Wat is een goede preek? Wanneer kun je zeggen dat een preek het vermogen heeft levens van mensen te veranderen? Hangt het alleen van de Heilige Geest af? Of heeft de prediker hier ook een rol in?
De afgelopen tijd heb ik vaker nagedacht over prediking. Als ik Gods Woord mag verkondigen, wát wil ik de mensen dan meegeven? Gebruik ik de Bijbel voor mijn eigen agenda, of zoek ik biddend naar Gods leiding en wil ik in afhankelijkheid van Hem een boodschap aan de gemeente brengen?
De zoektocht naar evenwichtige prediking
Toen ik bezig was met de prekenserie over Psalm 66, kreeg ik een nieuw, verfrissend inzicht met betrekking tot de Godgecentreerdheid van God Zelf. En zoals Paulus spreekt over “de schijn van godsvrucht” (2 Timotheüs 3:5), zo is het ook mogelijk te spreken over “de schijn van Godgecentreerdheid.”
Ik heb ontdekt dat het mogelijk is op een manier te preken die Godgecentreerd lijkt, maar die ten diepste voortdurend bezig is met de mens.
In één van de preken over Psalm 66 heb ik gezegd – misschien was het prikkelend, maar toch ook vol overtuiging – dat God alleen tevreden is met Zijn eigen werk. Schakel ik hiermee het werk van de mens uit? Wil ik hiermee zeggen dat het handelen van de mens totaal geen waarde heeft voor God? Betekent dit dat de mens kan doen waar hij zin in heeft, omdat God toch wel Zijn plan uitwerkt? Is de prediking van Gods Woord niet juist het activeren van mensen?
Zeker, de prediker wil dat de toehoorders anders naar huis gaan dan dat zij naar de eredienst zijn gekomen. De cruciale vraag is echter: hoe ziet dit anders-zijn eruit en op welke manier wordt dit tot stand gebracht?
Ik ben ervan overtuigd dat God door de prediking van Zijn Woord mensen gelijkvormig wil maken aan het Beeld van Zijn Zoon. De reactie van de hoorders is wel degelijk van doorslaggevend belang. Tegelijkertijd besef ik als spreker dat deze reactie niet losgemaakt kan en mag worden van het werk van de Heilige Geest. Als Gods Geest niet werkt in de prediking, komt er nul respons. Er zal geen vrucht komen. Dus, als variant op Paulus’ woorden uit 1 Korinthe 3:6, kan ik stellen dat “ik heb verkondigd, maar dat God Degene is Die de vrucht en de groei geeft.”
Wie Gods Woord verkondigt, ervaart de spanning tussen enerzijds de inspanning die je moet leveren om een boodschap op papier te zetten en anderzijds de onmacht om voor de vrucht op deze boodschap te zorgen. Ik kan er zelf niet voor zorgen dat mensen meer gelijkvormig gemaakt worden aan het Beeld van Christus. Ik kan er niet voor zorgen dat mensen groeien in de kennis van Christus. Ik kan er niet voor zorgen dat mensen de Bijbelse geboden gehoorzaam zijn. Toch heb ik de plicht Christus te verkondigen en op te roepen tot gehoorzaamheid. Uiteindelijk is het een zaak van geloof en vertrouwen dat God deze boodschap door de Heilige Geest toepast aan de harten van de hoorders.
Prediking: geen podium voor de mens
Het besef dat de vrucht op de prediking niet in handen van de prediker zelf ligt, moet leiden tot nederigheid. Een prediker moet zijn plaats weten. Een prediker staat weliswaar óp het podium (de kansel) maar het is geen podium vóór hem. De kansel is het podium van God. Daar wordt Zijn Woord verkondigd, daar wordt getuigd van Zijn verlossingswerk in Christus. Prediking betekent God aan het Woord laten komen. Dat tijdens de preek een mens op het podium of op de kansel staat, doet niet terzake. Het is Gods Woord dat moet klinken.
Hoewel dit vanzelfsprekend lijkt, is het voor predikers niet altijd gemakkelijk. Het vraagt zelfverloochening om Gods Woord te verkondigen. De prediker zelf heeft namelijk zijn eigen gedachten en denkbeelden en als mens zijn we snel geneigd deze denkbeelden in de Bijbeltekst te passen en meten. Als we dit doen, verkondigen we niet Gods Woord, maar ons eigen woord. En wanneer dat gebeurt, is de mens het podium op geklommen – niet alleen letterlijk, maar ook geestelijk.
