Voor een mensenziel is dit de belangrijkste vraag die ooit gesteld kan worden. Is het überhaupt mogelijk om thuis te komen in het Vaderhuis van God? Het lijkt haast onvoorstelbaar, maar Jezus heeft slechts een aantal uren voor Zijn lijden en sterven beide vragen beantwoordt. Je houdt het niet voor mogelijk, dat een Mens in staat is om in het uur van de naderende dood deze openhartige gesprekken te voeren met de vrienden die Hem de meeste tijd hebben omringd. Er zijn een aantal contextuele observaties die genoemd moeten worden:
1. Het intieme gesprek vindt plaats nadat Judas is vertrokken. De perikoop begint dus feitelijk bij hoofdstuk 13, vers 31.
2. Jezus begint hierna te spreken over Zijn naderende sterven. Opvallend is dat Hij in vers 33 exact hetzelfde zegt als tegen de Joden in 7:34-36: ‘Nog een korte tijd ben Ik bij u. Gij zult mij zoeken; en zoals ik tot de Joden gezegd heb, waar Ik heenga, kunt gij niet komen. Nu zeg Ik het ook tot u.’ In tegenstelling tot het gesprek met de Joden, geeft Jezus ditmaal wel antwoord op de vraag wat Hij hier nu mee bedoeld – al is het nog steeds vrij cryptisch. Zoals we vaker kunnen lezen, werpt Petrus zich op als een soort beschermheer van Zijn Meester. Eerst vraagt Hij: ‘Heere, waarheen gaat Gij?’ Opnieuw legt Jezus uit, dat Petrus Hem nu nog niet volgen kan, maar dat hij daarna wel zal volgen. Blijkbaar is hij niet tevreden genoeg, want opnieuw vraagt hij: ‘Waarom kan ik U nu niet volgen? Ik zal mijn leven voor u geven.’ En dan komen die bekende woorden: ‘Gij uw leven voor Mij geven? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: nog voor de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal hebben verloochend.’
3. Christus’ sterven en het Vaderhuis van God. In de eerste vijf verzen van hoofdstuk 14 wordt expliciet gesproken over het Vaderhuis van God en de weg daar naartoe. Is het mogelijk voor zondaars om dat Vaderhuis binnen te komen? Jazeker! ‘In het huis van Mijn Vader zijn vele kamers. Als het niet zo zou zijn, zou Ik het u hebben gezegd. Ik ga om u een plek te bereiden’ (vers 2). Vervolgens verzekert Jezus dat Hij terug zal komen en Zijn discipelen tot Zich zal nemen, opdat zij mogen zijn, waar hun Meester is (vers 3). Wat dit betreft gaat het hier ook over het werk van Christus op dit moment voor Zijn kinderen. De woorden 'dan zal Ik u tot Mij nemen' kan betrekking hebben op Zijn wederkomst, maar ook op het sterven van de gelovige.
Als we vervolgens naar vers 4 kijken, lezen we dat Jezus tot Zijn discipelen zegt dat zij weten waar Hij heengaat en dat zij die weg kennen. Thomas beweert het tegenovergestelde: ‘Wij weten niet waar Gij heengaat; hoe kunnen wij de weg weten?’ (vers 5) Als climax wijst Jezus op Zichzelf: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij’.
De grote vraag
Jezus zegt tegen Zijn discipelen dat Hij heen zal gaan, om een plaats voor hen te bereiden in Gods Vaderhuis. Maar hoe heeft Hij dat gedaan? En waarom kon niemand Hem onmiddellijk volgen? Petrus wilde dolgraag mee, maar de opdracht en het werk van Christus was van ongekende exclusieve aard. Hoe zit dat nu? En wat betekent het voor jou en mij vandaag?
Het machtige antwoord
Elk mens wil goed thuiskomen. Iedereen wil aan het einde van zijn leven kunnen spreken van een behouden aankomst. Dit is exact de kern van wat Jezus hier met Zijn discipelen heeft gedeeld. Jezus moest ons voorgaan, omdat wij er anders simpelweg niet zouden kunnen komen. Enkele uren nadat Jezus dit gesprek heeft gevoerd, is hij gestorven aan het ruwhouten kruis op Golgotha. Wat Hij daar gedaan heeft, is van ongekende omvang. In het negende hoofdstuk van het Bijbelboek Hebreeën staat beschreven dat Christus met Zijn bloed het heiligdom is doorgegaan: Hij heeft Zijn eigen bloed, als dat van een onberispelijk en smetteloos lam, voor het aangezicht van Zijn Vader gebracht – tot een volmaakte verzoening van de zonde van de gehele wereld. Dit bloed is absoluut noodzakelijk, want ‘zonder bloedstorting geschied geen vergeving’ (Hebreeën 9:22). Nu kunnen wij ook beter begrijpen waarom Jezus heeft gezegd, dat zijn discipelen pas later konden volgen: het bloed van Jezus Christus moest allereerst voor de troon van God gebracht worden als volmaakt middel tot verzoening van de zonden. Pas daarna kunnen wij achter Hem schuilen. Als het bloed van Christus er niet is, staan wij allen veroordeeld voor God, zonder de mogelijkheid van redding. Maar nu mogen wij achter onze Zaligmaker aan komen en hoe bevlekt, bevuild en besmeurd wij ook zijn door onze zonden, als iemand Christus volgt en schuilt achter Zijn bloed, zal Hij tegen Zijn Vader zeggen: ‘Vader, vergeef het hem, Mijn bloed voor Uw aangezicht getuigt van de verzoening van de zonde, ook voor die van hem.’ En de Vader zal zeggen: ‘Mijn Zoon, het is wél. Het is volbracht. Jouw bloed zal borg staan voor de redding van zijn ziel.’
Kunnen wij een nog groter wonder voorstellen dan dit? Kunnen wij beter nieuws voorstellen dan dit? Het bloed van Christus is van levensbelang. Dominee Herwig heeft afgelopen januari op een Volg Mij Avond (meer informatie op www.volgmijavonden.nl) in Hoge Hexel (Wierden, Overijssel) deze machtige boodschap gebracht, welke hieronder terug te zien is. Moge het voor zoekenden en vertwijfelden een genadige bemoediging zijn de waarde van het bloed van Jezus Christus te ontdekken!
ds. Herwig "daar is kracht in het bloed" from Volgmij on Vimeo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.