Tijdens de voorbereiding op de meest recente preek, over Psalm 66:8-12, werd ik geconfronteerd met de keuzes waar sprekers voor staan wanneer zij een boodschap mogen brengen. Wat laat ik weg? Wat noem ik wel? En vanuit welke hoek behandel ik een tekstgedeelte? Kortom: ik moest kleur bekennen. De verantwoording die ik hieronder geef, heeft het uiteindelijke manuscript niet gehaald. Toch geloof ik dat hier belangrijke punten worden benoemd en dat het zinvol is om deze dingen in gedachten te houden.
“Gemeente, wat u moet weten, is dat dit gedeelte een rijke inhoud kent. Dit gedeelte gaat diep! We kunnen als het ware drie lagen vinden in dit gedeelte:
1. De historische laag – deze laag past dit gedeelte toe op het verbondsvolk Israël in de tijd van het Oude Verbond (en dan met name ten tijde van de exodus)
2. De Nieuw Testamentische laag – deze laag betrekt dit gedeelte op de actualiteit (de gelovige van nu) en past dit toe op de Gemeente van Jezus Christus
3. De Messiaanse laag – dit is de diepste laag en deze tekent als het ware het portret van de Messias
Wat ik vanmorgen doe, is u als gemeente van Jezus Christus in Bruchem aanspreken vanuit de Messiaanse laag. Ik wil niets afdoen aan de historische laag, maar ik heb hier de vorige keer al redelijk uitvoerig bij stilgestaan. Natuurlijk is het zo dat dit gedeelte nieuwe informatie aanreikt die historisch van aard is, maar ik kan u nu alvast vertellen dat de beproeving waarover de psalmist hier schrijft, niet expliciet wordt vermeld. Wij krijgen geen informatie over welke gebeurtenis hier wordt bedoeld.
Ik heb mij tijdens de voorbereiding afgevraagd of het wel eerlijk is dat ik de historische laag er maar bekaaid vanaf laat komen. Want moet ik niet spreken over het lijden van het verbondsvolk Israël? U snapt wel dat de keuze die op zo’n moment voor mij ligt de beslissende factor is voor de invulling van de preek. Wil ik bewust inzoomen op het lijden van het Joodse volk? Dan blijft er weinig ruimte over voor de Messiaanse laag en de Nieuw Testamentische laag. Ik heb besloten om de historische laag toch wat meer naar de achtergrond te plaatsen – met het risico voor antisemiet te worden uitgemaakt en ervan te worden beschuldigd dat ik een zogenaamde vervangingstheoloog ben – en wel vanwege drie redenen:
1. Ik ben ervan overtuigd dat dit gedeelte gaat over God. Het gaat over Gods werk, Gods handelen en Gods trouw. Ik wil in mijn exegese de accenten van de tekst laten staan. Preekvoorbereiding vraagt keuzes en deze keuzes moeten worden gemaakt in het licht van de accenten die in de tekst zelf worden gelegd. Ik ontken de historische laag ook helemaal niet; ik heb voor de boodschap van deze morgen gekozen om u te voeden vanuit de Messiaanse laag
2. De tweede reden sluit hier dan ook op aan. Het principe om Christocentrisch te preken is wat mij betreft heilig en ik zal dit nooit opgeven. Ik ga hier geen discussie over voeren en ga hierover ook niet onderhandelen
3. Ik richt mij vanmorgen tot een groep Nieuw Testamentische gelovigen. Ik heb een boodschap voor u deze morgen. Misschien hebt u dit ook wel eens meegemaakt, maar het kan gebeuren dat je onder het gehoor zit van een spreker die een gedeelte uit het Oude Testament bepreekt, waarvan veertig minuten over Israël gaat en voor Israël is; dat is dan min of meer de maaltijd, of het voedsel. En de laatste tien minuten krijgt de Gemeente van Christus ook nog wat kruimels. Ik ben het fundamenteel oneens met deze benadering. Ik sta hier vanmorgen voor een groep gelovigen in Christus, en zij moeten gevoed worden! En waarmee wordt de Gemeente gevoed? Met het Levende Brood, Jezus Christus Zelf. En laat mij hier heel duidelijk zijn: ik geloof dat God Zijn trouw in rijke mate zal bewijzen aan Zijn Joodse volk. Geen twijfel daarover. Maar wat ik hier wel heel onomwonden wil zeggen, is dit: Gods beloften gaan nooit in vervulling buiten Jezus Christus om. Als ik op straat word aangesproken door een evangelist en hij zou zeggen dat God in Openbaring 21 een nieuwe hemel en een nieuwe aarde belooft, dan is het voor mijn persoonlijk behoud niet genoeg om die belofte geïsoleerd tot mij te nemen. Als ik voor Jezus Christus kom te staan en Hij zou mij vragen waarom Hij mij zou moeten binnenlaten in het Nieuwe Jeruzalem, dan kan ik wel zeggen: “Heere, ik reken erop! Ik heb ooit iemand over dat Nieuwe Jeruzalem horen spreken en ik geloofde dat het waar was. Dus sindsdien ga ik ervan uit dat ik toegelaten wordt.” Maar dan, als ik uitgesproken ben, stelt Christus mij deze vraag: “Wat heb jij met Mij gedaan?” Broeders en zusters, er komen geen mensen in het Nieuwe Jeruzalem die wel Bijbelse beloften hebben geloofd, maar die deze niet hebben toegepast vanuit Jezus Christus. Paulus schrijft in 2 Korinthe 1:20 dat al Gods beloften “ja” zijn – in Christus!
En wat wens ik voor jullie als gemeente dat alle beloften die God in Zijn Woord heeft gedaan, met “Ja!” en “Amen!” ontvangen zullen worden door het geloof in Jezus Christus. Meer nog, ik wens vurig dat u deze morgen in dit gedeelte het lijden van uw Messias zult zien en dat er kracht zal uitgaan van het Woord om in de beproeving trouw te blijven aan Hem.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.