God verheerlijken is Zijn Waarheid smaken en genieten
De vraag naar theologie en dogmatiek
De ondertitel van de reflectie luidt ‘God verheerlijken is Zijn Waarheid smaken en genieten’. Dit moet ik uitleggen. Voor mij betekenen theologie en dogmatiek God verheerlijken met het verstand. Het startpunt is het aanvaarden van de Bijbel als Gods gezaghebbende en geopenbaarde Woord. Als wij Zijn Woord lezen, uitleggen, verklaren en prediken, zijn we bezig met theologie en dogmatiek: we nemen Gods openbaring tot ons en ontdekken hierin Gods voortreffelijke handelen in de geschiedenis van de schepping. Ik heb bewust gekozen voor de woorden smaken en genieten, omdat dit meerdere dingen impliceert. Het gaat ervan uit dat iemand het tot zich neemt, proeft en hiervan geniet. Voor mij heeft theologie en dogmatiek zowel een rationele alsook een emotionele, affectieve kant. Het één kan niet zonder het ander. Verstand zonder handelen is zinloos, evenals handelen zonder verstand. Je kunt met het verstand nog zo goed begrijpen wat er wordt gezegd, maar wanneer dit niet wordt vertaald naar concrete handelingen, boek je evenveel winst als wanneer je deze kennis niet hebt. Kort gezegd is mijn overtuiging dat de Bijbel door God gegeven is als Zijn openbaring om ons te laten zien hoe voortreffelijk Hij is in Zijn Wezen en handelingen.
Ik wil vervolgen vanuit deze overtuiging. Als we praten over dwaalleer, hebben we het dus over een vervorming van de Waarheid die de Here ons heeft gegeven. De vraag is echter op welke wijze dit moet worden uitgewerkt. Louter iets bestempelen, als ‘onbijbels’ komt mijns inziens simplistisch over. Het is een groot misverstand dwaalleer alleen te beschouwen als slechts een rationele component. Daarom heb ik net gesteld dat ratio en emoties niet los van elkaar kunnen staan. Denken bepaalt handelen en handelen doet nadenken. Iemand die handelt, komt vroeg of laat oog in oog met gedachten over wat hij heeft gedaan en gaat hier vragen over stellen. Iemand die nadenkt, probeert te analyseren hoe het beste gehandeld kan worden. Ratio en wil staan hier dus altijd in verbinding. Wanneer één van de twee niet thuisgeven, is er ofwel sprake van hypocrisie (weten zonder doen) of impulsiviteit (handelen zonder nadenken). Maar hoe kan dit nu worden betrokken op Gods geopenbaarde Waarheid? En wat moet er gebeuren wanneer de ratio en emoties niet voortvloeien vanuit een juist verstaan of aanvaarden van de Bijbel?
Gods voortreffelijkheid zien in de leer is Zijn voortreffelijkheid weerspiegelen in het dagelijks leven
Als we ervan uitgaan dat God geheel voortreffelijk is en deze voortreffelijkheid tentoon wil spreiden in alles wat Hij doet en zegt, dan moeten wij er allereerst ten volle op (kunnen) vertrouwen dat, ten eerste, God gesproken heeft en vervolgens dat datgene wat God gesproken heeft, waar is. De Bijbel is Gods openbaring waarin Hij Zichzelf bekend maakt en waarin Hij ons een spiegel voorhoudt. Thomas Watson schrijft dat de Bijbel mensen voedt en oordeelt. Wie de Bijbel leest, stelt zich als het ware voor Gods troon. Dáár wordt gedeald met eeuwige waarheid en levensstijl. Het is hoogst ongebruikelijk, zo schrijft Watson, dat iemand die voor het gerecht verschijnt, in slaap valt en zijn aandacht er niet bij kan houden.
Toch zijn er mensen die de Bijbel lezen, de woorden horen die God tot hen gericht heeft en zo weer in slaap kunnen sukkelen. Ook al geven ze de voorganger een compliment voor zijn preek (‘Mooie preek, dominee, wat ontzettend helder!’), uit niets blijkt dat ze ook maar een letter serieus nemen van wat God die morgen tot hen heeft gesproken.
Mensen roepen dat ze in de kerk bemoedigd willen worden. Ze willen getroost worden. Ze willen hartverwarmende woorden tot ons kunnen nemen. Iets om de week weer mee door te kunnen. Maar als het puntje bij paaltje komt, is het enige wat we uit kunnen brengen: ‘Mooi gezegd, voorganger, u was vandaag zo helder.’
Dit is niet het sociaalwenselijke antwoord dat God van ons vraagt. Hij wil dat wij in ons opnemen wat Hij over Zichzelf heeft geopenbaard. Hij zit er ook niet op te wachten dat wij blij gaan roepen dat we het ‘zo fijn’ hebben gevonden wat we mochten horen. Hij wil dat wij toenadering tot Hem zoeken en tegen Hem uitspreken hoe het er met ons voorstaat: ‘Heere, ik belijd dat ik heb gezondigd afgelopen week, dat ik het moeilijk vind te geloven dat U almachtig bent; ik ben al drie maanden ziek en er lijkt geen verbetering op te treden. Ik belijd dat ik verantwoordelijkheden heb laten lopen. Dat ik wrok koester tegen die ene persoon.’ God kent ons hart en Hij wil dat wij heel bewust uitspreken wat daar leeft.
Wat God wil, is dat Zijn voortreffelijkheid zo helder wordt gecommuniceerd door Zijn Woord, door sprekers en verkondigers, dat door het werk van de Heilige Geest de ogen van deze mensen worden geopend zodat ze Hem in al Zijn schoonheid zullen bewonderen. Daarom is het van levensbelang recht te doen aan Gods Zelfopenbaring, zodat we niets afdoen noch toedoen aan de voorstelling van Zijn voortreffelijkheid. We kunnen God mooier voorstellen dat Hij is – door bijvoorbeeld te stellen dat Hij alle mensen zal redden – maar ook eenzijdige beelden van Hem maken door bepaalde eigenschappen altijd te noemen en anderen onderbelicht te laten. In de Gemeente van Jezus Christus mag en moet het nooit gaan om kale dogmatiek, maar om brandende theologie waarin de schoonheid van God wordt gecommuniceerd.
Wanneer het zicht op de voortreffelijkheid van God wordt verkleind
Meningsverschillen gaan daarom altijd verder dan het hebben van ‘een verschil van inzicht’ – alsof het ene inzicht kan bestaan naast het andere, of dat het ene inzicht even juist is als het andere, maar dan op een andere manier. Wanneer het om de fundamentele doctrines van de Bijbel gaat volstaat het totaal niet als iemand zegt ‘dit is jouw mening, de mijne is anders’. Praten over God heeft namelijk niets met een mening te maken, maar met het smaken en genieten van Zijn Waarheid, Hemzelf. Deze opvatting is op zichzelf al ‘spannend’, om niet te zeggen radicaal. Wat moet nu dan worden gezegd over iemand die God op een onjuiste wijze voorstelt? In mijn opvatting staat hier één essentieel punt op het spel, dat praktisch gezien op twee manieren zichtbaar wordt.
a. Het zicht op Gods voortreffelijkheid raakt verloren
Hoe wij de Bijbel lezen, heeft altijd invloed op ons Godsbeeld en de manier waarop wij God voorstellen. Als wij teksten anders interpreteren dan de oorspronkelijke bedoeling van de schrijvers was, is het onmiskenbaar dat we op enig moment en op enige wijze de waarheid geweld aandoen. Hiermee verliest de boodschap dus ook haar kracht wordt haar de glans van Gods voortreffelijkheid ontnomen. Preken, schrijven en verkondigen zijn daarom geen taken die mensen er even ‘bij doen’. Het is de verantwoordelijkheid van voorgangers, schrijvers en Bijbelleraars dat zij Gods voortreffelijkheid op de juiste wijze communiceren uit de teksten waaruit zij verkondigen. Als iemand een tekst dusdanig uitlegt dat het afbreuk doet aan Gods voortreffelijke Wezen, blijkt hieruit dat de persoon zelf geen goed zicht op Gods voortreffelijkheid heeft. Daarnaast bestaat het risico dat anderen hierin worden meegenomen. Iemand die zelf geen goed zicht heeft op God Zelf, kan Hem onmogelijk verantwoord communiceren naar anderen toe en degenen die zo iemand aanhoren zijn hierdoor meer vatbaar voor het overnemen van dwaalleer. Alleen zij die de Here in de Schrift hebben leren kennen en hebben gesmaakt dat Hij goed is, kunnen vanuit deze basis van repliek dienen. Dwaalleer kan zowel opzettelijk of door onwetendheid worden verkondigd. Wat het ook is, Gods Wezen moet stralen in de ogen van mensen.
