Het is werkelijk een feest, blijdschap en hoopvolle bezigheid om Romeinen 5:1-11 te overdenken. Het is een kernachtig gedeelte waarin Paulus schrijft over het werk van Jezus Christus in sterven en opstanding, de zekerheid die dat werk met zich meebrengt en wat Zijn werk zegt over Gods verlossingsplan voor Zijn kinderen – ook wanneer zij moeten lijden.
1. Christus’ werk schenkt ons rechtvaardiging en vrede met God
In Romeinen 4 heeft Paulus geschreven over de rechtvaardiging van Abraham. Deze aartsvader is gerechtvaardigd door God. Hoe? Door te vertrouwen – tegen natuurlijk beter weten in – op Gods belofte. Abraham bleef erop vertrouwen dat God Zijn belofte kon en zou waarmaken. Zo werd zijn geloof “gerekend tot gerechtigheid” (zie 4:20-22). Dan trekt Paulus de lijn door naar ons, die vertrouwen op Gods belofte in Jezus Christus (4:23-25). In hoofdstuk 5 vers 1 schrijft hij dan ook:
“Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus.”
Wij zijn gerechtvaardigd uit het geloof. Dit betekent dat we niet bij God worden aangenomen en aanvaard op grond van iets in ons, maar dat wij ons vertrouwen stellen op Iemand Die “om onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt om onze rechtvaardiging” (4:25). Christus moest sterven om onze ongerechtigheid op Zich te nemen, zodat wij weer toegang konden krijgen tot gemeenschap met God de Vader. Wie op dit werk en deze belofte zijn vertrouwen stelt, zal worden gerechtvaardigd door God. Zijn zonden zullen worden vergeven en hij zal positioneel – dus niet praktisch – volledige, volmaakte gerechtigheid ontvangen, namelijk die van Christus, omdat Jezus een volmaakt, perfect en zuiver leven geleefd heeft.
2. Christus’ werk schenkt toegang tot Gods genade
Het verzoeningswerk van Jezus Christus schenkt niet alleen rechtvaardiging en vrede met God. In vers 2 lezen we:
“Door Hem hebben wij ook de toegang verkregen door het geloof tot deze genade waarin wij staan, en wij roemen in de hoop op de heerlijkheid van God.”
Christenen zijn mensen die door het sterven en de opstanding van Christus zijn verzoend met God. Paulus zegt hier: “Je staat in deze genade.” Je bent positioneel een kind van God. Je bent nu door het geloof – door jouw vertrouwen volledig op Christus en Zijn werk te stellen – Zijn eigendom. Rechtvaardiging en vrede met God zijn echter niet de enige zegeningen die tot christenen komen door deze genade. Door het geloof delen zij in alle geestelijke zegeningen die in Christus zijn (zie Efeze 1). Dit betekent dat zij de Heilige Geest in zich hebben wonen, Die hen gelijkvormig maakt naar het beeld van Christus (Romeinen 8:29).
3. Christus’ werk opent de weg naar Gods eeuwige en heerlijke toekomst
Vers 2 leert ons dat er nog een andere zegen voor christenen is weggelegd:
“…en wij roemen in de hoop op de heerlijkheid van God.”
Wat bedoelt Paulus hier? Wat is de “hoop op de heerlijkheid van God”? Kortweg betekent dit dat Paulus hier vooruitwijst naar de belofte van God dat Hij deze schepping zal herstellen. Zijn heerlijkheid zal op een dag de gehele aarde vervullen (zie Habakuk 2:14) en het leven van mensen zal dan volledig in het teken staan van die aanwezig heerlijkheid. Kortom: Paulus schrijft hier over de belofte dat God in de toekomst onder Zijn kinderen zal wonen en dat zij in Zijn tegenwoordigheid mogen leven – en dat voor eeuwig! En opnieuw: dit alles is alleen mogelijk doordat Christus Zijn verzoeningswerk perfect heeft volbracht.
4. Christus’ werk schenkt ons blijdschap in het lijden
In vers 3 en 4 zien we dat Paulus een opmerkelijke draai maakt:
“En dat niet alleen, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt, en de volharding ondervinding en de ondervinding hoop.”
