Kan vreugde in God losstaan van het kruis?
Persoonlijk heb ik geworsteld met de vraag wat de verhouding is tot het vinden van ultieme zielsvreugde in de Heere Jezus enerzijds en Zijn werk aan het kruis anderzijds. De manier waarop ik heb geschreven over het vinden van vreugde in Gods heerlijkheid kan de spannende vraag oproepen of het kruis in dit geheel wel zijn plek wordt gegeven die het behoort te krijgen – en om het scherper te formuleren: is vreugde in Gods heerlijkheid los te verkrijgen? Maakt dit het kruis overbodig? Het is absurd om op deze belangrijke vragen ‘ja’ te antwoorden. Nee, vreugde in Gods heerlijkheid kan niet bestaan zonder het lijden, sterven en de opstanding van de Heere Jezus. Wie meent zonder het kruis van Christus een behouden kind van God te kunnen zijn, ontneemt het Evangelie haar krachtige boodschap die levend maakt. Feitelijk is het zelfs zo, dat het hele fundament van de christen, Jezus Christus, nooit bestaansrecht zou hebben gehad als Jezus niet in alles, gedurende Zijn hele leven, de wil van de Vader perfect heeft gedaan.
Het is volbracht – maar wat is ‘het’?
Op dit punt wil ik je meenemen naar een veelgeciteerd Bijbelvers, Johannes 19:30. Hier staat het laatste kruiswoord van de Heere Jezus opgetekend, ‘Het is volbracht’. Wat bedoelt de Heiland als Hij zegt dat ‘het’ is volbracht? Vaak – zo niet altijd – worden deze woorden opgevat als een verwijzing naar Zijn lijden en sterven. Mensen stellen het dan zo voor, dat de Heere Jezus aan het kruis alles gedaan heeft om onze verlossing te verwerven. Wat ons te doen staat, is slechts te zien op dit kruis en dit werk aan te nemen. De aanmoediging om ‘te rusten in het volbrachte werk van de Heere Jezus’ wordt afgeleid uit dit vers. De vraag is echter of Jezus met deze woorden alleen Zijn lijden en sterven op het oog heeft, of dat dit moet worden opgevat als de perfecte vervulling van Gods werk in Zijn hele leven. Persoonlijk ben ik van mening dat de laatste verklaring de juiste is. Niet alleen Jezus’ lijden en sterven was de taak waarmee God Hem in de wereld heeft gezonden, maar alles wat Hij heeft gedaan behoort tot ‘het doen van Gods wil’. Zijn onderwijs en werken zijn minstens zo belangrijk als Zijn offer aan het kruis. Misschien heb je het beeld van het Evangelie dat Jezus uitsluitend kwam om te lijden en sterven. Maar als dit zo is, hoe moeten wij dan omgaan met Zijn onderwijs? Johannes schrijft in de proloog van zijn Evangelie dat hij en anderen de heerlijkheid van Christus hebben aanschouwd en hier kan gewoon niet enkel het lijden en sterven van de Messias mee bedoeld worden. Wat ik heb proberen aan te geven in het hoofdstuk over de wedergeboorte, is dat het zich toevertrouwen aan Christus niet alleen betrekking heeft op Zijn plaatsvervangend sterven, maar op Hem geheel. Het opvallende aan het Nieuwe Testament is dat de zaken toch complexer lijken te liggen dan wij ons vaak voorstellen. Wij zijn geneigd te zeggen: ‘ik vertrouw op het volbrachte werk van de Heere Jezus aan het kruis…’ Deze uitspraak kan erg snel verwateren tot een cliché en dan is mijns inziens de vraag waarom het Nieuwe Testament deze taal zelf niet bezigt, geheel op zijn plaats. Paulus schrijft bijvoorbeeld – terwijl de tranen in zijn ogen staan – dat sommigen wandelen als ‘vijanden van het kruis van Christus’ en Jakobus waarschuwt zijn lezers dat ‘geloof zonder werken dood is’ (Jakobus 2:14-17). De apostel Johannes schrijft nergens dat christenen hun redding kunnen aflezen aan het gegeven dat zij ‘rusten in het volbrachte werk van de Heere Jezus’. Op dit punt moet ik Arthur Pink gelijk geven.
Een andere passage die in dit opzicht niet ongenoemd kan blijven, is Handelingen 8:26-40, waar de kamerling uit Morenland vraagt of hij gedoopt mag worden. Wat zegt Filippus? ‘Indien gij van ganser harte gelooft gelooft, is het geoorloofd.’ En hij [de kamerling] antwoordde: ‘Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is’ (Handelingen 8:27).
Vandaag de dag hoor ik als belangrijkste criterium om gedoopt te mogen worden ‘het geloof dat Jezus mijn zonde aan het kruis gedragen heeft’. De geloofsbelijdenis van de kamerling gaat echter veel verder. Hij belijdt de Persoon Jezus Christus en niet slechts een aspect van Zijn ambten.
De genade van God en het kruis van Christus
Ik weet dat ik, door wat ik nu heb geschreven, de kans loop te worden bestempeld als ketter of kan worden beticht van dwaling. Daarom is het niet meer dan gepast mijn visie op het kruis van Christus uiteen te zetten. Ik wil dit zo concreet mogelijk doen. Het is Bijbels en dogmatisch om tegen mensen te zeggen dat zij hebben gezondigd, maar dat blijft grotendeels vaag. Er zijn mensen die zich hier totaal niet druk om maken en er zijn mensen die zullen zeggen dat er verschillende soorten en maten van zonden hebt en dat het met henzelf uiteindelijk best wel meevalt. Daarom moet ik beginnen uit te leggen wat het betekent dat de mens heeft gezondigd. Ik formuleer het als volgt:
God heeft ons geschapen, opdat wij Zijn heerlijkheid en schoonheid zien en hiervan genieten.