God op het podium: de Drie-eenheid en prediking
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat predikers in de prediking niet zichzelf, maar God centraal stellen? Wat maakt een preek écht Godgecentreerd? Als God Zelf het Centrum van de preek is, zullen we de prediking moeten vormgeven in het kader van de Drie-eenheid:
1. Laat God de Vader spreken
Een preek moet altijd gebaseerd zijn op Gods Woord. De Vader heeft gesproken door Zijn Woord. Dit is in de christelijke kerk de standaard voor prediking. Maar hiermee is lang niet alles gezegd. Want hoe laat je God spreken?
Heel concreet: pak een gedeelte uit de Bijbel, met een logisch begin en een logisch einde (een perikoop). Beperk je tot dit gedeelte. Houd je in de voorbereiding alleen bezig met dit gedeelte. Doe exegese. Dit betekent dat je de context van het gedeelte analyseert, de structuur van de tekst vaststelt, de boodschap ontdekt en in een paar concrete punten op papier zet.
Deze benadering verschilt fundamenteel met de zogenaamde thematische prediking. Een prediker dient in dit stadium te vermijden dat hij zijn eigen geloofservaringen leidend laat zijn bij het formuleren van zijn boodschap. Exegese doen betekent dat de prediker zwijgt, zodat God kan spreken. De prediker dient zich te concentreren op de Bijbeltekst. Hij moet zich helemaal onderdompelen in het betreffende gedeelte. De tekst geeft de boodschap. De tekst geeft overvloedige stof tot nadenken. De tekst is een puzzel, gevormd door grammaticale en analytische stukjes. Het is de taak van de prediker deze stukjes te laten zien en om duidelijk te maken wat de samenhang hiervan is.
Hoewel dit gemakkelijk lijkt, is het in de praktijk een pittige opdracht. Nog voordat we de hele Bijbeltekst goed en wel op ons in hebben laten werken, roepen we er in gedachten al van alles bij. Hoe moeilijk dit ook is, deze gedachten moeten tot zwijgen worden gebracht. De verzoeking om niet God, maar zichzelf aan het woord te laten, is bij predikers een reëel gevaar.
We moeten ervoor waken om niet de ballast van het verleden mee te nemen in preekvoorbereiding. Sommige predikers zijn bepaalde kerkelijke kringen “ontvlucht” of hebben ontdekt dat ze jarenlang een onbijbelse leer hebben gehoord. Dit hoor je – soms subtiel, maar heel vaak ook niet zo subtiel – terug in preken. Dit is niet handig. Stel jezelf de volgende twee vragen wanneer je overweegt om een dwaalleer uit een bepaalde kerkelijke stroming of traditie ter sprake te brengen:
a. Als iemand uit de betreffende kerkelijke stroming of traditie naar deze preek zou luisteren, hoort hij dan een uitnodiging of stoot het hem af?
Als je zelf jarenlang hebt geworsteld met een Bijbels onderwerp en je hebt van God het licht hierover mogen ontvangen, dan kom je tot de conclusie dat je de tijd vóór deze ontdekking niet in het heldere licht van deze waarheid hebt geleefd. Dit betekent dat deze waarheid voor een deel door de kerkelijke traditie of stroming is bedekt. Onze menselijke reactie is dat we zullen zeggen: “Waarom zien zij dit niet?” Je snapt niet meer hoe anderen tot bepaalde conclusies kunnen komen. En je wilt ze graag overtuigen. Als het in jouw vermogen zou liggen, zou je de mensen het licht geven, zodat ze gaan zien wat jij ziet. Hoewel dit begrijpelijk is, kan het ook een gevaar met zich meebrengen: je onbegrip wordt groter. En je gaat denken: “Als ik mag preken, zal ik eens laten zien hoe het zit…”
Als je dit doet, denk dan heel goed na over de vraag hoe je dit gaat formuleren. Mensen worden niet overtuigd van jouw uitleg, omdat je roept dat wat zij geloven onzin is. Of omdat het onbijbels is. Of omdat het belachelijk is. Zulke woorden moet je in dit soort gevallen altijd zien te vermijden. Hoewel het te begrijpen is dat je mensen graag het licht gunt, zal het respect voor jou als prediker niet groeien als je zonder duidelijke, Bijbelse argumentatie roept dat een bepaalde leer belachelijk is. Nu zal er ongetwijfeld iemand zijn, die zegt: “Jezus Zelf was ook fel tegen de Schriftgeleerden en Farizeeën.” Dat is waar. Maar hij deed dit nooit puur en alleen om Zijn Eigen gelijk te halen en om het ongelijk van de ander te bewijzen. Zijn doel was om mensen het licht te geven, zodat zij zich in geloof tot Hem zouden wenden en om door Hem behouden te worden. Dit moet het kenmerk van de prediker zijn: als hij de dwaalleer benoemt en ontmaskert, is in zijn betoog liefde te horen. Liefde is gunnende bewogenheid vanuit het hart. Mensen kunnen zien en horen dat je ze oprecht iets wilt schenken. Dat iemand niet overtuigd wordt door jouw woorden – wat, zoals hierboven ook al gesteld is, alleen de Heilige Geest kan geven – kan jou als prediker niet aangerekend worden als je duidelijk het Woord hebt verkondigd. Wat jou wél aangerekend kan worden, is dat mensen de gunnende bewogenheid hebben gemist.