Nadat hij in vers 1 en 2 heeft geschreven over de verworven zegeningen door Christus’ verzoeningswerk, wordt hij in vers 3 praktisch en gaat in op lijden. Christenen ervaren verdrukkingen. Zij lijden. En Paulus schrijft hier – heel opmerkelijk – dat christenen zich ook in het lijden verblijden. Maar hoe kan dat? Kijk, dat een christen zich verblijdt over de heerlijke toekomst die God beloofd heeft, is logisch. Dat is een prachtig, onbevattelijk vooruitzicht. Maar lijden en verdrukkingen? Waarom zouden wij ons daar in moeten verblijden? Paulus geeft een bijzonder antwoord. Lijden en verdrukking doen ons direct bepalen bij de hoop die wij hebben. En zo keren we weer terug naar vers 2, waar Paulus heeft geschreven over de hoop op de heerlijkheid van God. Hoe werkt dit dan precies? Want lijden en verdrukkingen kunnen het geloof toch ook een aardige knauw geven? Paulus beschrijft een proces van vier elementen:
Verdrukking – Volharding – Ondervinding – Hoop
Is het nu Christus’ werk of het lijden dat de hoop tot stand brengt? Er zit volgens Paulus duidelijk een verband. Het is niet zo dat een christen pas hoop kan hebben wanneer hij op een goede manier het lijden doorstaat. Maar volgens Paulus wordt je door het lijden zó gevormd, dat de hoop op Christus een stevige stempel op jouw identiteit gaat drukken. God werkt door het lijden heen de hoop steeds dieper in jou. Dat is wat hij hier duidelijk wil maken.
5. Wees in het lijden gericht op de hoop van het Evangelie
Op dit punt moeten wij iets heel belangrijks leren. We leven namelijk in een tijd dat ook het Westerse christendom therapeutisch van aard is. Ironisch genoeg zijn ook christenen, die niets van seculiere therapieën moeten hebben, wel degelijk therapeutisch ingesteld. Hoe herken je een therapeutische benadering? Dat is eenvoudig: mensen gaan direct proberen een oplossing voor het lijden te vinden: “Heb je dit al geprobeerd? Heb je er al voor gebeden? Heb je al Bijbelse hulp gezocht? Heb je al dit of dat bedacht?”
Kijk goed naar de structuur van Romeinen 5:1-11! Paulus plaatst het onderwerp “lijden/verdrukking” opmerkelijk genoeg binnen de beschrijving van de hoop die Christus in het Evangelie biedt. Vers 1 en 2 beschrijven de geestelijke en toekomstige zegeningen van christenen en vanaf vers 5 keert Paulus terug naar deze geweldig hoopvolle boodschap. Maar opmerkelijk genoeg doet hij geen enkele moeite om ideeën aan te dragen voor het terugdringen of wegnemen van lijden in ons leven.
Wij laten ons vaker op een therapeutische manier beïnvloeden dan we zelf misschien doorhebben. Paulus niet; hij wil ons in het lijden juist wijzen op de hoop die we in het Evangelie mogen hebben! Wordt daarmee het lijden weggenomen? Worden we hierdoor fitte, gezonde mensen? Nee, maar we leren in die omstandigheden wél om te doorleven wat de hoop van het Evangelie werkelijk betekent.
Het meest hoopvolle dat jij kunt doen voor mensen die op dit moment in lijden verkeren, is door met hen in gesprek te gaan over het Evangelie van Jezus Christus. Bespreek wat Hij heeft gedaan, bespreek de hoop die Hij verworven heeft door Zijn bloed. Bespreek het heerlijke vooruitzicht dat wij door Jezus Christus voor eeuwig bij God mogen zijn, in Zijn heerlijkheid. Het broze lichaam, dat langzaam aftakelt, zal op een dag worden opgewekt en vernieuwd. En dat allemaal dankzij Jezus Christus!
Het valt mij op dat in momenten van lijden, moeite en verdriet het gros van de christenen klaarstaat met een waslijst aan taken of adviezen: “Heb je dit…? Heb je dat…? Ik zou dit toch echt zó aanpakken…” Paulus leert ons hier: “Zeg mij niet wat jij zou doen, zeg mij wat Christus heeft gedaan!” Dit vind ik het nog het meest schokkend van alles: wij zijn als christenen blijkbaar lang niet altijd in staat om te gaan met de gebrokenheid en het lijden in het leven van broeders en zusters en we delen het Evangelie helemaal niet met hen! Wij gaan zo ontzettend snel aan de haal met oplossingen. Lees Paulus’ brieven maar eens en je komt erachter dat hij akelig berustend is wanneer het over lijden gaat. Hoe kan dat? Omdat hij zich in het lijden bewust is van de hoop die Christus met Zijn bloed gekocht heeft! Kennen wij dit besef ook? Of zijn wij meer van de oplossingsgerichte aanpak, zonder het Evangelie te delen?
6. Christus’ werk openbaart Gods liefde voor Zijn kinderen
Nadat Paulus heeft geschreven over de hoop in het lijden, gaat hij in vers 5 verder met de geweldige boodschap van het Evangelie:
“En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons gegeven is.”
We hebben net gezien dat Paulus eerst hoop en de toekomst met elkaar verbindt, daarna de hoop met het lijden en nu verbindt hij de hoop aan Gods liefde. Maar hoe zit dit precies? Hij legt het uit in vers 6 tot en met 8:
“Want toen wij nog krachteloos waren, is Christus op de bestemde tijd voor goddelozen gestorven. Want bij hoge uitzondering zal iemand voor een rechtvaardige sterven; hoogstens immers heeft iemand de moed om voor de goede mens te sterven; God echter bewijst Zijn liefde ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.”
