Lezen: Johannes 4:5-30; Johannes 8:1-11
Jezus is tijdens Zijn leven aldoor geconfronteerd met de gebrokenheid van het bestaan in deze wereld. Het Johannesevangelie bevat twee geschiedenissen waarbij Jezus wordt geconfronteerd met gebrokenheid die is veroorzaakt door de zonde. Twee vrouwen tappen uit een bepaalde bron om verzadigd te worden van het leven: bevestiging zoeken en proberen te vinden bij mannen. De Samaritaanse vrouw heeft vijf huwelijken op de klippen zien lopen en de vrouw die door de Farizeeën op ongenadige wijze voor Jezus gebracht wordt, is gesnapt toen ze met een andere man gezien werd tijdens een daad van overspel.
Hoeveel mensen in onze samenleving storten zich niet volop in één bepaald aspect dat dit leven te bieden heeft, om vervolgens afgemat en onverzadigd de conclusie te trekken dat men daar het leven niet heeft kunnen vinden? We zoeken ons geluk in relaties, hobby’s, werk, studie, macht en het verwerven van status. Maar geen van allen kunnen zij ons de diepste verzadiging geven die God voor ons leven heeft bedoeld. Als wij ons vol op één of meerdere van deze zaken storten, zullen we armetierig achterblijven.
Dit is wat we zien gebeuren in het leven van de Samaritaanse vrouw. Ze komt bij de Jakobsbron, om water te halen. Jezus is daar dan al en Zijn discipelen zijn op dat moment op weg gegaan om elders voedsel te kopen.
Geestelijke dorst
Jezus verzoekt haar om water te geven. De vrouw kijkt hiervan op, want de verhouding tussen Joden en Samaritanen was in die tijd niet best. Het was als water en vuur. De Joden wilden niets met de Samaritanen van doen hebben, omdat zij zich ten tijde van de ballingschap in 722 voor Christus door huwelijk hadden vermengd met omliggende volken (verg. 2 Kon. 17:23-25). De Samaritanen verwierpen Jeruzalem als centrum van eredienst en ze bouwden hun tempel op de berg Gerizim bij Samaria. Buiten het feit dat Jezus hier iemand met deze achtergrond aanspreekt, betreft het ook nog eens een vrouw – iets waar de discipelen later op hun beurt weer van opkijken als ze zijn teruggekeerd (vers 27). Water geven aan een Jood was dan ook wel het laatste wat deze Samaritaanse vrouw in gedachten had. Verwonderd vraagt ze aan Jezus waarom Hij deze taboe doorbreekt.
Maar Jezus betrekt de situatie nu op Zichzelf en draait de zaak om. Want als de vrouw werkelijk wist Wie ze tegenover zich had, dan zou ze zonder aarzelen aan Hem om levend water hebben gevraagd en ze zou het gekregen hebben.
Op dit punt ontstaat een spraakverwarring. Daar waar Jezus spreekt over levend water in geestelijke zin, blijft de vrouw denken aan letterlijk water, dat uit de put gehaald moet worden. Daarom legt Jezus uit, dat iedereen die van het water uit de put drinkt, na verloop van tijd weer dorstig wordt – mensen moeten steeds terug om de letterlijke dorst te lessen. Maar iedereen die van het geestelijke water drinkt dat Jezus geeft, zal nooit meer dorst hebben. Het zal als een fontein zijn, die opwelt tot in het eeuwige leven. De vrouw wil heel graag dit water ontvangen. Immers, nooit meer dorst en altijd genoeg te drinken hebben, wie wil dat nu niet? Nog steeds vat ze de woorden van Jezus over levend water letterlijk op, getuige haar vraag. Ze is in de veronderstelling dat zij, als zij eenmaal dat water ontvangen heeft, niet meer naar de waterput hoeft te komen.
Het antwoord van Jezus op het verzoek van de vrouw lijkt absurd: ‘Haal uw echtgenoot eens op.’ Waar wil Jezus naartoe met deze vrouw? Hij biedt haar eerst het levende water aan, vervolgens geeft de vrouw aan dat zij dit wil en nu gebiedt Jezus dat ze haar man erbij moet halen! Het gesprek lijkt alsmaar waziger te worden.
