We hebben in het vorige deel gezien dat Paulus beschrijft hoe hij zijn boodschap heeft voorgelegd aan de andere apostelen en welke uitkomst dit zogenaamde Apostelconvent in Handelingen 15 had. De boodschap van de gekruisigde en verrezen Heere Jezus is genoeg, er hoeft géén besnijdenis aan toegevoegd te worden.
Maar Paulus is nog niet uitgeschreven over deze zaak; in vers 7-10 gaat hij verder.
1. Het werk van Gods Geest is duidelijk zichtbaar in Paulus’ bediening
In vers 6 zegt Paulus dat aan zijn boodschap niets mankeert. De inhoud klopt. In vers 7 zegt hij vervolgens:
“Maar integendeel, zij zagen dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen toevertrouwd was, zoals aan Petrus dat onder de besnedenen.”
De andere apostelen zien duidelijk dat God werkt door Paulus heen. In Paulus’ bediening is God aan het werk. De bediening binnen de christelijke gemeente is geen hobby! Het is geen bezigheid waarvan je spontaan bedenkt: ‘Laat ik dit eens proberen.’
Als God werkelijk iemand in de bediening roept – zoals Paulus – dan zal God de “evangelische vrucht” werken. Deze vrucht is over de gehele wereld hetzelfde: Christus wordt verkondigd, Christus wordt in de verkondiging verheerlijkt en in het horen over de verheerlijkte Christus komen mensen tot geloof en beginnen te wandelen op de smalle weg (Matteüs 7:13-14).
De apostelen merkten aan Paulus dat hij werkelijk door God geroepen was. Hoe? Door zijn boodschap, want deze kwam overeen met wat hen onderwezen was. Het getuigenis over Christus en de vrucht op de prediking moeten in dit opzicht zeker niet onderschat worden. Zo is het ook voor ons belangrijk te kijken naar de vruchten van Evangelieverkondiging om te kunnen beoordelen of dit werkelijk uit God is of niet.
2. God heeft één Evangelie gegeven voor verschillende bevolkingsgroepen
In vers 7 en 8 noemt Paulus ook Petrus, en legt vervolgens uit dat er onder de apostelen verschillende bedieningen bestaan:
“Maar integendeel, zij zagen dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen toevertrouwd was, zoals aan Petrus dat onder de besnedenen. (Want Hij Die door Petrus werkte met het oog op het apostelschap onder de besnedenen, werkte ook door mij met het oog op de heidenen.)”
Sommige mensen – zij die de zogenaamde Bedelingenleer aanhangen – beroepen zich op dit soort teksten om te stellen dat er meerdere Evangeliën bestaan (volgens de Bedelingenleer bestaan er twee of zelfs drie (!) Evangeliën). Maar dit lezen we nergens! Paulus zegt hier namelijk niet dat er meerdere Evangeliën zijn, maar dat er vanuit dat ene Evangelie meerdere bedieningen zijn. We lezen nergens dat Paulus met een andere boodschap op weg ging dan de apostel Petrus. Het is zaak dat de hele wereld het Evangelie hoort, en niet één specifieke bevolkingsgroep. Als iedereen in Jeruzalem zou zijn gebleven, zouden wij het Evangelie hier nooit hebben ontvangen. Er zullen mensen moeten zijn die erop uit gaan en het Evangelie brengen waar het nog nooit geklonken heeft. En dit bedoelt Paulus in vers 7 en 8. Hij zegt helemaal niet dat hijzelf en Petrus een inhoudelijk verschillende boodschap verkondigen. Dat zou de zaak een stuk complexer maken. Wat hij hier wil duidelijk maken, is dit: elk van de apostelen staat achter de boodschap die verkondigd wordt en iedereen gaat naar zijn specifieke doelgroep, om de boodschap dáár te verkondigen.
3. Leiders in de gemeente zijn van groot belang in zendings –en evangelisatiewerk
Deze lezing wordt nog eens extra bevestigd door vers 9. Het uitzenden van evangelisten en zendelingen is een belangrijke taak en daarom lezen we van een formeel moment, waarop de uitzending van de apostelen wordt bevestigd:
“En toen Jakobus, en Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn, de mij gegeven genade erkenden, gaven zij mij en Barnabas de rechterhand van gemeenschap, opdat wíj naar de heidenen en zíj naar de besnedenen zouden gaan.”
Iedereen gaat zijn eigen weg, iedereen gaat naar de plaats waar God hem heeft geroepen. Het feit dat Jakobus, Petrus (hier Kefas genoemd) en Johannes worden vermeld, is belangrijk. Volgens Paulus waren zij “steunpilaren” – zij werden als geweldige autoriteiten binnen de eerste gemeente gezien. Zij verleenden medewerking en zelfs toestemming aan Paulus en Barnabas voor de zendingsreis die zij zouden gaan maken! Ook hier zien we hoe belangrijk leiders binnen de christelijke gemeente zijn. Het is absoluut geen positie voor een stel Jan Doedels die het wel leuk vinden om wat te delegeren. Zoals we in het vorige deel hebben gezien, moeten zij in staat zijn te kunnen onderscheiden wat uit God is en wat niet. Zij moeten belangrijke beslissingen nemen, zoals het verlenen van medewerking aan zendingsmissies. Zij moeten de zuivere boodschap van het Evangelie bewaren en verkondigen. Zij moeten buitengewoon toegewijd, invloedrijk en betrouwbaar zijn in het werk dat zij moeten doen!
4. De bediening is meer dan Evangelieverkondiging
In vers 10 lezen we van een aanvullende opdracht voor Paulus en Barnabas. Zijn boodschap is wel compleet en zuiver, maar toch wordt hen nog iets anders opgedragen:
“Alleen moesten wij wel aan de armen denken; en ik heb mij ook beijverd juist dit te doen.”
Evangelieverkondiging gaat hand in hand met sociaal welzijn. We moeten géén sociaal evangelie verkondigen, maar de Evangelieverkondiging heeft wel gevolgen op sociaal gebied. Evangelisatie en zending is meer dan alleen maar het verkondigen van Jezus Christus; het houdt ook in dat we zijn goedheid, genade en barmhartigheid laten zien in de zorg die we voor anderen hebben. Hoe kunnen mensen in een barmhartige Christus geloven, als zij die barmhartigheid niet bij Zijn dienstknechten zien? Als het goed is zijn evangelisten en zendingswerkers óók op sociaal vlak actief. Het zorgen voor mensen in de samenleving – zowel binnen als buiten de gemeente – die moeilijk of niet kunnen meekomen in deze kille en jachtige maatschappij is een taak die voortvloeit uit de boodschap van het Evangelie.
Het feit dat wij vandaag de dag geconfronteerd worden met stemmen die zeggen dat de kerk moet stoppen met verkondigen en moeten beginnen met het ondernemen van actie, is waarschijnlijk ook een gevolg van het falen op dit vlak. We moeten echter niet doorslaan, alsof de verkondiging niet meer belangrijk is. De Christus van het Evangelie is en blijft de kern van onze boodschap; daar mag absoluut niets aan afgedaan of toegevoegd worden! Maar wanneer Christus het Middelpunt van onze boodschap is, zullen mensen meer zien dan de woorden die ze horen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.