Lezen: Lucas 15:1-7; Johannes 10; 21:15-19; 2 Timoteüs 3:14-4:8; Hebreeën 3:7-19
‘Ik ben de Goede Herder’ is één van de zeven Ik ben-uitspraken van Jezus. Het verwijst naar Zijn goddelijke autoriteit, zoals God Zich aan Mozes bekendmaakte op de berg Sinai: ‘IK BEN DIE IK BEN’ (Exodus 3:14). Deze Heer draagt zorg voor degenen die tot Hem komen en Hem volgen. In de drie vorige hoofdstukken hebben we gezien wat er gebeurt als iemand wordt wedergeboren, wat het verschil tussen oprecht geloof en dode godsdienst en wat Jezus’ oproep Hem te volgen het kruis te dragen echt betekent. De kern van discipelschap houdt in dat de christen dagelijks strijdt om Gods heerlijkheid te zien en hier ultieme vreugde in te vinden. De christen is niets, kan niets doen zonder Christus (Johannes 15:5): Hij is de Wijnstok die leven schenkt aan de ranken, alle leden die in geloof met Hem zijn verbonden. We gaan nader bekijken hoe Jezus als de Goede Herder zorg draagt voor Zijn volgelingen en welke handvaten dit biedt voor de pastorale praktijk.
‘Ik ben gekomen opdat zij leven hebben en overvloed…’
De Here gebruikt de metafoor van een schaapskooi. De schapen kunnen maar op één legitieme wijze binnenkomen, en dat is via de deur. Niet verwonderlijk, want elk gebouw wordt binnengetreden middels het ingaan van de deuropening. Je slaat geen raam kapot om binnen te komen – tenzij je een inbreker bent. En dat is ook de benaming die Jezus geeft aan lieden die op ongeoorloofde wijze proberen binnen te gaan. Het zijn dieven en rovers. Als Zijn hoorders niet goed begrijpen waar Jezus over spreekt, legt Hij het principe geestelijk uit. Allereerst spreekt hij over het moment dat iemand het leven binnengaat (Johannes 10:7-10). Hierna beschrijft Hij Zijn rol als goede herder (vers 11-15). We zullen beide gedeelten stapsgewijs behandelen:
‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen…’
Wie het leven wil binnengaan, wordt alleen toegelaten als hij binnentreedt door Christus. Hij is de enige, juiste Poort. Buiten Jezus Christus is dus géén leven. De behoudenis vindt plaats met Christus als centrale Toegangspunt. Alle andere plaatsen, waardoor mensen zichzelf toegang tot het leven proberen te verschaffen, zijn niet legitiem en leiden niet naar het leven. Hiermee legt Jezus een absolute claim op tafel, waardoor bepaalde mensen Hem en de boodschap van het christendom afschilderen als arrogant. Hoe kan iemand van zichzelf verklaren de Weg en de Deur te zijn? Alleen een oprechte en diepgaande blik op Wie Jezus werkelijk is, zal ons helpen deze woorden te begrijpen. Hij is God en in Zijn gelaat hebben de mensen Gods heerlijkheid aanschouwd. En was het niet de bedoeling dat mensen zich weer zouden verheugen in Zijn heerlijkheid? En is Jezus niet de enige die ooit Gods heerlijkheid aan de wereld heeft getoond door Zijn Vader bekend te maken en Hem in alles gehoorzaam te zijn? Ja! Daarom is het niet arrogant dat Jezus Zichzelf als de Weg en de Deur aanwijst, maar het Evangelie – de Goede Boodschap!
‘…allen die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord…’
Met de kennis van vers 7 kunnen we ook vers 8 beter begrijpen. Alle mensen, die zowel vóór als ná Jezus’ komst in deze wereld hebben gepretendeerd de weg tot God en het leven te zijn, waren het niet en kunnen het ook niet zijn. Het zijn dieven en rovers, omdat zij de mensen niet richting Gods heerlijkheid hebben gewezen, maar naar zichzelf. Zij hebben mensen dus van het heerlijke zicht op God Zelf beroofd door hoog van zichzelf op te geven en verwachtingen te scheppen, die zij nooit konden waarmaken. Door toedoen van verschillende personen in de geschiedenis, die het label Messias valselijk op zichzelf toegepast hebben, zijn vele sekten ontstaan. Maar de heerlijkheid van God heeft er niets mee van doen – het is een vorm van dode religie. Daarom hebben de kinderen Gods zich niet in de luren laten leggen door deze personen.