Confronterende ontferming
Ze geeft een summier antwoord, mogelijk met als doel om snel van het onderwerp af te komen. Eerlijk vertelt ze dat ze geen echtgenoot heeft. Tot haar grote verbazing beaamt Jezus dat en… Hij blijkt van nog veel meer zaken op de hoogte! ‘U hebt juist geantwoord door te zeggen dat u geen echtgenoot hebt. U hebt vijf echtgenoten gehad en met de man waar u nu mee leeft bent u niet getrouwd.’ Jezus waardeert overduidelijk haar eerlijkheid en de manier waarop zij dit in kwetsbaarheid wil vertellen. Op dat moment krijgt de Samaritaanse in de gaten dat ze met een uitzonderlijke man in gesprek is (‘Ik zie dat u een profeet bent!’) en begint ook over geestelijke zaken te praten. Dit is het punt waar Jezus haar hebben wil. De manier waarop Hij met haar omgaat, is interessant en dient als voorbeeld voor persoonlijke omgang met elkaar.
Het verzoek van Jezus om haar echtgenoot te gaan halen is, nader bezien, geniaal. Jezus raakt exact de kern van de levensproblematiek van deze vrouw – ze is meerdere malen getrouwd geweest, blijkbaar in verwoede pogingen om (mannelijke) waardering te ontvangen. Hij weet dat hier een heel verhaal achter zit. Hij weet ook dat dit haar niet het levensgeluk heeft gebracht waarop ze had gehoopt. Vol ontferming en bewogenheid gaat Jezus met haar situatie om. Hij zegt niet: ‘Oh, bent u er zó één?! Nou, een fijne dag verder, zoek het maar uit met uw trammelant!’
Aan de andere kant confronteert Jezus haar op deze manier wel met de zonde in haar leven – samenwonen met iemand staat namelijk niet gelijk aan een wettelijk huwelijk en dus was op een dergelijke manier samenleven tegen de richtlijnen die God heeft gegeven in Zijn Woord. Christus brengt haar zonde ook heel praktisch ter sprake. Hij zegt niet: ‘Jij bent een zondares.’ Nee, Hij weet exact haar levensomstandigheden te taxeren en laat haar, door een hele praktische vraag te stellen, ervaren wat er mis is. Dit is een ongelofelijk magistrale wijze van het kunnen en durven benoemen van zonde in het leven van een mens. Als het in een geest van zachtmoedigheid, compassie en ontferming gebeurt, ontstaat de mogelijkheid dat mensen het zelf ook onder ogen durven te zien en er zelf ook over willen praten.
Hoe sterk is het contrast met de vrouw die is betrapt op overspel! Schriftgeleerden en Farizeeën komen met haar op de proppen en plaatsen haar in het midden van de tempel. Ze willen Christus verzoeken door een ongeoorloofd woord uit Zijn mond te krijgen. Dat is ten diepste helemaal een trieste bedoening: een persoon tot zonde proberen te verleiden door de zonde van een ander als testcase voor de voeten te werpen. ‘Oordeelt u maar! Deze vrouw is betrapt op overspel en volgens de Wet staat er maar één straf op: de dood door steniging!’ Het gaat de religieuze elite in eerste instantie dus helemaal niet om de zonde van de vrouw, maar om de reactie van Jezus. Opvallend is dat Jezus enerzijds de Wet niet terzijde schuift, maar dat Hij anderzijds de Farizeeën en Schriftgeleerden klemzet: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Eén voor één druipen ze af. Ze zijn met de neus op de feiten gedrukt.
‘Ik die met u spreek, ben het; Ik veroordeel u ook niet.’