In feite keert Paulus terug naar Christus’ werk in sterven en opstanding, maar nu met het accent op Gods liefde. Hij schrijft in vers 5 dat Gods liefde is uitgestort in het hart van Zijn kinderen. Hoe? Doordat Gods kinderen door het geloof in Jezus Christus deelgenoot zijn geworden van de eeuwige zegeningen die God in Zijn Zoon heeft gelegd. En deze gemeenschap met Christus overtuigt christenen van Gods liefde voor hen! Zij zien Christus’ sterven en opstanding en zien daarin Gods liefde voor hen.
Nu moeten we hieruit leren dat het waar is wat Paulus in vers 7 en 8 schrijft. Tegenwoordig horen mensen vaak dat God Zijn Zoon heeft gegeven, omdat wij als mensen zo “kostbaar” en “waardevol” zijn en dat God “ons helemaal ziet zitten”. Maar wanneer je Paulus’ woorden in vers 6 goed in je opneemt, ontdek je dat het tegendeel waar is.
7. Christus heeft onze plaats ingenomen
Wat is hier dan aan de hand? Paulus zegt dat wij, toen wij nog zondaars en goddeloos waren, krachteloos waren. Wat betekent dit? Het betekent dat wij op geen enkele manier vanuit onszelf de zegeningen konden bemachtigen die Paulus in dit gedeelte noemt. Rechtvaardiging en aanvaarding bij God? Vergeet het maar! Vrede met God? Onmogelijk! Voor eeuwig in Gods heerlijke nabijheid? Zit er helemaal niet in! Wij zijn totaal niet in staat om door enig werk deze zegeningen te verdienen.
Daarom moest er een andere oplossing komen. En God heeft die oplossing in liefde gegeven: Hij heeft een Plaatsvervanger gezonden, Zijn eigen Zoon. De zegeningen die wij niet door onszelf konden verkrijgen, heeft Hij voor ons gekocht met Zijn bloed. Dit is een geweldige blijk van Gods liefde! Maar het betekent ook dat ver wij van God zijn afgedwaald. Wij konden niet wat Christus heeft gedaan. Daarom zie je in vers 7 ook Paulus’ verwondering: het is al zeldzaam wanneer iemand voor een goed mens sterft, laat staan dat iemand voor een slecht mens sterft! Het is ongekend, het is uniek – en alleen Jezus Christus heeft het gedaan.
8. Christus’ werk in het verleden schenkt ons een zekere toekomst
Na de beschrijving van Gods unieke liefde voor Zijn kinderen in Christus, kijkt Paulus vanuit Christus’ werk in het verleden naar de zekerheid voor de toekomst (vers 9-11):
“Veel meer dan zullen wij, nu wij gerechtvaardigd zijn door Zijn bloed, door Hem behouden worden van de toorn. Want als wij, toen wij nog vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij behouden worden door Zijn leven, omdat wij verzoend zijn. En dit niet alleen, maar wij roemen ook in God, door onze Heere Jezus Christus, door Wie wij nu de verzoening ontvangen hebben.”
We zien Paulus in vers 9 en 10 duidelijk conclusies trekken voor de toekomst vanuit het verleden. Christus verwierf rechtvaardiging voor ons, dus nu zullen wij beschermd worden voor Gods toorn bij Zijn wederkomst. Dit is een beetje puzzelen, omdat we gewend zijn te zeggen dat Christus aan het kruis de toorn van God over de zonde heeft gedragen. Hoe kan Paulus hier nu dan zeggen dat Gods toorn opnieuw uitgegoten zal worden? Heeft Christus nu wél of niet Gods toorn over de zonde aan het kruis gedragen? Het antwoord luidt: ja, Christus heeft Gods toorn over de zonde aan het kruis gedragen, maar er zit een duidelijk afbakening in dit werk. Dit werk geldt uitsluitend voor Gods uitverkoren volk, voor allen die geloven in Christus. Wie niet in Christus gelooft, zal bij Zijn wederkomst Gods toorn ondervinden.
Paulus is hier echter niet bezig met een theologische puzzel, maar veel meer met de geweldige zekerheid dat als Christus toen [in het verleden] onze rechtvaardiging heeft gekocht met Zijn bloed, wij bij Zijn wederkomst [in de toekomst] niet getroffen zullen worden door Gods toorn. En zo zegt hij in vers 10 dat als wij toen [in het verleden] verzoend zijn met God door het sterven van Christus, wij straks [in de toekomst] behouden zullen worden door Zijn leven. Zie je dat? Het werk van Jezus Christus in het verleden biedt een geweldige, zekere en rotsvaste hoop! Daarom de geweldige en heerlijke conclusie in vers 11: “Wij roemen ook in God, door onze Heere Jezus Christus, door Wie wij nu de verzoening ontvangen hebben!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.