‘…Ik ben de deur en als iemand door Mij binnenkomt zal hij behouden worden en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden…’
Jezus wijst hier op datgene wat Hij in vers 7 verklaarde. Het feit dat Hij hier herhaling toepast, laat ons zien dat het hier om een uiterst ernstige zaak gaat. Als woorden of onderwijs in de Bijbel herhaald worden, dient dit om de aandacht van de lezers te verscherpen, juist omdat hier levensbelangrijke zaken op het spel staan.
‘…de dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.’
Allen die pretenderen de Messias te zijn, maar het niet zijn, bedriegen de mensen en leiden hen op de verkeerde weg. Zodoende wordt deze mensen de mogelijkheid ontnomen om Gods heerlijke aangezicht te zoeken, die ten leven leidt. Zij zullen het leven niet vinden en ten ondergaan. Daarom zegt Jezus dat valse messiassen en valse profeten stelen en slachten en verdelgen. Zij gebruiken het volk om er zelf beter van te worden. Ze roepen dat bij hen het leven is te vinden, maar Gods heerlijkheid is hen volkomen vreemd. Laten wij er zorgvuldig op toezien welke weg wij de mensen wijzen!
We moeten bij dit vers ook stilstaan bij een uitleg die heden ten dage is gepopulariseerd, veelal door zogenaamde welvaartspredikers. Zij beweren met dit vers in de hand, dat Jezus hier spreekt over satan, die niet wil dat wij voorspoedig, gelukkig en gezond zijn. Alle ziekte, tegenslagen en rampspoed is in hun ogen dus automatisch het werk van de duivel. Hoewel het zeker waar is dat de boze zijn hand in deze dingen kan hebben, is dit onderwijs contextueel bezien onjuist. Jezus heeft het in heel Johannes 10 niet één keer over de duivel en als Jezus spreekt over leven en overvloed, bedoelt Hij het eeuwige leven, wat betekent: Gods heerlijkheid aanschouwen in het gelaat van Jezus Christus en hier volkomen vreugde in vinden. Al het onderwijs dat de heerlijkheid van God niet centraal stelt en mensen niet oproept om deze te zoeken, maar veeleer leert dat we gezondheid en voorspoed moeten nastreven, is misleidend en wordt verkondigd door valse profeten. Het is dus altijd van belang prediking te toetsen aan het Woord van God (Matteüs 7:15-20). Het welvaartsevangelie brengt ten diepste een hele trieste boodschap! Het hoogste goed van deze boodschap is voorspoed en welvaart, terwijl God in het Evangelie Zijn Zoon heeft geschonken! Leven is niet gezond zijn, of voorspoedig zijn – leven is Jezus’ glorie zien en je daarin verheugen!
‘Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij…’
Alle mensen die door het geloof in Jezus wedergeboren zijn, hebben nieuw leven ontvangen. Het is een leven dat, zoals we eerder hebben gezien, wordt gekenmerkt door navolging. De verzen 11 tot en met 15 gaan hierover:
‘Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen…’
Schapen zijn het eigendom van de herder en daarom is hij persoonlijk verantwoordelijk voor de zorg van zijn kudde. Hij is met zijn gehele leven toegewijd aan de schapen. Dit beeld wordt vaker in de Bijbel gebruikt. Psalm 23, geschreven door David – die in zijn jeugd een herdersjongen was – is een geliefd en veel aangehaald gedeelte. In de gelijkenis van het verloren schaap (Lucas 15:3-7) maakt Jezus duidelijk wat deze toewijding aan de schapen betekent. Als één schaap uit een kudde van honderd wordt vermist, laat de herder de andere negenennegentig achter en gaat dat verlorene zoeken. Hij gaat hier net zolang mee door tot het weer gevonden is. En als het gevonden is, loopt de herder er naartoe, neemt het op zijn schouder en draagt het terug naar de kudde. Op deze manier is Jezus persoonlijk betrokken bij het leven van Zijn volgelingen. Hij laat ze niet achter en Hij laat ze niet roekeloos rondstruinen. En als er één uit koers raakt, inslaapt, achter dreigt te blijven of op gevaarlijke plekken terechtkomt, gaat Hij er persoonlijk achteraan. Het is voor een christen mogelijk om voor bepaalde tijd de weg kwijt te raken, in te dutten, verstrikt te raken in zonde en zodoende af te dwalen van de goede herder en de kudde. Maar Christus zal op zoek gaan, Hem roepen, totdat Hij die persoon gevonden heeft. Het mag een bemoediging zijn te weten dat Jezus niet slechts blijft roepen, maar dat Hij – als Hij de persoon gevonden heeft – hem persoonlijk zal dragen en terug zal brengen. Bovenal mogen wij weten, dat Christus Zijn leven heeft ingezet, door plaatsvervangend onder Gods toorn te lijden en sterven, om ons te verzoenen met God – opdat wij Gods heerlijkheid voor eeuwig zouden genieten!
