die door deze maatschappij verworpen worden – ook, of juist door christenen – en de lijdende, verworpen Christus wordt nu op geraffineerde wijze voorgesteld als voorvechter van homo-emancipatie. Welkom in het progressieve christendom. Het christendom dat aan niets aanstoot wil nemen, behalve Gods getuigenis in Christus. En laat dit nou juist de essentie van het christendom zijn!
Het christendom in het Westen gaat ten onder door haar obsessieve verlangen “relevant” te willen zijn. Zij omarmt de cultuur, wil de cultuur leidend laten zijn bij het uitleggen en verkondigen van de Bijbel en haalt zodoende de ongerechtigheden en het ongeloof binnen waarvoor ditzelfde Woord nu juist waarschuwt. God kent geen concessies. Een christendom dat zich niet de woede van de wereld op de hals haalt, is geen christendom. En uiteraard zijn christenen ervoor verantwoordelijk dat zij niet te pas en te onpas voor opschudding zorgen. Er bestaat ook nog zoiets als verstand en wijsheid en dat wordt na je bekering tot Christus niet uitgeschakeld. Maar het feit is wel dat áls wij eenmaal tot de Heere Jezus gekomen zijn, verzet en vervolging een onvermijdelijk deel van ons geloofsleven zullen vormen.

4. Christus’ verzoek om de bewaring van Zijn discipelen (vers 15)
De vraag die dan naar boven komt, is vervolgens: “Waarom haalt God Zijn kinderen dan niet weg uit deze wereld? Als zij met zoveel verzet en haat en vervolging te maken krijgen, is het dan niet gewoon beter dat God hen van de wereld wegneemt?” Blijkbaar heeft Christus er rekening mee gehouden dat deze vraag gesteld zou worden, want in vers 15 zegt Hij:

“Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze.”

Kan God Zijn volk uit de wereld wegnemen? Ja, dat kan. En toch doet Hij dit niet. Ondanks het feit dat in sommige kringen de eschatologische gedachte heerst dat God in de toekomst Zijn hele Kerk van de wereld zal wegnemen, moeten we hier tot de conclusie komen dat een dergelijk wegnemen van de Kerk niet Gods weg zal zijn. Maar wat dan wel? God doet iets wat onwaarschijnlijker is. Iets groters. Iets heerlijkers. Iets wat ons met meer ontzag zal vervullen. God laat ons hier en zorgt ervoor dat wij in het geloof de eindstreep halen – dwars door alle verzet en vijandschap heen. Gods kracht wordt zichtbaar; niet in het wegnemen van de heiligen, maar in de volharding van de heiligen. Deze kracht is essentieel. Christenen kunnen de eindstreep niet halen als de Vader het verzoek van de Zoon in vers 15 niet verhoort.
De christen kent – buiten de zonde die in hem woont – twee vijanden: de wereld en de duivel. En God kiest er heel bewust om de christen in deze vijandige omgeving te laten leven. Ook hier moeten we denken aan de vreugde van Christus. Het is een zaak van oprechte vreugde voor Christus wanneer Hij Zijn kracht kan bewijzen door Zijn volk heen. Na tweeduizend jaar zijn er nog altijd mensen die vasthouden aan Zijn Woord en die met vrijmoedigheid van Hem getuigen. Zo’n machtige Verlosser en Heere is Hij!

5. Christus’ verzoek om de heiliging van Zijn volk (vers 17-19)
Toch is hiermee niet alles gezegd. Het is absoluut waar dat wij in de volharding van de heiligen Christus’ vreugde kunnen zien. Er is echter nog een ander aspect dat ervoor zorgt dat God Zijn volk bewust in deze wereld houdt: zending. We lezen dit in vers 17-19:

“Heilig hen door Uw waarheid. Uw woord is de waarheid. Zoals U Mij in de wereld gezonden hebt, heb ook Ik hen in de wereld gezonden. En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd zijn in de waarheid.”

Opvallend is dat de zending van christenen hier is ingeklemd tussen twee verzen die spreken van de heiligmaking. We kunnen drie conclusies trekken met betrekking tot heiligmaking:

A. Gods Woord is het primaire middel tot heiligmaking
Wie wil groeien in heiliging, zal voortdurend Gods Woord moeten lezen en overdenken. Zonder persoonlijke omgang met God door Zijn Woord is heiliging onbegonnen werk. Het laat zien dat heiliging primair tot stand komt door middel van gezond, Bijbels onderwijs. Heiliging groeit aan de hand van de waarheid. Waarheid en wandel gaan hand in hand. Meer kennis van de waarheid moet leiden tot een dieper niveau van gehoorzaamheid. Merk hier op dat heiliging geen kwestie is van goede voornemens, zelfdiscipline of iets wat daaronder geschaard kan worden. Heiliging is de vrucht van de omgang die iemand heeft met de verheerlijkte Christus door de Schrift.