De geschiedenis van de Samaritaanse vrouw en de overspelige vrouw vertonen een gelijkenis. In allebei de gevallen laat Jezus op vrij cryptische en praktische wijze mensen ontdekken aan hun zonde. Hij is zó ontzettend anders! Daar waar mensen elkaar alleen kunnen beoordelen op wat er aan de buitenkant is te zien, kijkt Jezus dwars door alles en iedereen heen. Er ontgaat Hem totaal niets. Als Christus een confronterende vraag stelt (zoals bij de Samaritaanse vrouw), dan kan Hij dat alleen maar omdat Hij weet wat er speelt. Maar er zit ook nog iets anders achter. De Farizeeën en Schriftgeleerden hanteren de kille letter van de Wet, leggen de daad van de vrouw ernaast, gaan op zoek naar de voorgeschreven strafmaatregel en denken op deze wijze de zaak in goede banen te leiden. Maar Jezus niet. Hij overziet de complete situatie. Jezus weet dat, hoe verschillend mensen ook zijn, zij allemaal deel uitmaken van deze gebroken werkelijkheid. En wat we in deze ontmoetingen zien, is dat Jezus stapsgewijs mensen bewust wil maken dat zij in een gebroken wereld leven, waarin gepoogd wordt het leven op vele dorre plekken te vinden – zozeer, dat het uitmondt in zondige proporties. Deze bewustwording is absoluut noodzakelijk. Wij weten allemaal dondersgoed dat als Jezus op dit moment fysiek aan ons zou verschijnen, Hij moeiteloos een praktische vraag kan stellen waaruit blijkt dat wij in gebrokenheid leven en dat wij zonde hebben (als wij al in staat zijn om Zijn verschijning te verdragen). Dit is een belangrijke les, omdat Jezus onze zonde altijd aanwijst om ons naar het leven te leiden. Hij wil altijd herstellen. Maar herstel kan niet plaatsvinden als men niet realiseert dat herstel nodig is en wat precies hersteld moet worden. Daarom is Jezus ook zo persoonlijk in Zijn ontmoeting met mensen. Hij is niet uit de hemel komen neerdalen om de levens van mensen naast de lat van het Wetboek te leggen om vervolgens alles en iedereen die Hij tegenkomt af te schrijven met het oordeel ‘voldoet niet’. Dit is misschien nog wel het grootste wonder: Jezus die in Zijn alwetendheid elk mens tot in detail kent, de gebrokenheid, en toch bewust herstel wil bieden. Hier openbaart Hij Zich als de Messias.
Nieuwtestamentisch gebod: herstel elkaar in zachtmoedigheid
Zoals Jezus omging met de Samaritaanse vrouw, zo worden ook wij opgeroepen met elkaar om te gaan. In Galaten 6:1 staat, dat als een christen verstrikt is geraakt in overtreding, hij door een medechristen hersteld moet worden in een geest van zachtmoedigheid en vriendelijkheid. De zonde aanwijzen? Ja. De realiteit van de gebrokenheid aan de kaak stellen? Ja. Maar altijd met het doel om mensen tot herstel te brengen en nooit om in hoogmoed op neer te kijken.
Beeld voor jezelf eens in dat een kind in het zwembad duikt en vrij snel wild om zich heen begint te slaan, omdat het niet goed kan zwemmen en dreigt te verdrinken. Dan kun je op drie manieren reageren: ten eerste kun je als de betweter langs de kant staan en gaan ‘droogzwemmen’. Hevig verontwaardigd schreeuw je dat het kind ‘gewoon’ jouw armbewegingen na moet doen. Als dit niet gebeurt wordt je kwaad: ‘Ik zeg toch dat je het zó moet doen?!’
Ten tweede kun je jezelf gaan uitsloven en laten zien dat jij totaal geen moeite met zwemmen hebt. Je duikt spontaan het water in, zwemt doodleuk het kind voorbij, en zegt tijdens het passeren: ‘Zie je, zo moet het!’
Tot slot is er de uitgestoken hand. Je aarzelt geen moment, maar duikt het water in om het kind bij de arm te nemen. ‘Zal ik je helpen om het water te trotseren?’ Veilig leid je het naar de overkant. Dat is nu wat de Bijbel noemt: ‘herstel elkaar in zachtmoedigheid en vriendelijkheid’. Wat hebben wij aan elkaar, als we elkaar ongenadig en onbarmhartig de les gaan lezen, of als we gaan pochen dat wij geen last hebben van zonden waar wij onze medebroeders –en zusters mee zien worstelen en strijden? We kunnen blijven schreeuwen, roepen, zeggen dat de ander zich moet bekeren, zonder ook maar één vorm van ondersteuning te verlenen. Maar dat is niet de manier waarop Jezus met mensen omging. Hij heeft Zijn geweldige genade en barmhartigheid getoond in het herstellen van mensenlevens. Omdat Hij wil dat God wordt aanbeden in Geest en waarheid. Laten wij elkaar de hand reiken, de gebrokenheid van ons leven bij de Heer en elkaar brengen, en actief het herstel zoeken – zonder aanzien des persoons.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.