Het is 587 voor Christus. Jeruzalem is in rouw. De stad is vertrapt, overmeesterd en honend ondergelopen door de Babyloniërs. De profeet Jeremia beschrijft in zijn boek Klaagliederen de pijn, eenzaamheid en chaos die over deze stad is gekomen. De stad waar Gods aanwezigheid zou moeten zijn, is een puinhoop geworden.
Hoeveel christenen ervaren vandaag niet hetzelfde? Pijn, eenzaamheid, chaos van binnen. Geen jubelzang, geen eredienst voor God, enkel en alleen verwarring en bitter verdriet. Wat doe je dan? Klagen. Bitter huilen. Mag dat als christen?
Let op waar Klaagliederen begint
Klaagliederen begint bij hoofdstuk 1, vers 1. Dit klinkt als een vanzelfsprekendheid en een open deur, maar voor sommige christenen is dit kennelijk anders. Zij beginnen het liefst bij hoofdstuk 3, vers 19. Zij willen meteen naar het gedeelte van de hoop. Maar dan sla je toch een essentieel gedeelte van het boek over. Jeremia begint niet voor niets met het uiten van een klaagzang; hij benoemt verdriet, verwarring, teleurstelling; God lijkt nietsontziend Zijn heilige stad volledig af te breken. Het lijden en Gods rol hierin zijn en blijven uiteindelijk onderwerpen waar wij niet gemakkelijk de vinger achter krijgen. Toch is het verbluffend en ontroerend wat Jeremia in al die chaos op papier zet. We kunnen er een aantal opmerkelijke lessen uit trekken:
1. Het lijden wordt levendig benoemd
De profeet is dapper en niet schuw om op te sommen hoe Jeruzalem erbij ligt. Verlaten, overmeesterd, met de grond gelijk gemaakt, ontheiligd en vol rouw. Wat kun je in zo’n omstandigheid anders dan ontredderd uitspreken of opschrijven wat je ziet? En Jeremia neemt hier uitgebreid de tijd voor.
Ook christenen kunnen ontredderd zijn, de wanhoop nabij. Op zo’n moment moeten we hen niet onmiddellijk naar Klaagliederen 3:21 leiden; laat hen eerst maar eens een klaagzang opschrijven van twee en een half kantje lang.
2. Gods plan is ontzagwekkend heilig
Eén van de meest verbluffende eigenschappen van Klaagliederen is de rol die aan God wordt toegekend in de tragedie van Jeruzalems val. Jeremia erkent ronduit dat God Jeruzalem persoonlijk met de grond heeft gelijkgemaakt en hij stelt God ook nog eens in het gelijk (1:18)!
Veel christenen gaan er blijkbaar als een soort vanzelfsprekend vanuit dat al Gods plannen geweldig en positief zijn. Laat het boek Klaagliederen je dan maar eens goed wakker schudden: Gods plan is zó geweldig en zó groots, dat Hij in heilige jaloezie Zijn eigen heiligdom met de grond gelijk kan maken wanneer Zijn eigen volk het ontheiligt. Wat een shock! Wij maar praten over Gods plannen van rust, onbezorgdheid, geen angst, plannen van voorspoed en hier wordt Zijn heilige stad als oordeel afgebroken… door God Zelf!
Ik zou heel voorzichtig zijn met het spreken over “Gods geweldige plan met mijn leven” – wie weet betekenen Zijn grootse plannen een intensiteit aan lijden die ik niet voor mogelijk heb gehouden. En dan? Juist wanneer God een volk voor Zichzelf verzamelt om Zijn heilige doelen te dienen, kun je verwachten dat Hij ingrijpt wanneer ditzelfde volk zijn verantwoordelijkheid verwaarloost.
3. Deze zaak is Gods zaak
De reden dat Jeremia de vernietiging van Jeruzalem toeschrijft aan God en de Allerhoogste hier ook nog eens in het gelijk stelt, heeft te maken met zijn analyse van de situatie. De som is als volgt: Jeruzalem heeft gezondigd, heeft zich gekeerd tegen God. God haat ongerechtigheid en brengt hier een oordeel over, in dit geval de val van Jeruzalem en de ballingschap van het volk (1:18). God waakt over Zijn doel en Zijn zaak. Dit is Zijn zaak. Hij komt op voor Zichzelf, voor de eer van Zijn Naam. God laat niet met Zich sollen:
“Hoe heeft de Heere in Zijn toorn de dochter van Sion in wolken gehuld. Hij heeft vanuit de hemel ter aarde geworpen de luister van Israël; en Hij heeft aan de voetbank van Zijn voeten niet gedacht op de dag van Zijn toorn. De Heere heeft verslonden, Hij heeft niet gespaard, alle woningen van Jakob; Hij heeft in Zijn verbolgenheid de vestingen van de dochter van Juda met de grond gelijkgemaakt. Hij heeft ze met de grond in aanraking doen komen, Hij heeft het koninkrijk en zijn vorsten ontheiligd.” (Klaagliederen 2:1-2)
God keert Zich tegen álle ongerechtigheid, ook (of misschien wel: juist) tegen de ongerechtigheid van Zijn eigen volk. De woorden die Jeremia gebruikt voor het handelen van God zijn bepaald niet mals: verbolgenheid, afslachting, doden, afbraak.
4. God kan ook handelen met pijn in Zijn hart
Maar dan, in hoofdstuk 3, zien we een bijzonder ontroerend element van Gods karakter oplichten:
“Want niet voor eeuwig verstoot de Heere! Want wanneer Hij bedroefd heeft, zal Hij Zich ontfermen naar de grootheid van Zijn goedertierenheid. Want niet van harte verdrukt Hij en bedroeft Hij mensenkinderen.” (Klaagliederen 3:31-33)
Wat een nuance brengt Jeremia hier aan! God brengt een oordeel over Zijn volk, maar niet van harte. Dit neemt de ruimte voor het scherpe, dualistische denken enigszins weg. Wij zijn zo vaak bezig met de vraag of God iets wél of niet wil. Hier zien we een genadige tussenweg: Hij wil iets, Hij doet iets, maar niet van harte. God doet het als het ware met pijn in het hart. Het is absoluut nodig dat Jeruzalem dit oordeel ondergaat vanwege haar zonde, maar het doet God ook verdriet om dit oordeel te moeten voltrekken.
Tussen puin en hoop
Ik denk dat deze nuance meer voor christenen te zeggen heeft dan wij beseffen. Het neemt ons lijden niet weg, het neemt ook de puinhoop niet weg. Maar we zullen alles wel in een juist perspectief moeten zien. Hoe dan? Lees maar Klaagliederen 3:22-24:
“Het is de goedertierenheid van de Heere dat wij niet omgekomen zijn, dat Zijn barmhartigheid niet opgehouden is! Nieuw zijn ze, elke morgen; groot is Uw trouw! Mijn deel is de Heere, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen.”
Ja, er is chaos. Ja, er is puinhoop. Het leven kan een grote mate van gebrokenheid vertonen. En misschien houdt God die mate voor nu bewust in stand. Misschien met pijn in het hart, maar wel met een heilig doel. Alleen Hij weet het. Maar het allerbelangrijkste is dat wij Hem kennen in Christus. Geborgen in Zijn gerechtigheid, gekocht en betaald door Zijn bloed. Ook dan kunnen wij zeggen: “Mijn deel is de Heere.” En dán mogen we in de chaos – misschien ontredderd – vooruit kijken en uitzien naar de dag die komt. De dag dat God zal laten zien dat Hij niet één van Zijn kinderen heeft losgelaten, ook al heeft Hij met pijn in het hart dingen moeten doen, die het tegendeel leken te bevestigen. Ik ga niet beloven dat God vandaag of morgen de pijn in jouw leven wegneemt. Laat ik maar uit veiligheidsoverwegingen stellen dat dit gebeurt wanneer Christus terugkomt. Eerder kan ook, maar dat is niet gegarandeerd. Wanneer Jezus terugkomt, zal God Zijn trouwe liefde ten volle openbaren en zal Hij Zijn volk genade bewijzen. Dan zullen de eerste, pijnlijke dingen voorbij zijn. Weet je voor nu geborgen in Christus, en hoop in de chaos op Zijn heerlijke verschijning.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.