SalvationInGod

donderdag 21 juni 2012

De heerlijkheid van Christus [7] // Vernieuwd zicht door goddelijk licht

Lezen: Marcus 7:14-23; Johannes 1:1-18; 3:1-21; 6:22-71; Efeze 2:1-10

Don Carson vertelde tijdens de afgelopen conferentie Evangelium21 in Hamburg een anekdote over opwekkingsprediker George Whitefield. Tijdens zijn evangelieverkondiging wees hij herhaaldelijk op de noodzaak van wedergeboorte. Als hij ergens gepredikt had, reisde hij verder om dezelfde boodschap elders te brengen. Op een zekere dag kwam een man op hem af, die blijkbaar meerdere preken van Whitefield had gehoord, en stelde hem de vraag: ‘Meneer Whitefield, in elke preek zegt u dat wij wedergeboren moeten worden. Waarom zegt u dit bij herhaling?’ De opwekkingsprediker antwoordde: ‘Omdat je wedergeboren moet worden!’
Een deel van het publiek vermaakte zich kostelijk om de anekdote en moest erom lachen. Maar de essentie van het verhaal mag duidelijk zijn: met het onderwerp wedergeboorte komen we aan bij de real deal van het Evangelie en het Bijbelse, zaligmakende geloof van christenen. Jezus heeft het duidelijk gezegd tegen Nicodemus: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien’ (Johannes 3:3). Twee verzen later herhaalt Hij deze ernst: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.’ Wedergeboorte is absoluut noodzakelijk. Het is daarom van belang om secuur na te gaan wat ermee wordt bedoeld, waarom het noodzakelijk is en wat de heerlijkheid van Jezus ermee van doen heeft.

Ons probleem: een ziek hart
Als we het gesprek van Jezus met Nicodemus nader bestuderen, ontdekken we dat er iets gruwelijk mis is met ons. In de staat waarmee mensen ter wereld komen, zijn zij – hoe dan ook – niet in staat om Gods Koninkrijk binnen te gaan. Toen wij ter wereld kwamen, werden wij niet geboren als liefhebbers van God, maar als vijanden. De oorsprong van dit probleem ligt in de hof van Eden, waar de mens – door misleiding van de duivel – Gods heerlijkheid inruilde voor eigen eer. Men vertrouwde God niet langer op Zijn Woord, men vond niet langer algenoegzame vreugde in de heerlijkheid van de Allerhoogste – hoewel zij niets tekort kwamen en in genadige voorzienigheid onderhouden werden in hun behoeften. Dit wordt in de theologie de zondeval genoemd.
Nu is het zo dat we bij het woord ‘zonde’ vaak denken aan afzonderlijke daden, maar het probleem heeft zich dieper genesteld. Zo diep, dat de kern van ons leven ermee besmet is geraakt: ons hart. Het is nutteloos om zonde te beschouwen als iets van de buitenkant: het is een onderschatting van het probleem en het biedt ons geen passend medicijn – tenzij iemand tevreden is met symptoombestrijding. Iemand die niet van symptoombestrijding houdt, is Jezus. In Marcus 7:14-23 legt Hij uit dat de bron van ons zondeprobleem het hart is. Hij noemt maarliefst dertien onreine zaken die het menselijk hart voortbrengen:

• Kwade overwegingen
• Overspel
• Hoererij
• Moord
• Diefstal
• Hebzucht
• Slechte dingen
• Bedrog
• Losbandigheid
• Afgunst
• Lastering
• Hoogmoed
• Dwaasheid

