In sommige preken en de heiligingsvisie van Keswick wordt gesproken over ‘rusten’ in Christus en ‘laat het Hem door jou heen doen’. Dit impliceert dat elke poging van de mens zelf verdacht is, omdat het dan riekt naar ‘presteren uit eigen kracht’. Zo iemand laat volgens deze visie zien dat hij toch zelf wil proberen God te behagen en gehoorzaam te zijn. Om deze schijn te vermijden, moeten we volgens hen ‘rusten’, zelf geen inspanning verrichten, maar het van Christus verwachten. Een andere oproep in dergelijke preken die steevast terugkomt is ‘erin gaan staan’ – Ga in de vergeving staan! Ga in het geloof staan! Ga beseffen wie jij in de Heere Jezus bent! Dit volgt op het onderscheidt tussen staat en stand: ik weet dat ik door God aanvaard en vergeven ben, maar in de praktijk… Verschillende evangelisatietraktaten worden ook gekenmerkt door te beginnen met de zinsnede Ik heb in Christus… gevolgd door een parafrase van losse verzen over vergeving, geen veroordeling, geen geest van angst ontvangen en dergelijke. Op den duur worden dit clichématige feiten, waarvan ik je wil aanmoedigen ze kritisch te toetsen en ook niet lukraak op mensen af te vuren. Ik betwijfel of het beseffen wie ik ben in Christus de sleutel is om te groeien als christen in heiliging.
Wie is hier nu het onderwerp?
De reden dat ik dit betwijfel, is tweeledig. Ten eerste is de focus gericht op de christen. Is dit fout? Natuurlijk is het goed om te beseffen wat het betekent om christen te zijn en wat je doel is. Maar het gevaar is dat wij meer gaan focussen op mijn-positie-in-Christus dan op Christus Zelf. Dit zijn twee verschillende fundamenten, maar het verschil is subtiel. In het Nieuwe Testament lezen we nergens dat gelovigen wordt opgeroepen om ‘in de vergeving’ te gaan staan. Deze visie op heiliging lijkt een sterk reactief karakter in zich te hebben: ‘Omdat mij zoveel schuld vergeven is door God, ben ik in staat om deze vergeving uit te delen en God gehoorzaam te zijn.’ Maar wat nu als God die vergeving nooit geschonken zou hebben? Het probleem met een dergelijke benadering is dat de christen gaat handelen vanuit de genade of goedgunstigheid die hem bewezen is. Ook in de Heidelbergse Catechismus kom je deze redenering tegen:
Vraag 86 Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?
Daarom, dat Christus, nadat Hij ons, met Zijn bloed ons gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Heiligen Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor Zijn weldaden bewijzen, en Hij door ons geprezen worde. Daarna ook, dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden.
Hier wordt dankbaarheid voor bewezen weldaden aangevoerd als de grond voor gehoorzaamheid aan God. De vraag die ik hierbij wil stellen is of het ons te doen is om Wie God is – Zijn Persoon, Zijn Wezen – of om wat Hij doet en ons schenkt. Dit is een fundamenteel verschil en wel hierom: de eerste is reactief en ogenschijnlijk voorwaardelijk, de tweede spreekt over liefde tot de persoon, ongeacht Zijn handelingen. Het is niet moeilijk om een rechtvaardige God te prijzen die Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven tot een losprijs voor velen, maar het wordt knap lastig voor ons om dezelfde rechtvaardige God te loven en prijzen als Hij dit niet gedaan zou hebben. Jonathan Edwards schrijf in zijn bekende werk ‘Religious affections’:
‘‘Dit is (…) het (…) verschil tussen de blijdschap van een schijnheilige en de blijdschap van een ware gelovige. De [schijnheilige] verheugt zich in zichzelf; het eigen ik is ten diepste het fundament van zijn blijdschap; de [ware gelovige] verheugt zich in God. (…) Ware gelovigen vinden in de allereerste plaats onuitsprekelijke blijdschap in de heerlijke en beminnelijke aard van Gods gaven. Zij scheppen behagen in de lieflijke gedachten die van God zijn. En dit is de bron van al hun vreugde, de kern van hun blijdschap. (…) Maar de gevoelens van schijnheiligen kennen een tegengestelde volgorde: eerst zijn zij blij (…) dat God hoog van hen opgeeft; en vervolgens vinden ze Hem op grond daarvan in zekere zin liefdevol.’’
