Meer dan eens heb ik gelezen en geschreven over de aard en essentie van het reddende geloof. Het is een levensbelangrijke vraag waar de Bijbel genoeg over te zeggen heeft. Verschillende toonaangevende theologen en voorgangers hebben de studie, reflectie en bezinning van dit onderwerp door middel van onderwijs – hetzij in preken en seminars, hetzij in boeken – doorgegeven. In 2022 is de nieuwste vrucht van een reflectie op dit onderwerp verschenen: What Is Saving Faith? Reflections on Receiving Christ as a Treasure van John Piper. Het was verfrissend en verhelderend om dit boek te lezen.
Theoloog van de affecties
Voordat ik het boek las, was ik op de hoogte van een kritische recensie over dit boek dat is verschenen op de Amerikaanse website van The Gospel Coalition. De kern van deze kritiek is niet verrassend of nieuw: er wordt gewezen op het gevaar dat Piper de gevoelens of emoties – ook wel “affecties” genoemd – een dermate grote of belangrijke plaats geeft in het leven van de christen, dat het de leer van de rechtvaardiging door het geloof zou ondermijnen. De manier waarop hij over de rol van gevoelens in het geloofsleven schrijft, zou de waarheid over de “rechtvaardiging door geloof” veranderen in “rechtvaardiging door liefde.” Ook zou Piper in zijn manier van schrijven te weinig oog hebben en onvoldoende ruimte laten voor groei in het geestelijk leven.
De inhoud van deze reacties en kanttekeningen met betrekking tot het onderwijs van Piper zijn voor mij niet nieuw. Ik heb ooit gezegd dat hij de “theoloog van de vreugde” wordt genoemd, maar hem de “theoloog van de affecties” noemen zou nog treffender zijn. In What Is Saving Faith? verdedigt hij de stelling dat de gevoelsdimensie – in het Engels: “the affectional dimension” – tot de essentie van het reddende geloof behoort. Met het woord “affectie” bedoelt hij een uiting van liefde, waardering, adoratie of aanbidding, koestering, hoogschatten, verheugen of verzadigen. Het hele boek is een betoog dat wordt uitgewerkt om deze stelling te onderbouwen.
De actualiteit van het boek
Piper begint het boek met een introductie over de noodzaak en urgentie van het schrijven over dit onderwerp. Hij legt uit waar de wortels liggen van zijn bezorgdheid. De eerste is te herleiden naar de zogenaamde discussie met betrekking tot “lordship salvation”, dat in de jaren ’80 van de vorige eeuw nieuw leven werd ingeblazen door het boek The Gospel According to Jesus van John MacArthur. Piper stem in met de boodschap van het boek van MacArthur, maar gaat een stap verder. Daar waar MacArthur theologische argumenten aandraagt dat het verlossende – en dus rechtvaardigende – geloof in Christus gehoorzaamheid voortbrengt, wil Piper weten: wat maakt dat het rechtvaardigende geloof ook een heiligend geloof is? Zijn eerdere boek Future Grace is eveneens een antwoord op die vraag. Hij legt uit dat Future Grace een uitwerking is van de manier waarop de gelovige de kracht ontvangt om de inwonende zonde te doden en dat What Is Saving Faith? een exegetische verdediging is van de stelling dat de emotionele -of gevoelsdimensie van het geloof tot de essentie van het verlossende geloof behoort. Ik moet zeggen dat de schrijfstijl van Piper mij meer aanspreekt dan die van MacArthur. Bij MacArthur krijg ik de indruk dat hij vooral de juiste theologie wil verdedigen (sterk dogmatisch), terwijl ik bij Piper het verlangen proef om theologie te laten branden in het hart van de lezer, zodat de dogmatiek uitmondt in verwondering en de aanbidding van God door het geloof in Jezus Christus.
De tweede zorg die Piper heeft gestimuleerd om dit boek te schrijven, is de atmosfeer waarin Westerse christenen “vrije wil” ademen. Zijn kritiek is dat evangelicale christenen in het Westen van het geloof teveel een beheersbare zaak hebben gemaakt. Iemand oproepen om “een keuze voor Jezus te maken” klinkt als een opdracht waaraan mensen vanuit zichzelf gehoor kunnen geven. Een beslissing nemen of keuze maken ligt binnen ons vermogen; de oproep om bepaalde gevoelens te hebben ten aanzien van God, Jezus Christus en zonde kan niemand zomaar even gehoorzamen. We hebben in het Westen teveel een beheersbaar of maakbaar geloof gecreëerd. Ik vrees dat hij hier een terecht punt aansnijdt. Ik deel zijn zorg dat wij in het Westen de verwondering over de genade van God en de wedergeboorte zijn kwijtgeraakt. We praten over het geloof alsof we dit door het aanspreken van de wil of door het nemen van een beslissing even uit onze mauw schudden, zonder te beseffen dat het geloof in Christus een gave van God is, dat door het soevereine werk van de Heilige Geest tot stand wordt gebracht. Aan het einde van het boek, wanneer hij antwoord geeft op tegenwerpingen die zijn pleidooi oproepen, schrijft hij: “In plaats van bezorgd zijn dat ik het verlossende geloof onmogelijk heb gemaakt, zouden we bezorgd moeten zijn over het feit dat velen proberen het gemakkelijk te maken” (bladzijde 254). En: “Niet ik heb het verlossende geloof onmogelijk gemaakt. De zonde heeft dit gedaan” (eveneens bladzijde 254).
Geloof en rechtvaardiging
De cruciale vraag die beantwoord moet worden – en waarvan ik vermoed dat Piper heeft aangevoeld dat hij hier het meest controversiële punt van zijn stelling behandelt – is hoe hij kan verdedigen dat de gevoelsdimensie tot de essentie van het verlossende geloof kan behoren, zonder dat het de leer van de rechtvaardiging door geloof geweld aandoet. Hij legt uit dat wanneer God ons rechtvaardigt, Hij niet kijkt naar gerechtigheid in ons, maar naar de gerechtigheid van Christus, met Wie wij door het geloof zijn verbonden. Op basis van Christus’ kruiswerk is God – in de woorden van Piper – “100 procent voor Zijn kinderen.” En als God met betrekking tot de rechtvaardiging niet kijkt naar gerechtigheid in ons en van ons, dan wordt op het moment van de rechtvaardiging ook de gevoelsdimensie van het geloof buiten beschouwing gelaten. Wanneer God iemand rechtvaardigt, ziet Hij de gerechtigheid van Christus waarmee de gelovige is bekleed – en dát is de gerechtigheid waar God mee rekent in de rechtvaardiging! Het geloof is goed, maar het geloof zelf wordt door God niet gerekend als gerechtigheid, want dan zou het geloof een werk en verdienste van de mens zijn. Het geloof, betoogt Piper, is echter niet iets wat doet of geeft, maar ontvangt. Het geloof ontvangt Christus (Johannes 1:11-12). Voor Piper kwam dit voor hem beslissende inzicht door het lezen van het werk van Andrew Fuller (1754-1815). Het feit dat een zondaar wordt gerechtvaardigd door het geloof omdat hij door het geloof Christus ontvangt en daardoor ook Zijn gerechtigheid, botst niet met het idee dat het geloof dat Christus ontvangt, een gevoelsdimensie kent. Volgens mij kunnen deze twee werkelijkheden naast elkaar bestaan. Hoewel ik reformatorische theologie en geloofsbelijdenissen over het algemeen sterk waardeer en een warm hart toedraag, vraag ik mij af of de reformatorische critici van Piper niet te krampachtig zijn in de reacties op en analyses van de manier waarop hij schrijft over het verlossende geloof in relatie tot de rechtvaardiging.
Geloof, gevoel en zekerheid
Piper laat in zijn exegetische betoog zien dat iemand niet neutraal kan zijn tegenover Christus. Ook de gelovige niet. Hij laat vanuit teksten zien dat een christen, die Christus door het geloof ontvangen heeft, niet saai of onaantrekkelijk kan vinden. Christus Zelf is in Zijn onderwijs ook scherp als het gaat om zaken als koesteren en waarderen. Wanneer Hij mensen oproept om Hem te volgen, moeten zij eerst de kosten berekenen (Lucas 14:25-35). In de kern gaat dit over de vraag wat onze grootse schat is: is het ons eigen leven, onze familie, of is het Christus Zelf? Ga maar eens proberen uit te leggen dat je deze vraag kunt beantwoorden zonder woorden als koesteren, verheugen, verzadigen of waarderen te gebruiken. Dat is onmogelijk. De gevoelsdimensie speelt volop mee in ons antwoord op Jezus’ oproep.
De kritiek dat Piper geen ruimte zou bieden voor groei in het geestelijk leven, deel ik niet. Mijns inziens laat hij in het hoofdstuk over geloofszekerheid – de zekerheid dat iemand een kind van God is – zien dat hij rekening houdt met het feit dat de beleving van het geloof – en dus ook de gevoelsdimensie ervan – niet constant is en kan verschillen. Geloof kan groeien. Het geloof van Gods kinderen kan ook falen, in die zin dat zij in zonde kunnen vallen. Piper erkent dit heel duidelijk. Daarbij is zijn ervaring dat degenen die niet actief bezig zijn om de goede strijd van het geloof te strijden (1 Timotheüs 6:12) en de heiliging na te jagen zonder welke niemand de Heere zal zien (Hebreeën 12:14) in hoofdlijnen geen verkeerde visie op het verlossende geloof, maar een verkeerde visie op de eeuwige zekerheid hebben. Mensen die geen ernst maken met heiliging en gehoorzaamheid beschouwen volgens Piper het geloof als een vaccinatie: “Ik heb de prik gehad, ik ben beschermd tegen het oordeel. Eens gered, altijd gered. Niets kan mij nog gebeuren.” Hij belijdt dat Gods uitverkorenen niet verloren kunnen gaan, en tegelijkertijd stelt hij dat het geloof in Christus een geloof is dat aangevochten wordt en dat een strijdend karakter heeft.
Betoog, conclusie en vrucht
Zoals ik hierboven heb geschreven, kan ik de schrijfstijl van John Piper goed waarderen. Je merkt dat hij een duidelijk doel voor ogen heeft: de lezer gelukkig maken in God door Jezus Christus! Voor hem is exegese en Bijbelonderwijs de motor die deze vreugdevolle gevoelens voor de Heere voeden. Zijn hele betoog staat in het teken van dit grote doel. Het feit dat er een diepgaande theologische uitwerking aan ten grondslag ligt, is geen bedreiging, maar juist de zekere weg naar het loon. Het kost inspanning en denkwerk, maar uiteindelijk confronteert het de lezer met deze vraag: Is de Heere Jezus Christus jouw grootste Schat? Is Hij jou alles waard? Is Hij de vervulling van de verlangens van jouw hart? Als het antwoord op deze vraag na het lezen van What Is Saving Faith? “ja” is, heeft Piper zijn doel met het boek bereikt – door de genade van God.