b. Hoe relevant is het benoemen van deze specifieke dwaalleer in de gemeente waar ik Gods Woord mag verkondigen?
De tweede vraag die gesteld moet worden bij het ter sprake brengen van een onbijbelse leer (of een onbijbels accent van een bepaalde leer) is of het wel relevant is voor de groep die de preek op dat moment hoort. Als ik in een baptistengemeente spreek over de doop, en ik besteed twintig minuten aan het “bestrijden” van de kinderdoop, dan is het de vraag hoe effectief dat is. En als ik in een Pinkstergemeente begin te klagen over kerkelijke stromingen die “te weinig aandacht hebben voor het werk van de Heilige Geest”, dan lijkt dit meer op leedvermaak en preken voor eigen parochie in plaats van een zinnige en opbouwende bijdrage. Bij alles wat de prediker zegt, moet hij de vraag stellen in hoeverre dit werkelijk betrekking heeft op de gemeente waar hij preekt. Hoewel het vanuit menselijk oogpunt begrijpelijk is dat we anderen willen laten zien dat zij (een deel van) de waarheid op een bepaalde manier “bedekt” belijden en beleven, is dit absoluut niet het hoofddoel van prediking. Dat heeft te maken met de tweede Persoon binnen de Drie-eenheid.
2. Laat God de Zoon zien
Het kerndoel van prediking is dat God de Zoon zichtbaar wordt. De prediker wil Hem laten zien. Prediking is in feite het schenken van Christus vanuit het gedeelte dat wordt behandeld. God biedt Zijn Zoon aan, en in Hem de verlossing die de wereld nodig heeft. Het communiceren van dit aanbod is kenmerkend voor christelijke prediking.
Dit betekent dat prediking in de eerste plaats helemaal niet draait om morele verandering; prediking betekent in beginsel helemaal niet dat mensen worden gestimuleerd om allerlei regels te gaan volgen “omdat dit nu eenmaal zo in de Bijbel staat.”
Willen we dan geen verandering bij mensen zien? Natuurlijk willen we dat, maar opnieuw moeten we de vraag stellen: hoe wordt die verandering tot stand gebracht? Als we ontdekken hoe God het geloof in Christus ontworpen heeft en als we leren begrijpen wat Zijn doel met prediking is, zullen we ook gaan zien hoe mensenlevens door het geloof en door de prediking worden veranderd.
In dit opzicht is het voor predikers gevaarlijk om de vrucht van het geloof te prediken. Hier loop ik het risico verkeerd begrepen te worden. Ik ben niet tegen kenmerkenprediking. Ik ben niet tegen prediking die de vrucht van het geloof benoemt. Ik ben niet tegen prediking die onderscheidend is. Ik ben niet tegen prediking die laat zien dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen iemand die leeft vanuit de verbondenheid met de Heere Jezus en iemand die geen christen is. Het is juist noodzakelijk om dit radicale onderscheid in prediking vast te houden; de Bijbel doet dit zelf immers ook.
Waar ik wel op tegen ben, is het prediken van de vrucht van het geloof in de veronderstelling dat de vrucht op deze manier wordt voortgebracht. Wat ik hiermee bedoel, is dit: een prediker kan tot de conclusie komen dat veel kerkgangers een gebrek aan toewijding vertonen, maar het prediken van toewijding zorgt niet automatisch voor meer toewijding. Wanneer een voorganger ziet dat er weinig onderlinge liefde is, gaat het preken van de onderlinge liefde er niet automatisch voor zorgen dat mensen elkaar meer gaan liefhebben. En zo kunnen we dit op alle aspecten van het geloofsleven toepassen. Met welke valkuilen moeten we rekening houden als we tóch op deze manier preken?
a. Deze stijl van prediking baant de weg voor activisme en wetticisme
Het lijkt heel gemakkelijk, haast een open deur: wat is de taak van de prediker als hij ziet dat er een gebrek aan liefde is in de gemeente? Juist, preken over de liefde en over liefhebben! Hij moet de hoorders stimuleren lief te hebben. Toch?
Ja, uiteraard. Maar als dit de enige boodschap van de preek is, is het in de kern geen christelijke prediking. Hij heeft iets gedaan wat in feite ieder mens kan doen – hij heeft een beroep gedaan op de moraliteit van de hoorders. Iedereen kan dit doen. Politici, activisten en geestelijke leiders van andere godsdiensten doen allemaal een beroep op ons morele bewustzijn. Een christelijke prediker is echter onderscheidend: hij verkondigt “Jezus Christus, en Die gekruisigd” (1 Korinthe 2:2). Als hij ook een morele boodschap gaat houden, valt dit onderscheid weg. Dan wordt hij inderdaad ook een “spreekbuis” van geboden en regels. Het gevaar van moralistische prediking is dat het mensen wil doen geloven dat, zolang zij de juiste werken doen, zij goed bezig zijn. Met andere woorden: het gevaar van aanvaarding op valse gronden.
b. Deze stijl van prediking legt een sterke nadruk op wat de gelovige moet doen
Een duidelijk kenmerk van moralistische prediking is dat het handelen van de hoorder wordt bevraagd en – waar nodig – wordt gestimuleerd om het in het vervolg anders en beter of – om het heel geestelijk te maken – Bijbels te doen. Dit bedoelde ik met “de schijn van Godgecentreerdheid.” De kans bestaat dat de hoorder in dit geval naar huis gaat met het gevoel dat hij allerlei dingen anders moet gaan doen, omdat hij dan God verheerlijkt. Het kan zijn dat mensen terecht tot de conclusie komen dat ze dingen anders moeten aanpakken. De vraag is niet of dit een gezond gevolg van een preek is. Het is een kerngezond kenmerk van een preek!
De cruciale vraag is wel: met welke motivatie is de hoorder naar huis gestuurd? Wat is hem in de preek aangereikt om te hopen op een echte verandering in zijn leven? Is hem verteld dat de hoop op verandering niet in hemzelf ligt, maar in het Evangelie van Jezus Christus? Als een prediker mensen naar huis stuurt met de boodschap dat ze zelf de verandering in hun leven moeten forceren, dan is dit ronduit wreed. Prediking is nooit bedoeld om mensen het idee te geven: “Je moet veranderen, ik zeg vanuit de Bijbel wat je moet doen, maar hoe je dit moet doen? Zoek dat thuis maar uit. Het is nu aan jou.” Een prediker mag mensen nooit op deze manier naar huis laten gaan. Predikers die beweren Godgecentreerd te zijn omdat zij oproepen tot Godverheerlijkende gehoorzaamheid aan Zijn Woord, zijn in werkelijkheid helemaal niet Godgecentreerd als zij enkel en alleen de gelovige aan het werk zetten. Want in het werken van de gelovige is God Zelf aan het werk (Filippenzen 2:12-13).
c. Deze stijl van prediking scheurt het werk van Christus in tweeën
Uiteindelijk is het onevenwichtige accent van deze vorm van prediking (oproepen tot gehoorzaamheid aan Gods Woord en enkel uitgaan van de verantwoordelijkheid van de gelovige) te wijten aan het feit dat het verlossingswerk van Jezus Christus in tweeën gescheurd wordt. Men haalt uit elkaar wat bijeengehouden moet worden. Het is een fundamentele fout te denken dat Christus’ werk in de gelovige – door Zijn Geest – losstaat van Christus’ werk voor de gelovige aan het kruis. De Geest van Christus werkt nooit buiten het verlossingswerk van de gekruisigde Christus om. De Geest van Christus past juist toe wat de gekruisigde Christus aan het kruis met Zijn bloed heeft verworven. Het kán daarom niet bestaan dat kerkgangers op zichzelf teruggeworpen worden in de dagelijkse strijd van het geloofsleven en in het groeien in heiliging. Het leven van een christen is ten diepste het leven dat de Gekruisigde voor hem heeft gekocht aan het kruis en dat in hem wordt uitgewerkt door de Geest van de Gekruisigde. Daarom kán het niet bestaan dat een oproep tot een heilige levenswandel niet wordt gekenmerkt door de prediking van het kruis van Christus. Wie hoort van de noodzaak van levensheiliging, maar niet hoort van de Gekruisigde, wordt in de hoek van de wanhoop gedreven. We moeten het werk van God de Zoon en God de Heilige Geest niet van elkaar isoleren en verzelfstandigen, alsof ze onafhankelijk van elkaar werken.
3. Laat God de Heilige Geest werken
Dit brengt ons bij de derde Persoon van de Drie-eenheid: de Heilige Geest. Paulus stelt in Galaten 3:1-2 de volgende vragen:
“O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen; u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was? Dit alleen wil ik van u vernemen: Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof?”
Paulus is heilig verbolgen over het feit dat de Galaten zo gemakkelijk zijn afgeweken van het Evangelie. Merk op dat hij in deze twee verzen bijna alle essentiële kenmerken van het geloofsleven noemt, die ook aan bod komen in de prediking: gehoorzaamheid (vers 1), Jezus Christus de Gekruisigde (vers 1), de Heilige Geest (vers 2) en het geloof (vers 2). Wat mij betreft staat in Galaten 5:6 nog een ander, onmisbaar kenmerk, namelijk de liefde.
Deze tekst bevestigt wat we zojuist hebben gezien: een oproep tot gehoorzaamheid aan Gods Woord, de oproep tot een heilige levenswandel, kan niet bestaan zonder het schilderen van de gekruisigde Christus.
Predikers die doen alsof het kruis van Christus enkel en alleen betekenis heeft voor de rechtvaardiging en geen enkele betekenis heeft voor de heiliging (want dat is “iets van de Heilige Geest”) werken aan een valse tegenstelling.
Er wordt soms gedaan alsof preken voor ongelovigen gevuld moeten zijn met woorden over het kruis en dat preken voor gelovigen moeten worden gekenmerkt door het spreken over de Heilige Geest. Zo van: “Als je geestelijk leven wilt, moet je naar het kruis; als je een dieper geestelijk leven wilt, moet je meer van de Geest hebben.” Een prediker die spreekt voor een groep gelovigen en is gestopt met spreken over het kruis van Christus, omdat dit zogenaamd een gepasseerd station is en omdat het nu allemaal door de kracht van de Heilige Geest moet gebeuren, is vergeten dat het Evangelie van de Gekruisigde vandaag even nodig, even bevrijdend en even krachtig is als toen hij het voor het eerst verkondigde.
Preken bezitten geen geestelijke kracht omdat de kracht van de Heilige Geest benadrukt wordt. Een preek wordt krachtig op het moment dat Jezus Christus verkondigd wordt. In Johannes 15:26 lezen we dat de Heilige Geest zal getuigen over Jezus. De vraag of een preek de kracht van de Heilige Geest bezit vanwege de oproep tot levensheiliging, terwijl het getuigenis over Christus’ verlossingswerk ontbreekt, moeten we dus ontkennend beantwoorden.
Daarbij moeten we nuchter stellen dat wij de uitwerking van preken niet zelf in de hand hebben. Gods Geest werkt niet op een voor ons logische of begrijpelijke manier. Er zit een mysterie in. We kunnen de Geest niet vatten. En als wij Hem proberen te vatten, weten we zeker dat we Hem kwijt zijn. Hij laat zich niet sturen door mensen. Hij werkt Gods verlossingsplan uit, dat voor de grondlegging van de wereld is ontworpen. Hij laat Zich niet voor het karretje spannen door een prediker, die graag meer toewijding, onderlinge liefde, gebed, offers of vergevingsgezindheid in de gemeente wil zien, maar die tegelijkertijd voorbijgaat aan het verlossingswerk van de Gekruisigde. De Heilige Geest werkt door de verkondiging van Jezus Christus, de Gekruisigde. Door het verlossingswerk van Christus toe te passen aan de harten van zondaren, geeft de Heilige Geest kracht om te geloven, worden de beloften uit Gods Woord gekoesterd, wordt het leven van de gelovige gereinigd van de zonde – door het bloed van Christus – en groeit de vrucht van liefde uit het geplante mosterdzaadje van geloof. Wie al deze elementen van Gods verlossingswerk bewust voor ogen houdt in zijn preekvoorbereiding – Gods kracht, Gods beloften, Christus’ reinigende bloed, het geschonken geloof en de hieruit groeiende liefde – mag en kan vol verwachting zijn boodschap terugleggen in de handen van Degene Die hem gezonden heeft.
By John Piper. © Desiring God Foundation. Source: desiringGod.org
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.