Alle zonden tonen het hart van ons probleem: wij willen onze eigen naam verheerlijken, en niet die van God. Wij zoeken geen vreugde in Gods heerlijkheid, maar in die van onszelf. We kunnen iemand wel typeren als een moordenaar, maar feitelijk is hij iemand die zijn eigen eer hoog heeft willen houden door een ander het leven te ontnemen. Iemand die afgunstig is, ziet dat bij iemand anders het spreekwoordelijke gras groener is dan bij hemzelf, en realiseert zich dat die ander meer eer zal ontvangen dan hij! Iemand die hoogmoedig is, dicht zichzelf zoveel eer toe, dat hij meent niet te kunnen vallen. Iemand die in overspel leeft, meent dat hij met die andere vrouw meer geluk zal ervaren dan met de partner waar hij twintig jaar geleden ‘ja’ tegen zei. Alle zonden laten zien dat het voor ons maar om één ding draait: om ons en om onze eer. We moeten af van eigen eerzucht en zelfverheerlijking. Hiermee begon de ellende en hierom duurt ze tot op de dag van vandaag voort.
Daarom schrijft Johannes ook dat de wereld in het boze ligt; het is duisternis. De wereld smeekt om verbetering, om verlossing, maar zelfs daarin is zij nog hoogmoedig: we denken het zelf op te kunnen lossen. Moeten we verwachten dat mensen met zieke harten een zieke, in duisternis gelegen wereld beter kunnen maken? Natuurlijk niet! Jezus bracht geen ‘sociaal evangelie’ (‘wees maar goed voor elkaar, dan komt het allemaal voor mekaar!’). Het gaat Hem uitdrukkelijk om de wedergeboorte. Ons hart moet genezen worden. Niet voor niets zei Jezus tegen Nicodemus dat we uit water en Geest geboren moeten worden. Hij wijst hier specifiek op beloften uit het Oude Testament, waarin God belooft mensen een nieuw hart van vlees te geven en hen te reinigen door hen met water te besprenkelen en door een nieuwe geest te schenken:

Ik zal rein water op u sprenkelen en u zult rein worden. Van al uw onreinheden en van al uw stinkgoden zal Ik u reinigen. Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven. Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt.
(Ezechiël 36:25-27)

Wellicht zijn er mensen die zich afvragen of ik de boel niet telkens op de spits drijf, door keer op keer Gods heerlijkheid centraal te stellen en alles in het licht hiervan te benoemen. Ik meen dat dit niet zo is, gegrond op het scheppingsmotief: God schiep alles om Zijn heerlijkheid bekend te maken en Hij schiep mensen die capabel waren om van deze heerlijkheid te genieten. Dit is namelijk wat leven betekent: algenoegzame vreugde vinden in en genieten van Gods heerlijkheid. Maar wij genieten Gods heerlijkheid niet: Zijn toorn rust op ons vanwege onze zonde (Johannes 3:36). Omdat wij allen gezondigd hebben, missen wij Zijn heerlijkheid (Romeinen 3:23), waardoor wij geestelijk dood zijn.

Door geloof
Het wonder van het Evangelie is dat God ons een tweede kans heeft gegeven – heeft willen geven! – om eeuwige toegang te krijgen tot Zijn Koninkrijk, waar ultieme vreugde in Hem alléén gevonden zal worden! Maar omdat wij geestelijk dood zijn, en door onze zondenatuur – waarmee wij zijn geboren – Gods heerlijkheid niet zoeken en eren, is er een bovennatuurlijk werk nodig om ons tot dit geestelijk leven te wekken. De Bijbel leert dat dit gebeurt door het geloof in Jezus Christus. Nicodemus was de eerste die deze bekende woorden tot zich kreeg:

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft. Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden.
(Johannes 3:16-17)

De levensbelangrijke vraag die we nu moeten beantwoorden, is deze: wat is het geloof in Jezus Christus waardoor een mens wordt opgewekt tot nieuw, geestelijk leven?
Als Jezus zegt dat ieder, die in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, wat bedoelt Hij daar dan mee? Bij de beantwoording van deze vraag ben ik erg geholpen door het boek The Method of Grace van John Flavel. Hierin werkt hij onder meer de essentie van het reddende geloof uit. Hij onderscheidt drie wijzen waarop het geloof zich manifesteert: instemmen, aannemen en zeker weten. Onder instemmen verstaat Flavel het geloof dat zegt: ‘Jezus leeft en Hij is de Redder van Zijn volk’; aannemen betekent in zijn ogen ‘Jezus persoonlijk aannemen in al Zijn ambten’ en zeker weten is volgens de Puritein het geloof dat ‘zeker weet dat Jezus stierf voor mijn zonden en dat ik door Hem behouden zal worden.’ Volgens Flavel zijn instemmen en zeker weten in de kern niet de essentie van het zaligmakende geloof. Immers, ook een onbekeerd persoon kan instemmen met de waarheid aangaande Jezus en ook claimen zeker te weten dat het Lam Gods voor hem aan het kruis gestorven is. Voor Flavel ligt de essentie van het reddende geloof bij het aspect aannemen: ‘fiducial receiving Christ’, Christus ontvangen door volledig op Hem te vertrouwen. En als we de proloog van het Evangelie naar Johannes naast het gesprek van Jezus met Nicodemus leggen, zullen we ontdekken dat zijn bevinding op dit punt eensluidend is met de Bijbel. We moeten dit nu in het juiste perspectief gaan zetten.

In Johannes 1:1-18 schrijft de evangelist dat in het begin ‘het Woord’ was. Dit Woord is God de Zoon, Jezus Christus. Hij heeft alles geschapen tot verheerlijking van Zijn eigen Naam. Het leven is dus in Hem alleen.
Vervolgens trekt de apostel de lijn door ná de zondeval en noemt het Woord nu het licht van de mensen; het schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet kunnen overwinnen. Het Woord is vleesgeworden, oftewel: Hij die alles gemaakt heeft, is als mens onder ons gekomen. God kwam in Christus naar deze wereld – en zie het contrast in de tekst: enerzijds is er deze duistere wereld, die zich heeft losgescheurd van Gods heerlijkheid, anderzijds schijnt het licht van Gods heerlijkheid in deze wereld met de komst van Zijn eniggeboren Zoon. Hoe diep wij werkelijk van God los zijn geraakt, blijkt wel uit de trieste woorden van de verzen 10 en 11: de wereld heeft Hem niet gekend en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar dan volgt de climax. Want:

allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn. En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid.
(Johannes 1:12-14)

De Bijbelse definitie van geloven in Jezus betekent dat mensen Hem aannemen. Vervolgens is het weer de vraag wat dit aannemen inhoudt. Als we kijken naar de huidige trends in de kerkelijke wereld, moeten we Flavel nageven dat hij een scherpzinnige analyse heeft gemaakt van de drie wijzen waarop het geloof zich manifesteert. Want als we naar een getuigenis luisteren, waarin iemand zijn of haar geloof verwoordt, horen we ontzettend vaak de zekerheid doorklinken dat Jezus voor zijn of haar zonden is gestorven. Maar is dit element van geloof het reddende geloof waar Jezus over sprak tegen Nicodemus? Is dit element van geloof het reddende geloof dat Johannes bedoelt met aannemen? Want er wordt ook vaak gezegd: ‘Jezus aannemen betekent dat jij inziet dat Hij voor jouw zonden is gestorven en dat Hij jouw schuld heeft betaald. Als je dat aanneemt, ben je behouden.’ Maar als Johannes schrijft dat mensen Hem aannemen, dan heeft hij het beslist over Jezus als Persoon en licht hij er niet slechts een aspect van Jezus’ bediening of werk uit! Als wij de tekst wel op deze manier interpreteren, zijn we bezig een persoon [Hem] te vervangen door een heilsdaad [Zijn kruisoffer]. In vers 14 wijst Johannes ook op het persoonsaspect: wij hebben Zijn heerlijkheid gezien – en daar is het uiteindelijk allemaal om te doen in het Evangelie! Wedergeboorte betekent dat de verduisterde ogen van jouw hart licht ontvangen om de heerlijkheid van Jezus Christus te zien, zodat je door het aanschouwen van Hem, in Zijn glorie, zult leven! Of, anders gezegd: het is het herstellen van het zien van de heerlijkheid van God en hier volkomen voldoening in vinden. Dit is de genezing die God heeft beloofd in het Oude Testament; het hart dat niets van Gods heerlijkheid wil weten wordt veranderd in een hart dat Zijn heerlijkheid aanschouwt en zich daarin verheugt! We zijn niet meer onder de indruk van afgoden, we zijn onder de indruk van de glorie van Jezus!