God heeft ons geschapen voor Hemzelf. Maar de mens is verleid om voor ‘eigen succes’ te gaan. Hij is voor zichzelf gaan leven. Hij wil zelf prachtig gevonden worden en als zodanig vereerd worden. De mens heeft dus gezondigd tegen God door niet de vreugde in Hem te vinden, maar in zichzelf. Vanaf de zondeval kunnen wij dus geen isgelijkteken zetten tussen de wil van God en de wil van de mens. Zonde roept Gods toorn op – alles moet tot eer van Hemzelf zijn. Hij is perfect, Hij is goed, Hij is rechtvaardig, Hij is de Norm. Wie afwijkt, komt uit bij de tegenpolen: onvolmaaktheid, slechtheid, kwaad en ongerechtigheid. Moreel is het dus niet vreemd dat God alles zal oordelen. Als God Zelf geen genade heeft, ligt het oordeel van alle mensen dus al vast: iedereen is verloren. Dit is precies de conclusie die de Bijbel trekt: ‘Allen hebben gezondigd en derven de nabijheid Gods’ (Romeinen 3:23). Niemand zocht God, niemand wil uit zichzelf van Hem genieten, niemand wil zijn vreugde in Hem vinden, niemand wil Zijn schoonheid zien. Dat is wat de Bijbel zonde noemt. Specifieke zonden zijn hier een gevolg en uiting van.
Omdat God wél genadig heeft willen zijn voor mensen, heeft Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven, als ‘een losprijs voor velen’ (Matteüs 20:28). Jezus Christus heeft Zijn leven gegeven als een losprijs: Hij heeft onze schuld op Zich genomen. God heeft als het ware tegen Christus gezegd: ‘Mijn Zoon, zij hebben Mij niet gezocht. Zij hebben niet van Mij willen genieten. Zij hebben hun vreugde niet in Mij willen vinden. Zij begeerden niet Mijn schoonheid te zien. Ik zend jou de wereld in, opdat het voor hen weer mogelijk wordt volmaakt van Mij te kunnen genieten en ultieme zielsvreugde in Mij te vinden.’ De Zoon stemde hiermee in: ‘Zie, hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen’ (Hebreeën 10:7). Daarom is de Heere Jezus naar deze wereld gekomen. Hij heeft door Zijn lijden, sterven en opstanding verzoening gebracht tussen God en mensen. Nu is het voor ons weer mogelijk om vrijmoedig tot God te gaan en van Hem te genieten. Aan het kruis is de straf op de zonde betaald.
De belofte van de Heilige Geest
Het kruis heeft nog iets anders tot stand gebracht. En dit is iets waar nog maar weinig over wordt gepreekt. Het kruis rekent niet alleen af met de schuld, maar ook met de oude, ik-gerichte, menselijke natuur. Omdat Christus zondeloos is, kon de dood geen vat op Hem houden. Hij stond op uit het graf en heeft bij Zijn hemelvaart de belofte van de Heilige Geest gegeven. Deze is uitgestort op het Pinksterfeest (Handelingen 2:1-4). God wil Zelf dat wij weer volmaakt van Hem kunnen genieten. De straf van begane zonden uit het verleden is hiervoor niet genoeg; de mens moet worden wedergeboren. Hij moet nieuw leven ontvangen, waarin hij ernaar verlangt Gods heerlijkheid te zien. De Heilige Geest van God wekt mensen tot dit nieuwe leven, waardoor zij nieuwe scheppingen worden (1 Korinte 5:17). Gelovigen hebben de Heilige Geest ontvangen; de Geest woont in hen. Hij getuigt van de Heere Jezus en verheerlijkt Hem (Johannes 15:26; 16:14), waardoor kinderen van God de voortreffelijkheid van hun Heiland meer en meer ontdekken en zich erin zullen verheugen. Het werk aan het kruis en het werk van de Geest mogen dus niet van elkaar losgekoppeld worden. Ik zie het kruis van Christus als Gods verheven middel tot verzoening, zodat wij voor eeuwig van Hem kunnen genieten.
Voor wie het kruis niet tot nut is
De verbinding tussen kruis en Geest breng ik bewust ter sprake, omdat iemand kan belijden te geloven dat Jezus zijn straf heeft gedragen, maar hiermee is het nog helemaal geen uitgemaakte zaak dat de Heilige Geest deze persoon daadwerkelijk tot nieuw leven heeft gewekt. Paulus schrijft: ‘Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe’ (Romeinen 8:9). Het is de Heilige Geest die met onze geest ‘getuigt dat wij kinderen Gods zijn’ (Romeinen 8:16). Iemand mag dus nooit uit zichzelf zeggen dat God hem heeft gered. De Heilige Geest moet dit met hem getuigen. Het kruis van Jezus Christus heeft de weg naar het genieten van God vrijgemaakt, maar het is de Heilige Geest die dit leven moet wekken – door het geloof in de Heere Jezus. Door de Zoon van God in perfecte schoonheid te openbaren en het hart van de zondaar aan te raken, door hem van een godhatend mens te veranderen in iemand die ernaar verlangt God te zien. Als de Geest dit doet, zal Hij er ook van getuigen dat de persoon door Zijn werking een kind van God is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.