En zij voeren voort naar het land der Gadarenen, hetwelk is tegenover Galilea.
En als Hij aan het land uitgegaan was, ontmoette Hem een zeker man uit de stad, die van over langen tijd met duivelen was bezeten geweest; en was met geen klederen gekleed, en bleef in geen huis, maar in de graven.
En hij, Jezus ziende, en zeer roepende, viel voor Hem neder, en zeide met een grote stem: Wat heb ik met U [te doen], Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten, ik bid U, dat Gij mij niet pijnigt!
Want Hij had den onreinen geest geboden, dat hij van den mens zou uitvaren; want hij had hem menigen tijd bevangen gehad; en hij werd met ketenen en met boeien gebonden, om bewaard te zijn; en hij verbrak de banden, en werd van den duivel gedreven in de woestijnen.
En Jezus vraagde hem, zeggende: Welke is uw naam? En hij zeide: Legio. Want vele duivelen waren in hem gevaren.
En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen.
En aldaar was een kudde veler zwijnen, weidende op den berg; en zij baden Hem, dat Hij hun wilde toelaten in dezelve te varen. En Hij liet het hun toe.
En de duivelen, uitvarende van den mens, voeren in de zwijnen; en de kudde stortte van de steilte af in het meer; en versmoorde.
En die ze weidden, ziende hetgeen geschied was, zijn gevlucht; en heengaande boodschapten het in de stad, en op het land.
En zij gingen uit, om te zien hetgeen geschied was, en kwamen tot Jezus, en vonden den mens, van welken de duivelen uitgevaren waren, zittend aan de voeten van Jezus, gekleed en wel bij zijn verstand; en zij werden bevreesd.
En ook, die het gezien hadden, verhaalden hun, hoe de bezetene was verlost geworden.
(Lucas 8:26-36, Statenvertaling)
Jezus wordt geconfronteerd met een demonisch bezeten man. Het is een aangrijpend verhaal, dat maar weinig verhult van bovennatuurlijke machten en krachten in mensenlevens. Er komt een moment waarop we als ‘nuchtere Hollanders’ moeten zeggen: ‘Dit is niet meer normaal. Dit kan normaal gesproken niet – en toch gebeurt het.’ Dit verhaal laat ons een aantal belangrijke zaken zien, om tot een globale observatie te kunnen komen – met dien verstande dat dit verhaal tot op een bepaald niveau ook maar een situatie op zich is: we mogen nooit alle feiten klakkeloos toepassen op situaties hier en nu. Wel moeten we kijken naar parallelle kenmerken die ook 2000 jaar later een belangrijke indicatie (kunnen) geven.
1. Een buitensporig agressieve houding ten aanzien van Jezus Christus
Het is uiterst merkwaardig, dat Jezus, nog voor Hij fatsoenlijk bij kan komen aan de oever van het meer, deze man op Zich af krijgt. Zijn eerste woorden zijn: ‘Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij Zones Gods, des Allerhoogsten, ik bid U, dat Gij mij niet pijnigt!’ Het eigenaardige is dat Jezus juist de tongen losmaakt in de regio met Zijn wonderwerken in positieve zin: genezingen van ziektes en dodenopwekking. Er is echter één groep die minder gesteld is op Zijn werken, en dat zijn de gevallen engelen en demonen. Het is dus niet meer dan redelijk te constateren dat de man dit niet uit zichzelf spreekt, maar dat zijn mond spreekbuis is geworden van de demonen die in hem zijn – en dat klopt, want dit wordt gezegd nadat Jezus heeft geprobeerd de demonen uit te drijven. Dit is een belangrijk aspect: nergens in het Nieuwe Testament wordt Jezus Christus afgeschilderd als Iemand, Die in de wereld gekomen is om mensen te pijnigen; Hij is juist gekomen om mensen te redden. Er bestaat een reëel gevaar voor het creëren van een satansich beeld van Jezus, die gekenmerkt wordt door wrede typeringen.
2. Zelfverwaarlozing en manifestaties van ongebruikelijke krachten
De man is op zijn zachtst gezegd geen alledaagse verschijning; hij draagt geen enkel kledingstuk en hij houdt zich op bij graven, in plaats van een normaal woonhuis. Lucas voorziet ons niet in informatie over de reden van deze bezetenheid. Wat wél duidelijk is, is dat deze man stukje bij beetje naar de kant van de dood gedreven werd – eenzaam en alleen, op plekken waar geen leven is, zoals de woestijn. Het is zelfs zo erg, dat mensen bang van hem zijn en dat ze hem aan een ketting hebben gelegd en in boeien hebben geslagen. Dit had echter totaal geen succes: de man bleek zo een grote kracht te bezitten, waardoor hij de ketenen los kon krijgen.
3. De verdoemenis van duivelen en demonen staat vast
Boze geesten hoeven geen druppeltje genade te verwachten; hun ondergang staat vast. Daarom slaan ze op hol als Jezus Zich in hun omgeving laat zien. Het is het unieke contrast tussen gevallen mensen en gevallen engelen: als een mens Christus ontmoet, kan hij belijden: dáár is mijn Redder en Heer! Maar als demonen Jezus zien, kunnen zij van schrik maar één ding uitroepen: dáár is Hij, Die mij ooit eens zal pijnigen in eeuwig vuur! Een mens kan gered worden van Gods toorn, een gevallen engel nooit. Alles wat zij doen zijn stuiptrekkingen in de wetenschap dat de ondergang nadert. Maar in hun wreedheid willen ze mensen meenemen in diezelfde ondergang. Ze geven zich niet bij voorbaat gewonnen, en de brutaliteit straalt ervan af. Het feit dat Jezus meer dan één poging moet ondernemen om deze demonen uit te drijven, is illustratief voor hun verzet. Maar uiteindelijk moeten ze Jezus’ stem gehoorzamen. Jezus is hier nog vrij genadig voor hen, door hen toe te staan in de kudde varkens te laten varen, maar ooit zullen ze naar het eeuwige vuur verwezen worden.
4. Een mensenziel gaat een kudde varkens te boven
Jezus heeft ooit tegen zijn discipelen gezegd: ‘Gij gaat vele mussen te boven’. Maar hier laat Hij in Zijn barmhartigheid zien, dat deze man een hele kudde varkens te boven gaat. Het laat ons ook meteen zien wat de verhouding tussen mens en dier is. Als Jezus vandaag de dag in Nederland zou zijn, en Hij zou een dergelijk werk verrichten, zouden de Partij voor de Dieren en dierenbeschermingsorganisaties gegarandeerd moord en brand staan schreeuwen. Maar we moeten wel eerlijk blijven: de verlossing van een mensenziel is voor Christus van groter belang dan het sparen van dierenlevens!
5. Een bevrijd mens is bij zinnen gekomen en prijst God
Nadat de demonen uit zijn gevaren, zien we dat de man onmiddellijk tekenen vertoont van een beginnend ‘normaal’ maatschappelijk leven; hij heeft kleding gekregen en is bij volle bewustzijn gekomen. Hij vraagt zelfs of hij bij Jezus mag blijven. Hier is niet slechts een zondaar behouden, maar een bezetene bevrijd! Hij, die een woning was voor legio demonen, wil niet meer zonder Degene, Die hem bevrijd heeft. Maar Jezus heeft een ander idee: de man mag getuigen van het grote, bevrijdende werk dat God in Jezus gedaan heeft. Daarom, prijst God, want er is weer een mensenziel gered van de ondergang!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.