‘…maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht – en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen…’
Het beeld van de huurling is minder bemoedigend en vertroostend – het is eerder destructief. Als hij ziet dat de kudde bedreigd wordt door kwaad van buitenaf, laat hij de schapen weerloos achter en neemt zelf de benen. Zo vallen de schapen ten prooi aan de kwaadaardige indringer en worden ze uit elkaar gejaagd. Schapen hebben hun vijand: de wolf. Herders moeten er daarom op toezien dat wolven geen toegang tot de kudde krijgen; hij zal ze gegarandeerd uiteendrijven en verscheuren. Jezus beschermt en bewaart Zijn kudde; Hij zorgt ervoor dat zij niet definitief ten prooi vallen aan kwade machten als zonde en duivel. Zoals Hij in vers 11 zegt: de goede herder zet zijn leven in voor de schapen. De huurling niet; hij denkt eerst aan zijn eigen veiligheid en neemt geen verantwoordelijkheid voor de kudde.
‘…want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte…’
In vers 13 blijkt waarom de huurling geen verantwoordelijkheid neemt voor de kudde: de schapen gaan hem niet ter harte. De schapen zijn niet dierbaar voor hem. Hij heeft ze niet lief. Hij heeft liever dat de schapen worden verscheurd dan hijzelf. Wil je weten wie je echt liefheeft? Het is degene die de gevaren in je leven ziet, er niet van wegloopt, maar je terugroept om Gods glorie te zoeken. Dit is wat Jezus doet. Als je worstelt met één boezemzonde (meerdere?) of negatieve karaktereigenschappen en hierdoor verdwaalt, zal Hij jou nimmer in die duisternis rond laten dolen. Hij zal je roepen, vinden en terugbrengen naar de kudde – om van Zijn heerlijkheid te genieten in gemeenschap met Hemzelf en met medegelovigen.
‘…Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij…’
Jezus kent Zijn volgelingen persoonlijk. Hij weet alles van hen. Niets is verborgen voor Zijn ogen. Daarom ziet Hij precies wanneer iemand verdwaald is. Lees bijvoorbeeld de zeven zendbrieven aan de zeven gemeenten in Openbaring 2 en 3 – Jezus weet alles over de gemeenten te vertellen! Elk mensenleven en elke situatie overziet Hij. Andersom is dit ook het geval. De schapen kennen de herder. De volgelingen van Christus kennen Hem persoonlijk. Niet als afstandelijk personage waar zij over lezen in de Bijbel, maar als Heiland die zij persoonlijk hebben aangenomen. Zij hebben Zijn schoonheid gezien en elke keer als zij in de Bijbel lezen en bidden, worden zij gevoed in de gemeenschap die zij met Hem hebben. Ze leren Hem steeds beter en intiemer kennen door datgene wat zij van Hem lezen.
‘…gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken en Ik zet mijn leven in voor de schapen…’
Het kennen van Jezus is niet slechts een feitelijk kennen. Een christen blijft niet hangen bij gedachten als ‘ik weet dat Jezus genadig en rechtvaardig is’ – nee, hij heeft dit ook ondervonden en blijft dit ondervinden in zijn leven. Het woord kennen heeft betrekking op de relatie, net zoals een man en een vrouw elkaar kennen in het huwelijk. Dit is ook niet slechts weten dat je met elkaar getrouwd bent – het wordt uitgedrukt in de dingen die je gezamenlijk doet. Zo kennen de Vader en de Zoon elkaar ook door en door. Zij kennen elkaars karakter en weten van elkaar wat zij doen. Niets is geheim. Dit is de perfecte vorm van gemeenschap. Zo omschrijft de apostel Johannes in zijn eerste brief de relatie tussen Christus en Zijn discipelen, de goede herder en de schapen (1 Johannes 1). Deze gemeenschap kan worden verbroken doordat een discipel zondigt (1 Johannes 1:6), maar kan worden hersteld door het belijden van de zonde (vers 9). Het is dus uitgesloten dat een christen in dit leven volmaakt zal zijn. Als hij heeft gezondigd, zal de Heilige Geest dit besef in hem leggen – Christus zal hem terugroepen, de christen zal zijn zonde belijden en weer worden opgenomen in gemeenschap en wandelen in het licht. Het is belangrijk dat de christen gevoelig blijft voor de stem van de goede herder. Als Hij hem roept, moet de discipel niet bang zijn voor Hem, maar Zijn heerlijkheid zien, erkennen dat hij van deze heerlijkheid is weggelopen, zijn vreugde in iets anders heeft gezocht en zodoende is verdwaald. Bij het zien van Christus’ heerlijkheid zal hij verheugd zijn, belijdenis van zonde doen en vergeving ontvangen.
Christenen: hoeders van elkaars ziel
Hoewel Jezus de goede herder is, dient elke christen zich te realiseren dat hij een belangrijke plicht heeft ten aanzien van zijn eigen ziel en die van zijn broeders en zusters om hem heen. Dit is het hart van de pastorale praktijk – iedereen moet toezien op elkaar. Het is niet slechts de predikant, theoloog of pastoraal werker die deze taak op zich dient te nemen. Het is een opdracht voor ons allemaal. Deze opdracht wil ik nader uitwerken in een drietal principes:
1. Zie op elkaar toe
De schrijver van Hebreeën attendeert zijn lezers op de plicht die zij hebben – om er op toe te zien ‘dat bij niemand uwer een boos, ongelovig hart zij, door af te vallen van de levende God, maar vermaant elkander dagelijks, zolang men nog van een heden kan spreken, opdat niemand van u zich verharde door de misleiding der zonde; want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden’ (Hebreeën 3:12-14). Dit betekent dat we op een positieve manier betrokken dienen te zijn bij het leven van elkaar. We moeten dit echter niet opvatten als en verwarren met overmatige bemoeizucht. Als we een hartelijke, oprechte en goede relatie opbouwen met anderen, kunnen we elkaar ook persoonlijk bemoedigen en vermanen. Persoonlijke moeiten kunnen gedeeld worden. Onbeleden zonden kunnen vrijmoedig worden beleden. Geheimen kunnen in alle vertrouwen uit de duisternis gehaald worden. Christenen hebben allen deel gekregen aan Christus en willen dit voorrecht niet uit handen laten nemen door zonde en de duivel. Als iemand desondanks verdwaalt, verstrikt raakt in zonde en er zelf niet uitkomt, hebben wij elkaar nodig – we moeten elkaar wijzen op Christus en op Hem alleen. Want alleen als wij Zijn heerlijkheid aanschouwen en onze vreugde erin vinden, zullen wij leven.
2. Als je spreekt, laat het woorden zijn als van de goede herder
Jezus is de goede herder en Zijn volgelingen kennen Zijn stem. Hoe hebben wij Jezus leren kennen? Door Zijn Woord. Hoe kennen wij Zijn wil? Door Zijn Woord. Hoe hebben wij Zijn heerlijkheid zien schitteren? Door Zijn Woord. We moeten daarom allereerst het Woord openen om Hem te kennen. Hierin staan Zijn geboden en kunnen wij Zijn heerlijkheid zien schitteren. Clichés blijven immers clichés: slechts verkondigen dat ‘God van je houdt’, kan snel een dooddoener worden, net als de opmerking dat God de zonde haat; het moet niet oppervlakkig blijven. Paulus schrijft aan Timoteüs dat de Schrift het middel dient te zijn om foutieve inzichten van anderen te weerleggen, anderen te bestraffen en te bemoedigen (2 Timoteüs 3:14-17). De Bijbel is algenoegzaam om Gods kinderen te doen groeien in het navolgen van Jezus. Als iemand verstrikt is geraakt in zonde, is het in mijn optiek duurzamer om het Woord te openen en te zien wat God over die specifieke zonde zegt en welke heerlijkheid er in die woorden ligt. Altijd weer moeten we helder voor ogen houden en benoemen wat er op het spel staat. Wil iemand zijn algenoegzame vreugde vinden in Gods heerlijkheid of toch liever in alcohol? Of drugs? Of seks? Of iets anders? Willen wij de rust van Gods heerlijkheid binnengaan of wordt ons de toegang ontzegd doordat wij in ongeloof rondwandelen en wij niet begeren ultieme vreugde te vinden in de heerlijkheid van Zijn Zoon? Wij moeten elkaar elke keer in lankmoedigheid bij de hand nemen met deze belangrijke vraag: willen wij God zien en Zijn heerlijkheid zoeken? Waarom in lankmoedigheid? Omdat Paulus goed begrijpt dat het geloof een goede strijd is, die gevochten moet worden (1 Timoteüs 6: 12; 2 Timoteüs 4:7). En in de strijd worden overwinningen geboekt en nederlagen geleden. Het staat niet binnen een aantal seconden op zijn pootjes; er kan een langere tijd overheen gaan. De prijs van het eeuwige leven, om Gods heerlijkheid te zien en daar vreugde in te vinden, is een levenlang gevecht. Laten wij medestrijders zijn van elkaar door de goede herder te laten spreken middels het Woord en de heerlijkheid van die woorden te laten schitteren!
