Lucas 17:1-10
Hoe moet een gelovige omgaan met de zonde van medechristenen? Hoe gevaarlijk is de zonde voor iemand die tot bekering en geloof in Christus is gekomen? En moet een christen altijd vergeving schenken? Hoe is een christen in staat om anderen te vergeven? Op al deze vragen hopen we een antwoord te vinden aan de hand van Lucas 17:1-10. Dit is het eerste deel en behandelt de verzen 1-5.
1. Twee kanten van verzoeking
De eerste twee verzen schetsen een ronduit schokkend en pijnlijk beeld. In het gedeelte ervoor heeft Jezus gesproken over bekering in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (16:19-31). Nu richt Hij Zich tot Zijn discipelen en dan zou je verwachten dat Hij daar milde woorden tegen spreekt. Maar… dat gebeurt niet. Hij omschrijft zonde als een dodelijk gif en waarschuwt daarom ook voor verzoeking tot zonde.
Allereerst is het onvermijdelijk dat er verzoekingen tot zonde komen. We leven in een wereld vol zonde en schuld, en ook christenen kunnen zich hier niet van isoleren. Daarbij is er ook inwonende zonde en dat merken we in relaties onderling. Daarom kunnen mensen de zonde in elkaar naar boven halen. Jezus waarschuwt hier voor de gevolgen ervan.
2. Beter géén mens dan een mens die anderen tot zonde verleidt
De zonde is zo ernstig en zo giftig, dat het volgens Christus voor een mens beter is dat hij niet zou bestaan, dan dat hij een ander – een christen – tot zonde verleidt (vers 2). Het zegt niet alleen iets over het gevaar van zonde, maar ook hoezeer Christus Zijn kinderen wil beschermen en hen veilig naar de eeuwige heerlijkheid wil begeleiden.
3. Christus waarschuwt Zijn discipelen voor verzoeking
Je zou verwachten dat een dergelijke waarschuwing voor de discipelen allang een gepasseerd station is. Niets is minder waar: ook voor christenen is de zonde een reëel gevaar. Gods kinderen mogen zich blijkbaar – als we deze tekst nauwkeurig volgen – geen zand in de ogen laten strooien en denken dat, nu Christus voor de zonde betaald heeft, alle gevaar geweken is. Daarbij is het van belang op te merken dat Jezus ons waarschuwt niet zelf een struikelblok te zijn voor een ander (zie vers 3). Hoe moeten we dit zien? Als een broeder tegen mij zondigt, roept dat bij mij irritatie, teleurstelling en boosheid op (terecht). Maar in het ervaren van deze gevoelens, wordt onmiddellijk het vuur van vergelding aangewakkerd en loop ik het risico zelf in zonde vallen. En dan ben ik zelf weer een struikelblok voor anderen. Daarom de waarschuwing: “Pas goed op jezelf!”
Maar hoe zit het dan met de zekerheid dat een christen voor eeuwig gered is? Ook daar gaat de Heere Jezus, zij het op een indirecte wijze, op in.
4. Bij zonde hoort bestraffing
Om te beginnen neemt Hij als uitgangspunt dat een broeder tegen mij heeft gezondigd. Stap 1 is om hem hiermee te confronteren (en in de lijn van Galaten 6:1 dient dit in een geest van zachtmoedigheid te gebeuren, dus scherp, maar vriendelijk). De zonde moet concreet benoemd én bestraft worden, juist omdat het ernstige gevolgen heeft.
5. Bij bekering hoort vergeving
Vervolgens is de reactie van die broeder op de bestraffing belangrijk. Erkent hij zijn fout? Of draait hij eromheen? Liegt hij erover? Praat hij het goed?
In het positieve geval erkent hij zijn fout en op dat moment kan hij oprecht en met berouw om vergeving vragen. Jezus onderwijst dat een christen dit nooit mag weigeren te doen. Als een broeder om vergeving vraagt, dient de ander hem te vergeven (vers 3 en 4). Ook al maakt hij dagelijks tig fouten, wanneer hij met oprecht berouw terugkomt, is het de plicht van een christen om hem te vergeven.
6. Bij vergeving hoort geloof
De apostelen, invoelend dat dit een onmogelijke opdracht is, vragen om meer geloof (vers 5). Geloof om wat? Geloof om anderen steeds weer te kunnen vergeven. En daar is inderdaad echt geloof voor nodig! Hoe vaak denken we niet bij onszelf: “Nu is het klaar! De grens is bereikt!” Onze goedgunstigheid is een keer op. Dan lopen we een keer tegen onze grenzen aan. Wij noemen het redelijkheid, God ziet het als een belemmering. En omdat Hij die belemmering weg wil nemen, schenkt Hij Zijn kinderen door Zijn Heilige Geest het geloof om steeds weer opnieuw te kunnen vergeven.
7. Christus onderwijst expliciet over vergeving binnen Zijn Gemeente
De context laat zien dat Christus duidelijk spreekt over het schenken van vergeving binnen de Gemeente. De vraag of een christen altijd dient te vergeven, is een andere. Sommigen zeggen van wel, omdat je dan als mens verbitterd raakt. Daar ben ik het tot op zekere hoogte mee eens. Maar denk eens de andere kant op: stel dat iemand zich niet wil bekeren en een christen roept bij voorbaat al dat hij die zonde vergeeft, wordt dan vergeving niet goedkoop? En wordt daarmee de ernst van de zonde niet ontzettend zwak voorgesteld of zelfs ontkend? Denk eens aan vers 1 en 2! Er zijn twee andere Bijbelgedeelten die erop wijzen dat in ieder geval de kerk niet verplicht is om altijd iedereen te vergeven (zie Mattheüs 18:15-20 en Johannes 20:19-23). Wat vanuit dit gedeelte wél duidelijk blijkt, is dat christenen onderling elkaar bij berouw en bekering altijd dienen te vergeven, hoe vaak de ander ook zondigt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.