De wereld is in de ban van het coronavirus. Angst heerst. Voorzorgsmaatregelen worden genomen. Beschermingsmateriaal is gewild en wordt in grote getale besteld.
Het is duidelijk dat het coronavirus niet enkel en alleen grote impact heeft op de volksgezondheid, maar ook op de invulling van het dagelijks leven en de economie.
Christenen vragen zich af: “Wat is Gods rol in deze pandemie?”
Dominees schrijven brieven aan hun gemeenteleden en op social media wordt andermaal duidelijk dat er onder christenen veel verschillende visies bestaan op wat de Bijbel het “laatste der dagen” noemt.
Merkwaardig fenomeen
Er zijn een aantal zaken waarover ik mij heb verbaasd de laatste weken. Om te beginnen schrik ik altijd weer van de oppervlakkige, haast simplistische en kinderlijke benadering van – overwegend – evangelische christenen met betrekking tot Gods voorzienigheid. Niet alle evangelische christenen denken zo, maar sommigen hanteren de rekensom de duivel is slecht + corona is slecht = corona is van de duivel. Conclusie: God heeft niets met cornona te maken. Alles wat goed is, wordt aan God toegeschreven, en alles wat slecht is komt van de duivel: “Mijn God doet zoiets niet; mijn God is liefde!”
Crisis binnen de belijdende kerk
2 Tessalonicenzen 2:1-12 is een onthutsend gedeelte, waar de kerk wordt gewaarschuwd voor het gevaar dat van binnenuit grip wil krijgen op haar. Het is een gevaar dat getuigt van een ernstige, geestelijke crisis.
Paulus schrijft daar dat dat de Dag dat Christus verschijnt in heerlijkheid niet komt, tenzij eerst de afval gekomen is (vers 3). Het woord afval is in dit verband zwak uitgedrukt. Hoewel er inderdaad een afkeren of afscheiding van het geloof in Christus mee aangeduid wordt, wijst het verband van de perikoop op een indringender betekenis. De gedachte in dit gedeelte is dat mensen zich door opstandigheid afkeren van het geloof. Ze keren het geloof in Christus de rug toe, en in dit toekeren zit een opstandig element, waarmee ze proberen Christus’ gezag te ondermijnen – eerst in hun eigen leven en vervolgens ook binnen Zijn Gemeente. De climax van deze opstand lezen we in vers 3b-4:
“…en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is, de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet.”
Het beeld dat Paulus hier geeft, is als volgt: er zal een moment komen, dat de opstand van de mensheid tegen God – met andere woorden: een mondiale opstand – zó sterk zal zijn, dat “de mens van de wetteloosheid” het gezag van Christus over Zijn Gemeente verwerpt en zichzelf dat gezag zal toe-eigenen. Dit gevaar wordt reëel wanneer politieke machten vergoddelijkt worden. Met andere woorden: als een politiek -of regeringsleider wil heersen over het denken, geloven en handelen van de Kerk, dan zijn we terechtgekomen in de situatie die Paulus in 2 Tessalonicenzen 2:1-12 beschrijft. Er zijn landen waar dit actueel is.
De kern van geestelijke crisisbestrijding: het Evangelie
Als we dit Bijbelgedeelte nauwkeurig lezen, dan zien we dat er nog iets anders speelt. Nadat Paulus in vers 7-8 heeft geschreven dat het geheimenis van de wetteloosheid al werkzaam is – dus ja, wij kunnen er al tekenen van zien – en dat deze “wetteloze mens” door Christus Zelf overwonnen zal worden, schrijft hij in vers 9-12:
“…hem, wiens komst overeenkomstig de werking van satan is, met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen, en met allerlei misleiding van de ongerechtigheid in hen die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden. En daarom zal God hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven, opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een behagen hebben gehad in de ongerechtigheid.”
Ook hier lezen we onderwijs waarvan ik mij afvraag of menig evangelisch christen dit voor zijn rekening zou durven nemen. Paulus schrijft letterlijk dat God een krachtige dwaling zendt. Waarom? Vers 12 geeft het antwoord: “Opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een behangen hebben gehad in de ongerechtigheid.” God laat de wetteloze mens dus opkomen als oordeel over allen die het Evangelie van Jezus Christus verworpen hebben. Wat God doet in het laten verschijnen van de wetteloze mens, is het volgende signaal afgeven:
Jullie hebben het Evangelie van Jezus Christus keer op keer gehoord, je hebt het keer op keer afgewezen. Je wilde de leugen, je wilde de ongerechtigheid. Nu dan, hier heb je waar je om gevraagd hebt – de wetteloze mens “met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen.”
Dit zijn geen kinderspelletjes. Dit gaat over serieuze zaken. De diepste vraag die een mens voor zichzelf moet beantwoorden – in crisistijden of in hoogtijdagen – is wat onze houding is ten opzichte van de waarheid. Hoe staan wij ten opzichte van God? Wat is ons antwoord op Zijn uitnodiging om onszelf te onderwerpen aan Zijn gerechtigheid in Christus? De coronacrisis verandert de boodschap van het Evangelie niet, maar confronteert ons wél met het feit dat wij niet om deze vraag heen kunnen. En 2 Tessalonicenzen 2:9-12 waarschuwt ons: als wij te lang dralen, als wij te lang het aanbod van Gods genadige uitnodiging onbeantwoord laten, als wij te lang géén ernst maken met zo’n grote zaligheid (Hebreeën 2:3), dan kan het wel eens zo zijn dat God ons overgeeft aan de macht van de “wetteloze mens, met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen,” waarvan we weten dat dit geheimenis nu al werkzaam is.
Wie zijn bekering uitstelt, met welk vroom excuus dan ook, draagt zelf bij aan het proces van verharding. En 2 Tessalonicezen 2:1-12 maakt op een confronterende manier duidelijk waar dit proces uiteindelijk eindigt.
De beste wens in tijden van crisis
Het mooie van Paulus’ tweede brief aan de Tessalonicenzen is dat het tweede hoofdstuk bemoedigend en troostvol eindigt. Want Paulus weet dat deze gelovigen de waarheid van het Evangelie aanvaard hebben. Zij hebben liefde gekregen voor de waarheid van het Evangelie. En nog sterker: zij hebben liefde gekregen voor de God van het Evangelie. En past alleen dankbaarheid. Paulus dankt God voor de gelovige Tessalonicenzen (vers 13-14). Zij zijn verlost uit het geestelijk dode leven, dat werd gekenmerkt door leugens, misleiding en ongerechtigheid. En Paulus’ aansporing aan hen is eenvoudig:
“Sta dan vast, broeders, en houd u aan de overleveringen waarin u onderwezen bent door ons woord of door onze brief.”
Kortom: Blijf bij het Evangelie. Bewaar het Evangelie. Wijk er niet vanaf. En dan eindigt hij het hoofdstuk met een zegen (vers 16-17):
“En onze Heere Jezus Christus Zelf en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad en ons een eeuwige troost en goede hoop gegeven heeft uit genade, moge uw harten vertroosten en u in elk goed woord en werk versterken.”
Degene die liefde voor de God van het Evangelie heeft gekregen, mag verzekerd zijn van de eeuwige troost en goed hoop. Waarom? “Uit genade” (vers 16b). Of het nu crisistijd is, of dat we in de hoogtijdagen van ons leven zitten – geen andere zekerheid en geen andere troost kan dit overtreffen. Dit wens ik jou als lezer van harte toe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.