b. Belemmering van de godsvrucht
Omdat kinderen van God gelijkvormig worden gemaakt naar het beeld van Zijn Zoon, heeft dwaalleer ook praktische consequenties. Het is geen toeval dat de apostel Paulus dergelijke kenmerken noemt als lering, weerlegging, verbetering, onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is (2 Timoteus 3). Hij schrijft dat de Schriften wijs kunnen maken tot zaligheid, wat betekent: Gods voortreffelijkheid leren zien, hiervan genieten en deze weerspiegelen. De vruchtbare uitwerking van Gods Woord is dat alles wat wij hebben gehoord en gelezen over God en Zijn handelen dient tot een heerlijk en indringend beeld van Zijn voortreffelijkheid. Alleen zo kunnen en mogen wij deze weerspiegel in ons leven door van God Zelf te genieten. Jezus waarschuwde Zijn hoorders dat valse profeten zijn te herkennen aan de vruchten. De Bijbel leert een zaligheid en leven dat voluit praktisch is. God heeft immers praktisch Zijn voortreffelijkheid laten zien en doet dit tot op de dag van vandaag tot in alle eeuwigheid. Theologie en levenswandel zijn dus onafscheidelijk.
Ieder zijn vak?
De praktijk van Bijbellezen en zorgvuldige overdenking van de Schrift is daarom een verantwoordelijkheid die aan geen enkele christen voorbijgaat. Dat iemand dominee is, of een theologische studie heeft gedaan, betekent daarom niet dat hij elke dag heel wat tijd meer in de Bijbel en het gebed doorbrengt. Mensen mogen zich nooit of te nimmer verschuilen achter de gedachte: ‘Ja, maar u hebt ervoor gestudeerd. Dit is nou typisch iets voor u.’ Het is niet waar. Een voorganger is slechts aangesteld om de lokale kudde Gods te hoeden. Hij is niet aangesteld om het denkwerk voor de hele gemeente te verrichten. Hij is geroepen Gods voortreffelijkheid in de gemeente als geheel te laten weerspiegelen. We maken ons er soms gemakkelijk vanaf door te zeggen: ‘de dominee weet dit vast wel. Ik heb hier geen antwoord op. Vraag het maar aan hem.’ Zoals de voorganger niet is aangesteld om het denkwerk voor de hele gemeente te verrichten, zo zijn ook de gemeenteleden niet gevraagd om blind achter hun voorganger aan te hollen. God heeft ons allemaal verstand gegeven en het vermogen nuchter na te kunnen denken over de dingen die we om ons heen horen en zien. Paulus waarschuwt ons dat wij niet tegen de waarheid ingaan. Valse leraars noemt hij mensen met een verdorven verstand en een geloof dat de toets niet kan doorstaan. Verstand en geloof worden hier in één adem genoemd.
Of je nu dominee bent of stratenmaker, theologie hebt gestudeerd of post hebt bezorgd, op de oordeelsdag zal het niets uitmaken of je de moeilijkere vragen hebt kunnen beantwoorden. Het enige criterium waarop wij beoordeeld zullen worden is de vraag hoe wij zijn omgegaan met Gods voortreffelijkheid. Onthoud Paulus’ gebod aan Timoteus (1 Timoteus 4:16): ‘Geef acht op uzelf en op de leer. Volhard daarin. Want wanneer u dat doet, zult u zowel uzelf behouden als wie u horen.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.