3. Wees geen huurling
De huurling verlaat de schapen als hij de wolf aan ziet komen. De grootste vijand van de christen zijn inwonende zonde en de satan, die hem probeert te ziften als de tarwe (Lucas 22:31), om de gelovige zo af te laten vallen van de levende God (Hebreeën 3:12). Als we de huurling geestelijk moeten duiden, betreft het iemand die zich onttrekt van een medebroeder –of zuster die de kracht van de zonde of verzoekingen van satan ervaart en erdoor lichtelijk struikelt. Juist als die persoon de meeste hulp nodig heeft en aangemoedigd moet worden de zielsvreugde in Christus alléén te vinden, rent de huurling weg en laat de worstelende persoon alleen achter. Het gevolg: de kracht van de zonde wordt niet getemperd, maar juist sterker gemaakt, omdat zo iemand geïsoleerd wordt. Uit zichzelf zal die persoon niet de kracht hebben om de zonde te overwinnen of de verzoeking van de boze te weerstaan. Laat Christus ons voorbeeld zijn! Hij roept het verdwaalde en gewonde schaap en als Hij het gevonden heeft tilt Hij het op Zijn schouders en draagt het terug naar de kudde. Te allen tijde dienen wij de vreugde in de heerlijkheid van Christus te herstellen, dan wel te vergroten! Jezus roept Zijn verdwaalde volgelingen, maar als Hij hen gevonden heeft blijft Hij niet roepen. Zijn laatste handeling in de zoektocht is niet het blijven roepen ‘Kom nu eens hier bij Mij!’, maar Hij ontfermt Zich over de verdwaalde personen en zal Zijn genade verlenen om hen veilig terug te brengen waar zij horen: in gemeenschap met Hemzelf, in Zijn licht.
Veilig in Christus’ handen
Christenen mogen zich bemoedigd weten door de heerlijke kennis dat zij een Heiland hebben die Zich zo sterk voor hen maakt, dat geen macht noch kracht hen uit Zijn hand kan roven (Johannes 10:28-29). Welk geweld ook wordt uitgeoefend op de christen, hij is veilig geborgen in Christus’ hand: Hij zal niet toestaan dat mensen de vreugde wordt ontnomen die zij hebben gevonden in het aanschouwen van de heerlijkheid van Gods eniggeboren Zoon. God heeft de gelovigen toevertrouwd aan Christus en wij kunnen Jezus ook ten volle vertrouwen. Hij heeft volkomen Gods wil gedaan toen Hij op aarde wandelde; Hij heeft verzoening gebracht voor onze zonden en heeft ons de Vader doen kennen; Hij heeft alle machten, die Gods heerlijkheid tegenstaan, ontwapend aan het kruis en zal hen vertrappen bij Zijn komst in heerlijkheid. Laten wij elkaar zo aanmoedigen, bemoedigen en vermanen de goede strijd van het geloof te blijven strijden tot de Almachtige ons thuishaalt in Zijn heerlijkheid.
God zij geprezen, dat Christus Borg staat voor hen, die Zijn heerlijkheid hebben aanschouwd en hier eeuwige vreugde in hebben gevonden!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.