Uit genade: ‘zij zullen door God onderwezen zijn’
De heerlijkheid van Christus staat, zoals altijd, ook in de wedergeboorte centraal. Iemand die de heerlijkheid van Christus niet gezien en gesmaakt heeft, kan niet tot de categorie van wedergeboren mensen worden gerekend. Hoe vaak men ook praat over God of over religie – als de glorie van Jezus Christus totaal vreemd is voor iemand en deze op geen enkele wijze het leven heeft veranderd, dan is al het religieuze gepraat een lege huls. Het woord van Jezus klinkt nu logisch: tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Er is nieuw leven nodig. Geloven in Jezus is niet als politiek: er wordt een kandidatenlijst met religieuze leiders opgesteld en als je de beste eruit ‘kiest’, zit je gebakken. Zo werkt het niet. Toch is ook dit idioom in sommige kringen gangbaar: ‘kies voor Jezus!’ Boven wie? Of wat? Hoezo ‘kiezen’? Het is miraculeus en fenomenaal om te lezen dat Johannes schrijft dat de wedergeboorte niet tot stand komt omdat ik dat wil, of omdat jij dat wilt, maar dat God dit heeft gewild. Dus als je wedergeboren bent – als je de heerlijkheid van Jezus Christus hebt gezien en daar volkomen voldoening in hebt gevonden, Hem geheel en al hebt aangenomen, dan is dit nieuwe leven tot stand gekomen doordat God over jouw leven heeft gezegd: ‘Ik wil het; word wedergeboren!’ Het is Gods soevereine stem die jou tot leven heeft gewekt; Hij heeft Zijn licht in jouw hart doen stralen, zodat je nu duidelijk de Christus in al Zijn glorie kunt zien. Jouw blindheid, waardoor je Gods schoonheid en perfectie niet zag, is weggenomen. Op dat moment ga je ook zonde in het juiste perspectief zien. Je ontdekt dat, tot het moment dat God Zijn licht in je hart heeft laten schijnen, je voor eigen eer en eigen ‘heerlijkheid’ hebt geleefd en dat je een onbetaalbare schuld in de hemelse rechtszaal open hebt staan. En dan zie je de lijdende en stervende Christus aan het kruis van Golgotha, waar Hij de straf voor jouw zondeschuld heeft betaald. Louter genade.

Het is uit genade dat God ons tot nieuw leven heeft willen wekken, want verdiend hebben we het allerminst. Wij zijn van Hem afgevallen, wij hebben Zijn heerlijkheid veracht – God kon ons net zo goed in onze geestelijk dode staat laten liggen, zonder ooit nog naar ons om te zien en Zijn heerlijkheid te betonen. Maar omwille van de glorie van Zijn Naam heeft Hij besloten ons niet voor dood achter te laten, maar ons opnieuw levend te maken door het geloof in Jezus Christus. Het zijn de bekende woorden van Paulus in zijn brief aan de gelovigen in Efeze: ‘want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen’ (Efeze 2:8). Na alles wat we nu voorbij hebben zien komen over Gods machtige werk in de ziel van een mens, dat Híj Zijn licht heeft laten schijnen in onze harten, waardoor wij de glorie van Christus zijn gaan zien – hoe zouden wij dan ooit kunnen zeggen dat wij in Jezus zijn gaan geloven uit onszelf? Hoe kunnen wij dan ooit nog zeggen dat wij ‘een keuze hebben gemaakt’ voor Jezus? Geloven is niet een kwestie van een keuze maken, maar van vernieuwd zicht ontvangen! Dan zal vervuld worden wat in Jesaja 54:13 geschreven staat, dat alle kinderen door God Zelf onderwezen zijn. Jezus haalt deze profetie aan in Johannes 6:45 en vervolgt met de woorden: ‘Ieder dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij.’

Hoop voor de kerk
Wij willen niets liever dan dat mensen, die nog niet geloven, zicht krijgen op de heerlijkheid van Jezus. Daarom heeft Christus Zijn discipelen erop uit gestuurd om het Goede Nieuws te verkondigen. Nu, twee millennia later, zien we dat steeds meer mensen zich afkeren van kerk en christelijk geloof. Toch gaat de kerk onverminderd door met het zoeken naar wegen om de boodschap van de Overwinnaar te laten klinken in de maatschappij. En soms haalt ze, gedreven door sociologische en psychologische foefjes, de gekste toeren uit om mensen tot Christus te brengen. De Bijbelse leer aangaande de wedergeboorte is een regelrechte aanklacht tegen de pragmatische methoden waarmee we heden ten dage worden overspoeld in de kerkelijke gemeenten. De socioloog start een onderzoek naar randkerkelijken en wil weten waarom zij de diensten niet meer bezoeken. Een half jaar later brengt hij een rapport uit met de belangrijkste bevindingen: psalmen zingen vinden ze maar saai en de boodschap die elke zondag van de kansel verkondigd wordt, spreekt hen niet aan. De oplossing: voer binnen nu en een paar maanden de Hillsongbundel in als officiële liturgie en preek op een wijze die mensen welgevallig zijn. Ondertussen is ook de psycholoog hard aan het studeren en hij vraagt aandacht voor jongeren die in de puberale fase zitten, want voor hen is het belangrijk dat ze ook worden betrokken bij activiteiten en dat ze voldoende aandacht krijgen (en by the way: zorg ervoor dat ze zich bij voorbaat geaccepteerd en geliefd voelen!). Wat je vervolgens krijgt is een kerkelijke gemeente die functioneert op grond van kennis die opgedaan is met behulp van sociologische en psychologische modellen, waarbij ook nog eens totaal verschillende definities van belangrijke begrippen de ronde doen. Eén voorbeeld: in de godsdienstsociologie wordt het woord bekering als volgt geduid: de soms plotselinge, maar meestal geleidelijke verandering van levensperspectief, vaak tot uiting komend in de toetreding tot een (andere) godsdienstige groepering. Leg de Bijbel naast deze definitie, onderzoek wat er gezegd wordt over wedergeboorte, bekering en geloof – de alarmbellen zullen spoedig gaan rinkelen. En dan vragen wij ons af hoe het kan dat er aanzienlijke aantallen (belijdende) christenen zijn, die het idee hebben dat ze geen vaste grond hebben, geen progressie zien in heiliging, weinig gemeenschapszin ervaren en weinig interesse (lijken te) tonen voor de zaak van Christus.

In zijn boek 9Marks of a Healthy Church geeft de Amerikaanse voorganger Mark Dever zijn definitie van de kerk prijs: the Church – a display of Gods glory. De kerk als weerspiegeling van Gods heerlijkheid op aarde. Geen proeftuin voor sociologen en psychologen, maar Gods eigen bruid, die van Zijn heerlijkheid wil genieten, Zijn heerlijkheid wil verkondigen en Zijn heerlijkheid wil delen. Dát is de taak van de kerk. En het is aan ons om Zijn heerlijkheid bekend te maken. Door de prediking van het Woord en door onderlinge gemeenschap. Als de kerk de heerlijkheid van Jezus Christus voor de ogen van de wereld kan schilderen, voor zover dat mogelijk is op grond van de Bijbel, is er hoop. Ja, er zullen mensen kwaad, vloekend en tierend weglopen (gebeurde dat immers ook niet bij Jezus Zelf en bij de verkondiging van de apostelen?), maar God zal Zijn machtige werk voortzetten, om met Zijn licht in de harten van mensen te schijnen, om hen zicht op en vreugde in de glorie van Jezus te schenken. Laat dit ons getuigenis zijn.












Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief