Ongeveer drie en een half jaar geleden schonk God mij Zijn levendmakende genade, door het lezen van Overcoming Sin & Temptation van John Owen.
Dat was een moment waarop Gods Geest werkte op een unieke manier. Context, levensgeschiedenis, specifieke zonde en Jezus Christus als Middelpunt: Owen bood een – eveneens door de Heilige Geest geleid – “goddelijk gepast” antwoord op al deze zaken.
Nu, dik drie jaar later, neemt de 17e-eeuwse Puritein mij opnieuw aan de hand. Hij is ongemerkt mijn geestelijke vader geworden. Wanneer ik hier over nadenk, vind ik het enerzijds indrukwekkend hoe God ons vandaag de dag nog steeds onderwijst door dienstknechten van vier eeuwen terug, maar aan de andere kant vind ik het ergens ook beschamend. Waar zijn de geestelijke vaders van deze tijd, die hun kinderen inzicht geven in de duisternis van de zonde, de heerlijkheid van God, het hart van het Evangelie, het bewaren van je hart en het zicht op de eeuwigheid? Waar zijn ze? Met andere woorden: waarom heeft iemand, die leefde van 1616 tot en met 1683, dit fundament in mijn leven moeten leggen? Tegelijkertijd is dit Gods grootste blijk van genade: iemand deed het.
Owen, de corrector
Vaders corrigeren hun kinderen. Ingaan tegen bevelen, het bedenken van slechte ideeën, onwettige handelingen en het verliezen van de balans zijn allemaal momenten waarop de vader ingrijpt.
God greep in. En moest ingrijpen. De theologie begon te heersen over omgang met Hem. En de theologie was beïnvloed door verleden en clichés.
Ik vind het knap lastig om te gaan met “onvoorwaardelijkheden”. Gestoei en gezoek naar “liefde” hebben hier een verwrongen beeld van opgeleverd. Voeg die twee samen (“onvoorwaardelijke liefde”) en ik geloof er eigenlijk niets meer van.
Ik ben meer het type dat is opgegroeid met de gedachte van voorwaardelijkheid. Je moet immers werken voor een schooldiploma, nietwaar? En als ik ondeugend was, of ik had een toets niet voorbereid, die vervolgens geheel in lijn der verwachting met een “1” werd beoordeeld (dat kwam dus ook voor), lag ik van binnen helemaal in de kramp. En het geweten sprak maar: “Eigen schuld, jongen. Wat moet er van jóu toch terechtkomen? Je weet toch dat je dit niet moet doen? Als jouw leven ooit definitief mislukt, dan is het hier begonnen…”
Dit ging over schoolwerk, maar ik heb het gaandeweg geprojecteerd op het geloofsleven en dus ook op God. Deze projectie kreeg dan ook zijn vorm in theologie, waarbij ik vooral reactionair bezig was. ’s Morgens vroeg de Bijbel open. Vers voor vers. Ik heb er nog aantekeningen van. “Wat afgelopen zondag gezegd is, kan écht niet. Veel te simpel. Te gemakkelijk. God houdt van je? En Jezus heeft alles al volbracht? Dat is steeds het bekende riedeltje! Hij woont met Zijn Geest in ons om ons te heiligen!” En allicht kwam ik een vers tegen dat mijn standpunt bevestigde. Dat maakte het alleen maar erger – niet het Bijbelvers, maar de manier waarop ik ermee omging.
Eén van de grootste thema's die invloed op mij heeft gehad is de controverse over de zogenaamde “lordship salvation”. Boeken als Het Evangelie van Jezus (John MacArthur) en Toekomstige Genade (John Piper) gaan uitgebreid in op deze materie en dit is geweldige koren op de molen van het “voorwaardelijkheidsdenken”. Ik sta nog steeds van harte achter deze theologie en dit standpunt, maar heb de afgelopen tijd ook het gevaar gezien van het te veel leunen op bepaalde boeken buiten de Bijbel om. Want hoe goed boeken over “lordship salvation” ook kunnen zijn, zeker wanneer het aankomt op dit onderwerp kan de eenzijdigheid nogal eens een loopje met iemand nemen. Balans is het sleutelwoord. In theologie, in levenswandel.
Je kunt gevaren zien en aanwijzen, maar het gevaar is dat je dan helemaal aan de andere kant gaat hangen. Dus in het aanwijzen van onbalans bij de ander kun je zó ver gaan dat je zelf tegenovergesteld ongebalanceerd raakt.
In het boek Communion with the Triune God gaat John Owen (bewerkt door Kelly Kapic en Justin Taylor) in op de liefde van God voor Zijn volk. Onveranderlijk. Eeuwig Dezelfde. Kortom: eeuwige liefde. Zonde doet niets tegen deze eeuwige liefde. Máár, zo waarschuwt hij – en dit is de nuance die we allemaal nodig hebben: Gods liefde komt in verschillende vormen tot ons. Als we zondigen, verdwijnt Gods liefde niet, maar de manier waarop Hij het uit wordt voor onze waarneming anders. Discipline, correctie en tucht zijn stuk voor stuk uitingen van liefde.
En wat is onze liefde voor Christus toch het patroon van een jojo! Gisteren lauw, vandaag hoog, morgen laag. Gods liefde verandert echter niet. Als Zijn liefde een jojo-liefde was, konden we het allemaal schudden. In mijn hoofd zaten echter allemaal voorwaarden en als ik hier niet aan voldeed, stonden er onmiddellijk vraagtekens bij Gods liefde en acceptatie.
Owen, de Calvinist
Gelukkig is Gods liefde eeuwig dezelfde en hoeven wij het niet te schudden. Maar mijn theologische kader werd wel flink door elkaar geschud. Het kruis van Christus kwam weer in beeld. Ja, ik ben bevrijd van een kruisloos leven.
Als illustratie wil ik de manier van Bijbellezen gebruiken. In Matteüs 5 staan de zaligsprekingen. Voor mensen zoals ik, denkend in termen van voorwaarden, is dit één en al reden om eens lekker in de handen te wrijven. Let op de zinsverbanden: “Zalig zijn … want …” Dat woordje “want” draagt zoveel voorwaardelijke lading, dat ik zei: “Zie je wel, je moet eerst dit zijn, voordat je het Koninkrijk van God binnen kunt gaan.”
Om eerlijk te zijn: het voorwaardelijke verband staat er wel degelijk. Maar er bestaat ook nog zoiets als voortschrijdende openbaring, waardoor je een tekst zó moet uitleggen, dat het andere gedeelten niet tegenspreekt.
Dus – daar ben ik. ’s Morgens vroeg. Heel vroom mijn Bijbel open, om te ontdekken dat alleen de reinen van hart God zullen zien (Matteüs 5:8). Ik verzeker mijzelf ervan dat ik echt een zuiver hart moet hebben, wil ik inderdaad ooit het aangezicht van Christus zien. Mouwen opstropen, reinheid zoeken en najagen. Twee uur later: gefaald.
Een uitputtende strijd.
En aan het einde van deze uitputtende strijd heb ik ontdekt dat de calvinistische heilsleer heel pastoraal en bemoedigend is. Niemand minder dan John Owen heeft de kracht van het kruis van Christus opnieuw onder de aandacht gebracht. De calvinistische heilsleer die hij verdedigt in zijn boek The Death of Death in the death of Christ stelt dat Christus niet alleen stierf om redding mogelijk te maken, maar om de uitverkoren wereld daadwerkelijk te redden met alle geestelijke zegeningen die hierbij horen. Christus stierf dus niet “in de hoop” dat ik uit vrije wil tot Hem zou komen, maar met Zijn bloed kocht Hij daadwerkelijk mijn komen, mijn rechtvaardiging, mijn heiliging en uiteindelijk mijn verheerlijking. Met andere woorden: Jezus’ bloed kocht het reine hart voor mij. Zijn bloed betaalde voor mijn barmhartigheid. Zijn bloed stelde veilig dat ik verheugd zal zijn in verdrukking en vervolging. Elke belofte en opdracht in de Bijbel is door Jezus Christus persoonlijk gekocht en betaald. Wanneer ik tot Hem ben gekomen, met Hem ben gestorven en opgewekt, is het helemaal geen vraag óf ik barmhartig word, óf ik een rein hart zal hebben – Hij kocht het en Hij zál het mij geven.
Dat is het wonder van Christus’ kruis. Zo krachtig is het. En ook vandaag, wanneer Hij voor Gods aangezicht pleit en bidt voor Zijn volk – ja, ook voor mij – is Zijn bloed het zekere bewijs dat Zijn Woord vervuld zal worden. Dan is het alleen maar mogelijk om te roemen in het kruis en in niets anders! En ik dank God, dat Hij vandaag de wijsheid gebruikt van hen, die al vier eeuwen – menselijk gesproken – bij Hem in heerlijkheid zijn, in heerlijke afwachting van de vernieuwing van alle dingen en de opstanding op de jongste dag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.