SalvationInGod

woensdag 17 augustus 2016

Read & Apply #2 Bidden en ontvangen

Matteus 7:7-11


Wie is de God waartoe christenen bidden? Is Hij een afstandelijk Persoon? Of is Hij juist een soort Sinterklaas, die alles maar wil geven wat wij vragen? Betekent bidden dat we naar het “hemelse loket” moeten gaan om daar met bonnetjes allerlei zegeningen op te komen halen? En hoe kunnen we er zo zeker van zijn dat God onze gebeden (ver)hoort?

1. Christus dwingt ons te vragen, zoeken en kloppen
Wat opvalt aan vers 7 en 8, is dat de Heere Jezus op een dwingende manier spreekt over het gebed; het is een gebiedende wijs. Eigenlijk is dit een soort oproep tot “gezonde, geestelijke brutaliteit”. Wie durft er van nature iets aan een ander te vragen? We lossen dingen eerst liever zelf op. Wie heeft het lef om zijn tijd te spenderen in het zoeken van iets wat hij graag wil hebben? We leven liever mee met de flow van de dag. En wie heeft het lef om bij de buren aan te kloppen, omdat hij iets wil lenen? We vinden dat we hen al snel lastig vallen.
Maar laat dit nu juist de houding zijn waartoe de Heere Jezus oproept! Ga vragen! Ga zoeken! Ga kloppen! Zo hard als je kunt, zo vaak als je kunt – onophoudelijk. Want, zo is de garantie, uiteindelijk zal het je gegeven worden.

2. Gods oneindige goedheid wordt zichtbaar in onze beperkte goedheid
Na deze dwingende oproep en garantie op gebedsverhoring, komt Christus met een vergelijking. Wie heeft het lef om iets aan een ander te geven waar hij níet om heeft gevraagd? Stel dat jouw kind hongerig is, zou je het dan een steen geven? Of een stuk hout? Het zou niet in je opkomen! Als iemand jou om gezond voedsel vraagt, geef je hem of haar dan een giftig goedje? Ook dat zal logischerwijs niet snel gebeuren.
Zo wil de Heere Jezus ons duidelijk maken, dat, ook al zijn wij van nature slechte mensen, wij nog wel het fatsoen bezitten om aan anderen te geven wat zij nodig hebben en wat goed voor hen is. En dan trekt Hij de lijn door: als jullie, in je slechte staat, al goede gaven kunnen geven aan mensen die het nodig hebben, hoe zal het dan bij God zijn? God, Die geen enkele vlek of rimpel van het kwaad bezit. God, Die geheel wijs en geheel goed is. Zou Hij dan ooit iets slechts geven? Of zou Hij ooit het goede aan ons onthouden? Met andere woorden: door te wijzen op onze gebrekkige, met kwaad vermengde goedheid, wijst Jezus op Gods oneindige goedheid!

3. Gods karakter is de sleutel tot vrijmoedigheid
Zoals we in de context kunnen zien, wordt het gebed door Jezus omschreven als een “vrijmoedig vragen om goede gaven van God”. Dit is een definitie die het meest recht doet aan het gedeelte; gebed is immers ook op andere manieren te definiëren, maar gezien de dringende oproep (zie vers 7 en 8) en het beschrijven van Gods vrijgevigheid (vers 11), doet deze omschrijving het meeste recht aan de intentie van Christus’ boodschap. Vervolgens rijst de vraag: waarom is God zo vrijgevig? Hoe kunnen wij er zo zeker van zijn dat God inderdaad goede gaven geeft, wanneer wij Hem erom vragen? Let goed op de beschrijvingen die Christus hier van God geeft:

A. God is een Vader
Jezus omschrijft God als een Vader. Hij maakt hiermee een vergelijking tussen een aardse vader en God als hemelse Vader; Jezus noemt God letterlijk zo in vers 11. Het zijn van een vader betekent voor iemand dat er een affectieve omgang is met zijn kinderen. God is nauw betrokken bij het leven van Zijn kinderen en vanuit die betrokkenheid wil Hij hen graag goede gaven geven. Hij zorgt oprecht en vol liefde voor hen.

B. God is goed
Zoals bij punt 2 al benoemd is, zijn zelfs slechte mensen in staat aan anderen te geven wat nodig is. De vergelijking van Jezus moet ervoor zorgen dat wij niet alleen verwonderd raken over het feit dat slechte mensen ook nog iets goeds kunnen doen, maar moet vooral leiden tot het besef dat God oneindig veel beter in staat is het goede te geven.

C. God is betrouwbaar
De toevoeging dat “wij slecht zijn” betekent ook dat God zuiver goed is. En dit heeft weer tot gevolg dat we erop mogen vertrouwen dat God niet liegt, en dus Zijn beloften houdt. Merk op hoe vaak Jezus het woord “zal” in dit gedeelte gebruikt: maar liefst zeven keer!

De conclusie luidt dus, dat wij vrijmoedig tot God kunnen gaan om Wie God is: de betrouwbare, goede Vader in de hemel. De garantie dat onze gebeden verhoord worden, ligt volledig verankerd in Gods karakter!

4. Het zien van Gods verlangen om te geven moet een einde maken aan gebedsloosheid
Als God ernaar verlangt vol ontferming het goede te geven aan Zijn kinderen, hoe zit het dan met ons gebed? Vragen wij eigenlijk niet veel te weinig aan Hem? Zijn we niet te voorzichtig in Zijn tegenwoordigheid? Vertrouwen wij er werkelijk op dat God oprecht het goede aan ons wil geven? Hebben we stiekem niet een beeld van God Die wel geeft, maar met tegenzin? Laat dan dit gedeelte een frisse bemoediging zijn: God wil het goede aan Zijn kinderen geven; héél graag zelfs!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief