Waar te beginnen: de goede God of de goede schepping?
Wanneer we denken aan de aanwezigheid van het lijden en kwaad in deze wereld, worden we er veelal terecht op gewezen dat deze wereld goed geschapen is. Maar ik wil een stap vóór de schepping denken. Deze wereld kan namelijk alleen maar goed geschapen zijn, omdat de oorzaak of bron waaraan zij haar bestaan heeft te danken goed is. Ik wil in het beginsel dus niet de goede schepping als vertrekpunt nemen, maar de goede God. De schepping is tot stand gekomen door de Schepper en de reden van de schepping ligt dus ook gelegen in de Schepper. Want Hij Die eraan begint moet dit ook met een reden doen. En de reden dat God ons heeft geschapen kan ons de wenkbrauwen doen fronsen, maar wat ik uit de Schrift leer, is dat Gods reden om de wereld te scheppen God Zelf is. Een indrukwekkende gedachte van Jonathan Edwards die dit meer inzichtelijk maakt is naar mijn idee de volgende:
‘Niets is meer liefdevol voor God, dan Zichzelf te verhogen voor het welzijn en geluk van mensen. Het is Gods vreugde in Hemzelf die Hem ertoe beweegt Zijn glorie bekend te maken en te verspreiden door Zijn scheppingswerken.’
God is goed – ikzelf gebruik het liefst het woord voortreffelijk – en Hij heeft ons als morele schepselen geschapen, die in staat zijn Hem te kennen. Deze twee feiten (de voortreffelijkheid van God en ons vermogen Hem te kennen) verwoord ik in één zin als het scheppingsmotief: God heeft ons geschapen met het vermogen om Zijn voortreffelijkheid te leren kennen. Dit is mijn vaste overtuiging. God stelt Zichzelf centraal en wij zijn geschapen met het doel dit ook te doen.
Een definitie van ‘kwaad’
Op enig moment heeft de mens besloten niet meer te willen beantwoorden aan dit grootste scheppingsdoel. Door verleiding van de slang in het paradijs begingen Adam en Eva de eerste zonde in de geschiedenis van de schepping (Genesis 3). In de kern zien we in deze geschiedenis dat God uit het centrum van het menselijke bestaan wordt verdreven en vervangen door de mens – schepsel in plaats van de Schepper. Dit is exact wat de apostel Paulus in Romeinen 1:18-23 beschrijft:
‘Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren.’ (NBG)
Het kwaad in de wereld ligt dus ten grondslag aan het verwerpen van de voortreffelijke God. Als Gods doel met de schepping God Zelf is, dan moeten we mijns inziens ook de vraag naar het kwaad stellen vanuit God. We kunnen deze als volgt formuleren: als God ons geschapen heeft met het vermogen Zijn voortreffelijkheid te zien en te loven, waarom heeft Hij dan ook de mogelijkheid gegeven dat wij ons ervan af kunnen keren?
Pastoraat: Gods glorie verbinden met het leven – en dus ook het lijden – van de pastorant
Nu een stap verder. Hoe krijgt deze overtuiging gestalte in het pastoraat? Hoe kan ik enerzijds benadrukken dat God voortreffelijk is en anderzijds de gebrokenheid van dit leven bespreekbaar maken? Botsen deze twee dingen? Is God nu niet meer voortreffelijk omdat er lijden in de wereld is? Of is het lijden ook een manier of middel voor God om Zijn voortreffelijkheid bekend te maken? Dit zijn hele spannende vragen. Misschien is het op dit punt wel de grootste vraag of we mensen, die lijden in hun leven ondervinden, moeten ‘lastigvallen’ met deze vragen. Zelfs al zouden we deze vraag met ‘nee’ beantwoorden, dan ontslaat dit ons niet van de plicht om hier zelf over na te denken. Het is ook helemaal niet relevant voor pastoranten om exact te weten welke vragen wij onszelf stellen wanneer wij hierover nadenken; zolang wij echter de voortreffelijkheid van God bekend kunnen maken, hebben wij een waardige boodschap te brengen. Ook het pastoraat dient mijns inziens te worden ingevuld naar Gods scheppingsmotief. In alle omstandigheden, in vreugde en verdriet, geboorte en overlijden of gezondheid en pijn, moet de glorie van God centraal staan.
Job en Lazarus, een bemoediging voor heiligen in pijn
De meest bemoedigende en troostvolle voorbeelden uit de Bijbel zijn voor mij Job en Lazarus, waarin expliciet wordt vermeld dat de kern van die omstandigheden de glorie van God is. Het lijden van Job draait om de glorie van God. Dit kunnen we zien aan de manier waarop satan God uitdaagt. De vraag is niet waarom God satan de ruimte geeft Job te kwellen, maar hoe Job zal reageren naar God toe, te midden van zijn kwelling.
Naast de geschiedenis van Job lezen we van Lazarus dat hij na een aantal dagen van ziekte overleed. Het opvallende is dat de Heere Jezus na het horen over Lazarus’ ziekte nog twee dagen blijft op de plek waar Hij Zich op dat moment bevindt. Hoewel Hij de mogelijkheid had om Zijn vriend op te zoeken en te genezen, deed Hij hier niets mee. Hij is er zelfs omwille van de apostelen blij (!) mee dat Hij niet bij Lazarus was, maar dat hij is ontslapen. Als Hij echter richting het graf gaat, blijkt waarom: om de glorie van God te laten zien door Lazarus uit de dood op te wekken. Betekent dit nu dat we ons in het pastoraat bezig moeten houden met de vraag op welke manier deze of gene omstandigheid dient tot de verheerlijking van God? Nee, dat kan niet. Wij kennen immers Gods bedoelingen en redenen niet altijd. Maar één ding weten wij wel: God heeft Hemzelf op het oog in alles wat Hij doet. In dit geloof mogen wij vertrouwend opzien op Hem Die de Bron en Reden van alles is.
Verheven opzien: de glorie van God in het aangezicht van Christus
Dit geloof richt de blik omhoog, waar de verheven Christus wordt aanschouwd. De volmaakte Messias heeft Zich in de rij gevoegd met lijdende mensen. Hijzelf stelde de vraag ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ We kunnen al te gemakkelijk zeggen dat God Zijn Zoon verliet, zodat Hij ons nooit meer hoeft te verlaten, maar iemand kan het lijden ervaren als Gods afwezigheid. Wat zeggen we dan? Het komt hier aan op dát geloofsvertrouwen. Het is niet onze taak om antwoorden te formuleren op waaromvragen. Wij zijn geroepen om mensen te begeleiden in het zien op Christus. Wie ziet op Christus, ziet op Hem, Die ook over Zijn eigen lijden heeft gekeken om daarachter de eeuwige vreugde te zien (Hebreeën 12:3). Hij Die vroeg ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ richtte tegelijkertijd Zijn blik op de vreugde die Hij voor Zich zag. Blijkbaar zijn beide mogelijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.