Het doet denken aan een waarschuwing van Jezus in de Bergrede:
‘‘Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde? Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.’’
(Matteüs 6:43-48)
Ik ben benieuwd hoeveel mensen – en laten we het aantal onder christenen toch ook niet onderschatten – hun liefde voor God baseren en verwoorden op de manier die Jezus hier omschrijft: ‘Ik houd van God, omdat Hij Zijn Zoon voor mij geschonken heeft…’; ‘Ik heb God lief, want Hij heeft mij lief...’; ‘Ik houd van God, want Hij is goed voor mij…’
Liefde tot God moet om God Zelf gaan. Als jij God liefhebt, dan stroom jij over van brandende passie en verlangen om van Hem te genieten. Je wilt Hem steeds beter leren kennen, steeds meer van Hem ontdekken. Zuivere liefde tot God staat los van Zijn liefde voor jou. Als jijzelf op enige wijze – direct of indirect – een reden of grond vormt om God lief te hebben, is het geen zuivere liefde voor God alleen. Het kan dan zomaar zijn dat jij Hem gebruikt om er zelf op enige wijze beter van te worden.
Gij hebt Christus leren kennen!
We moeten leren begrijpen dat dit een subtiel, maar essentieel verschil van fundament inhoudt. Wat ik heb willen aangeven met het vinden van vreugde in het aanschouwen van Christus’ glorie, raakt op dit punt de kern – namelijk: als ik Hem zie, in al Zijn heerlijkheid, als de Heilige Geest werkzaam is en Christus op verheven wijze aan mij toont wanneer ik de Schrift lees, dan groeit mijn verwondering en liefde voor Hem en in dit alles legt God de basis voor het heiligen van Zijn kinderen.
Met deze benadering schreef de apostel Paulus ook indringend tot de gelovigen in Efeze:
Dit zeg ik dan en getuig ervan in de Heere, dat u niet meer wandelt zoals de andere heidenen wandelen, in de zinloosheid van hun denken, verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven dat uit God is,door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart. Zij hebben zich, ongevoelig als ze zijn geworden, overgegeven aan losbandigheid, om alle onreinheid begerig te bedrijven.
(Efeze 4:17-19)
Stop. Laat even op je inwerken wat hij hier zegt. Hij is hier bezig het contrast te schetsen tussen de gelovigen en de heidenen. Wat zijn kenmerken van een heidense levensstijl? Het lijkt er sterk op dat de apostel hier een neerwaartse spiraal beschrijft, waarin mensen steeds meer afglijden tot losbandigheid en goddeloosheid. Ze drijven steeds meer van God af. Het begint met de ijdelheid in het denken. Mensen denken niet aan de dingen van eeuwigheidswaarde, maar zijn blind gefocust op het hier en nu en alles wat in de wereld te koop. Vervolgens is het verstand verduisterd, omdat dit denken een patroon is geworden wat zich door de jaren heen ontwikkeld heeft. De kern van dit probleem is dat zij God niet kennen – ze zijn totaal vervreemd van Hem. Ze hebben niets met Hem. Ze gaan hun eigen gang. Ze negeren Hem. Het gevolg is onwetendheid. Niet incidenteel, maar het heerst als een waren koning over hen – want hun hart is verhardt. Ze zijn niet meer gevoelig voor dat wat ze doen. Ze verliezen gevoel voor verantwoordelijkheid. Alles moet kunnen. Paulus noemt dit een staat van verdoving. Verdoving wordt toegediend, zodat iemand niets van de pijn hoeft te voelen. Zo is het ook met de ongelovige heidenen, die zo diep zijn gezonken in hun zonden dat zij de pijn hiervan nauwelijks nog voelen. Ze hebben zoveel gegeten en gedronken van de zonde – een levensstijl die geen acht slaat op God en Zijn eer – dat het de normaalste zaak van de wereld is geworden. En omdat dit ‘normaal’ is geworden, is het ook ‘geaccepteerd’. Paulus gaat verder:
Maar u hebt Christus zo niet leren kennen, als u Hem tenminste gehoord hebt en door Hem bent onderwezen, zoals de waarheid in Jezus is, namelijk dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten, en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
(Efeze 4:20-24)
Wat geeft volgens Paulus de doorslag dat christenen anders zijn? Dit: zij hebben Christus leren kennen! Nergens in het Nieuwe Testament wordt de gelovige aangespoord te ‘beseffen’ wie hij is in Christus, of om ergens ‘in te gaan staan’. Als we al ergens in moeten gaan staan, dan is het ‘in de Heere’ (Efeze 6:10; Kolossenzen 2:6-7). Ook Jezus hield Zijn discipelen voor ogen dat zij ‘in Hem’ moesten blijven (Johannes 15); de voeding die de christen eet en drinkt is de kennis van zijn Heiland en Meester. Nergens wordt de christen opgeroepen zichzelf als onderwerp te zien en Christus als meewerkend voorwerp.
Christus het Middel en Doel van de heiliging
God stelt Christus voor ons als het gaat om de heiliging. Hij is het Grote Doel, want wij worden in de heiliging gelijkvormig gemaakt naar Zijn beeld. Maar nu is de cruciale vraag: welke middelen heeft God ons gegeven om hierin te groeien?
De reden dat ik dit een cruciale vraag vind, komt voort uit de overtuiging dat in alles God centraal moet staat. Veel mensen zullen waarschijnlijk vroom instemmen met deze opvatting, maar wanneer je naar sommige visies op heiliging luistert, merk je hier nog maar weinig van. Hier ligt mijn punt van zorg. De voorbeelden waar ik de beantwoording van deze vraag mee begon, zijn hier een goede illustratie van. Als iemand zegt, dat we ergens in moeten gaan staan, of dat wij moeten beseffen wie wij zijn in Christus, verlies je onmiddellijk God als Centrum; je raakt Christus kwijt als Middel van de heiliging. Mensen stimuleren je om te lezen wat God over jou zegt. Persoonlijk kom ik echter steeds meer tot de ontdekking en overtuiging dat het ‘m niet in dit ‘beseffen’ ligt. Waarom zou ik diepgaande over mijzelf na moeten den ken en allerlei dingen over mijzelf moeten ‘beseffen’, als God Zijn eniggeboren Zoon als Voorwerp heeft geschonken? Paulus wees de Efeziers erop dat zij Christus hebben leren kennen en door Hem zijn onderwezen. Onze ogen moeten gericht blijven op de Heere Jezus – niet in de goedkope, vrome zin van het woord, maar door een levend geloof, bekrachtigd door de Heilige Geest. Op Christus zien betekent dat we van Hem lezen en door de Heilige Geest genade, kracht en zicht ontvangen om Zijn schoonheid te zien in hoe Jezus wordt voorgesteld. We moeten leren genieten van alles wat we over en van Hem lezen. Zo wordt Zijn heerlijkheid tastbaar voor ons en zijn we in staat echt van Hem te kunnen genieten.
Dubbelzinnigheid
Ik bemerk een dubbelzinnigheid in de opvatting die stelt dat we zelf niet allemaal dingen moeten willen doen om te groeien in heiliging. Hiermee wil men voorkomen te worden beticht van ‘werkheiligheid’, maar de manier waarop we volgens worden aangespoord, komt toch weer neer op iets wat we zelf moeten doen, namelijk het beseffen. Ik moet beseffen wie ik ben. Met wie ben ik nu bezig? Juist, met mijzelf. Is dit bemoedigend? Ogenschijnlijk wel. Maar is dit nu niet erg dubbelzinnig? Mensen gooien het in een vroom vat door te stellen: ‘ja, dat is wel zo, maar we richten ons op wat God over ons zegt. We mogen weten dat we geliefd zijn, aanvaard, vergeven en geen veroordeling meer hoeven te verwachten.’ Op deze manier worden ook de woorden staat en stand gebruikt. Als je veel falen (de stand) in je leven ervaart, valt dit altijd te relativeren met het besef dat je bent vergeven en aanvaard (de staat).
Nu de cruciale vraag: is dit het middel dat God ons heeft gegeven om te groeien naar het beeld van Zijn Zoon? Moet ik allerlei dingen over mezelf beseffen om op Christus te lijken en om van Hem te genieten? Deze gedachte kom ik niet tegen in het Nieuwe Testament. Wij behoren te luisteren naar de stem van de Goede Herder. Als wij op Hem willen gaan lijken, moeten we Hem ontdekken. We moeten leren wat Hij doet, hoe Hij doet en waarom Hij dingen doet. Als we ons richten op wie wij zijn in Hem, veranderen we het middel van de heiliging, maken we onszelf tot onderwerp en koppelen we Christus los van de centrale rol die God Hem heeft gegeven in de heiliging van ons leven.
Daarbij roept de oproep om te ‘rusten’ en ergens ‘in te gaan staan’ vragen op. Mag je iemand die worstelt met angst wijzen op een enkel Bijbelvers dat zegt dat de volmaakte liefde de angst uitdrijft? Moet iemand hier gewoon ‘in gaan staan’? Was het maar zo makkelijk! De kans is groot dat de worsteling en twijfel alleen maar groter wordt. Immers, als God mij een geest van liefde, kracht en nuchterheid heeft gegeven, waarom ervaar ik dan nog steeds angst? Heb ik Zijn Geest dan wel ontvangen? Zie je wie in al deze vragen het onderwerp is? Ik!
Waar de strijd werkelijk wordt gevoerd
Laat mij heel direct stellen dat de strijd gevoerd wordt om de Heere Jezus te zien als begeerlijk en prachtig boven alle andere dingen. Hij wil dat wij Zijn glorie aanschouwen. Mijn strijd speelt niet af op het gebied van het beseffen wie ik in Christus ben en waar ik wel of niet in moet gaan staan. De strijd speelt zich af daar waar gezocht wordt naar de schoonheid van Jezus Christus, niet naar mijn positie in Hem. Als ik met angst geconfronteerd word, of ik word verzocht tot het opzoeken van pornografie, dan speelt de strijd zich af wat ik werkelijk wil zien en waar ik echt van wil genieten. Wil ik van de Heere Jezus genieten? Of uiteindelijk toch niet? Op welke wijze helpt mijn ‘besef’ over wie ik ben tot een overwinnend strijden? Het is in mijn optiek een verkeerde vraag om jezelf mee te wapenen. Het gevecht draait om het zien van Christus, niet over mijn besef over mijzelf. Pornografie wil mij doen geloven dat het meer schoonheid bezit dan Christus. Het is een blasfemische gedachte en die kan ik maar op één manier te lijf gaan: door de Heere Jezus te zoeken, begeren Hem te zien in al Zijn schoonheid en om van Hem te genieten. Dit is wat ik bedoel met ‘strijden voor vreugde in de heerlijkheid van Christus’. Dit heeft niets te maken met vermeende ‘rechtvaardiging door goede werken’. Dat is hier niet aan de orde. Waar het hier op aankomt is dat we blijven opzien naar het einddoel – het aanschouwen van de heerlijkheid van Christus. Welk middel hebben wij hiertoe gekregen? Wat moeten wij doen? Met onze geestelijke ogen de glorie van Jezus begeren te zien en van Hem genieten. Christus is alles – het Middel en het Einddoel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.