What does the prefall experience of Adam and Eve suggest concerning what it means to live life the way God intended it to be lived?
Wat kunnen wij afleiden uit het leven van Adam en Eva, voordat zij in zonde vielen en wat zegt dit over hoe God het leven heeft bedoeld? In eerste instantie zullen de standaardantwoorden boven komen drijven: toen was de mens nog volmaakt, toen was er nog geen zonde, toen was er nog geen lijden en dood etcetera. Op zich zijn deze observaties juist, maar over de vraag hoe God zou willen dat wij het leven zouden leven zegt het niets. Lunde helpt ons op weg:
It is clear that Adam and Eve’s obedience to the divine commands implies a profound trust in God that his provisions are not only sufficient, but that they are the best for them. That is to say, Adam and Eve also lived by faith in God’s ongoing grace to them even before the fall.(pagina 45)
Adam en Eva leefden dus door geloof! Tenminste, voordat zij in zonde vielen. Dit is de zogenaamde prefall experience – vrijmoedig wandelen voor Gods aangezicht en vertrouwend op Hem het leven leven. Als we dit gaan doorzien, komen we ook tot een diepere dimensie bij het verstaan van de zondeval. Want begon de slang niet juist met de woorden ‘God heeft zeker wel gezegd…’ ? Als de enige, juiste wijze van leven betekent dat de mens volledig door het geloof op God vertrouwt (en de mens deed dat ook daadwerkelijk!), dan is de enige mogelijkheid voor de verzoeker om gebrokenheid te veroorzaken door wantrouwen te kweken. Deze wetenschap zorgt er niet voor dat we nu plotseling antwoorden kunnen geven op vragen waar wij graag een antwoord op wensen te krijgen. Maar het accent komt anders te liggen. Wij vragen vertwijfeld aan God: ‘Waarom hebt u het kwaad toegelaten?’ God stelt echter een andere vraag aan ons: ‘Mens, waarom hebt Gij mij niet geloofd?’
Er is vaak een zekere mate van overbelichting ontstaan over het belang van de werken van de mens. Er zijn er die me(e)n(d)en door hun werken zalig te worden, maar dat is het paard vóór de wagen spannen! Bij alle Verbonden die God met de mens gesloten heeft, gaat een heilsdaad van God Zelf vooraf. Israël krijgt de Wet niet in Egypte, maar nadat God hen uit Egypte bevrijd heeft. Als God de Wet in Egypte gegeven zou hebben, dan zou er inderdaad sprake geweest kunnen zijn van verlossing-door-eigen-werken. God heeft altijd met mensen gehandeld op basis van geloof. Altijd! Dat is de sleutel tot het leren begrijpen hoe je het leven zou moeten leven. Als God altijd met de mens heeft gehandeld op grond van geloof, sinds wanneer is het dan mogelijk dat wij iets met onze werken kunnen bereiken? Dat is uitgesloten! Sterker nog, het is hoogst arrogant om eerst God te wantrouwen en vervolgens aan te komen met je eigen werken (die ook besmet zijn met het wantrouwen aan God) als middel van rechtvaardiging.
Nu we dit zo in perspectief hebben gezet, geeft het ook een diepere betekenis aan het Evangelie. Want als de mens niet zalig wordt door eigen werken, hoe dan wel? ‘Want uit genade zijt gij zalig geworden door het… geloof’ (Efeze 2:8). En: ‘hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door… het geloof in des Zoons van God’ (Galaten 2:20). In de rechtvaardiging van de goddeloze in Jezus Christus kunnen wij zien, dat God feitelijk hetzelfde kanaal gebruikt wat Hij met alle mensen, vanaf het begin, heeft gehanteerd – geloof. Zalig worden door geloof betekent herstel – hersteld worden naar de Adam en Eva van vóór de zondeval, toen zij daadwerkelijk op God vertrouwden. Het leven van Jezus Christus in deze wereld is één onafgebroken verhaal van het geloof in God geweest. Hij is hier gekomen en heeft Zijn gehele leven gedaan, waar Adam faalde: Hij vertrouwde ten volle op God. Is het niet enerzijds onthutsend om te zien hoe Adam en Eva na één verzoeking al ongehoorzaam waren, maar anderzijds ook prachtig om te zien dat Christus in drie verzoekingen gehoorzaam is gebleven aan God? Het is daarom geen toeval dat de Hebreeënschrijver in 2:13 Christus laat zeggen: ‘Ik zal op Hem vertrouwen.’ Een hoofdstuk later waarschuwt hij zijn geadresseerden door de ongehoorzame Israëlieten, ten tijde van de uittocht, als voorbeeld te schetsen: ‘Zo zien wij, dat zij niet konden ingaan wegens hun ongeloof’ (3:19).
Zoals de Israëlieten door ongeloof de rust niet konden ingaan, zo zullen wij het Koninkrijk der hemelen niet binnengaan als wij ongelovig zijn. Schud elke zogenaamde waardigheid van eigen werken van je af. Gooi die last weg. Werken kweken het vertrouwen in de verkeerde persoon. God gebiedt ons te geloven in Hem, en niet in onszelf. Als Hij ons opgedragen had in onszelf te geloven, hadden wij inderdaad alle reden gehad om het ene goede werk na het andere bij elkaar te sprokkelen. Maar dit is niet de Verbondsbasis van de Almachtige. Hij vraagt een hart, dat oprecht vertrouwt op Hem alleen – vóór alles, dóór alles, ín alles.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.