B. Christus’ zendingsbevel is een oproep tot heiligmaking
Een tweede aspect is dat heiliging van groot belang is voor de zending. Wat is het verband tussen de twee? Wij hebben vaak het idee dat zending gaat over getuigen, het verkondigen van Christus met woorden. Maar de Heere Jezus zegt hier Zelf dat heiliging essentieel is voor de zending. En dat is ook logisch. Niemand zou een getuigenis aanvaarden als het niet levendig is. En met levendig bedoel ik een werkelijkheid in iemands leven. Bijbelverspreiding is goed en dat moet zeker gestimuleerd worden. Maar laten we niet vergeten dat het essentieel is dat de zendelingen die in de wereld willen getuigen van Jezus Christus zelf een aanzienlijke mate van heiliging bezitten in hun persoonlijke leven. Soms heeft de kerk zich de woede van de wereld op de hals gehaald door mensen te sturen die grote praatjes hadden en er tegelijkertijd een lage moraal op nahielden. Dit is fataal. Iedere christen is in feite een zendeling, want Christus zegt hier dat Hij “hen” in de wereld heeft gezonden. Hij maakt hier geen onderscheid tussen “zendingschristenen” en “heiligen”. Een christen is een gezondene en een christen is een heilige.

C. Christus’ verzoeningswerk is de grond voor heiligmaking
Als laatste zien we dat heiligmaking is gefundeerd op het verlossingswerk dat Christus heeft volbracht. Heiligmaking is de vrucht van wat Hij voor ons deed. Deze grond wordt in ons hart gelegd door het geloof en in deze grond groeit vervolgens de vrucht van de Heilige Geest (Galaten 5:22-23).

Heiligmaking is niet optioneel
Als heiligmaking de vrucht is van het verlossingswerk dat Christus voor ons heeft volbracht, kunnen we er niet omheen dat het een essentieel onderdeel van Gods verlossingsplan vormt.
Het is verbijsterend te merken hoe laconiek sommige mensen kunnen zijn ten aanzien van de heiligmaking. Ze halen hun schouders ervoor op of zien het als de slagroom op de taart. Helemaal schokkend is de ontdekking dat er mensen zijn die beweren dat “mensen zonder de heiligmaking Gods Koninkrijk wél kunnen binnengaan”, ook al gaat Hebreeën 12:14 hier regelrecht tegenin. Er zijn mensen die ons willen doen geloven dat we het allemaal niet zo nauw hoeven nemen met de heiligmaking. En waarom niet? Omdat Christus onze Gerechtigheid is. Hij stierf voor ons en wij kunnen er niets aan toevoegen. Wij moeten alleen maar geloven. Wij moeten alleen maar beamen dat Zijn verlossingswerk ook voor ons persoonlijk is volbracht. Daarom hoeven wij ons niet druk te maken om de heiliging.
Christus laat ons in deze drie verzen zien dat deze gedachte niet op Zijn Woord gefundeerd kán zijn. Hij koppelt Zelf Zijn verlossingswerk – in vers 19 verwoord met “Ik heilig Mijzelf voor hen” – aan de heiliging van Zijn Kerk. Het is volstrekt onmogelijk om de heiligmaking los te koppelen van Zijn verlossingswerk. Hij stierf juist om Zijn volk heilig te maken! De Bijbelse vrucht van Christus’ verlossingswerk is de heiliging, de gehoorzaamheid aan Zijn Woord. Het Bijbelboek Hebreeën legt expliciet het verband tussen Christus’ offer en de heiligmaking door het geloof in Hem.
Hoewel het waar is dat de heiligmaking niet optioneel is, mogen we dit ook als een belofte ontvangen. Want als de heiligmaking een essentieel onderdeel van onze verlossing is, en als wij werkelijk door het geloof in Christus deel hebben aan deze verlossing, dan mogen wij ervan verzekerd zijn dat wij geheiligd zullen worden. Met vallen en opstaan, al lerende en met steeds meer kennis van Christus’ Woord zullen wij de eindstreep halen. En hoezeer de wereld ook dreigt, hoeveel haat er ook op ons afkomt – wij mogen weten dat Degene Die in ons woont sterker is dan hij die in deze wereld is (1 Johannes 4:4). Hij zal Zijn kinderen niet verloren laten gaan. Hij zal hen beschermen tegen het verslindende werk van satan. Hij zal hen vormen naar het beeld van Christus. Als Christus jou in Zijn handen heeft, weet dan dat Zijn weg met jou onmogelijk kan falen. Hij weet wat Hij doet. Hij haalt jou niet weg uit deze wereld, maar bewijst door jou heen Zijn verlossingskracht aan deze wereld. En dit werk is voor Hem een zaak van grote blijdschap!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief